KORTE UITLEG OVER DE DUIVEL
Een paar benamingen:
* Satan: komt van het Hebreeuwse woord sataan =
tegenstander / tegenpartij.
* Duivel: komt van het Griekse woord diabolos =
lasteraar
/ iemand die vals beschuldigt.
* De Boze: in het Grieks is soms niet duidelijk of bedoeld is:
"de Boze" of "het kwaad".
In het Oude Testament
ontstaat pas
geleidelijk de voorstelling van een persoonlijke kwade macht.
In de vijf boeken van Mozes wordt de satan of duivel nergens
genoemd.
Ook de slang in het paradijs wordt in het Oude Testament nergens
aangeduid als de Satan!
Pas in latere bijbelboeken duikt de figuur van de Satan op: 1Kronieken
21; Job 1 -2; Zacharia 3.
Illustratief is het verhaal over de rampzalige volkstelling van
David. Hoe kwam David daartoe? -
Satan als aanklager.
In de twee andere teksten over Satan in het Oude Testament heeft
Satan de functie van aanklager. Als officier van justitie wijst
hij God op de zonden van mensen.
* In Zacharia 3:1-3 ziet de profeet Zacharia in een visioen de
hogepriester Jozua voor de HEER staan in vuile kleren (beeld van
de zonden van het volk). Rechts van Jozua staat de Satan die zijn
requisitoir houdt. De HEER legt Satan echter het zwijgen op.
* Job 1:6-9: Op een dag kwamen de hemelbewoners hun
opwachting
maken bij de HEER, en ook Satan bevond zich onder hen. Satan
heeft op aarde een inspectie-reis gemaakt. De HEER vroeg aan
Satan: "Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is
er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij
heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad". Satan antwoordde
de HEER: "Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor
God hebben?". Volgens Satan is Jobs vroomheid enkel
eigenbelang.
Ook in Openbaring 12:10 heet de Satan de aanklager van onze
broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde.
Satan als verleider.
De stap van aanklager naar verleider is klein.
* In Job 1-2 probeert Satan zijn gelijk te halen door Job te
beproeven. Hij hoopt dat Job God dan zal afzweren.
* In 1Kronieken 21:1 verleidt Satan David ertoe de volkstelling
te houden - met alle gevolgen vandien voor het volk en David zelf.
* In Lucas 22:31 waarschuwt Jezus aan het Laatste Avondmaal
Petrus voor diens komende beproeving: Simon, Simon, weet dat
Satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te
mogen zeven. Maar ik heb voor jou gebeden opdat je geloof niet
zou bezwijken. Tegenover Satan als aanklager / beproever
staat hier Jezus als advocaat die voor Petrus pleit.
* Tijdens de verzoeking in de woestijn wordt Jezus Zelf door de
Satan beproefd: Veertig dagen bleef Hij in de woestijn, waar
Hij door Satan op de proef werd gesteld (Marcus 1:13;
uitvoeriger in Mattheus 4:1-11 en Lucas 4:1-13). - Als Jezus
later spreekt over Zijn komende lijden en Petrus Hem daarvan wil
afbrengen, reageert Jezus daarop met: "Ga terug, achter
Mij, Satan! Je zou Me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt
niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen"
(Mattheus 16:23).
* Met de gelijkenis van de zaaier verklaart Jezus waarom het
Evangelie zo teleurstellend weinig effect heeft. Het Woord
wordt wel gezaaid, maar wanneer ze het gehoord hebben, komt
meteen Satan om het Woord weg te graaien dat in hen gezaaid is (Marcus
4:15).
* In Openbaring 12:9 wordt de Grote Draak nader aangeduid met de
slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de
hele wereld misleidt. Hier wordt dus de slang uit het
paradijs achteraf geduid als een verschijningsvorm van de Satan.
De Satan uit de hemel
gegooid.
Eén van de heilsfeiten uit het Nieuwe Testament is de
uitwerping
van de Satan uit de hemel.
Doordat Jezus onze schuld op Zich neemt, heeft de aanklager geen
enkel argument meer.
* Jezus heeft dat Zelf gezien in een visioen: "Ik heb
Satan als een lichtflits uit de hemel zien vallen!" (Lucas
10:18)
* Johannes heeft datzelfde visioen gezien: De grote draak
werd
op de aarde gegooid. ... Samen met zijn engelen werd hij op de
aarde gegooid. Toen hoorde ik een luide stem in de hemel zeggen:
"Nu zijn de redding, de macht en het koningschap van onze
God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van Zijn Messias.
Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en
nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht"
(Openbaring
12:9-10)
* Zonder de Satan uitdrukkelijk te noemen doelt Paulus op
hetzelfde als hij schrijft: Wie zal Gods uitverkorenen
aanklagen? God zelf spreekt hen vrij. Wie zal hen veroordelen?
Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en
aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons (Romeinen
8:33-34).
Onze aanklager wordt niet ontvankelijk verklaard - enkel onze
advocaat heeft recht van spreken!
"De duivel wederstaan"
(Gz 172:4).
De uitwerping van de Satan uit de hemel is nog niet zijn
definitieve nederlaag - integendeel: wee de aarde en de zee:
de duivel is naar jullie afgedaald! Hij is woedend, want hij weet
dat hij geen tijd te verliezen heeft (Openbaring 12:12).
a) Daarom roepen de apostelen ons op om de duivel te weerstaan.
Petrus schrijft (1Petrus 5:8-9): Wees waakzaam, wees op uw
hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende
leeuw, op zoek naar een prooi. Stel u tegen hem teweer ... En
Jakobus (4:7): Verzet u tegen de duivel, dan zal hij van u
wegvluchten. En Paulus: Geef de duivel geen kans (Efese
4:27) maar trek de wapenrusting van God aan om stand te
kunnen
houden tegen de listen van de duivel (Efese 6:11).
b) In de strijd tegen de duivel speelt het gebed
een
beslissende rol. Dat blijkt uit de 6e bede van het Onze Vader (Mattheus
6:13). In het Grieks valt niet uit te maken of je moet vertalen Verlos
ons van de boze (NBG-1951: de Boze als
een
persoonlijke macht) of Behoed ons voor het kwaad (Willibrord-Vertaling:
het kwaad in onpersoonlijke zin). De NBV-vertaling
probeert beide aspecten tot hun recht te laten komen met Red
ons uit de greep van het kwaad: "het kwaad" klinkt
onpersoonlijk, maar "de greep" suggereert dat
het kwaad een persoonlijke macht is die naar ons grijpt. De
eeuwen door hebben aangevochten gelovigen de kracht van het gebed
(Onze Vader) ervaren.
c) We zijn dus niet machteloos! Paulus verwacht: De
God
des vredes zal weldra de Satan onder uw voeten vertreden
(Romeinen
16:20 NBG - de vervulling van Gods belofte in Genesis 3:15, dat
de nakomelingen van de vrouw de slang zullen vermorzelen!). En
Johannes hoort over de martelaren: Zij hebben hem (de Satan)
dankzij het bloed van het Lam en dankzij hun getuigenis
overwonnen. Zij waren niet aan het leven gehecht en hebben hun
dood aanvaard (Openbaring 12:11).
De Satan definitief
overwonnen.
Openbaring voorziet aan het eind van de geschiedenis de
uitschakeling van de Satan. Hij zal nog een laatste beslissende
strijd proberen te ontketenen tegen Gods volk - maar op dat
kritieke moment wordt hij voorgoed verslagen en vernietigd: de
duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel
gegooid (Openbaring 20:7-10).
Moet je in de Satan
geloven?
a) Er moet natuurlijk niets. De tijd is voorbij dat de kerk aan
de gelovigen voorschreef wat ze "moeten" geloven. De
kerk heeft trouwens nooit aan de gelovigen voorgeschreven dat ze
het bestaan van de Satan moeten geloven. In de grote
geloofsbelijdenissen van de Christelijke Kerk (zoals de Twaalf
Artikelen) komt de duivel niet voor.
b) Dat heeft een principiële achtergrond. Geloven doen we in
God.
Die eer komt niemand anders toe. God en Satan zijn geen
gelijkwaardige grootheden. Het dualisme (God en Satan als
gelijkwaardige tegenpolen) is door de Christelijke Kerk altijd
afgewezen.
c) Veel bijbelschrijvers hadden de voorstelling van een Satan
niet nodig voor hun getuigenis. In de boeken van Mozes en de
aansluitende geschiedenis van Israel (Jozua tm. 2 Koningen) komt
de Satan niet voor; evenmin in de wijsheid van de Spreuken en de
Prediker. In de inleiding van Job (hoofdstuk 1-2) speelt de Satan
een markante rol - maar in discussie van Job met zijn vrienden en
met God komt de Satan niet meer voor. Job verwijt zijn ellende
niet aan Satan, maar aan God: Gíj (God!) hebt mijn
hele gezin
uiteengeslagen! (Job 16:7).
d) Voor Jezus en de apostelen is de Satan zonder twijfel een
realiteit. In de woestijn ervaart Jezus de Satan als een
persoonlijke verleidende macht, die Hij weerstaat met Gods Woord
(Mattheus 4 en Lucas 4). Volgens Paulus is de strijd van het
geloof niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten,
de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade
geesten in de hemelsferen (Efese 6:12). In Openbaring is
deze
geestelijke strijd de achtergrond van het hele wereldgebeuren.
e) Wie de macht van het kwaad onderschat, steekt z'n kop in het
zand. De gruwelen van het wereldgebeuren en onze eigen
vatbaarheid voor het kwaad spreken boekdelen. Is het kwaad ook
een persoonlijke macht? "Persoon" is een begrip
uit onze mensenwereld. Buiten onze mensenwereld roept het algauw
vragen op. Is uw poes een persoon? In elk geval spreken
bijbelschrijvers van Kronieken tot Openbaring over Satan op een
persoon-achtige manier.
f) De voorstelling van een manspersoon met bokkenpoten en twee
horentjes op zijn hoofd vinden we nergens in de bijbel, maar is
ontleend aan de sater (= bos- en veldgod) Pan uit de Griekse
mythologie. In de bijbel wordt de Satan nergens beschreven.
Openbaring 12:3 gebruikt het beeld (!) van de grote, vuurrode
draak, met zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon.
g) Teveel aandacht voor de Satan als zelfstandige persoonlijke
macht is ongezond. Ongezonde belangstelling voor de Satan kan een
voedingsbodem voor satanisme worden.
h) Het Evangelie is niet "de Satan bestaat". Het
Evangelie is:
1. De Satan heeft bij God zijn recht van spreken verloren (Lucas
10:18 en Openbaring 12:9).
2. We moeten en kunnen de Satan weerstaan (Jakobus 4:7), vooral
door ons gebed (Mattheus 6:13).
3. De Satan zal tenslotte worden verslagen en vernietigd (Romeinen
16:20 en Openbaring 20:10).