WAAROM? voor gespreksavond najaar 2002 |
1. Waarom? Die vraag komt op als het leven oneerlijk is: Als het kwaad goede mensen treft (Harold Kushner). De Psalmisten hebben met die vraag geworsteld. Job is er opstandig door geworden. Prediker heeft de conclusie getrokken dat wij Gods bestuur niet kunnen doorgronden.
2. In onze belijdenis komt het waarom aan de orde in de Heidelbergse Catechismus zondag 10 over Gods voorzienigheid:
Wat verstaat u onder de voorzienigheid van God?
De almachtige en alomtegenwoordige kracht van God,
waardoor Hij hemel en aarde met alle schepselen
als door Zijn hand nog onderhoudt en zó regeert
dat loof en gras,
regen en droogte,
vruchtbare en onvruchtbare jaren,
spijs en drank,
gezondheid en ziekte,
rijkdom en armoede
en alle dingen
niet bij toeval, naar uit Zijn Vaderlijke hand ons toekomen.
Waartoe dient het ons te weten,
dat God alles geschapen heeft en ook door Zijn voorzienigheid onderhoudt?
Om in alle tegenspoed geduldig,
in voorspoed dankbaar te zijn
en voor de toekomst een goed vertrouwen te hebben op onze getrouwe God en Vader,
in de zekerheid dat geen schepsel ons van Zijn liefde kan scheiden,
omdat alle schepselen zó in Zijn hand zijn,
dat zij tegen Zijn wil zich niet roeren of bewegen kunnen.
2. Is God Almachtig? Het woord almachtig(e) komt in de bijbel weinig voor en de vertaling is omstreden. Maar het gaat om de zaak. Almachtig is iets anders dan alles-veroorzakend. Gods Raad werkt niet automatisch. Alleen al omdat er meer spelers in het spel zijn.
3. a) Wij mensen hebben onze eigen verantwoording. Dat beseften ook de vaderen van de catechismus al. Zij leefden in een tijd van oorlogen. Toch schreven zij niet dat oorlog en vrede ons uit Gods hand toekomen. Wij moeten God niet toeschrijven wat wij mensen zélf elkaar aandoen. Wellicht zouden zij anno 2002 ook terughoudender zijn met rijkdom en armoede.
4. b) Ook de machten van het kwaad spelen een rol. In het lijden van Job hebben God en satan de hand. Job zelf heeft dat overigens nooit geweten. Wel wist hij van de rol van mensen (rovers) en natuurkrachten (bliksem en storm). Maar Job strijdt zijn strijd met God Zelf. Hem verwijt hij zijn lijden. Met de satan kunnen wij geen zaken doen; dat kunnen wij enkel met God Zelf.
5. Gods almacht heeft de vorm van proces en strijd: totdat al Zijn vijanden aan Hem onderworpen zijn (Psalm 110, vaak aangehaald in het Nieuwe Testament). God voert een strijd tegen Zijn vijanden: onheil, ziekte en zonde, duivel en dood. Gaandeweg overwint Hij ze. Nog is de strijd volop gaande (Openbaring). Geloven in Gods Almacht is geloven dat God het winnen zal. Vandaar een goed vertrouwen voor de toekomst.
6. Inmiddels blijft de vraag: het onheil dat mij treft - heeft God dat gewild? Het lijkt het dilemma te zijn tussen de liefdevolle God Die ons verdriet niet wil en dus blijkbaar machteloos is, en de (al)machtige God Die ons het leed aandoet en dus niet liefdevol kan zijn.
7. Ten gunste van de liefdevolle God wordt vaak Mattheus 10:29 aangehaald: er valt geen musje ter aarde zonder Uw Vader. Er wordt dan benadrukt dat er niet staat: zonder de wil van Uw Vader (HC zondag 1). Mijns inziens is het verschil niet zo groot en kent de bijbel geen machteloos-meelijdende God. Jezus bedoelt: Uw hemelse Vader houdt de situatie in de hand.
8. Dat garandeert ons nog geen voorspoed. Job was oprecht en vroom maar heeft vreselijk geleden. Christus moest lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan. Ons wordt nergens beloofd dat onheil ons bespaard zal blijven. God kan ons tegemoet treden als Vijand (Job 16: 7-9). Gods beleid gaat boven ons begrip (Prediker). Tenslotte legt Job de hand op de mond.
9. Tóch belijdt de HC dat de wederwaardigheden van
ons leven
geen stom toeval zijn maar ons toekomen uit Gods Vaderlijke
hand: de hand van de Vader van Jezus. Dat betekent:
a) Achter ons lief en leed geloven wij God Die ons liefheeft.
Luther onderscheidde tussen Gods rechter- en linkerhand. Ook als
Hij ons met Zijn linkerhand slaat: Er meinets nicht.
b) Het toeval is niet enkel stom maar ook doof. Maar tot onze
Hemelse Vader kunnen we bidden (Abba, Vader),
schreeuwen
om hulp (Psalmen), desnoods protesteren (Job).
c) We geloven dat Gods heilswil eenmaal zal overwinnen. De
dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal
er meer zijn (Openbaring 21-22).
Liedboek Gezang 223: 1 en 2:
De aarde is vervuld
van goedertierenheid,
van goddelijk geduld
en goddelijk beleid.
Gods goedheid is te groot
voor het geluk alleen;
zij gaat in alle nood
door heel het leven heen.
Willem Barnard,
naar Psalm 33: 5b:
De aarde is vol van de goedertierenheid des HEREN