NA ONS LEVEN

Als predikant krijg ik regelmatig vragen over de dood. Waar zijn de overledenen? Kunnen ze ons zien? Zullen wij elkaar terugzien? Dominee: wat vindt u van die tv-programma's waarin boodschappen van gene zijde worden doorgegeven? Gaan alle ongelovige mensen voor eeuwig verloren? - Zulke vragen dwingen me om op een rijtje te zetten wat ik zelf geloof en denk. Zonder de pretentie dat ik als dominee om het hoekje heb gekeken.

  1. Het eerste en het laatste woord is vertrouwen. Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest, zegt Jezus wanneer Hij sterft (Lucas 23:46). Sterven is ons overgeven aan Gods goedheid. We mogen onze geliefden toevertrouwen aan de Heer.
  2. Veel mensen vinden tegenwoordig reïncarnatie een interessante optie. De gedachte komt uit de Indische godsdiensten: na onze dood komen we terug op aarde in een volgend bestaan; onze daden werken door in volgende levens. We hebben allemaal wel eens een déjà-vu gevoel: dit heb ik eerder gezien. En het lijkt aantrekkelijk gedurende een reeks van levens ons verder te kunnen ontplooien. Daarbij valt te bedenken dat in de Indische religies reïncarnatie meer een last dan een lust is. In het kader van het christelijk geloof kan ik reïncarnatie moeilijk plaatsen.
  3. De traditionele christelijke opvatting is (vgl. Heidelbergse Catechismus zondag 22): na het sterven gaat onze ziel naar de hemel [of naar de hel]; op de jongste dag worden ziel en lichaam herenigd en vindt het laatste oordeel plaats, met als uitspraak het eeuwige leven [of de eeuwige dood]. Nog afgezien van de hel en de eeuwige dood, roept deze opvatting enkele problemen op: (a) een verdubbeling van het oordeel: zowel na het sterven als op de jongste dag; (b) de onbegrijpelijke toestand van de ziel zonder het lichaam.
  4. De beide genoemde problemen hangen samen met het volgende. Wij leven in de tijd. Wij kunnen daarom enkel denken in de tijd. Zo stellen we ons vaak ook de overledenen voor: ze zijn naar de bovenverdieping gegaan en hebben de ladder achter zich opgetrokken; maar ze wonen nog wel in het zelfde huis als wij: het huis van de tijd. Logisch dat dan vragen opkomen als: hoe is het nu met hem? zou zij ons kunnen zien? zouden wij hen kunnen horen?
  5. In Zeeland zeggen we van een gestorvene: "die is uit de tijd". Het helpt mij om dat letterlijk te nemen. Wie gestorven is, leeft niet meer in de tijd. Het voorbijgaan van de aardse tijd heeft voor hem / haar geen betekenis. We zouden kunnen zeggen: hij / zij is in de eeuwigheid; maar bij "eeuwigheid" kunnen we ons bitter weinig voorstellen.
  6. Zij slapen en ontwaken / als in een ogenblik, staat er in een prachtig lied (Gz 266 uit het Liedboek-1973 / Nieuwe Liedboek 759). Als we in slaap vallen en uren later wakker worden, is de tijd aan ons voorbij gegaan. Sterven en opstaan uit de dood vallen samen "als in één ogenblik".
  7. Ontslapen en opstaan is een bijbels beeld. Daniel (12:2) spreekt al over slapen in het stof der aarde en ontwaken. Dat de doden opgewekt worden, staat voor Jezus vast: God is een God van levenden, want voor Hem leven zij allen (Lucas 20:37-38). In dat vertrouwen is Jezus Zelf gestorven - en Hij is opgewekt uit de dood, als eersteling van hen die ontslapen zijn (1Corinthe 15:20). Paulus rekent de opstanding tot de kern van het evangelie (1Corinthe 15:12-22).
  8. Zowel Jezus (Johannes 12:24-25) als Paulus (1Corinthe 15:35-44) gebruiken het beeld van het zaad. Ons aardse bestaan is als een zaad. Het moet sterven in de aarde. Uit het zaad groeit een plant. Zaad en plant horen bij elkaar (uit tarwekorrels groeit geen gerst maar tarwe). Maar wie enkel het zaad ziet, kan nog niet vermoeden hoe de plant er eenmaal uit zal zien. Wat we zullen zijn, is nog niet geopenbaard (1Johannes 3:2). Dat blijft nog een verrassing.
  9. Het is de mensen beschikt om éénmaal te sterven, en daarna het oordeel (Hebreeën 9:27). Eén oordeel: het laatste oordeel. Het oordeel na het sterven en het laatste oordeel vallen samen. Wie sterft, ontwaakt op de jongste dag. Ook al ligt er in de aardse tijd vele eeuwen tussen sterfdag en voleinding.
  10. Het laatste oordeel is niet angst-aanjagend maar hoop-gevend. Het leven kan ontzettend oneerlijk zijn. Zoveel mensen komen nooit tot hun recht. Zoveel mensen hier op aarde lijden onrecht. Verschaf mij recht, o God! schreeuwen de Psalmdichters (Psalm 43: 1, vgl. Openbaring 6:10). God belooft dat Hij ons recht zal doen en dat ieder mens tot haar / zijn recht zal komen. Wij verwachten een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (2Petrus 3:13); waar treurenden worden vertroost (Mattheus 5:4) en waar alle tranen worden afgewist (Openbaring 21:4).
  11. Wie spreekt het laatste oordeel uit? De Bijbel geeft twee antwoorden:
    (a) Volgens bijvoorbeeld Mattheus 6:4, 6, 14-15; 18:35; Romeinen 14:10: God.
    (b) Volgens bijvoorbeeld Mattheus 7:22-23; 16:27; 25:31-46; Johannes 5:22; 2Corinthe 5:10: Jezus. 
    Blijkbaar is dat geen tegenstelling - dezelfde Paulus kan schrijven dat we zullen verschijnen voor de rechterstoel van God (Romeinen 14:10 met variatie in de handschriften) en voor de rechterstoel van Christus (2Corinthe 5:10)
    Handelingen 17:31 brengt beide gezichtspunten in samenhang: God heeft een dag bepaald, waarop Hij (= God) de aarde rechtvaardig zal oordelen door een man die Hij heeft aangewezen (= Jezus).
  12. De Heer zal ieder belonen naar zijn / haar daden (Mattheus 16:27). Bij het laatste oordeel telt enkel de liefde. Van ons leven blijft enkel de liefde over (1Corinthe 13:8-13). Liefde in de zin van: wat we hartelijk en praktisch voor onze medemensen hebben gedaan (zoals de barmhartige Samaritaan uit Lucas 10:29-37). Onbarmhartig zal het oordeel zijn over wie geen barmhartigheid heeft bewezen (Jacobus 2:13). Maar zalig de barmhartigen, want God zal barmhartig zijn voor hen (Mattheus 5:7). De maat die wij tijdens ons leven voor onze medemensen gebruiken, die zal God in het laatste oordeel gebruiken voor ons; maar God hanteert die maat op goddelijk-royale wijze (Lucas 6:38).
  13. Is er dan geen vergeving? We moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed is of slecht (2Corinthe 5:10). Dát is de regel. Maar de Psalmisten wisten al dat God graag vergeeft (Psalm 86:5). Daarom leert Jezus ons bidden: Vergeef ons onze schulden ... (Mattheus 6:12a). Als God ons vrijspreekt, veroordeelt niemand meer (Romeinen 8:33). Maar vergeving wordt nooit een automatisme. De vrijspraak van de schuldige (Romeinen 4:5) is en blijft een wonder. Jezus is er voor gestorven (Romeinen 5:9; Mattheus 26:28)! - In de voorgaande zinnen gaat het om onze schulden tegenover God. Problemen met elkaar moeten we met elkaar oplossen: ... zoals ook wij onze schuldenaars vergeven hebben (Mattheus 6:12b), vóór het te laat is (Mattheus 5:25-26)!
  14. Onze toekomst wordt in de bijbel aangeduid met allerlei beelden: het paradijs, zingen voor Gods troon, gouden straten, alle tranen afgewist, een bruiloftsfeest, rusten aan Abrahams hart, en zo voort. De verleiding blijkt groot te zijn om te dromen van een eeuwig luilekkerland met voor elk wat wils. Daarmee missen we de kern. Alle beelden omschrijven Gods nabijheid. God zal bij hen zijn (Openbaring 21:3). Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien (Mattheus 5:8). Straks staan wij oog in oog (1Corinthe 13:12).
  15. Zullen wij elkaar eenmaal terugzien? en zullen we elkaar dan herkennen? Die vraag is ook aan Jezus gesteld. Jezus antwoordt: ze zullen zijn als de engelen (Lucas 20:36). De aardse verhoudingen vallen weg: geen man-vrouw, ouder-kind, werkgever-werknemer, winnaar-verliezer meer. Maar van den beginne af heeft God ons mensen samen geschapen. Ik houd het erop dat dat "samen" blijft.
  16. Hoe moet het met al die mensen die niet geloven? Volgens Jezus is het beslissende kriterium niet kerkgang, godsdienst of spiritualiteit, maar: hongerigen te eten geven, vreemdelingen huisvesten, zieken verzorgen; in één woord: praktische naastenliefde (Mattheus 16:27; 25:31-46). Niet om daarmee de hemel te verdienen, maar gewoon uit menselijke bewogenheid (Lucas 10:33). Is geloven dan overbodige luxe? Waarachtig niet. Geloven is vertrouwen. En vertrouwen is het eerste en het laatste woord. Sterven is ons overgeven aan de Heer.

terug naar diversen

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA