AART SCHIPPERS: Zoet is het licht. De opbouw van het boek De Prediker,
met de Hebreeuwse tekst, een vertaling en een parafrase, Baarn, 2003, 187 pag.


SCHIPPERS (geboren in 1929) werkte als gereformeerd predikant achtereenvolgens in Colijnsplaat, Hallum en (voor het studenten-pastoraat) in Amsterdam. In 1993 ging hij met emeritaat. Het boek begint met een autobiografisch Woord vooraf (pag. 8-9). Al sinds de lagere school in Wanswerd (juf Roelfzema) houdt SCHIPPERS van het Oude Testament. Zijn studie van Prediker begon met het commentaar van AALDERS, toen juist verschenen (1948). De vermelding van dit boek gaf mij een warm gevoel. Het was namelijk het allereerste commentaar dat ik zelf heb gekocht als beginnend student theologie (1971/2). Ik raadpleeg het nog steeds regelmatig. Nu bijna 60 jaar na verschijnen lijkt het boek van AALDERS het toppunt van gereformeerde braafheid, maar SCHIPPERS noemt het terecht een indrukwekkend boekwerk, in die tijd baanbrekend. De andere theoloog in het Woord vooraf is FOKKELMAN met zijn literaire benadering van de bijbel. En daarmee zijn we direct bij aanpak van SCHIPPERS zelf: het zoeken van de literaire structuur van de tekst, in dit geval: van het bijbelboek Prediker.

Prediker is een onoverzichtelijk boek. Het lijkt een verzameling losse teksten, spreuken, overwegingen, observaties en conclusies. Vragen over God en mens, over leven en dood, over goed en kwaad en over wijs en dwaas komen aan de orde (pag. 10) - zonder dat je er op het eerste gezicht veel lijn in ontdekt. Onze indeling in hoofdstukken, pas in de late middeleeuwen aangebracht door een Engelse bisschop (pag. 10), helpt ons weinig verder in het ontdekken van de logika van het boek. Een eerste analyse brengt ons tot de volgende indeling:

01:01-01:02   proloog   óver Prediker
01:03-12:07   het boek zelf   ván Prediker
12:08-12:14   epiloog   óver Prediker

Proloog en epiloog vormen samen de omraming, zoals een lijst een schilderij omraamt. Ook Deuteronomium (1: 1- 5) en Job (hoofdstuk 1- 2) hebben een proloog, waarin de hoofdpersoon (respectievelijk Mozes en Job) wordt voorgesteld. In de proloog van Prediker wordt de hoofdpersoon (in het Hebreeuws Qohelet) aangediend als Salomo. SCHIPPERS houdt dat (mijns inziens terecht) voor een literaire fictie. De proloog wil zeggen: Qohelet zal spreken in de rol van een fictieve, op zijn leven en werk terugkijkende Salomo (pag. 12).
* In de eerste helft van het boek in de rol van de rijke en wijze koning (pag. 13).
* In de tweede helft van het boek in de rol van Salomo de Wijze (pag 13).
In de epiloog wordt niet meer naar Salomo verwezen.
De proloog eindigt (Prediker 1:1) en de epiloog begint (Prediker 12:8) met dezelfde woorden: IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid! (NBG) / Lucht en leegte, alles is leegte (NBV). SCHIPPERS kiest voor de vertaling absurd. Wanneer Prediker spreekt over ijdelheid, gaat het steeds om een pijnlijk gebrek aan overeenstemming tussen twee verschijnselen. De ene realiteit valt niet te rijmen met de andere (pag. 13-14). 'Alles is absurd' wil zeggen, dat het de absurditeit is die alles kleurt (pag. 14). Ook de zinvolle dingen die er zijn.

NB: Volgens de NBV zijn Prediker 1: 2 en 12: 8 (Lucht en leegte ...) de eerste en laatste woorden van Prediker zelf (zie Werk in Uitvoering pag. 64). - Volgens SCHIPPERS zijn deze woorden afkomstig van de uitgever. Die typeert er Prediker mee. Uiterst absurd, placht Prediker te zeggen.

Volgens SCHIPPERS is het boek Prediker opgebouwd uit 19 onderdelen: 8 gedichten en 11 proza-stukken.

NB: Ook hierin blijkt een verschil met de NBV.
De NBV vindt in Prediker slechts 3 gedichten (zie Werk in Uitvoering pag. 59):
* 01:02-11: de eeuwige kringloop.
* 03:01-08: het tijdenlied.
* 12:02-08: de ouderdom.

De Hebreeuwse poezie heeft een kwalitatief en een kwantitatief aspect. Het kwalitatieve aspect is de parallellismus membrorum: inhoudelijke overeenkomst tussen de versregels met een veelbetekenend verschil. Wat het kwantitatieve aspect betreft, gaat SCHIPPERS uit van de ontdekking van FOKKELMAN dat de dichters van het oude Israel wel degelijk hun lettergrepen telden. De bijbelse poezie (zoals de poetische gedeelten van Prediker) heeft een aantal niveaus, en op elk niveau spelen de getallen 2 en 3 een belangrijke rol. Deze zelfde structuur en gelaagdheid vindt SCHIPPERS ook in de proza-gedeelten van Prediker (een voorbeeld van zijn minitieuze analyse vinden we op pag. 50-51). In schema:

laag:   POEZIE   PROZA in Prediker
1.   colon, met doorgaans 2 of 3 heffingen    
2.   doorgaans 2 of 3 cola vormen een vers   doorgaans 2 of 3 cola vormen een regel
3.   doorgaans 2 of 3 verzen vormen een strofe   doorgaans 2 of 3 regels vormen een alinea
4.   doorgaans 2 of 3 strofen vormen een stanza   doorgaans 2 of 3 alinea's vormen een paragraaf
5.   doorgaans 2 of 3 stanza's vormen een gedicht   doorgaans 2 of 3 paragrafen vormen een perikoop

SCHIPPERS komt nu tot de volgende structuur van het boek Prediker (de tabel Nr. geeft de opeenvolgende perikopen / gedichten aan; ter wille van de netheid van het schema heb ik Prediker 1: 3 enz. geschreven als 01:03 enz.) :

    Nr.     Prediker
Openingsgedicht   01 poezie 2 stanza's 01:03-01:11
Deel I sectie A 02
03
04
proza
poezie
proza
3 paragrafen
2 stanza's
3 paragrafen
01:12-02:03
02:04-02:11
02:12-02:26
  sectie B 05
06
poezie
proza
2 stanza's
3 paragrafen
03:01-03:09
03:10-03:22
  sectie C 07
08
09
proza
poezie
proza
3 paragrafen
2 stanza's
3 paragrafen
04:01-04:16
04:17-05:06
05:07-06:02
Centrale gedicht   10 poezie 1 stanza 06:03-06:09
Deel II sectie D 11
12
13
proza
proza
poezie
3 paragrafen
3 paragrafen
2 stanza's
06:10-07:14
07:15-07:29
08:01-08:09
  sectie E 14
15
proza
proza
2 paragrafen
3 paragrafen
08:10-08:17
09:01-09:10
  sectie F 16
17
18
poezie
proza
proza
2 stanza's
3 paragrafen
3 paragrafen
09:11-09:16
09:17-10:15
10:16-11:06
Slotgedicht   19 poezie 2 stanza's 11:07-12:07

Dit schema laat al enigszins zien dat er in de structuur van Prediker een getalsmatige evenwichtigheid zit (pag. 37 en 39-40). - Zoals gezegd: SCHIPPERS heeft deze indeling gemaakt op grond van literaire analyse. Wie meer let op de inhoud dan op de vorm, is deze indeling niet altijd evident. Vooral de lange perikopen (bijvoorbeeld nummer 11) bevatten verschillende thema's. Zonder de kwantitatieve analyse zouden we ze niet direct als een eenheid beschouwen.

De 19 perikopen zijn van elkaar gescheiden door 18 grenzen; in 14 van die 18 gevallen wordt de grens tevens gemarkeerd door de overgang van poezie naar proza of omgekeerd. Drie gedichten spelen een hoofdrol: het openingsgedicht perikoop 01, het centrale gedicht perikoop 10 en het slotgedicht perikoop 19. Dit schema is pas waarneembaar voor een lezer die het boek 'uit' heeft. ... De 19 perikopen blijven vanaf het begin tot aan het einde van het leesproces vaste onveranderlijke elementen, maar naarmate de lezer vordert met lezen, vertonen zij steeds wisselende onderlinge relaties en daardoor een steeds weer ander beeld (pag. 20). SCHIPPERS werkt dat in het vervolg nader uit. Ik kan enkel een paar hoofdlijnen weergeven van zijn uiterst gedetailleerde analyse.

De perikopen 01, 02 en 03 vormen een afgerond drietal vormen (met 02 als centrum):

Openingsgedicht   01 01:03-01:11 Wat bereiken mensen met al hun inspanningen? Niets. Het openingsgedicht vormt een inclusie met rijm: Welk voordeel (yitroon)? - Geen herinnering (kisjroon).
Deel I sectie A 02 01:12-02:03 Prediker in zijn rol van koning Salomo heeft meer gedaan dan al zijn voorgangers, maar terugkijkend komt hij tot de conclusie dat het allemaal absurd is geweest.
    03 02:04-02:11 In een persiflage op de snoevende koningenstijl uit die tijd (met in het Hebreeuws 37 ik-vormen!) erkent "koning Salomo" dat zijn inspanningen geen resultaat hebben gehad.

Wanneer we er ook de perikopen 04 en 05 bij betrekken, ontstaat er een afgerond vijftal (met 03 in het centrum en 02 en 04 als een ring daarom heen):

Openingsgedicht   01 01:03-01:11 Wat bereiken mensen met al hun inspanningen? Niets.
Deel I sectie A 02 01:12-02:03 Alles wat "koning Salomo" heeft gedaan, blijkt achteraf absurd te zijn.
    03 02:04-02:11 "Salomo" 's inspanningen hebben geen resultaat gehad.
    04 02:12-02:26 Wat "koning Salomo" ook heeft opgebouwd: hij moet het nalaten aan zijn opvolger, en wie zegt of die wijs of dwaas zal zijn?
  sectie B 05 03:01-03:09 Het tijden-gedicht, dat opnieuw het antwoord geeft op de vraag van perikoop 01: Welk voordeel? - Elke menselijke activiteit wordt ingehaald door haar tegendeel. We schieten er niets mee op.

Als we daarna ook perikoop 06 erbij betrekken, ontstaan er 2 drietallen: 01-02-03 en 04-05-06;
daarin zijn parallel 01 // 04; 02 // 05 en 03 // 06.
De perikopen 04 en 06 vormen een ring rond 05: de mensen ploeteren zonder resultaat - enkel God brengt iets tot stand:

Openingsgedicht   01 01:03-01:11 Wat bereiken mensen met al hun inspanningen? Niets.
Deel I sectie A 02 01:12-02:03 Alles wat "koning Salomo" heeft gedaan, blijkt achteraf absurd te zijn.
    03 02:04-02:11 "Salomo" 's inspanningen hebben geen resultaat gehad.
    04 02:12-02:26 "Koning Salomo" moet alles eens nalaten aan zijn opvolger.
  sectie B 05 03:01-03:09 Het tijden-gedicht.
    06 03:10-03:22 Enkel God is het, Die over onze tijden gaat. Geen mens kan met Zijn regime concurreren. De herhaling uit perikoop 01 is Zijn werk: Hij zoekt altijd weer op wat is voorbijgegaan (Prediker 3:15).

Bijna alle uitleggers menen dat na Prediker 3:22 de Salomo-fictie ten einde is. Met E.S. CHRISTIANSON betoogt SCHIPPERS dat de Salomo-fictie doorloopt tot het eind (Prediker 12: 7); zij het dat na perikoop 10 het onderscheid tussen de speler en de door hem gespeelde rol steeds kleiner wordt (pag. 27).

> In het eerste tiental perikopen (01-10) treedt Prediker op als Salomo de Koning uit 1Koningen (rijk en wijs).
> In het tweede tiental perikopen (10-19) treedt Prediker op als Salomo de Wijze uit Spreuken (pag. 43).

In de perikopen 07-08-09 levert de fictieve Salomo van Prediker kritiek op de ideale Salomo uit 1Koningen.

  sectie C 07


08


09

04:01-04:16

04:17-05:06

05:07-06:02

Volgens 1Koningen 4:25 (NBV: 5:5) woonden in de tijd van Salomo Juda en Israel gerust, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom. Volgens de perikopen 07 // 09 (bijeengehouden door sleutelwoorden als goed en kwaad, rust en het getal 2) is dit geluk een illusie - de werkelijkheid is onrecht en uitbuiting. De lastige tekst Prediker 5:8: Een voordeel voor het land bij dit alles is een koning die de akkerbouw begunstigt (NBG) vat SCHIPPERS cynisch op: de uitgebuite boeren die zelf niemand hebben om op hun beurt te plunderen houden er in elk geval een koning aan over: zo'n koning die eens in de zoveel tijd langs komt en voor wie zij dan de vlag kunnen uitsteken (pag. 30).
Volgens 1Koningen 8:27-53 heeft Salomo zijn tempel niet enkel gebouwd voor God, maar ook voor het volk: Als mensen in nood hier, in deze tempel uw hulp zoeken, verhoor hen dan! (pag. 31). De sleutelwoorden uit 1Koningen 8:27-53 (horen, hemel en aarde) komen terug in perikoop 08. De tempel brengt mensen in verleiding om met God te marchanderen om een maximale hoeveelheid verlossing tegen een minimale hoeveelheid dankbaarheid te verkrijgen (pag. 31).

Perikoop 10 (Prediker 6: 3- 9) vormt precies het midden van Prediker. Zowel ervoor als erna staan 9 perikopen van samen 23 paragrafen van samen 55 alinea's. Dit centrale gedicht heeft als enige slechts één stanza, met 3 strofen. De kernzin is Prediker 6: 9: beter is het zien der ogen dan het jagen der begeerte (NBG). Eén vogel in de hand is beter dan tien in de lucht. Geniet van het goede dat hier en nu binnen bereik ligt. NB: in Prediker 6: 3 horen de woorden zelfs zonder graf niet bij het voorafgaande (de man die lang leeft en veel kinderen krijgt) maar bij het vervolg (het doodgeboren kindje): dan is zelfs zonder graf, beweer ik, een misgeboorte er beter aan toe dan hij.

NB 1: Begeerte in Prediker 6: 9 is de vertaling van het Hebreeuwse woord nèfèsj.
Nèfèsj
wordt wel eens met ziel vertaald, maar
a) nèfèsj kan vele nuances hebben die niet door ziel worden gedekt;
b) wat is een ziel precies?
Volgens Theologisches Handwörterbuch zum Alten Testament II pag. 71-77
is de grondbetekenis van nèfèsj "keel"
en komt het in het Oude Testament een aantal malen voor in de betekenis verlangen of begeerte.
In Prediker komt nèfèsj (als ik goed heb geteld) 7x voor.
Ik citeer uit de Naardense Bijbel, die nèfèsj steeds weergeeft met ziel:

02:24 Er is geen groter goed voor de mens dan dat hij eten zal en drinken,
en zijn ziel het goede zal doen zien met zijn gezwoeg
04:08 Voor wie zwoeg ik eigenlijk
en ontzeg ik mijn ziel het goede?
06:02 iemand aan wie God geeft rijkdom, schatten en eer,
en niets ontbreekt zijn ziel van al wat hij begeert,
06:03 de dagen van zijn jaren worden er veel,
maar zijn ziel wordt niet verzadigd met het goede
06:07 In alles zwoegt de mens voor zijn mond,–
en toch wordt zijn ziel nooit echt vol.
06:09 Beter is wat ogen zien
dan wat een ziel naloopt;
07:28 Ik heb met hart en ziel gezocht,
maar nog altijd niet gevonden.

NB 2: Als SCHIPPERS gelijk heeft met de (kwantitatief en kwalitatief) centrale plaats van perikoop 10 (Prediker 6: 3- 9), is hét grote kwaad de begeerte die blijft verlangen naar het onbereikbare. Daarmee zou Prediker het meest boeddhistische bijbelboek zijn.

Wanneer we perikoop 10 (Prediker 6: 3- 9) betrekken bij de voorafgaande perikopen 01 tot en met 09, krijgen we een structuur van vijf gedichten en vijf prozastukken met een weefsel van verbindingsdraden die SCHIPPERS in detail aanwijst. Om één van de vele voorbeelden te noemen: er bestaat een correspondentie tussen de perikopen 03 (Prediker 2: 4- 2:11) en 08 (Prediker 4:17- 5: 6). Beide perikopen gaan over bouwwerken van Salomo: zijn paleis (03) en zijn tempel (08). Perikoop 03 staat in de ik-vorm (persiflage op de snoevende koningen-stijl) - perikoop 08 in de jij-vorm (de koning waarschuwt zijn volk voor misbruik van de tempel).

De doorgaande lijn in perikoop 01-10 is het advies om te genieten zolang het kan: in sectie A (Prediker 2:24-26), in sectie B (Prediker 3:12-13, 22), in sectie C (Prediker 5:17-6:2) en in het centrale gedicht (Prediker 6:9). Ook in de tweede helft van Prediker komt dit advies terug (Prediker 8:15; 9:7-10; 11:7-12:1). Daarmee bedoelt Prediker niet een soort hedonisme dat in genieten de zin van het leven vindt. Door te genieten ontsnappen we niet aan de absurditeit van het bestaan. Wel spoort Prediker ons aan tot bescheidenheid, om van het goede hier en nu te genieten, want
a) je weet niet hoe lang dat zal kunnen, en
b) het is een gave van God (pag. 36).

Opnieuw komt SCHIPPERS terug op Salomo, concreter: op de ontwikkeling van de Salomo-figuur.
Hij veronderstelt in deze ontwikkeling de volgende fasen (pag. 37-39):
1) De historische Salomo: bouwer van een paleis en een tempel.
2) De ideale Salomo van 1Koningen 1-11: uitzonderlijk rijk en wijs.
3) De wijze Salomo van Spreuken 1- 9 (na de ballingschap geannexeerd door de wijsheidsleraren).
4) en 5) De Salomo van Prediker: in de rol van "Salomo" komt Prediker tot conclusies die vaak haaks staan op de visie van de traditionele wijsheidsleraren en de door hen geannexeerde Salomo-legende (pag. 39).

Perikoop 10 (Prediker 6: 3- 9) heeft een dubbele functie: afsluiting van het eerste tiental perikopen (01-10) en begin van het tweede tiental perikopen (10-19). In het eerste tiental perikopen speelt het woord doen / maken een rol in de opbouw van de perikopen (pag. 40-41); en in zowel het eerste als het tweede tiental perikopen ik heb gezien; de uitdrukking ik heb gezien komt in het eerste tiental 18x voor en in het tweede tiental 9x (pag. 41-42).

In het tweede tiental perikopen treedt Prediker op in de rol van Salomo de Wijze. Salomo de Wijze uit Spreuken (volgens SCHIPPERS een pseudepigrafisch geschrift) preekte een ordelijk wereldbeeld: als je God vreest, zul je gezegend worden - als je God niet vreest, loopt het slecht met je af. Om te weten wat je precies moet doen, moet je het gezelschap zoeken van Vrouwe Wijsheid. Zij laat zich maar al te graag vinden (pag. 43). In zijn rol van Salomo de Wijze bestrijdt Prediker deze opvatting over de zedelijke wereldorde en de kenbare wijsheid.

Het tweede tiental perikopen wordt omraamd door het kortste (perikoop 10) en het langste (perikoop 19) van Prediker. Essentieel is perikoop 10 (Prediker 6: 3- 9). De behoefte aan eten wordt nooit gestild. We blijven altijd maar zwoegen. Heeft wijsheid dan wel zin? Ja, want het is wijs om te genieten van het hier en nu. Uit alle macht proberen te ontkomen aan de absurditeit van het bestaat is dubbel absurd. Perikoop 19 (Prediker 11:07-12:07) grijpt daarop terug. Zoet is het licht. Geniet ervan zolang je kunt. Want vroeg of laat komt de duisternis.

Binnen dit raam staan de secties D (perikoop 11-12-13), E (perikoop 14-15) en F (perikoop 16-17-18).
De secties D en F corresponderen met elkaar:
> In sectie D geeft Salomo de Wijze wijze adviezen in de jij-vorm.
> In sectie F ontmoeten we de leerling van de wijze (een ambachtsman of een boer).

Sectie D heeft een autobiografisch karakter: zoals in sectie A Salomo de Koning spreekt, spreekt in sectie D Salomo de Wijze (het woord wijs komt er 16x in voor). Maar sectie D wordt omraamd door paragrafen over de mens in het algemeen (Prediker 6:10-12 en 8: 5- 9): ook de wijze is maar een sterfelijk mens, die niet tegen God op kan (Prediker 6:10) en die niet weet wat hem wacht (Prediker 6:12 en 8:7).

Centrale gedicht   10 06:03-06:09  
Deel II sectie D 11 06:10-07:14 Als zelfs de wijze niet weet wat hem wacht, hoe kan hij dan wijze raad geven (Prediker 6:12)? Wat is wijsheid dan waard? In de tweede paragraaf van deze perikoop (Prediker 7: 1- 7) citeert Prediker spreekwoorden en wijsheden ironisch. De strekking blijkt in de derde paragraaf (Prediker 7: 8-14): niet de mens maar enkel God gaat over de afwisseling van goede en slechte tijden; wijsheid helpt een mens om die keus aan God te laten door goedsmoeds te zijn in goede tijden en geduldig in slechte tijden (pag. 48 - dat is dus twee-derde van de wijsheid van antwoord 28 van de Heidelbergse Catechismus).
    12 07:15-07:29 Perikoop 12 staat in het teken van ik heb gezien. De ervaring ontmaskert de pretenties van de wijzen als illusoir. In dát kader zegt Prediker: Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te wijs (Prediker 7:16). Probeer niet door extreme rechtvaardigheid en wijsheid God te dwingen tot voorspoed en zegen. God vrezen is geen weg tot succes (zoals de wijzen beweerden), maar betekent juist dat een mens wijselijk juist afziet van absurde pogingen om God te beïnvloeden (pag. 52 - Prediker 7:18). Wees niet al te onrechtvaardig en wees niet al te dwaas (Prediker 7:17) correspondeert structureel met vers 21-22: Wees een inschikkelijk patroon voor je ondergeschikte (pag. 53). Vervolgens geeft SCHIPPERS door een ingenieuze structuur-analyse een verrassende uitleg van de raadselachtige passage Prediker 7:26-29: bitterder dan de dood is de vrouw ....voortdurend heb ik gezocht, maar een vrouw heb ik niet gevonden ... Het gaat hier over Vrouwe Dwaasheid en Vrouwe Wijsheid uit Spreuken 8 en 9. Volgens de Spreukendichter Salomo is Vrouwe Wijsheid makkelijk te vinden en is het een kwestie van eigen keus om aan Vrouwe Dwaasheid te ontkomen. Volgens Prediker "Salomo" is het Gods (ondoorgrondelijke) beschikking of een mens aan Vrouwe Dwaasheid ontkomt (Prediker 7:26) - en Vrouwe Wijsheid is helemaal niet te vinden (Prediker 7:28); zij is een illusie, een van de vele verzinsels (vers 29) die mensen hebben gezocht (pag. 54).
    13 08:01-08:09 Zowel perikoop 12 als perikoop 13 staan in het teken van ik heb gezien. In perikoop 12 is het thema: eerbied voor God - in perikoop 13: gehoorzaamheid aan de koning. Maar ook daarmee is geen succes gegarandeerd. Want niemand ontkomt aan de dood (Prediker 8: 8). Daarmee komen we bij de thematiek van de centrale sectie E van het tweede tiental: de perikopen 14 en 15.
  sectie E 14 08:10-08:17 Perikoop 14 gaat uit van het ervaringsfeit dat zondaars een eervolle begrafenis krijgen en dat rechtvaardigen worden vergeten. Deze absurde ervaring weerspreekt de vrome wijsheid "wie God vreest zal het goed gaan".
    15 09:01-09:10 Maakt God dan geen verschil? Ja, God maakt alle verschil, zegt perikoop 15. Niet in de zin dat onze Godsvrucht Hem tot zegenen beweegt, maar in de zin dat Hij als de absoluut soevereine monarch (pag. 58) alles bepaalt (Prediker 9:1). Wie géén verschil maakt is de dood, die alle verschillen tussen mensen, en zelf het verschil tussen mensen en dieren met de grond gelijk maakt (pag. 57 - Prediker 9: 2- 3; 3:19). En wijzelf? wij mensen kunnen niet ageren, enkel reageren. Wat een mens doet maakt verschil, maar pas als een mens reageert, reageert op de dood met zijn keuze voor leven, en reageert op het geluk dat God hem gunt met van het leven te genieten (pag. 58).

Sectie F omvat de perikopen 16 (Prediker 9:11- 9:16), 17 (Prediker 9:17-10:15) en 18 (Prediker 10:16-11: 6). De afstand tussen Prediker en de door hem gespeelde rol van Salomo de Wijze is hier vrijwel verdwenen. Hij spreekt hier tot de arme uit Prediker 6: 8: een handwerker, een ambachtsman of een boer, die ... heeft geleerd 'om het hoofd boven water te houden' (pag 58).

  sectie F 16 09:11-09:16 Perikoop 16 is het spiegelbeeld van perikoop 13 (Prediker 8:1-8:9): allebei gedichten in het teken van ik heb gezien. Perikoop 13 geeft advies aan de wijze aan het hof. Perikoop 16 spreekt over de wijze als burger van de stad; ondanks zijn wijsheid moet hij uiterst bescheiden zijn. NB: NBG en NBV vertalen in Prediker 9:15 dat de arme wijze met zijn wijsheid de stad had kunnen redden, maar niemand dacht aan hem (dus de stad ging verloren; zoals niemand luisterde naar de profeet Jeremia, en dus ging Jeruzalem verloren). SCHIPPERS vertaalt: hij was het, die de stad redde door zijn wijsheid. Geen mens gedacht echter die man, die arme. Dan betekent het vers: de stad werd wel gered, maar de wijze kreeg geen standbeeld. Wordt deze uitleg niet weersproken door vers 16?
    17 09:17-10:15 Perikoop 17 is het spiegelbeeld van perikoop 12 (Prediker 7:15-7:29). Beide gaan over wijs en dwaas. Dwaas is volgens Prediker 10:12-15 degene die denkt Gods beleid te doorgronden, terwijl hij niet eens de weg naar de stad weet te vinden. De middelste paragraaf van perikoop 7 (Prediker 10: 5-11) gaat over ongelukken. Centraal daarin staan de vier spreekwoorden van Prediker 10:10-11: wie een kuil graaft, loopt de kans erin te vallen ... Wie werkt, loopt altijd risico's. Het is wijs om zich niet onkwetsbaar te achten, maar met de risico's rekening te houden en ze waar mogelijk te vermijden (Prediker 10:10).
    18 10:16-11:06 Perikoop 18 is het spiegelbeeld van perikoop 11 (Prediker 6:10- 7:14). Het sleutelwoord van perikoop 18 is brood (Prediker 10:19; 11: 1; vgl. zaad en zaaien in 11: 4 en 6). Perikoop 18 is waarschijnlijk een van de vrolijkste perikopen in Qohelets tekst (pag. 62). In Prediker 10:17 staat zelfs een felicitatie. Maar verzet tegen wanbeheer van het hof is vruchteloos (Prediker 10:18-20). De raadselachtige tekst Werp uw brood uit op het water, want je vindt het later weer terug (Prediker 11: 1) spoort aan tot vrijgevigheid: de nooddruftige helpen zonder berekening. Het is niet uitgesloten dat je zelf ooit bent aangewezen op deze vrijmoedige weldadigheid (pag. 62). Beter dan sparen met het oog op de kwade dag (Prediker 5:12-16) is vrijgeving zijn met het oog op de kwade dag (Prediker 11: 1- 3; vgl. Lucas 16: 9). maar succes is nooit verzekerd. Je moet mazzel hebben; maar dat kan - zelfs dubbel (Prediker 11: 6).
Slotgedicht   19 11:07-12:07 Perikoop 19 is het spiegelbeeld van perikoop 10 (Prediker 6: 3- 9). De boodschap van perikoop 10 is: we bereiken nooit een definitief einddoel, dus geniet van het goede hier en nu - de boodschap van perikoop 19 is: zoet is het licht - geniet ervan zolang het schijnt. Want er komt eens een eind aan. Perikoop 19 correspondeert ook met perikoop 01 (Prediker 1: 3- 1:11). De boodschap van perikoop 01 was: we komen nooit echt een stap verder - de boodschap van perikoop 19 is: áls we iets bereiken, dan ons eeuwig huis: het graf (Prediker 12: 5). Het zoete licht uit Prediker 11: 7 wordt gedoofd: zon, maan en sterren worden verduisterd (Prediker 12: 2); de levenslamp wordt vernield (Prediker 12: 6). Prediker 12: 3- 7 gaat niet, zoals vaak wordt gedacht, over de vele kwellende allegorisch aangeduide ouderdomskwalen. Hij gaat over iemands sterfdag, de dag van iemands begrafenis (pag. 65): de begrafenis van 'een mens', Elckerlijc (pag. 68). In Prediker 12: 3 worden achtereenvolgens genoemd: gewone mannen en machtige heren, gewone vrouwen en dure dames - samen: "alle mensen": alle bewoners van het huis rouwen. De genoemde vier kategorieën corresponderen met de vier voorwerpen bij het graf in Prediker 12: 6: de kostbare gouden schaal (vrouwelijk) en zilveren lampstandaard (mannelijk); en de alledaagse kruik (vrouwelijk) en pot (mannelijk). Prediker 12: 4- 5 beschrijft de gang van de rouwstoet. Prediker 12: 6- 7 schildert de eigenlijke begrafenis, waarbij de genoemde vier voorwerpen symbolisch worden stukgebroken. Maar de nadruk in perikoop 19 ligt op het driemalige voordat (Prediker 12: 1; 2; 6): geniet van het levenslicht voordat het dooft.

De boodschap van beide tientallen is: We moeten onze plaats weten.
Met al onze inspanningen bereiken we nooit iets nieuws.
Niet de mens, maar God stelt de tijden vast. Dat noopt tot bescheidenheid.

In deel I spreekt Prediker als Salomo de Koning. In deel II spreekt Prediker als Salomo de Wijze.
De secties A, B en C van deel I corresponderen met de secties D, E en F van deel II:

Je kunt deel I en deel II ook nog anders met elkaar verbinden: concentrisch rond het centrale gedicht perikoop 10 (Prediker 6: 3- 6: 9). Dan wordt de rol van God duidelijk. De basis van de bescheidenheid die Prediker ons leren wil, blijkt de vrees voor God te zijn. Dat thema komt voor in de binnenste ring om perikoop 10 (de secties C // D) en in de ring daar omheen (de secties B // E):
= Sectie B: God doet wat Hij doet opdat wij voor Hem vrezen (Prediker 3:15-15).
= Sectie C: Marchandeer niet met God, maar vrees God (Prediker 5: 6).
= Sectie D: Wie God vreest, beseft dat absolute wijsheid onvindbaar is (Prediker 7:18).
= Sectie E: "Wie God vreest, zal het goed vergaan" blijkt in de praktijk niet te kloppen (Prediker 8:12-14).
Het is Gods alleenheerschappij, absoluut en ondoorgrondelijk, die mensen vrees moet inboezemen (pag. 73).

In de buitenste ring staan de koning (sectie A) en de boer (sectie F) tegenover elkaar. Aan de koning die terugkijkt vertoont zich een uitsluitend somber beeld; het bestaan dat aan de boer in het vooruitzicht wordt gesteld is niet zonder goede kansen (pag 73). Beiden beseffen afhankelijk te zijn van Gods beleid; voor de koning betekent dat een relativering van zijn oproep om te genieten (Prediker 2:24-26) - voor de boer de hoop op mazzel (Prediker 11: 5- 6 - het laatste woord van vers 6 is in het Hebreeuws goed in het meervoud!).

Na zijn analyse van Prediker (pag. 9-75) geeft SCHIPPERS:
* naast elkaar de Hebreeuwse tekst en een werkvertaling (pag. 77-141);
* een vertaling (waaraan ook Syb de Lange heeft meegewerkt - pag. 143-164);
* een parafrase (pag. 165-185).
Ik haal een aantal krenten uit deze pap; met name daar waar afwijking van NBG of NBV mij opviel.

01:02

Uiterst absurd, alles is absurd.
NBG: IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid.
NBV: Lucht en leegte, alles is leegte.
01:08 Alle woorden zijn moe; niemand is in staat om te spreken.
Alle woorden zijn moe - niemand is in staat om iets nieuws te zeggen.
Alle woorden zijn versleten. Niemand is in staat om het verlossende woord te spreken.
NBG: Alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend.
02:20 Zo kwam ik er toe om mijn hart iedere illusie te ontnemen.
03:02 Er is een tijd voor geboren worden en een tijd voor sterven.
NBG / NBV: Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven.
03:05 Een tijd voor stenen wegwerpen en een tijd voor stenen bijeenzamelen.
NBV: Er is een tijd om te ontvlammen en een tijd om te verkillen.
03:11 Ook heeft Hij (besef van) duur in hun hart gelegd.
Hij heeft ook besef van duur en een verlangen naar duurzaamheid in het hart van mensen gelegd.
03:14 Ik heb ingezien, dat alles wat God bewerkstelligt, dat is wat gebeurt - altijd.
NBV: Alles wat God doet, zo heb ik vastgesteld, doet hij voor altijd.
03:18 Ik zei in mijn hart betreffende de mensen: God heeft hen uitgezonderd,
maar ik ben tot het inzicht gekomen, dat zij dieren zijn, ja zij.
04:08 En nooit denkt hij: Voor wie span ik mij eigenlijk zo in? Voor wie ontzeg ik me ieder genoegen?
04:12 En een drievoudig snoer - een man die niet alleen een broer heeft, maar ook nog een zoon - , dat is sterk.
04:14 Ja, hij kwam uit de gevangenis om koning te worden. Evenwel, ook onder zijn koningschap werd een arme geboren.
NBV: En dat terwijl hij in diens rijk als een onbeduidend iemand was geboren.
Die jongeman kwam uit de gevangenis. Het lukte hem ook nog om het volk voor zich te winnen en om koning te worden. Onder zijn koningschap werd echter al weer een andere jongen van lage komaf geboren.
05:08 Een 'voordeel' bij dit alles is, dat de boeren er een koning aan overhouden!
06:03 ... dan is zelfs zonder graf, beweer ik, een misgeboorte er beter aan toe dan hij.
06:09 Het is beter dat men geniet van wat voor ogen komt dan dat de begeerte rond blijft dwalen.
07:18 Ja, wie God vreest volgt die beide (aanwijzingen).
NBG: Hij, die God vreest, ontkomt aan dit alles.
07:19 De wijsheid trotseert de wijze, die haar poogt te vinden.
NBG: De wijsheid geeft de wijze meer macht dan ...
07:26 Vrouwe Dwaasheid is om als de dood voor te zijn, ja, zij is bitterder dan de dood.
07:28 Vrouwe Wijsheid, zo kostbaar als zij is, zij is niet te vinden.
08:06 Het rampzalige voor mensen is echter (dat ze niet weten wat hen in de toekomst te wachten staat)
NBV: Een zware last is dat, voor ieder mens. Het is een kwade zaak, (want niemand weet wat komen zal)

08:08

Zo heeft ook niemand iets te zeggen over zijn sterfdag. Als het zover is, kan niemand een remplaçant inhuren.
09:03 Vandaar dat mensen neigen tot kwaad doen.
NBV: En hoe triest ook dat hun hart hun leven lang vol kwaad is.
09:04 (Voor de levenden) is er (deze) zekerheid: een levende hond is beter af dan een dode leeuw.
NBV: Voor wie nog leven mag, is er nog hoop; beter een levende hond dan een dode leeuw.
09:10 Het werk dat je ligt, doe dat zo goed als je kunt.
09:13 Wat dit voor wijsheid betekent heb ik gezien onder de zon...
NBG: Ook dit zag ik als wijsheid onder de zon ...
NBV: Ik heb onder de zon iets gezien dat voor wijsheid doorging.
09:15 ... hij was het, die de stad redde door zijn wijsheid.
NBV: ... en met zijn wijsheid de stad had kunnen redden.
10:03 Hij denkt dat iedereen dwaas is.
NBG: Hij zegt tot ieder, dat hij een dwaas is.
NBV: ... toont hij steeds aan iedereen hoe dwaas hij is.
10:05 een echt onopzettelijke dwaling die uitgaat van een machtige ...
het is echt een vergissing gemaakt door machthebbers.
NBV: een wandaad die machthebbers plegen te begaan ...

10:16

Wee u, o land, als uw koning een knecht is (NBG / NBV: een kind).
10:20 De muren hebben oren. 'De raafjes' - aan die twee woorden van haar man had de Zeeuwse boerin genoeg om haar geroddel over de burgemeester, de notaris of de dominee te staken.
11:02 Geef een deel aan zeven, ja aan acht - u weet niet welk kwaad op aarde kan gebeuren.
En als je dan toch vrijgevig bent, wees het royaal. Verdeel wat je te geven hebt over zeven, ja, acht mensen.
Misschien komen er slechte tijden, waarin jij hulp hard nodig hebt.
11:08 Laat hij bedenken, dat er ook donkere dagen komen; het kunnen er veel zijn.
NBG: maar hij bedenke, dat de dagen der duisternis vele zullen zijn.
NBV: en bedenken, dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn.

NB: SCHIPPERS denkt blijkbaar aan mogelijke tegenslag tijdens ons leven, NBG en NBV aan het hiernamaals.
11:09 Maak plezier, jonge man, in uw jeugd ....En weet, dat over al deze dingen God u in het gericht zal brengen.
Geniet, jonge man, als je jong bent. Vergeet niet - God staat er op dat je de kans om te genieten ook waarneemt.
12:05 De naar de sprinkhaan genoemde boom is zwaar geladen met vruchten. De kapperbes staat in bloei.
NBV: De sprinkhaan sleept zich voort, de kapperbes droogt uit.
12:11 Zij worden gehanteerd door elke herder.
NBG: gegeven zijn zij door één herder.

De benadering van SCHIPPERS is intrigerend en vaak ingenieus.
Nergens vind ik zijn werkwijze of conclusies gezocht.
SCHIPPERS helpt mij om door de vele bomen van Prediker het bos te zien:

  1. God beschikt onze goede en slechte tijden.
  2. Wij kunnen Gods beleid niet doorgronden of beinvloeden.
  3. Wij kunnen dus ook de toekomst niet voorzien of beinvloeden.
  4. Onze enige zekerheid en de grote gelijkmaker is de dood.
  5. Geniet daarom nu van het kleine geluk, als en zolang God het geeft.
  6. Verlangen naar meer betekent enkel frustratie.

Wel heb ik een tweetal vragen, die SCHIPPERS niet beantwoordt.

  1. Hoe is Prediker te werk gegaan bij het schrijven van zijn boek? Heeft hij de door SCHIPPERS ontdekte buitengewoon gecompliceerde structuur inderdaad bewust zo in elkaar gezet? Om zó een boek te componeren en te construeren zouden wij ten minste een tekstverwerker nodig hebben. Of was het een kwestie van de intuitie van een begaafde denker en ervaren auteur om zo evenwichtig te schrijven, ook in de structuur van zijn tekst? Hoe moeten we ons dat precies voorstellen?
  2. En hoe moeten we ons de eerste lezers van Prediker voorstellen? Hebben zij de door Prediker bewust bedoelde of intuitief voortgebrachte structuur doorzien? Zou bijvoorbeeld Jezus zo'n 250 jaar later (pag. 9) Prediker op deze manier hebben gelezen? Wanneer is deze structurerende leeswijze verloren gegaan? Of is de door Prediker gebruikte code nooit door lezers gekraakt, tot 2300 jaar later SCHIPPERS de sleutel ontdekte?

terug naar boeken

terug naar Prediker

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA