Tom Wright, Goede Vrijdag. De dag dat de revolutie begon, Van Wijnen Franeker, 2016, 414 pag.

Bij mijn afscheid als predikant kreeg ik dit boek ten geschenke van mijn college Gerard van de Wetering van de Vrije Evangelische Gemeente te Goes (Bethelkerk), met de woorden: "ik lees op je website nog wel wat je ervan vindt" - bij dezen, Gerard!

Tom Wright (1948) is een vooraanstaande Britse nieuwtestamenticus. Hij is tevens voormalig bisschop van Durham in de Church of England (2003-2010); in die periode was hij ook lid van het House of Lords. Naar Wright wordt regelmatig verwezen als 'de belangrijkste' hedendaagse nieuwtestamenticus. Daarbij wordt dan vaak genoemd dat hij zowel academisch als populair een grote kwantiteit en kwaliteit bereikt. Zijn academisch werk wordt meestal gepubliceerd onder de naam N.T. Wright, zijn populaire werk onder de naam Tom Wright (Wikipedia). Wat de grote kwantiteit betreft: Wright is een uitermate productieve schrijver van dikke (populair-)theologische pillen. Zijn grote kwaliteit maakt dit boek over Goede Vrijdag zeker de moeite waard.

Wright schrijft vlot zonder oppervlakkig te worden, zijn dikke boek leest makkelijk. Soms zó makkelijk dat ik me af en toe afvroeg: wat heb ik nu ook al weer gelezen? Wright schrijft niet erg ordelijk en valt nogal eens in herhaling - vooral doordat hij zich telkens weer opnieuw afzet tegen een zijns inziens verkeerde visie op de dood van Jezus. Die verkeerde visie vat hij herhaaldelijk samen in drie punten (bijvoorbeeld op pag. 46-47 en pag. 149):
(1) Alle mensen doen zonden: we zakken allemaal voor het toelatingsexamen in morele bekwaamheid. Wright noemt dat met officiële theologische termen moralisering van onze anthropologie.
(2) Daarom is God boos op ons en wil ons eeuwig laten branden in de hel. Maar gelukkig komt de liefdevolle Jezus tussenbeide en stilt door Zijn lijden en sterven de toorn van Zijn Vader (Wright noemt dat een heidens denkbeeld: paganisering van onze soteriologie).
(3) Als we dat geloven, komen we (= onze ziel na onze dood) in de hemel - alsof dat de bestemming is van ons leven (volgens Wright komt die gedachte niet uit de Bijbel maar van Plato: platonisering van onze eschatologie).
Wright komt telkens weer terug op deze - zijns inziens verkeerde - visie op de dood van Jezus. Hij doet dat omdat volgens hem heel veel (orthodoxe en evangelische) christenen deze gedachten tussen hun oren hebben en (onbewust) in dat kader alles opvatten wat ze horen of lezen over de dood van Jezus. Dat herken ik wel. Ook ik heb regelmatig geprobeerd die misverstanden van gemeenteleden bewust te maken aan de hand van de overbekende tekst Johannes 3:16: God heeft de wereld zo liefgehad dat Hij Zijn enige Zoon gaf. Alle orthodoxe en evangelische christenen kennen die tekst - maar ze doen (bidden - zingen - spreken) vaak alsof er stond: God heeft de wereld zo gehaat dat Hij Zijn enige Zoon doodde (pag. 51). Ik begrijp dus wel waarom Wright deze verkeerde visie telkens weer opnieuw noemt en bestrijdt. Maar op den duur denk je: nu weet ik het wel. Als hij deze herhalingen achterwege had gelaten, wat zijn boek vele tientallen pagina's minder dik geworden.

Het begrip platonisering brengt mij nog op een ander punt. Voor Plato is de historische werkelijkheid een flauwe afschaduwing van de eeuwige ideeënwereld. De geschiedenis is uiteindelijk niet van belang, het gaat om de eeuwigheid. - In de ondertitel van het boek van Wright staat het woord revolutie. Bij revolutie denken we aan een omwenteling ín de geschiedenis: de Franse revolutie in 1789, de Russische revolutie in 1917, enz. Volgens Wright is ook Goede Vrijdag een, nee: dé omwenteling in de geschiedenis. De geschiedenis als zodanig is dus van fundamenteel belang. Dit dilemma (hemelse eeuwigheid of aardse geschiedenis) komen we tegen door de hele (kerk)geschiedenis heen. Ik noem een paar voorbeelden.
- In de zeventiende eeuw stonden in het Nederlandse kerkelijke leven de aanhangers van Voetius (1589-1676) en Coccejus (1603-1669) tegenover elkaar. Voetius geldt als één van de vaderen van de Nadere Reformatie, met alle aandacht voor het persoonlijke geloofsleven en de persoonlijke levensheiliging. Coccejus had veel meer aandacht voor de geschiedenis van God met de mensheid, door hem uitgewerkt in een stelsel van opéénvolgende verbonden. Zijn theologie wordt getypeerd als heilshistorisch.
- Bij een heilshistorische benadering gaat het om Gods werk in de geschiedenis. Een heilsordelijke benadering let op Gods werk in ons persoonlijke (geloofs)leven. Neem Romeinen 7, waarin Paulus in de ik-vorm spreekt over de betekenis van de wet. Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven, en het gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn ... (vs 9 en 10). Uitleggers die dit hoofdstuk heilsordelijk benaderen, kunnen er over discussiëren of hier de onbekeerde of de bekeerde mens spreekt (pag. 278-279); je kunt het ook ontwikkelingspsychologisch lezen: als een autobiografische terugblik van Paulus op zijn puberteit. Wright leest dit hoofdstuk heilshistorisch: De 'ik' in Romeinen 7 is een literaire vorm van Paulus om het levensverhaal van Israël onder de Tora te vertellen (pag. 277).
- Een vergelijkbare discussie werd in de jaren '30 en '40 in de Gereformeerde Kerken gevoerd over de prediking. Hoe moet er gepreekt worden over de Bijbelse verhalen: exemplarisch of heilshistorisch? Exemplarische predikers zagen in elk Bijbelverhaal een voorbeeld voor ons, in positieve of negatieve zin. Heilshistorische predikers wezen in elk Bijbelverhaal aan "hoe laat het hier is op de klok van Gods heilsgeschiedenis". Neem bijvoorbeeld het verhaal van David en Goliath (1Samuel 17). Je kunt over dit verhaal exemplarisch preken door er tijdloze waarheden uit te halen zoals "in het geloof de grootste moeilijkheden tegemoet treden" of "niet vertrouwen op wapengeweld". Heilshistorisch kun je in dit verhaal horen hoe de HEER Zijn volk redt in een kritieke situatie en daardoor de voortgang van Zijn heilsgeschiedenis waarborgt; of je ziet in David die zijn leven voor zijn volk waagt een type (voorafschaduwing) van Christus, de Zoon van David Die Zijn leven voor ons geeft.
- Een voorbeeld van Wright zelf: de manier waarop Paulus in Romeinen 4: 3 Genesis 15 aanhaalt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Wright over deze tekst (pag. 306): Paulus zegt niet: 'God zal zondaren rechtvaardigen uit geloof zodat ze naar <de> hemel kunnen, en Abraham is daar een vroeg voorbeeld van' [exemplarisch: Abraham als voorbeeld van geloof], maar: 'God ging een verbond met Abraham aan om hem een wereldwijde familie te geven van zondaren die vergeving kregen en die gelovige aanbidders werden, en de dood van Jezus is het middel waardoor dit gebeurt' [heilshistorisch: het geloof van Abraham als een wezenlijk moment in Gods geschiedenis met de mensheid].

Wright denkt dus duidelijk heilshistorisch. Daarbij gebruikt hij regelmatig de term verhaal. Nu moet je altijd goed opletten als theologen het woord verhaal gebruiken. Sommige theologen bedoelen met verhaal: een vertelling met een boodschap, zonder dat het van belang is of die vertelling historische feiten bevat. In die zin kun je bijvoorbeeld zeggen: het Bijbelboek Job is een verhaal. Het doet er niet toe of er echt een meneer Job heeft bestaan, het gaat om de bedoeling van het boek. Net zo min als het er bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan toe doet of er écht een reiziger is overvallen tussen Jeruzalem en Jericho, die door een Samaritaan werd geholpen. Het gaat in de gelijkenis om de bedoeling van Jezus: Doe net zo als die Samaritaan (Lucas 10:37). - Maar als Wright regelmatig de term verhaal gebruikt, dan doen de historische feiten er wel degelijk toe: de geschiedenis doet ertoe (pag. 338). Want in de geschiedenis van de mensheid brengt God Zijn koninkrijk. In de geschiedenis van God met de mensheid betekent Goede Vrijdag het keerpunt, de revolutie.

Om dat moment heel precies aan te geven spreekt Wright telkens over Goede Vrijdag, om zes uur 's avonds. Die tijdsaanduiding verbaast me een beetje. Volgens de Evangeliën sterft Jezus rond het negende uur (Marcus 15:34), ongeveer drie 's middags. 

Na deze inleidende opmerkingen een kort overzicht van de inhoud van het boek van Wright.

DEEL 1 INLEIDING

1. Aanstootgevend maar van vitaal belang - Waarom het kruis?

In dit hoofdstuk geeft Wright een impressie van de enorme kracht van het kruis door de eeuwen heen: in beeldende kunst en muziek, in liederen en literatuur, binnen en buiten kerkelijke / christelijke kring. In onze Nederlandse situatie noem ik de traditie van de Mattheus-Passion, die elk voorjaar weer veel aandacht krijgt, ook buiten kerkelijke kring; en aan een evenement als The Passion, waar elk jaar opnieuw miljoenen mensen naar kijken. Dat brengt Wright tot de vraag: wat is er dan aan de hand met dit verhaal en vooral met de gebeurtenis zelf waardoor het dat vermogen heeft? (pag. 26). Er moet toch meer aan de hand zijn dan de traditionele gedachte dat het er bij de dood van Jezus allemaal om ging dat God mij redde van mijn 'zonde' zodat ik 'naar de hemel' kon (pag. 14). Wright wil die persoonlijke betekenis niet loslaten maar in een groter kader zetten. Daarvoor gebruikt hij het woord revolutie.

2. Worstelen met het kruis, toen en nu.

De grote leergeschillen binnen de christelijke kerk draaiden in de eerste eeuwen om de verhouding tussen God, Jezus en de Geest. Zo ontstonden de grote dogma's van de Drieëenheid en de Christologie (de twee-naturenleer: Jezus is waarachtig God en waarachtig mens). De belijdenissen van de Oude Kerk, zoals de Apostolische Geloofsbelijdenis, formuleren geen leer over de verzoening door Christus. De Geloofsbelijdenis van Nicea zegt enkel: Terwille van ons mensen en van ons behoud is Hij neergedaald uit de hemel en vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en is een mens geworden. Hij is ook voor ons gekruisigd onder Pontius Pilatus, heeft geleden, is begraven - maar hoe dat "voor ons" werkt, dat wordt niet uitgewerkt. De oude kerkvaders dachten hierbij aan twee dingen: (1) aan het kruis behaalde Christus de grote overwinning op de machten van het kwaad, en (2) Jezus stierf in onze plaats, zodat wij niet hoeven te sterven (pag. 34). In de Oosterse kerk staat sindsdien Pasen centraal - het kruis geldt daar "enkel" als een voorspel van de opstanding (pag. 35).
In de Westerse kerk staan in de Middeleeuwen twee concepten tegenover elkaar, die verbonden worden met twee theologen: Anselmus en Abelardus.
Anselmus werkte de leer van de verzoening door voldoening uit: door de zonde van de mensen is de eer van God aangetast, en Christus voldoet in onze plaats de straf voor die aantasting van Gods eer.
Deze gedachte vinden we terug in de Heidelbergse Catechismus zondag 4- 6. De Catechismus stelt ons de vertoornde God voor ogen: Hij vertoornt Zich schrikkelijk beide over de aangeboren en werkelijke zonden, en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwiglijk straffen (zondag 4). Maar in onze belijdenisgeschriften horen we ook een ander geluid. De Nederlandse Geloofs-Belijdenis tekent ons, in de geest van Calvijn, een God Die in Zijn bewogenheid zondige mensen zoekt: Wij geloven dat onze goede God, door Zijn wonderlijke wijsheid en goedheid, ziende dat zich de mens alzo in de lichamelijke en geestelijke dood geworpen, en geheel ellendig gemaakt had, Zichzelven begeven heeft om hem te zoeken, toen hij al bevende voor Hem vlood, en heeft hem getroost, belovende hem Zijn Zoon te geven, Die worden zou uit een vrouw (Gal. 4:4), om de kop der slang te vermorzelen (Gen. 3:15), en hem gelukzalig te maken (artikel 17). We kunnen ook zeggen dat de Heidelbergse Catechismus zondag 4- 6 meer logisch redeneert (waarom moest Jezus sterven?) en dat de Nederlandse Geloofs-Belijdenis artikel 17 meer heilshistorisch vertelt (de geschiedenis van Gods belofte).
Abelardus ziet in het kruis hét bewijs van Gods liefde, die ons beweegt om God en onze medemensen lief te hebben (een gedachte die terugkomt in publicaties van dr. Herman Wiersinga in de jaren '70 van de vorige eeuw: verzoening als verandering).
Wright benadrukt overigens dat zowel Anselmus als Abelardus genuanceerder waren dan vaak wordt gedacht (pag. 35).
In de Gereformeerde Kerken in Nederland woedde er in de jaren '70, mede naar aanleiding van de dissertatie van Wiersinga, een hevige discussie over verzoening door voldoening of verzoening als verandering. Ik weet niet of Wright op de hoogte is van die Nederlandse discussie van toen. Los daarvan zie ik in zijn boek de bedoeling om uit te stijgen boven dit dilemma door beide concepten te combineren.
Luther en Calvijn gingen verder in het spoor van Anselmus, maar vooral Calvijn ontwikkelt zijn eigen visie, waarin Gods rechtvaardigheid, heiligheid en liefde samengaan (pag. 36). Wat de reformatoren dwarsboomde, was het middeleeuwse concept van hemel, hel en vagevuur. De gangbare middeleeuwse gedachte was dat mensen na hun dood een poos in het vagevuur moeten boeten voor hun zonden, om ten slotte naar de hemel te kunnen gaan; het verblijf in het vagevuur kan worden bekort door het verwerven van een aflaat. Die gedachte gaf aan de kerk een geweldige macht. De aflaathandel werd de aanleiding voor de 95 stellingen van Luther (1517). De reformatoren wezen het vagevuur radicaal af: na onze dood gaat onze ziel direct naar de hemel (Heidelbergse Catechismus zondag 22), want Jezus heeft eens en voorgoed de straf voor onze zonden gedragen (pag 36-39). Dat betekende tevens een afwijzing van de Rooms-Katholieke mis, waarin de priester het offer van Jezus herhaalt (pag. 39-40). Maar de reformatoren bleven gevangen in het bredere kader van hemel-en-hel (pag. 41). In de eeuwen na de reformatie volgde een individualistische versmalling: het gaat erom dat ik word gered en in de hemel kom - maar de hemel als het einddoel van ons leven komt niet uit de Bijbel, maar uit de gedachtenwereld van Plato en diens latere volgeling Plutarchus (pag. 42-43). Deze visie op het kruis van Jezus maakt bovendien van God een bloeddorstige tiran (pag. 47): God-de-boze-despoot (pag. 51). Een levensgevaarlijk Godsbeeld: als God geweld mag gebruiken, nog wel tegen Zijn eigen Zoon, dan mogen wij dat ook (pag. 49 en 52). Het is begrijpelijk dat deze voorstelling van het christelijk geloof mensen afstoot.

3. Het kruis in de context van de eerste eeuw.

Om een gebeurtenis uit het verleden te begrijpen, moet je die gebeurtenis zien in haar historische context. Voor het begrijpen van de kruisiging van Jezus zijn drie historische contexten van belang.
1) De Grieks-Romeinse wereld: Kruisiging is de Romeinse doodstraf voor slaven en opstandelingen: gruwelijk in lichamelijk en maatschappelijk, politiek en theologisch opzicht. Jezus groeide op in de schaduw van het kruis (pag. 64): zowel bij de Galilese opstand van 4 voor Christus als bij de Joodse opstand van 66-70 na Christus kruisigden de Romeinen duizenden Joden. Het kruis had dus een sterke emotionele en symbolische betekenis. - In de klassieke oudheid kende men ook de gedachte van sterven "voor anderen:": voor je familie, voor je vrienden, voor het vaderland: Dulce et decorum est pro patria mori (Horatius): zoet en passend is het om te sterven voor het vaderland (pag 59-69).
2) De Joodse wereld: Het grootste Joodse feest was Pesach: de viering van de bevrijding uit Egypte die de verwachting van een nieuwe bevrijding opriep. Die verwachting werd gecombineerd met de verwachting van de verlossing uit de ballingschap. Daarmee kwam de gedachte van de vergeving van zonden mee (de slavernij in Egypte was geen straf voor de zonden, de ballingschap in Babel was dat wel) (pag 69-72).
3) Het Nieuwe Testament: Het Nieuwe Testament biedt een verwarrende veelkleurigheid van interpretaties van de kruisdood van Jezus. Eén invalshoek benadrukt Wright hier al expliciet: door de kruisdood van Jezus worden de afgoden / machten overwonnen - zo komt er ruim baan voor het Koninkrijk van God op aarde. Daardoor maakt de kruisdood van Jezus het revolutionaire verschil (pag. 72-75).

DEEL 2  'OVEREENKOMSTIG DE SCHRIFTEN' - De verhalen van Israël.

4. Het roepingsverbond.

In dit hoofdstuk stelt Wright twee concepten tegenover elkaar: het werkcontract en het roepingsverbond.
De hierboven al genoemde verkeerde visie op de kruisdood van Jezus staat in het kader van het werkcontract. Kort samengevat: God stelt aan mensen morele eisen. Op overtreding daarvan staat de doodstraf. Wij voldoen niet aan Gods eisen. Daardoor zijn we op weg naar de hel. In onze plaats voldoet Jezus aan de eisen (in de klassieke dogmatiek noemen we dat: dadelijke gehoorzaamheid) en ondergaat Hij onze straf (lijdelijke gehoorzaamheid). Door in Hem te geloven gaan we naar de hemel. Deze opvatting berust onder meer op een verkeerde interpretatie van het begrip gerechtigheid (Grieks: dikaiosune) in Romeinen 1- 3 (pag. 79-81- zie verder hoofdstuk 13).
Tegenover het werkcontract stelt Wright het roepingsverbond. Volgens de Bijbel zijn we geroepen om werkelijk mens te zijn: beelddragers van onze Schepper - stadhouder namens God (pag. 106); om als koningen en priesters God te dienen door viering, aanbidding, voortplanting en verantwoordelijkheid binnen het rijke leven van de schepping en haar ontwikkeling (pag. 82). Onze bestemming is dus niet Gods nabijheid genieten in de hemel, maar God dienen op de aarde! Die bestemming missen we niet enkel maar door het overtreden van morele geboden, maar vooral door afgodendienst: aanbidding en aanhankelijkheid aan krachten en machten binnen de schepping zelf, zoals geld, seks en macht; en de duistere, aanklagende 'macht' die achter al die andere staat (= de satan) (pag. 83). De dood is niet een willekeurige strafmaatregel, maar het intrinsieke gevolg van het falen als beelddragers van God (pag. 92). Door de dood van Jezus wordt onze roeping hernieuwd: we worden weer waartoe we zijn bestemd: koningen en priesters (Openbaring 1: 5- 6; 5: 9-10; 20: 6). Wright voert hierbij nog veel andere Bijbelteksten aan, waaruit blijkt dat God ons terugbrengt in de toestand van echte mensen, van mensen die deelhebben aan de 'regering' van de Messias (pag. 89), zoals Romeinen 5:17: zij zullen in (het) leven regeren / koning zijn (pag. 89 - ik weet niet of Wright blij zou zijn met de NBV: zullen heersen in het eeuwige leven) (pag. 82-92).

5. 'In al de Schriften'

De titel van dit hoofdstuk verwijst naar Lucas 24:27, waar de Opgestane Heer aan de Emmausgangers uitlegt wat in al de Schriften over Hem geschreven staat. We denken ook aan 1Corinthe 15: 3: Christus is gestorven voor onze zonden volgens de Schriften. Daarbij gaat het niet om losse bewijsplaatsen, maar om het doorgaande verhaal (de geschiedenis!) van het Oude Testament: de geschiedenis van de roeping van Israël. Het is het volk Israël dat is geroepen om een koninkijk van priesters, een heilig volk (Exodus 19: 4- 6) te zijn. Maar de geschiedenis van Israël heeft een open einde (pag. 94-95): het verhaal van de grote ballingschap in Babel, met daaromheen verhalen over ballingschapjes die het oog naar de grote toeleiden (pag. 95). Aan het begin van de grote ballingschap verlaat de HEER de tempel (Ezechiel 11 - ik vind dat één van de meest dramatische hoofdstukken van het Bijbel) - en hoewel na de ballingschap vele ballingen terugkeren (zie de verhalen in Ezra en Nehemia): de HEER Zelf keert nog niet terug, Zijn terugkeer blijft belofte (pag. 96). Het is mogelijk dat het begin van de Bijbel (Genesis 3: de verdrijving van de mensen uit de tuin) geschreven is vanuit de ervaringen van de ballingschap. De geschiedenis van Israël en de geschiedenis van de mensheid leggen elkaar uit (pag. 98). Dat werpt ook licht op het begrip zonde. Bij zonde gaat het maar niet om een pietluttige concentratie op persoonlijke misstappen waarbij grootschaliger onrecht en onderdrukking buiten beeld blijven (pag. 101). Het gaat om het missen van onze roeping (pag. 103 en 107) doordat we aan niet-goddelijke krachten een macht en gezag geven die nooit voor die krachten bedoeld waren (pag. 104). Daarom is volgens Jesaja, Jeremia en Ezechiël de ballingschap van Israël een gevolg van afgodendienst (pag. 107). De ballingschap is een soort collectieve nationale dood (pag. 107) - Israëls redding uit Babel is een wederopstanding (pag. 108). Deze geschiedenis van Israël is maar niet een voorbeeld van iets anders (naar de hemel gaan) - het gaat om deze geschiedenis zèlf: de geschiedenis van de mensheid concentreert zich in de geschiedenis van Israël - en de geschiedenis van Israël concentreert zich in de geschiedenis van Jezus. Als Jezus sterft voor de zonden - volgens de Schriften (1Corinthe 15: 3) betekent dat, dat de vergeving van zonden de vorm aanneemt van de echte terugkeer uit ballingschap, die zijn effect niet alleen in Israël maar in de gehele wereld zou hebben (pag. 109).

6. Gods aanwezigheid en de vergeving van zonden.

De Bijbel vertelt het verhaal van Gods Aanwezigheid op aarde. In den beginne wandelt God in de koelte van de avondwind (Genesis 3: 8 - pag. 110). Jakob ervaart in Bethel de aanwezigheid van de HEER (Genesis 28:16-17 - pag. 110). In de tabernakel woont de HEER te midden van Zijn volk boven het deksel (Grieks: hilasterion) van de Ark (Exodus 25:17-22 - pag. 111). David wil een huis voor de HEER bouwen (een tempel), maar de HEER belooft David dat Hij voor hem een huis zal bouwen: een dynastie (2Samuel 7:11-14). De plaats waar God bij Zijn volk zal wonen, zal geen gebouw van stenen zijn, maar het zal in en als een mens zijn, de ultieme Davidszoon (pag. 112); daarvan zingen de grote koningspsalmen zoals 2, 72, 89 en 132 (pag. 113). Toen Salomo de tempel in Jeruzalem inwijdde, vervulde de Heerlijkheid van de HEER de tempel (1Koningen 8). Jesaja aanschouwt de Heerlijkheid van de HEER in de tempel, maar hoort de engelen zingen: Heel de aarde is vol van Zijn majesteit (Jesaja 6: 1- 4 - pag. 113). Ezechiël is er in een visioen getuige van hoe de afgoderij in de tempel leidt tot het vertrek van de Heerlijkheid van de HEER (Ezechiel 11), maar ook hoe de Heerlijkheid van de HEER in de herbouwde tempel terugkeert (Ezechiel 43 - pag 114). Inderdaad werd de tempel herbouwd en de offerdienst werd vervuld tot de definitieve verwoesting van de tempel door de Romeinen in het jaar 70; maar de Heerlijkheid van de HEER keerde er niet terug; de rabbijnen zagen een wezenlijk tekort van de tweede tempel in de afwezigheid van de Shekina (de aanwezigheid van de HEER) (pag. 114-115). Dat maakt het begin van het Evangelie van Johannes (1:14) zo explosief: Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (letterlijk: getabernakeld) en we hebben Zijn Heerlijkheid gezien ... (Johannes 1:14). In de mens Jezus, Zoon van David, Zoon van God (volgens de belofte van 2Samuel 7 en Psalm 89) woont Gods Heerlijkheid op aarde - en Gods Heerlijkheid wordt volledig onthuld op het moment dat Jezus wordt gekruisigd (pag. 115).
Gods terugkeer op aarde betekent geen redding uit de huidige wereld, maar redding en vernieuwing binnen de huidige wereld (pag. 116): het einde van de ballingschap en dus de vergeving van de zonden die tot de ballingschap hadden geleid (pag. 117). Dat laatste is meerwaarde in vergelijking met de uittocht uit Egypte die wordt gevierd op Pesach (de slavernij in Egypte had niets met zonden te maken, de ballingschap wel). Nu worden deze motieven verbonden: de nieuwe uittocht is tevens vergeving van zonden (pag. 119-120).
Volgens de profeten zal de HEER terugkeren als Koning: Jullie God regeert! (Jesaja 52: 7). Psalm 98 bezingt de HEER Die komt om als Koning te regeren en recht te brengen op aarde. Zo worden in de profetie de motieven van de nieuwe uittocht, het einde van de ballingschap / vergeving van zonden en de komst van Gods Koninkrijk verbonden (pag. 119-121). De komst van Gods Koninkrijk is een hoofdmotief van Jezus' publieke proclamatie. Zowel hij als degenen die later zijn verhaal vertelden legden een direct en dynamisch verband met zijn eigen dood (pag. 121).

7. Lijden, verlossing en liefde.

In dit hoofdstuk trekt Wright nog enkele lijnen door het Oude Testament en het Jodendom vóór Jezus:
- Al in de tijd vóór Jezus kende het Jodendom de verwachting van de Messias: de komende koning uit het huis van David, die Israël zal verlossen; maar tot die verwachting behoort NIET dat de Messias voor de verlossing van Zijn volk zal lijden en sterven (pag. 123).
- Daarnaast spreken de latere profetieën van een tijd van lijden vóór de uiteindelijke verlossing (Daniël 12: 1: er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen - pag. 124). Ook het Nieuwe Testament weet daarvan (Mattheus 24:15-22 // Marcus 13:14-20 // Lucas 21:20-24 en Openbaring). Albert Schweitzer noemt deze grote benauwdheid vóór de verlossing "de messiaanse rampspoed", maar die term roept misverstanden op (omdat het hier niet de Messias is, die lijdt - pag. 124).
- Het lijden van de Knecht van de HEER is volgens Jesaja 53 Gods middel tot vergeving van de zonden van velen (pag. 126 - Wright benadrukt dat we dit hoofdstuk moeten zien binnen het verband van heel Jesaja 40-55). Jesaja 53 fungeert meer dan enige andere passage, in het Nieuwe Testament ... als schriftuurlijke sleutel tot de betekenis van Jezus' dood (pag. 127). Het thema van de rechtvaardige die lijdt en sterft voor zondaren vinden we later terug in de boeken van de Makkabeeën (2Makkabeeën 7 en 4 Makkabeeën 6). Zo bidt de oude priester Eleazar als hij door de heidense koning Antiochus wordt doodgemarteld: Wees Uw volk genadig door genoegen te nemen met de straf die wij [= de martelaren] voor hen dragen. Maak mijn bloed tot hun reiniging en neem mijn leven (ziel) in plaats van hun leven (ziel) (4Makkabeeën 6:28-29).
- Een notie uit Jesaja 40-66 die in Makkabeeën ontbreekt is dat de HEER Zijn volk verlost vanuit Zijn trouwe liefde. Wright behandelt een hele reeks profetische teksten uit Jesaja 40-55 waaruit de liefde van de HEER voor Zijn volk duidelijk spreekt; en ook bijvoorbeeld Jeremia 31 en Hosea 11 (dat laatste hoofdstuk raakt mij zelf het diepst: de HEER Die worstelt met Zichzelf omdat Hij het ondanks alles niet laten kan om Zijn volk lief te hebben en te verlossen) (pag. 133-138).
- De verlossing is het werk van God Zelf. In de persoon en het lot van de Knecht van de HEER uit Jesaja 40-55 openbaart zich de arm van de HEER (Jesaja 53:1). De Knecht wordt dus een belichaming van de machtige, reddende liefde van Israëls God zelf (pag. 142).
Deze lijnen zijn vóór Jezus nog niet tot één samenhangend geheel verbonden. Maar vanuit Jezus terugkijkend zagen de leerlingen van Jezus ze samenvloeien in een nieuwe, beslissende, revolutionaire ontknoping. ... De Messias was gestorven voor de zonden overeenkomstig de Schriften (1Corinthe 15: 3 - pag. 143).

DEEL 3 REVOLUTIONAIRE REDDING

8. Nieuw doel, nieuwe mensheid.

In dit hoofdstuk behandelt Wright met name teksten uit Lucas en Handelingen. Hij begint met de Emmausgangers, die leefden in de verwachting dat Jezus het is die Israël zou bevrijden (Lucas 24:21). Dat spreekt Jezus niet tegen! Hij voegt alleen aan hun verwachting toe dat de Christus de marteldood moest sterven om in Zijn glorie binnen te gaan (Lucas 24:26) (pag. 147). En al sinds de lofzang van Simeon (Lucas 2:30-32) wordt de verwachting uitgebreid tot alle volkeren (pag. 152). Daarbij wordt telkens de uitdrukking vergeving van zonden gebruikt (Lucas 3: 3 en 24:47; Handelingen 2:38; 3:19; 5:31; 10:43; 13:38). Die uitdrukking is vaak individualiserend en platoniserend misverstaan: dat dankzij de vergeving onze ziel naar de hemel mag gaan. Maar daar gaat het niet om. Het doel van zondenvergeving is ... mensen in staat stellen om volledig functionerende, volledig beelddragende mensen binnen Gods wereld te zijn, nu al, en in de toekomst compleet (pag. 156-157). Goede Vrijdag betekent een revolutie (ommekeer) binnen de echte wereld van ruimte, tijd en materie, met als gevolg dat alles anders is (pag. 157). Het gaat dus om een vernieuwing van de hele schepping met kosmische dimensies (pag. 159). Mensen worden weer priesters en koningen. Als priesters aanbidden ze God (de wind en het vuur van de Geest op Pinksteren is een nieuwtestamentisch equivalent van de Heerlijkheid van de Heer die in het Oude Testament de tabernakel en de tempel vervult, pag. 163). Sindsdien is er een nieuwe eredienst in de christelijke gemeenten (Handelingen 2:46-47 - pag. 164). In het boek Handelingen horen we de apostelen getuigen van de komst van Gods Koninkrijk op aarde door de dood, de verrijzenis en de verheerlijking van Jezus (pag. 166). Bij dit alles blijft de verwachting bestaan dat Israël bevrijd zal worden van heidense overheersing (pag. 166) - in de messiaanse gemeenschap die zich op Jezus richtte (pag. 167 - wat dat betekent voor het Joodse volk, wordt me bij Wright niet goed duidelijk).

9. Het bijzondere Pesach van Jezus.

Wright wil Goede Vrijdag plaatsen in het kader van de Evangeliën. Dat lijkt het intrappen van een open deur, maar is dat niet. Vaak wordt in de Evangeliën niet veel verder gekeken dan  uitspraken als Marcus 10:45: de Zoon des mensen is gekomen ... om Zijn leven te geven als losprijs voor velen of Johannes 3:16: dat Hij Zijn eigen Zoon gegeven heeft (pag. 171). En sommige theologen hechten veel waarde aan geschriften als het Thomas-Evangelie of de hypothetische bron Q (van Quelle = bron) met enkel uitspraken van Jezus, zonder verhaal (pag. 172). - De verschillende in deel 2 genoemde oudtestamentische lijnen kwamen samen in een nieuwe configuratie door - allereerst - de opstanding van Jezus (pag. 174). Opstanding duidt niet op een geestelijk voortbestaan na de dood, maar op een nieuw lichamelijk leven na een periode van lichamelijke dood (pag. 175). Veel Joden verwachtten de opstanding van Gods volk bij het aanbreken van Gods nieuwe wereld, de 'komende eeuw'. Voor de leerlingen van Jezus betekende de opstanding van Jezus dat Gods 'nieuwe tijd', hoe dan ook, begonnen was (pag. 175). Daarmee is de opstanding het begin van de interpretatie van de kruisiging (pag. 176). Dat sluit aan bij het opschrift boven het kruis: Koning der Joden; en bij de boodschap van Jezus: Het Koninkrijk van God is nabij, en dat betekent (1) dat God eindelijk de duistere machten verslaat die Zijn volk hebben geknecht; (2) dat God Zijn volk redt en hergroepeert voor een nieuw leven en nieuwe taken; en (3) dat God Zelf terugkeert om persoonlijk en met macht Zijn heerlijkheid te tonen (pag. 179). Die drie motieven komen samen in de viering van Pesach (pag. 181). Dat maakt het begrijpelijk waarom Jezus het Pesachfeest koos als tijdstip voor zijn dramatische, symbolische eindoptreden - met inbegrip van de dood die hij verwachtte (pag. 182). Hij verbindt dat met het thema van het einde van de ballingschap, en daarmee van de vergeving van de zonden (de ballingschap in Babel was - in tegenstelling tot de slavernij in Egypte - een gevolg van de zonden van het volk Israël, in het bijzonder van hun afgodendienst). Bij de beker van het Pesachmaal zegt Jezus: dit is Mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden (Mattheus 26:28 - pag. 185-186). De vermelding van 'bloed' wijst op een interpretatie van Jezus' dood als een offer (pag. 186). Maar nu moeten we oppassen. De dood van een offerdier betekent NIET dat het offerdier wordt gestraft in plaats van de offeraar (pag. 187). We moeten eerder denken aan de offerdieren die worden geslacht bij de verbondssluiting in Exodus 24: 3- 8. Jezus brengt door Zijn dood het nieuwe verbond uit Deuteronomium 30 enz. (Jeremia 31!) tot stand (pag. 187). Jezus brengt vergeving van zonden door het lijden dat aan de eindverlossing vooraf zal gaan op zich te nemen zoals de lijdende Knecht van de Heer uit Jesaja 53. Hij zou voor zijn volk uitgaan en het lijden op zich nemen dat anders hun deel zou zijn (pag. 188). We moeten dat horen tegen de achtergrond van de Evangelieverhalen over het krachtige mededogen ofwel de meedogende kracht van Jezus. In dát verband past de uitspraak van Jezus in Marcus 10:45: de Zoon des Mensen is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen en de duiding die Johannes geeft van de dood van Jezus als liefde tot het uiterste (Johannes 13: 1 - pag. 191). Zo wordt de verbondsvernieuwing verklaard door het principe van de representatieve plaatsbekleder, namelijk dat de 'dienaar', het type van de zuivere Israëliet, het lot van de natie, van de wereld, van de 'velen' op zich neemt (pag. 192). Deze dienaar is de belichaming van de 'arm van JHWH', in Hem handelt God Zelf. Zó interpreteert Paulus Goede Vrijdag: God was in de Messias de wereld met zichzelf verzoenende (2Corinthe 5:19 - pag. 193). Het kruis is het teken van de liefde van God (pag. 194).

10. Het verhaal van de redding.

"Verhaal" in de titel van deze paragraaf betekent zoveel als "geschiedenis" (zie mijn inleidende opmerkingen). De redding van de wereld heeft de vorm van een (heils)geschiedenis. Die geschiedenis wordt verhaald in de vier Evangeliën. Het is dus niet zo dat de Evangeliën voor de theologie van het kruis enkel van belang zijn door een enkele "dogmatische" uitspraak als Marcus 10:45 (om Zijn leven te geven als losprijs voor velen) - nee: het gaat juist om de geschiedenis die de Evangelisten verhalen (pag. 221-222). We moeten bij de historische vragen en antwoorden zijn om het theologische antwoord te vinden (pag. 199). Het belangrijkste daarbij is de samenhang tussen Jezus' koninkrijksverkondiging en Jezus' kruisdood. Het koninkrijk komt er door het gehele werk van Jezus, dat zijn beoogde vervulling krijgt in zijn schandelijke dood. Het kruis is het kruis van de 'Koning der Joden' (pag. 199). In deze uitspraak noemt Wright in één adem het Koninkrijk van God en het Koninkrijk van Jezus (de Messias). Want in Jezus keert Israëls God eindelijk terug (pag. 199). Jezus is Immanuel: God-met-ons (Mattheus 1:23). Volgens Lucas is het kind van Maria van meet aan "heilig" en "Zoon van God" (Lucas 1:35) en in Jezus ziet God om naar Zijn volk (Lucas 19:44). Volgens Johannes 1 is Jezus de levende belichaming van de ene Schepper-God, de Verbondsgod van Israël (pag. 200). In de verhalen over Jezus komen vooral Zijn mededogen en liefde tot uitdrukking: Jezus belichaamt de liefde van God Zelf (pag. 200-201). Alle vier Evangeliën vertellen ook hoe de machten van het kwaad zich in toenemende mate verzetten tegen Jezus - in lijn met de geschiedenis van de mensheid en van Israël, waarin het kwaad telkens weer de kop opsteekt (pag. 201-202). Het kwaad wordt belichaamd door Herodes en Pilatus, door de farizeeën en herodianen, door de heersende elite (de priesters van de tempel, pag. 203-204). Jezus gaat de strijd aan met de machten van het kwaad, met daarachter de ongeziene, schimmige, maar zeer sterke pseudopersoonlijke macht van het kwaad (= de duivel, pag. 204). De Evangeliën vertellen hoe satan van de troon gestoten en Jezus in zijn plaats op de troon gekomen is (pag. 206). Dat verhaal bereikt zijn climax in op het Pesachfeest. Johannes typeert Jezus als het ware Paaslam (1:29-36; 19:36), het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt. Door het wegnemen van de zonden behaalt Jezus de grote overwinning op de machten van het kwaad. Daarmee is de ballingschap eindelijk ten einde, God is teruggekeerd naar Zijn volk, het Koninkrijk van God is gekomen (pag. 208-209). Dit gebeurt doordat één de plaats van velen wil innemen (pag. 210, vgl. 216: zijn koninklijke, representatieve en plaatsvervangende dood).
Volgens Johannes zegt de hogepriester Kajafas in het Sanhedrin: "het is in jullie eigen belang dat één man sterft voor het hele volk" (Johannes 11:50). Kajafas bedoelt dat als een politieke list, maar volgens Johannes spreekt hij profetisch de waarheid (pag. 210).
Lucas
vertelt hoe de terrorist Barabbas vrijkomt doordat Jezus wordt terechtgesteld (Lucas 23:18-19,24-25) (pag. 212). Jezus sterft de dood die anderen wel verdienden maar hij niet - de moordenaar aan het kruis spreekt dat uit (Lucas 23:41 - pag. 213). Doordat de onschuldige Jezus de dood der schuldigen sterft, worden de machten der duisternis verslagen en kan Gods Koninkrijk beginnen (pag. 214).
Mattheus
vertelt het meest expliciet hoe Gods koninkrijk er uit ziet: in de Bergrede, met name in de zaligsprekingen (Mattheus 5: 3-12). Gods Koninkrijk treedt in werking op aarde dóór de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen, de mensen die naar gerechtigheid hongeren, de barmhartigen, de zuiveren van hart, de vredestichters, de mensen die bereid zijn om vervolging en smaad te ondergaan als gevolg van hun toewijding aan de weg waarop Jezus voorgaat ... Gods soevereine heerschappij zal via dergelijke mensen tot aanzijn komen (pag. 217).
Wright erkent wel dat sommige van die eigenschappen ... van 'actievere' aard zijn - ik zou liever zeggen dat de eerste vier (die in het Grieks allemaal met een p- beginnen) van passieve aard zijn. In Mattheus 5:3 en 10 staat ook niet: want door hen is het Koninkrijk van de hemel (= het Koninkrijk van God), maar voor hen ... Volgens mij wil Wright hier iets te gretig toe naar onze roeping om Gods Koninkrijk gestalte te geven. Maar daar gaat het in de zaligsprekingen (nog) niet om.
Gelukkig vervolgt Wright dat de koninkrijksagenda van hoofdstuk 5 niet maar even een opwekkende moraal biedt waar volgelingen van Jezus mee aan de slag kunnen; het is de dramatische hoofdlijn van Jezus' eigen roeping (pag. 218). Door Zijn lijden en sterven wordt de reddende heerschappij van God op de wereld toegepast (pag. 218).
Marcus
geeft de uitspraak die traditioneel als dé verlossingstekst in de Evangeliën wordt beschouwd: Marcus 10:45 (om Zijn leven te geven als losprijs voor velen). Ook die tekst moeten we niet dogmatisch isoleren, maar lezen in zijn historische verband. De broers Petrus en Andreas waren Jezus' eerste en naaste medewerkers. Nu willen de broers Johannes en Jacobus er als eersten bij zijn als de macht wordt verdeeld: zitten aan weerszijden van Jezus. Maar macht is niet de manier waarop Gods Koninkrijk komt. De plaatsen aan weerszijden van Jezus zijn voor de misdadigers die met Jezus worden gekruisigd (Marcus 15:27). Doordat Jezus Zijn leven geeft in plaats van zondaars, komt het Koninkrijk van God (pag. 220). God overwint de machten van de wereld door zelfopofferende liefde (pag. 221).
De vier Evangeliën nodigen ons uit om onze plaats in te nemen in deze (heils)geschiedenis, om onszelf ... te zien in de voortzetting van het langetermijnverhaal dat we ... aanduiden als het leven van de kerk (pag. 223).

Het volgende deel van het boek van Wright (pag. 225-340) is helemaal gewijd aan het thema van Jezus' kruisdood in de brieven van Paulus. Heel gedetailleerd en niet altijd even systematisch behandelt Wright de desbetreffende teksten buiten de Romeinenbrief (hoofdstuk 11) en in de Romeinenbrief (hoofdstuk 12-13). Hij doet dat ongetwijfeld omdat Paulus veel te zeggen heeft over de kruisdood van Jezus en ook omdat juist de uitspraken van Paulus door de eeuwen heen (volgens Wright) zijn misverstaan. Ik ga deze drie uitvoerige hoofdstukken beknopter samenvatten dan de rest van het boek van Wright.

11. Paulus en het kruis - buiten de Romeinenbrief.

In twee opzichten geldt het bovenstaande ook voor de prediking van Paulus:
1) Mensen moeten worden gered: niet voor de hemel, maar voor de nieuwe schepping, voor het koninklijke en priesterlijke werk, zowel in de huidige als in de komende wereld (pag. 226).
2) De redding wordt bereikt door de dood van Jezus, waardoor de machten van zonde en dood worden verslagen. Jezus, als representant van Israël, dat de representant van de wereld is (pag. 227), laat Gods oordeel over de zonde op zich komen, opdat allen die "in Hem" zijn dit oordeel niet hoeven te ondergaan (pag. 226-227).
Vervolgens behandelt Wright enkele samenvattende formules van Paulus. Christus is gestorven voor [huper] onze zonden overeenkomstig de Schriften (1Corinthe 15: 3): "overeenkomstig de Schriften" plaatst de dood van Jezus in het kader van de geschiedenis van het Oude Testament. De ballingschap om de zonden is nu ten einde, Gods Koninkrijk wordt gevestigd, de machten worden overwonnen - de opstanding van Jezus maakt deze overwinning compleet (pag. 227). Verder noemt Wright 1Thessalonicenzen 5:10: ... Die voor [peri of huper] ons gestorven is, opdat wij ... samen met Hem zullen leven; Romeinen 14: 8- 9; 1Corinthe 8:11: een broeder [of zuster] voor [dia] wie Christus gestorven is; 1Corinthe 1:18, 22 en 25 (pag. 227-228). In de citaten heb ik bij het voorzetsel "voor" tussen [ ] het achterliggende Griekse voorzetsel vermeld - tussen huper, peri en dia zijn er accentverschillen in betekenis. In verschillende samenvattende formules (1Corinthe 2: 6-8; Galaten 1: 4 en Colossenzen 2:15) noemt Paulus de overwinning op de machten door de kruisdood van Jezus (pag. 229).
Dit laatste vind ik een waardevolle invalshoek in het boek van Wright. De overwinning op de machten blijft in onze traditie vaak onderbelicht. We zijn immers gewend om ons te concentreren op de vergeving van onze zonden. Ik herinner me mijn verlegenheid toen ik als student preekte over de door Wright genoemde tekst Galaten 1: 4 (om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld) - ik vroeg me in die preek af: is de (door God goed geschapen!) wereld dan zo slecht? En het slot van Romeinen 8 (dat niets ons kan scheiden van Gods liefde in Christus) is voor veel gelovigen heel troostrijk; maar als Paulus dat "niets" dan gaat invullen met "noch engelen, noch machten, noch krachten enz.", dan kunnen we ons daar niet zoveel bij voorstellen. Wij voelen deze machten minder als probleem dan Paulus.
Over Paulus' brief aan de Galaten bestaat veel misverstand: alsof het hier zou gaan om redding door "werken" of door geloof. Volgens Wright is het thema: eenheid. God heeft aan Abraham beloofd: In jou zullen alle volkeren van de wereld gezegend worden (Genesis 12: 3, aangehaald in Galaten 3: 8). Door de dood van Jezus heeft God die belofte vervuld. Hij heeft aan Abraham één groot nageslacht gegeven waarin gelovige Joden en gelovige heidenen samen één lichaam vormen (pag. 231-232). Petrus bedreigt die eenheid door niet meer met niet-joodse christenen samen te willen eten; daarop komt Paulus op voor de éénheid van de familie van de Messias (Galaten 2:11-14 - pag. 238-239). Deze boodschap blijft actueel in onze tijd: etnische verschillen kunnen nooit de grenzen bepalen van onze broederschap in de Messias (pag. 242).
In 1Corinthe verwijst Paulus telkens naar de kruisdood van Jezus, maar hij geeft er geen systematishe uitleg van (pag. 243). Voor de betekenis van de kruisdood van Jezus gebruikt hij regelmatig Pesachbeelden, zoals in 1Corinthe 5: 7: ons Paaslam is geslacht: Christus - met aansluitend een oproep om het oude zuurdeeg van kwaad en slechtheid weg te doen uit ons leven (pag. 243-244). 1Corinthe 15 gaat over de overwinning over zonde en dood door de kruisdood en opstanding van Jezus; daardoor is de 'kosmische' triomf  behaald; sinds Zijn opstanding regeert Jezus de wereld (1Corinthe 15:25 met een citaat uit Psalm 110: 1 - pag. 244-245).
In 2Corinthe 5- 6 schrijft Paulus over de verzoening door de dood van Jezus: één is voor [huper] allen gestorven ... (2Corinthe 5:14). Dit alles is uit God, Die ons met Zich heeft verzoend door Christus en die aan ons de bediening / het ambt van de verzoening heeft gegeven (2Corinthe 5: 18). Dat laatste is de centrale thematiek van de hele brief: het kruisvormige leven en werk van de apostelen (pag. 248). De kracht van de Heer wordt zichtbaar in de zwakheid van Zijn dienaren (2Corinthe 12: 9 - pag. 247).
In het befaamde gedicht in Filippenzen 2 staat het kruis centraal: de dood aan het kruis (Filippenzen 2: 8 - pag. 251). Door het kruis worden alle machten overwonnen: alle knie zal zich buigen (Filippenzen 2:10 - pag. 252). Daardoor vormt het kruis ook het fundament en het model voor de manier waarop de volgelingen van Jezus met elkaar behoren om te gaan: laat die gezindheid onder u zijn, die ook in Christus Jezus was ... (Filippenzen 2: 5 - pag. 252).
Ook in Colossenzen verbindt Paulus de kruisdood van Jezus met de overwinning op de machten: God heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd (Colossenzen 2:15). En dat terwijl bij de kruisdood van Jezus de machten juist lijken te zegevieren en terwijl Paulus zelf gevangen zit als hij deze brief schrijft! Maar in werkelijkheid is het omgekeerd: de overwinning op de machten is behaald door de vergeving van zonden (pag. 254-255). Wright legt dat verband nog een keer uit. Mensen zijn bedoeld om God te dienen en verantwoordelijk in de wereld op te treden. Maar als mensen in plaats daarvan afgoden dienen, zodat hun beelddragende menselijkheid ontaardt in zonde, en het doel van de mensenroeping gemist wordt [zonde = het doel missen; dienst aan afgoden is daarom de fundamentele zonde], raken ze onder de macht van die afgoden. Maar als zonden vergeven worden, verliezen de afgoden hun macht. Door de opstanding van Christus weten we dat dát gebeurd is op Goede Vrijdag (pag. 256).
Paulus' briefje aan Filemon is een praktische toepassing van het kruis: Paulus probeert Filemon en zijn weggelopen slaaf Onesimus als broeders in Christus met elkaar te verzoenen (pag. 257).

12. De dood van Jezus in de Romeinenbrief - de nieuwe uittocht.

Paulus' brief aan de Romeinen wordt vaak misverstaan binnen het kader van het "werkcontract" (zie boven hoofdstuk 4): we doen zonden, daarom moest God ze straffen - maar Jezus kwam tussenbeide, en daarom kunnen we nu naar de hemel (pag. 260). Maar zonde is meer dan "dingen doen die God verboden heeft" (pag. 263). Volgens Romeinen 1:19-25 is het primaire probleem afgoderij: het geschapene aanbidden in plaats van de Schepper (Romeinen 1:25 - pag. 262) - daardoor missen we onze bestemming (= zonde! pag. 263). Bij Abraham ziet Paulus de ware aanbidding (Romeinen 4:18-22); en als we delen in het geloof van Abraham, krijgen we deel aan de koninklijke regering over de nieuwe schepping (Romeinen 8:18-25) en de priesterlijke bemiddeling voor de wereld (Romeinen 8:26-27) (pag. 263). Dát is het doel van onze redding (en niet "naar de hemel gaan" - pag. 264).
In Romeinen 5- 8 legt Paulus uit hoe dat doel wordt bereikt. Van belang is vooral dat de hoofdstukken 6-8 een voortgezet exposé van het nieuwe Pesach en de nieuwe Uittocht vormen waarin Paulus een doorlopende bespreking heeft verwerkt van de lange, moeizame geschiedenis van Israël onder de mozaïsche wet (pag. 266). Paulus schrijft hier dus niet over "het christelijke leven", zoals vaak wordt gedacht - Paulus schrijft heilsgeschiedenis (zie mijn inleidende opmerkingen)! Waarom in de vorm van een Uittochtverhaal? Omdat Jezus het Pesachfeest koos als verklarende achtergrond bij wat hem te doen stond (pag. 271). Het is allemaal koninkrijk-Godstaal, Pesachtaal (pag. 273 vgl. pag. 268). De farao uit wiens greep je bevrijd wordt als je door het water heen gaat, is de Zonde - de zonde met een grote Z (pag. 271): de Zonde als een actieve macht, meer dan de optelsom van alle menselijke wandaden (pag. 273), het gevolg van afgoderij, waarbij mensen hun van God gegeven vermogens aan andere 'krachten' afstaan, waar ze dan slaaf van worden (pag. 274). Hoe verlost God ons van deze verslavende macht? God geeft aan Israël de Wet opdat de overtreding zou toenemen (Romeinen 5:20) - dit "opdat" doelt op Gods heilsplan (pag. 269): de Zonde concentreren op één punt, zodat ze aldaar eens en voor altijd kon worden veroordeeld (pag. 275 en 279). Dit "opdat" uit Romeinen 5:20 wordt tweemaal herhaald in Romeinen 7:13. Zoals ik schreef in de inleidende opmerkingen: volgens Wright gaat Romeinen 7 niet heilsordelijk over de christen (voor of na zijn bekering), maar heilshistorisch over de geschiedenis van Israël onder de Tora (pag. 276-277). Door de Tora recapituleert Israël de zonde van Adam (pag. 277). Deze concentratie Adam > Israël zet zich voort: Israël > Christus (pag. 281): Vanwege de ​ zonde​ heeft God Zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft Hij in dit bestaan de zonde veroordeeld (NBG) / met de ​zonde​ afgerekend (NBV) (Romeinen 8: 2). Jezus sterft plaatsvervangend: voor Israël, voor de mensheid. Maar NB: niet Jezus wordt gestraft (de gangbare opvatting dat Jezus plaatsvervangend Gods toorn draagt - pag. 267); nee: in Jezus wordt de Zonde gestraft (pag. 280)!
Deze heilsgeschiedenis is een demonstratie van Gods liefde (Romeinen 5: 8 en 8:31-39). Want door Zijn zoon te zenden, zendt God Zichzelf (pag. 282). Wright noemt Jezus Gods tweede Ik (pag. 282). Zoals de tempel de plaats is waar hemel en aarde elkaar ontmoeten en zoals de Tora Gods geopenbaarde wil voor Zijn volk is, zo belichaamt Jezus de wil van God (pag. 284). Dat is niet in strijd met Jezus' roep aan het kruis "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" (Mattheus 27:46 // Marcus 15:34) - want zoals de Geest (Gods heerlijke aanwezigheid op aarde) van de aarde roept tot de hemel (Romeinen 8:26-27), zó roept van het kruis de Zoon tot de Vader (pag. 286-287).
Verderop in zijn boek noemt Wright Jezus de menselijke belichaming van Israëls God (pag. 326). Zoals in de tabernakel de Heerlijkheid des HEREN rust op het Verzoendeksel (Hebreeuws: kapporet - Grieks: hilasterion - Engels: mercy seat pag. 406, vertaald met genadezetel pag. 295), zó heeft God Jezus gegeven als hilasterion (Romeinen 3:25). NBG vertaalt hier: zoenmiddel en NBV: middel tot verzoening, maar volgens Wright gaat het ook hier om het verzoendeksel (net zoals in de enige andere tekst in het Nieuwe Testament waar het woord hilasterion voorkomt: Hebreeën 9: 5). Jezus is de plaats waar God en zijn volk samenkomen ... de plaats waar de liefhebbende Aanwezigheid van de ene God en de trouwe gehoorzaamheid van de ware mens elkaar zouden ontmoeten, zouden samengaan en werkelijkheid zouden worden in ruimte, tijd en materie. Als messias vertegenwoordigt Jezus daarbij Israël, en Israël vertegenwoordigt de mensheid (pag. 330). Deze orthodoxe christologie (leer over Christus: waarachtig God en waarachtig mens) lees ik natuurlijk met genoegen.
Doordat de Zonde is veroordeeld, zijn wij verlost om op aarde (!) te delen in de koninklijke glorie van de Messias (Romeinen 8:17-25) en priesterlijk te bidden (Romeinen 8:26-27) (pag 283-284, vgl. pag. 263).

13. De dood van Jezus in de Romeinenbrief - Pesach en verzoening.

In dit hoofdstuk, het langste van het boek (52 pag.), behandelt Wright Romeinen 3, met name vers 23-26: Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel [hilasterion - zie hierboven: "verzoendeksel": de plaats waar God en Zijn volk samenkomen] door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden - om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is (NBG). Deze passage wordt vaak geïnterpreteerd vanuit het "werkcontract" (pag. 291), waardoor Wright zich genoodzaakt voelt deze uitleg uitvoerig te bestrijden (pag. 291-309). Zelf leest Wright deze passage vanuit het verband van de omliggende hoofdstukken. Daarin vindt hij twee wezenlijke elementen: (a) het verbondselement: Israëls roeping enerzijds (2,17-20) en Gods beloften aan Abraham anderzijds (hoofdstuk 4) (pag. 290); en (b) het cultische element: Het primaire gebrek van de mensheid was afgoderij, een gebrek aan eredienst. Dit wordt onderstreept in 1,18-23, voordat er enige zonde is genoemd ... Abraham daarentegen gaf God de eer door te geloven in zijn schijnbaar onmogelijke beloften (4,20-21) (pag. 290). Zo komt Wright tot zijn 'verbondsmatige' lezing (pag. 291). Een belangrijke rol daarbij speelt het al eerder genoemde begrip hilasterion (Romeinen 3:25). Traditioneel wordt dit vertaald als middel tot verzoening (NBV - pag. 290) of nog explicieter: plaats of middel van "genoegdoening" (pag. 292). Volgens Wright heeft hilasterion in Romeinen 3:25 de zelfde betekenis als in Hebreeën 9: 5: verzoendeksel - de plaats waar God en zijn volk samenkomen (pag. 330). Daarmee relativeert hij de betekenis van Romeinen 3:25 als dé kroongetuige voor "verzoening door voldoening" en het daarmee verbonden denkbeeld van straf (pag. 327-329). Alle verdere exegese uit dit hoofdstuk ga ik u besparen. Gelukkig geeft Wright tegen het einde van zijn betoog twee parafraserende samenvattingen van Romeinen 3:23-26: We hebben allemaal afgoderij bedreven, en gezondigd; God beloofde Abraham de wereld te redden door Israël; Israël was ontrouw bij het uitvoeren van die opdracht; maar God heeft de trouwe Messias aangewezen, zijn eigen zelfopenbaring, wiens dood onze Uittocht uit de slavernij is (pag. 337). Jezus, als Israëls Messias, is de plaats waar en het middel waardoor Gods verbondsbedoelingen en Israëls verbondstrouw samenkomen, versmelten, en hun oorspronkelijke doel bereiken (pag. 336).

DEEL 4  DE REVOLUTIE DUURT VOORT

14. Pesachmensen.

De eerste christenen zagen in de dood van Jezus de ultieme overwinning van Gods Koninkrijk. Maar het kwaad en het lijden tieren alom nog welig. Dat betekent dat de overwinning in twee stadia komt (pag. 343). Jezus' volgelingen krijgen zelf een nieuw soort missie (pag. 344): de overwinning ten uitvoer brengen die Jezus aan het kruis behaalde (pag. 345). In de latere geschiedenis schetst Wright enkele opeenvolgende fasen.
(a) In de zeventiende en achttiende eeuw leefden veel protestantse christenen in een optimistisch denkklimaat. Door de zending zou Gods wereldwijde Koninkrijk over heel de wereld tot stand komen. Als illustratie noemt Wright het Hallelujah-koor in de Messiah van Händel (The kingdom of this world is become the kingdom of our Lord, and of His Christ), dat volgt op de tekst over de verbreiding van het Evangelie: Their sound is gone out into all lands, and their words unto the ends of the world.
(b) Tegen het eind van de achttiende eeuw begon er een heel andere stemming te heersen: de missie was nu niet meer om het koninkrijk van God in de wereld te brengen maar om zielen uit de wereld weg te graaien (pag. 347).
(c) Als reactie daarop ontstonden in de vroege twintigste eeuw bewegingen voor een social gospel, die stelden dat het accent op 'naar de hemel gaan' niet goed was en dat het volgen van de Jezus uit de evangeliën inhield dat men zich voor hulp aan de armen en zieken hier en nu moest inspannen (pag. 348). Bij het begrip social gospel denken we vooral aan de Angelsaksische wereld - maar in dit verband noem ik ook iemand als Albert Schweitzer (1875-1965), die uit (onder meer) de radicaliteit van Jezus de consequentie trok en als zendingsarts ging werken in Lambarene in Gabon.
Wright wil onze missie verwoorden vanuit bijvoorbeeld Galaten 1: 4: dat Jezus zichzelf gegeven heeft voor onze ​zonden​ om ons te bevrijden uit deze door ​het kwaad​ beheerste wereld. Dat is de wil van onze God en Vader (pag. 352). Ieder element in deze uitspraak is essentieel. Het gaat om het heilsplan van God. Dat werkt via de zondenvergevende dood van Jezus. Zo worden we bevrijd uit deze door het kwaad beheerste wereld - natuurlijk niet om naar de hemel te gaan, maar om deel uit te maken van Gods nieuwe wereld, die nu actief is door het werk van de geredde redders (pag. 352). Zelfs een kleine christelijke minderheid kan - als God het wil - het verschil maken (pag. 353).
Maar dat gaat niet zonder lijden: de overwinning van het kruis wordt uitgevoerd door middel van het kruis (pag. 354). De welgestelde westerse kerken hebben moeite met deze boodschap over de noodzaak van lijden (pag. 355). Wright onderbouwt die boodschap met verschillende teksten uit het Nieuwe Testament. Paulus schrijft in 2Corinthe 6 over zijn kruisdragende apostelschap (pag. 354). Zijn lijden komt ten goede aan het lichaam van Christus, dat is de kerk (Colossenzen 1:24 - pag. 356). En uitvoerig schrijft hij over lijden en glorie in Romeinen 8: Wij moeten delen in het lijden van Christus, om met Hem te kunnen delen in Gods luister (pag. 357). In het boek Handelingen gaan het lijden van de apostelen en de verbreiding van het Evangelie hand in hand (pag. 355-356). Lijden [van Jezus] was het middel van de overwinning. Lijden [van de volgelingen van Jezus] is ook het middel van de uitvoering daarvan (pag. 359). Wright noemt daarvan een aantal voorbeeld uit de kerkgeschiedenis (van de christenvervolgingen in het Romeinse Rijk tot de gevangenschap en dood van Bonhoeffer - pag. 362-363) en de actualiteit (christenvervolgingen in Noord-Afrika en Ethiopië - pag. 363-364).
In dit verband vraagt Wright aandacht voor de kracht van het sacramentele leven. Luther kon als ultieme bescherming tegen de macht van het kwaad zeggen: Baptizatus sum - Ik ben gedoopt! (pag. 465). En Avondmaal vieren betekent: de dood van de Heer verkondigen totdat Hij komt (1Corinthe 11:26): proclameren dat Jezus Heer is, dat hij het tegen de machten van zonde en dood heeft opgenomen en ze verslagen heeft, en dat hij opgestaan is om de nieuwe wereld in gang te zetten waarin de dood niets meer te zeggen heeft (pag. 366-367).

15. De machten en de macht van de liefde.

De revolutie van Goede Vrijdag betekent het begin van een nieuwe werkelijkheid: van vergeving (pag. 369-371), van bevrijding (pag. 371-372): Dankzij het kruis is de wereld als geheel vrij om trouw te bewijzen aan de God die haar geschapen heeft (pag. 372). Door de kruisdood van Jezus werden de machten overwonnen (pag. 375-376). Maar hoewel ze verslagen zijn, weten de machten nog miljoenen mensen te knechten (pag. 376). Over de machten heeft Wright al vaker geschreven (bijvoorbeeld op pag. 254-256 naar aanleiding van Colossenzen 2:13-15). In dit hoofdstuk wordt hij concreter. Hij noemt als machten de twintigste-eeuwse ideologieën, zoals het communisme en de apartheid (hij had ook het nazisme kunnen noemen); bij de val van deze systemen speelde de christelijke kerk een sleutelrol (pag. 376-377). Vervolgens noemt hij de machten geld (Mammon: de wereldwijde tegenstelling tussen rijk en arm), sex (Afrodite: onder meer sexueel misbruik) en macht (Mars: onder meer militair geweld) (pag. 378-381). Een deel van onze roeping is Jezus te prijzen als Heer in het territorium waar tot dan toe andere goden zijn vereerd (pag. 382). Het territorium van Mammon: weten hoe we ons geld moeten gebruiken en vooral hoe we het weg kunnen geven (pag. 382). Het territorium van Afrodite: in huwelijk en celibaat weten om te gaan met botsende en tegendraadse verlangens (pag. 382-383) - Het door Jezus verkondigde evangelie ging niet over contact krijgen met je diepste gevoel of jezelf accepteren zoals je echt bent. Het ging over je kruis opnemen en hem volgen (pag. 383). En het territorium van Mars: Het hart van het evangelie omvat een nieuwe definitie van macht (pag. 383). Wright geeft daar voorbeelden van (pag. 384-386): gerechtigheid in de geest van Psalm 72 (pag. 386), en verderop noemt Wright ook schoonheid (pag. 390). Dat gaat niet zonder kruisdragen in navolging van Jezus (Marcus 8:34-38). Hoe merkwaardig is het dat de westerse kerk zo gemakkelijk op de toer gaat van zelfontdekking, zelfontplooiing en zelfverwerkelijking, alsof die het hart van het 'evangelie' zijn, alsof Marcus 8 niet bestaat! (pag. 394). Als westerse christenen - misschien wel vanwege onze platoonse eschatologie - schermen we ons af van de vervolging van onze mede-christenen elders in de wereld (pag. 394). Onze doop betekent niet dat 'God mij accepteert zoals ik ben', maar dopen heeft altijd sterven betekend en dat doet het nog (pag. 395). Wright besluit zijn boek met Johannes 13 (het verhaal van de voetwassing, in het kader van het Pesachverhaal) (pag. 395-399), waarin we alle elementen van een christelijke opvatting van het kruis terugvinden: de reiniging van zonden die toegang geeft tot de goddelijke Aanwezigheid ... de ultieme nederlaag van het kwaad ... het voorbeeld van zelfgevende liefde om het na te volgen zodat de wereld zal kunnen geloven ... de priemende persoonlijke uitdaging: Ga jij dit doen voor mij? Bekijk jezelf eens, en wees dankbaar dat ik het voor jou zal doen (pag. 399). In het centrum van de christelijke boodschap staat het kruis. De boodschap voor ons is duidelijk. Aanvaard het 'roepingsverbond' of liever gezegd: laat je erdoor aanvaarden, want de Schepper roept je eindelijk tot echte menselijkheid ... Vier de revolutie die zich eens voor altijd voltrok toen de macht van liefde het won van de liefde voor macht. En sluit je hier en nu in de kracht van diezelfde liefde aan bij de revolutie (pag. 400).

EVALUATIE

In het voorafgaande heb ik al een aantal evaluerende opmerkingen gemaakt. Ter afsluiting zet ik er nog een paar op een rijtje.
  1. Wright schrijft een boek dat zowel gelovig als exegetisch is. Die combinatie prijs ik in hem, want ik heb teveel boeken gelezen die enkel exegetisch of enkel gelovig waren.
  2. Zoals ik hier boven al schreef: het doet me goed dat Wright zijn uitgangspunt neemt in de liefde van God (Johannes 3:16) en dat hij in Jezus de belichaming van God Zelf ziet (een mens kan niet rechtzinnig genoeg zijn).
  3. Wright leest de Bijbel heilshistorisch: door de geschiedenis heen werkt God aan de redding van de mensheid. Die benadering is mij vertrouwd. Ik heb 45 jaar geleden exegese Nieuwe Testament geleerd van professor Herman Ridderbos. Binnen de Gereformeerde Kerken betekende diens boek De komst van het Koninkrijk (1950) een doorbraak van de heilshistorische benadering van de Bijbel; ook in zijn commentaar op Romeinen (1959) exegetiseert Ridderbos heilshistorisch.
  4. In de heilsgeschiedenis van de Bijbel speelt het volk Israël de centrale rol. Dat blijkt duidelijk in het boek van Wright. De mensheid wordt gerepresenteerd door Israël en Israël wordt gerepresenteerd door de Messias. Ik heb bij Wright niet kunnen ontdekken of en hoe Israël ná Jezus een rol blijft spelen.
  5. Volgens Wright is het fundamentele probleem van de mensheid afgoderij. Door aan afgoden macht te verlenen worden zij machten die ons tot slaaf maken. Door Zijn kruisdood verslaat Jezus de machten van het kwaad en bevrijdt Hij ons uit hun greep. Dit aspect van het Evangelie is vaak onderbelicht gebleven in de protestantse prediking, die zich meer richtte op zonden en vergeving. In het Nieuwe Testament lezen we telkens over de strijd tegen en de overwinning op de machten van het kwaad: in de Evangeliën, in de brieven van Paulus en Petrus, en zeker in de Openbaring. Daar zou je een studie op zich aan kunnen wijden. Wright laat ook de actualiteit van dit thema zien (hoofdstuk 15).
  6. Het gaat in het Evangelie niet om "in de hemel komen", maar om een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont (2Petrus 3:13). Voor wie sterven is het blijde vooruitzicht niet zozeer de hemelse zaligheid, als wel de opstanding op de nieuwe aarde. Ook dat thema is mij vertrouwd. Ik heb het geleerd van Van Ruler: Het sociale ideaal speelt in het christelijke geloof groter rol dan de hemelse zaligheid (Blij zijn als kinderen pag. 99). Als predikant was ik overigens dankbaar dat het Evangelie ook troost biedt aan stervenden en nabestaanden. 
  7. Ik waardeer het dat Wright een verbinding legt tussen enerzijds de Evangelieverhalen over Jezus (met Zijn prediking van het Koninkrijk van God) en anderzijds de betekenis van Goede Vrijdag. In de traditionele orthodoxie (zoals de Heidelbergse Catechismus) draait alles om het offer van Jezus aan het kruis, de Evangelie-verhalen doen weinig ter zake. Er zijn ook christenen voor wie Jezus vooral de prediker van de liefde is, de vriend van tollenaars en zondaars - jammer dat Hij al zo jong en zo wreed om het leven is gebracht. Wright verbindt beide elementen: tijdens Zijn werkzaamheid preekt en demonstreert Jezus het Koninkrijk van God en door Zijn dood brengt Jezus ons het Koninkrijk van God. Dat is positief. Daarbij teken ik aan dat er in de Evangeliën tussen beide elementen wel een breuklijn zit. Jezus preekt het Koninkrijk van God aan ieder die het maar wil horen. Gaandeweg komen zijn leerlingen tot het inzicht dat Jezus de Messias is. Wanneer Petrus dat belijdt, komt er een nieuw element in de leer van Jezus: Zijn komende lijden en sterven - en Zijn opstanding. Maar dat element (de zogenaamde lijdensaankondigingen) is enkel bestemd voor de kleine kring van Zijn leerlingen: Mattheus 16:21 // Marcus 8:31 // Lucas 9:22. 
  8. Wright ziet de betekenis van de kruisdood van Jezus binnen het éne grote kader van Pesach / uittocht - einde van de ballingschap - koninkrijk van God. Dat grote kader ziet hij overal terug: in de Evangeliën en in de brieven van Paulus. Hij ziet ook Pesach-motieven waar ik ze zelf niet zo duidelijk zie. Bovendien vervloeien - voor mijn gevoel - de verschillende motieven bij Wright in elkaar. Dat maakt het beeld er niet scherper op. Dit kan een nadeel zijn van het éne grote concept als interpretatie-kader van Goede Vrijdag.
  9. Zelf zou ik de verschillende motieven en beelden liever uit elkaar houden. Ongeveer op de volgende manier. 
    (a) Jezus is terechtgesteld aan een kruis - een vreselijke dood. Dat is een historisch feit.
    (b) Aan Zijn leerlingen had Jezus al verschillende keren aangekondigd dat Hij zou gaan sterven en zelfs dat Hij moest sterven (de drie lijdensaankondigingen, zie hierboven). Maar waarom, dat zei Hij er niet bij.
    (c) Tijdens Zijn laatste maaltijd met Zijn leerlingen maakte Jezus hun duidelijk dat Hij ging sterven "voor jullie / voor velen" (Mattheus 26:28 // Marcus 14:24 // Lucas 22:19-20 vgl. Johannes 17:19).
    (d) Dat "voor ons gestorven" wordt in het Nieuwe Testament door veel verschillende beelden belicht. Zonder volledig te zijn noem ik er een paar:
    - Jezus ruilt met de melaatse (Marcus 1:39-45), met Barabbas (Marcus 15:15) en met Zijn leerlingen (Johannes 18: 8).
    - Jezus geeft Zijn leven als losprijs voor velen (Marcus 10:45) - dat is het beeld van het vrijkopen van slaven.
    - Jezus is het Lam van God (Johannes 1:29 en 36, en Openbaring) - dat is het beeld van het Paaslam.
    - Jezus gebruikt ook het beeld van de slang in de woestijn, die "verhoogd" werd om mensen te redden van de dood (Johannes 3:14-15).
    - Ook gebruikt Jezus het beeld van het manna, als Hij Zichzelf aanduidt als het levende brood dat neerdaalt uit de hemel ... Mijn vlees, voor het leven van de wereld (Johannes 6:51).
    - Terecht wijst Wright op het Pesachmaal als kader om de dood van Jezus te verstaan. Bij de gedachtenis van de uittocht uit Egypte voegt Jezus de gedachtenis van Hemzelf (1Corinthe 11:25). Ons Pesachlam, Christus, is geslacht (1Corinthe 5: 7).
    - Maar het bloed van het verbond dat voor velen vergoten wordt (Mattheus 26:28 // Marcus 14:24) en het nieuwe verbond door Mijn bloed (Lucas 22:20) verwijst naar de verbondssluiting met bloed (Exodus 24: 8) en naar de belofte van een nieuw verbond (o.a. Jeremia 31:31).
    - Volgens Hebreeën 9 is Christus de Hogepriester Die het hemelse heiligdom binnengaat met Zijn eigen bloed om voor ons een eeuwige verlossing te verwerven - dat is het beeld van de Grote Verzoendag.
    - Wright moet weinig hebben van de juridische of forensische beeldspraak, maar ook die vinden we herhaaldelijk in de Bijbel. Al in het Oude Testament, waar Zacharia ziet hoe de hogepriester Jozua voor de Engel des HEREN wordt aangeklaagd door Satan - en gereinigd (Zacharia 3:1-10)! Zo zegt Johannes dat we een Pleitbezorger bij de Vader hebben: Jezus Christus, de rechtvaardige (1Johannes 2: 1- 2 - de term rechtvaardige herinnert aan de Makkabese martelaren, die pleitten voor hun volk). In de hemel pleit Jezus voor ons bij God (Hebreeën 9:24 vgl. 7:25). Ook volgens Paulus pleit Jezus voor ons (Romeinen 8:34); en in het vers direct daarvoor spreekt Paulus juridische taal: Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God Zelf spreekt hen vrij. Wie zal hen veroordelen? - Voor de reformatoren was het van wezenlijk belang dat het begrip "rechtvaardiging" betekent dat God ons vrijspreekt.
    Al die verschillende beelden laten zich niet op één noemer brengen. Dat moeten we dan ook maar liever niet proberen. Ze drukken allemaal uit dat Jezus er in Zijn leven, in Zijn sterven en na Zijn opstanding is "voor ons"- "voor velen" (en dat betekent in het bijbelse Grieks bijna "voor allen").
terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA