J. ZANDEE: 504. Het verhaal van een dwangarbeider.  Uitgegeven in eigen beheer, 2006, 171 pagina's tekst (met veel foto's) en vele bijlagen.


  1. Mijn eigen vader (geboren in 1922) was tijdens de Tweede Wereldoorlog tewerkgesteld in Duitsland. Hij heeft daar nooit veel over verteld. Ik weet niet hoe lang hij in Duitsland is geweest, waar hij heeft gewerkt en welk werk hij moest doen. Alleen herinner ik mij een enkele opmerking van hem over slechte verblijfs-omstandigheden (slecht eten en veel ongedierte). Ik bezit geen documenten van hem uit die tijd.
  2. Zelf ben ik van na de Tweede Wereldoorlog (geboren in 1953). Maar als predikant heb ik verschillende gemeenteleden gesproken die tijdens de oorlog in Duitsland hebben gewerkt. Hun verhalen lopen sterk uiteen. Noord-Duitsland of het Ruhrgebied, werken op het platteland of in een fabriek, slechte of iets minder slechte huisvesting - dat maakte verschil. Onder het oorlogsgeweld (bombardementen van de geallieerden) had de éne streek veel meer te lijden dan de andere. De ervaringen met andere dwang-arbeiders en met de Duitse bevolking ter plaatse liepen sterk uiteen.
  3. Dhr. J. Zandee ken ik enkel als kerkganger in de naburige gemeente 's-Heer Hendrikskinderen. Vorig jaar gaf hij een boek uit over zijn ervaringen als dwangarbeider in Duitsland: 504. Het verhaal van een dwangarbeider. Tot mijn verrassing schonk hij mij een exemplaar. Het boek is fraai uitgegeven: groot formaat, harde kaft, veel foto's, prima gedrukt, boeiend geschreven. Zoals de ondertitel zegt: het is een persoonlijk verhaal. Alle dwangarbeiders hebben hun eigen verhaal. Maar ik denk dat veel dwangarbeiders iets in het boek van Zandee zullen herkennen.
  4. De sleutel tot het boek vinden we in het Voorwoord en in het Nawoord. In het Voorwoord schrijft Zandee: Uit eigen ervaring weet ik dat velen in die tijd geen keuzemogelijkheid hadden om zich te onttrekken aan de tewerkstelling. Bij terugkomst in Nederland werden velen door onbegrip getroffen. Men verweet de teruggekomen dwangarbeiders dat ze voor de vijand hadden gewerkt (pag. 5). En in het Nawoord: Dit verhaal is een protest tegen het onrecht, dat ieder die gedwongen werd in Duitsland te gaan werken, is aangedaan. Het protest betreft niet alleen de Duitse nazi-vandalen, maar ook, en dat is erger, de Nederlandse ambtenaren en onze regering die tijdens de oorlog in Londen waren. Voorts alle regeringen, vakbondsleiders en een massa mensen, die tot op de dag van vandaag een verkeerd beeld hebben van de dwangarbeid tijdens de Tweede Wereldoorlog (pag. 167). In de eerste oorlogsjaren werkten veel Nederlandse burgemeesters, wethouders en arbeidsbureaus mee aan de tewerkstelling in Duitsland (pag. 169; pag. 17). Mogelijkheden om onder te duiken waren er in de eerste oorlogsjaren nog nauwelijks; die kwamen er pas na 1943, en dan nog slechts in beperkte mate (pag. 167-168; pag. 16). Wie zich aan de tewerkstelling onttrok, riskeerde daarmee represailles tegen naaste familieleden (pag. 16). Wie werd opgeroepen, had dus geen keus. Daarmee toont Zandee aan dat niemand het recht heeft, dwangarbeiders als collaborateurs na te wijzen (pag. 169).
  5. Zandee vertelt zijn verhaal bijzonder levendig en gedetailleerd. Hij heeft het boek geschreven aan de hand van een dagboek, dat ik bij hield tijdens mijn verblijf in Duitsland (pag. 171). Ik weet niet hoe uitvoerig dit dagboek is. Het vermelden van zoveel bijzonderheden wijst op een geheugen als een ijzeren pot. Zandee had ook een foto-toestel. Een aantal foto's van zijn verblijf in Duitsland zijn afgedrukt in het boek. Over de afscheidsfoto uit de periode van de bevrijding schrijft hij: Die foto werd door mij gemaakt. Het was de laatste foto die er in Duitsland is gemaakt. Mijn fotorolletje was vol en er waren geen nieuwe meer te koop (pag. 126).
  6. De hoofdlijn van het boek is als volgt. Jan Zandee werd in 1924 geboren in Biezelinge (Zuid-Beveland). Bij ons thuis was met de paplepel ingegeven dat Hitler een Satanskind was. We meenden dat we ons zo veel mogelijk moesten verzetten (pag. 10). In de eerste jaren van de bezetting kwam het tot een aantal kleine conflicten met pro-Duitse Nederlanders (pag. 9-13). In februari 1943 werd Zandee (toen 18 jaar oud) opgeroepen voor tewerkstelling in Duitsland (pag. 13). Mogelijkheden om onder te duiken waren er niet (pag. 13). Onderduiken zou trouwens hebben geleid tot represailles tegen ouders en broers (pag. 14-16). Per trein werden de dwangarbeiders vanuit Goes via Breda naar Duitsland vervoerd (pag. 18). Zandee werd tewerk gesteld in de fabriek van Daimler-Benz bij Stuttgart, in afdeling 504 (vandaar de titel van het boek). De afdeling werd geleid door een zekere Gänzle: een fanatieke Nazi, een echte slavendrijver, met een vreselijke grote smoel (pag. 25). Op de afdeling werkten Duitsers (lang niet allemaal nazi's), maar ook Russen, Polen, Fransen en Nederlanders. De dwangarbeiders probeerden voortdurend de productie te saboteren: druk bezig zijn, maar zo weinig mogelijk produceren (pag. 27). Zandee probeerde zo snel mogelijk het plaatselijke Schwäbische dialekt te leren, gedachtig aan Jozef, die de taal der Egyptenaren moet hebben gesproken, en aan Daniël die een god als Nebukadnesar te woord kon staan. Verder leerde hij Russisch van een Russische lotgenoot. De nachtdienst leende zich daar bij uitstek voor, vooral als we wegens luchtalarm soms uren in de schuilkelder doorbrachten (pag. 28). De dwangarbeiders werden ondergebracht in een Lager in Fellbach, bijgenaamd het Vlooientheater (een foto op pag. 33). De omstandigheden waren er erbarmelijk. Na enige tijd vonden Zandee en zijn collega Wim door middel van een advertentie in een plaatselijk dagblad een pension bij een Frau Mergenthaler. Daar was het verblijf een stuk beter en gezelliger (pag. 35-36). Er was daar ook gelegenheid om naar Radio Londen te luisteren (pag. 39). In september 1943 begonnen de bombardementen van de geallieerden (pag. 47). Op 5 september 1944 werd Daimler-Benz door een bombardement grondig verwoest (pag. 87). Daarna moest met grote inspanning de fabriek weer worden hersteld en de productie voortgezet (pag. 90-93). In deze zelfde tijd kreeg hun kostvrouw opdracht van de politie om haar kostgangers de huur op te zeggen. Ze vonden onderdak in een eetcafe "Zur Krone", waar al een aantal Belgen verbleven (pag. 95-97). De laatste oorlogswinter was bar koud en de rantsoenen karig. Vanaf januari 1945 verbleven Zandee en enkele collega's in een voormalig kantoor van de fabriek in Neckartenzlingen (pag. 102-104); later in een barak wat verderop (pag. 113). Het voedsel werd steeds meer een probleem (pag. 106-108). In het voorjaar van 1945 daagde de bevrijding. In april ging de fabriek op slot (pag. 119). De groep dwangarbeiders raakte in de vuurlinie (pag. 120-122). Na de bevrijding (Zandee noemt als datum: 20 april) sloegen de Russische dwangarbeiders aan het plunderen. In een mum van tijd werden alle winkels opengebroken en geplunderd. Aan dat soort praktijken had ik geen behoefte (pag. 123-125; 132-134). Zandee vond onderdak bij een Frau Koch. Haar kleinzoon verbleef als Duits soldaat in Holland: in het Zeeuwse Kloetinge (pag. 125-126). Na de bevrijding begon de moeizame terugtocht. Met een Franse vrachtauto naar Stuttgart (pag. 129-132). Lopend naar Fellbach naar voormalig hospita Frau Mergenthaler (pag. 135-139). Met een militair transport via Frankfurt, Keulen en Düsseldorf naar de grens bij Venlo (pag. 140-141). Maar ze mochten Nederland niet in, in tegendeel: we moesten Duitsland weer in, naar Kevelaar. Van daaruit zouden we officieel gerepatrieerd worden. Dat viel tegen (pag. 142). In Kevelaar werden ze ondergebracht in een deels verwoeste bedevaartskerk. De enige droge plaats was onder het marmeren altaar (pag. 142). Enkele dagen later met trucks naar Nederland. In Eindhoven werden de gerepatrieerde dwangarbeiders geregistreerd. Er werden gemene opmerkingen gemaakt: "Waarom zijn jullie niet ondergedoken."Of: "Jullie hadden moeten onderduiken!" Ze gaven ons het gevoel dat wij de slechte Nederlanders waren: we hadden voor de Moffen gewerkt (pag. 146). Daarna per trein naar Roosendaal. Tenslotte liftend naar huis. De thuiskomst na twee jaar was emotioneel. Alles wat ik er nu van weet, hebben ze me later verteld (pag. 149).
  7. In het laatste deel van het boek (pag. 155-166) vertelt Zandee over de tijd na zijn thuiskomst. In het algemeen was men niet geïnteresseerd in onze belevenissen. Ieder had zo zijn eigen sores en wij hadden er ook geen behoefte aan om uitgebreid ons verhaal te doen. Bovendien: wij hadden voor de Moffen gewerkt en 'iedereen hier' was natuurlijk in het verzet geweest! ... Er stonden toen geen zielenknijpers op je te wachten, zoals tegenwoordig en zeker niet voor hen die in Duitsland gewerkt hadden (pag. 155). In 1959 brachten Zandee en zijn vrouw een bezoek aan zijn oude hospita in Fellbach en aan de fabriek van Daimler-Benz. Hij ontmoette daar zijn voormalige afdelingshoofd Gänzle. Die vroeg hem om vergeving. Daar stond ik. Ik keek hem aan en moeizaam kwam het er uit: "vergeven wel, maar vergeten niet." (pag. 157). In 1986 gaf Daimler-Benz een gedenkboek uit ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan. Wat mij interesseerde waren natuurlijk de jaren '40-'45. Toen ik de berichtgeving over die periode las, werd ik woedend. Het leek wel of de dwangarbeiders tijdens de oorlog met vakantie geweest waren bij Daimler-Benz (pag. 160). Zandee nam contact op met de auteurs van het boek. Zij bewerkten dat de directie alsnog een financiële regeling trof: Zij besloot 25 miljoen via het Rode Kruis beschikbaar te stellen voor de dwangarbeiders van Daimler-Benz. Voor Nederland kwam dat neer op 1,8 miljoen gulden. Dit bedrag kwam echter niet rechtstreeks ten goede aan de dwangarbeiders. Speelde hier ook weer de gedachte dat men zich niet druk moest maken om mensen die in Duitsland hadden gewerkt? Ze waren toch fout geweest? (pag. 161). Inmiddels was de Vereniging Dwangarbeiders Nederland, VDN, opgericht. Zandee ijverde voor de oprichting van een Zeeuwse afdeling en werd daarvan voorzitter (pag. 162). In 1995 sprak hij op een bijeenkomst in Fellbach ter gelegenheid van de 50-jarige bevrijding. Alle reis- en verblijfkosten werden door Daimler-Benz vergoed (pag. 163). Zijn verhaal kreeg veel bijval (pag. 165-166).
  8. In het boek treft ons de verscheidenheid van mensen. Tijdens een oorlog lijkt het "wij" tegenover "zij", maar dat beeld is te simpel. Onder de Nederlanders waren er nazi-sympathisanten en verzetshelden, maar de meeste mensen zaten daar tussen: meelopers en bangerikken, mensen die hun plicht bleven doen en daarmee meewerkten met de bezetter: 80% van de Nederlandse bedrijven werkte voor de bezetter. Ook de boerin die de koe molk (pag. 167). Maar na de oorlog was 'iedereen hier' natuurlijk in het verzet geweest (pag. 155). In Duitsland ontmoette Zandee nazi's als afdelingsleider Gänzle, maar ook de hartelijke Frau Mergenthaler; en Frau Koch die zich zorgen maakte over haar kleinzoon in Holland. De Russische dwangarbeiders waren lotgenoten, maar na de bevrijding maakten ze zich schuldig aan gooien, smijten, roven en plunderen (pag. 122-124). Zelf komt Zandee naar voren als een sterke persoonlijkheid. Nog maar 18 jaar als hij op transport naar Duitsland wordt gesteld, is hij in verschillende situaties de natuurlijke leider.
  9. Door het hele boek heen speelt het geloof van Zandee. Van zijn predikant had hij een boekje meegekregen "een gebed voor elke dag". Wanneer hij zo'n zelfde boekje ziet bij één van de andere dwangarbeiders, geeft dat direct een aanknopingspunt (pag. 25). Samen gaan ze naar de plaatselijke kerk. Na de dienst werden we, bij het verlaten van de kerk, door een dorpsbewoner uitgenodigd voor een kopje koffie. Dat sloegen we natuurlijk niet af (pag. 30). Ook met Frau Mergenthaler gaan ze mee naar de kerk (pag. 36). Later gaan ze naar de bijeenkomsten voor dwangarbeiders op zondagmiddag in de Marcus Kirche in Stuttgart (pag. 53). Op eerste kerstdag 1944 gaat een groepje Nederlandse dwangarbeiders naar het kerkje op de Rotenberg. Maar wanneer de predikant bidt om Gods zegen over het Duitse Ardennen-offensief, verlaten ze de kerk (pag. 102).
    Zandee weigerde op zondag te werken: "Omdat ik God meer gehoorzaam moet zijn dan de mensen". Daarom moest hij enige tijd 's zaterdags na de nachtdienst doorwerken, dus bijna vierentwintig uur achter elkaar (pag. 38-39). Toen hij dat niet meer volhield, werd het doorwerken beeindigd. Hij moest toen denken aan de bemoediging van een eenvoudige dorpsgenoot bij zijn vertrek: "Hij gaat met je mee, Jan. Ook als je denkt dat Hij er niet is, zal Hij toch bij je zijn."; en aan zijn vader, die eens gezegd had: Jij dacht dat er geen wonderen meer gebeurden? Ze zijn er wel maar we zien ze vaak niet (pag. 41-42).
    De dwangarbeiders in het Lager hebben een verschillende kerkelijke en buitenkerkelijke achtergrond (pag. 97). Ze voeren wezenlijke geloofsgesprekken met elkaar: over God Die de wereld goed geschapen heeft en de mensen die er door hun hebzucht, eigenwijsheid en onverdraagzaamheid één grote ellende van maken - maar ook de bijbelse verwachting van een happy end: het goede zal het kwade overwinnen! (pag. 99-100).
  10. Het verhaal van Zandee is levendig en gedetailleerd. De foto's helpen om zich de situatie enigszins voor te stellen. Toch is het voor ons nu vrijwel onmogelijk zich echt in te leven in de extreme omstandigheden waarin deze toen 18- tot 20-jarige Zeeuwse jongen zich bevond, samen met al zijn lotgenoten. Toen hem na terugkomst werd gevraagd wat ze daar allemaal meegemaakt hadden, was ons antwoord: "We hebben samen gelachen, samen gehuild, samen gebeden en samen gevloekt." (pag. 155).

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA