H. M. MATTER:  De brief aan de Philippenzen. Kampen, 1965, 106 pag.
Met het oog op een bijbelkring verdiepte ik me in de brief van Paulus aan de Filippenzen. Daarbij nam ik de commentaar van MATTER in de serie Commentaar op het Nieuwe Testament (CNT) door. Al meer dan veertig jaar oud, maar solide.  MATTER (1906-1984) was in zijn tijd een vooraanstaand theoloog binnen de Gereformeerde Kerken. Hij was predikant in achtereenvolgens Baambrugge, Giessendam en Neder-Hardinxveld, Rotterdam-Kralingseveer en Hellevoetsluis. Ook was hij een aantal jaren docent aan de Protestantse Theologische Faculteit in Aix en Provence.

Eerst geef ik enkele inleidende opmerkingen van MATTER door. Daarna geef ik steeds de NBG-vertaling (1951) met - voor zover aanwezig - de exegetische knopen die MATTER doorhakt. Regelmatig voeg ik daar eigen opmerkingen aan toe - met name ook naar aanleiding van de Nieuwe Bijbel Vertaling (NBV van 2004).

Filippi was de eerste Europese stad die Paulus bezocht (Handelingen 16: 9-40), en wel op zijn tweede zendingsreis. Het was een zeer kosmopolitische stad, maar blijkbaar zonder Joodse gemeenschap. Het was een belangrijke stad in de regio (Handelingen 16:12). Uit heel de brief blijkt de bijzondere band van Paulus met de gemeente te Filippi. Veel uitleggers rekenen Filippenzen tot de gevangenschapsbrieven (samen met Efesiërs, Colossenzen en Filemon). MATTER trekt in twijfel of Paulus deze brief vanuit gevangenschap geschreven heeft. Hij acht het meest waarschijnlijk dat Paulus deze brief geschreven heeft te Efese, ergens tussen 53 en 56. - Deze datering nodigt ons uit om verschillende uitleggers aan het woord te laten over tijd en plaats van het ontstaan van deze brief.
MATTER Efese (Handelingen 19) ca 54 - 55
LOHMEYER Caesarea (Handelingen 23:23-26:32) ca 58
BOUWMAN Rome (Handelingen 28:11-31) (ca 60)
MICHAELIS Efese (Handelingen 19) ca 54 - 55
KÜMMEL Caesarea (Handelingen 23:23-26:32) of Rome (Handelingen 28:11-31) ca 56 - 60
KLIJN Efese (Handelingen 19) ca 53 - 54
Inleiding in de NBV Efese (Handelingen 19) of Rome (Handelingen 28:11-31) ?
Na Filemon is Filippenzen de meest persoonlijke brief van Paulus. Sinds BENGEL heeft deze brief: de brief van de vreugde. Ons treft de diepe verbondenheid van apostel en gemeente. De brief is allereerst bedoeld als kwitantie voor ontvangen hulp. De echtheid (als brief van Paulus) is nooit serieus in twijfel getrokken.

Filippenzen 1.


1 Paulus en Timoteus, dienstknechten van Christus Jezus, aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen; 2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
In tegenstelling tot andere brieven beroept Paulus zich hier niet direct op zijn apostelschap: hij maakt zich zo klein mogelijk. In één adem met zichzelf noemt hij Timotheus, die heeft meegewerkt aan de stichting van de gemeente (hij vergezelde Paulus sinds Handelingen 16: 1). De volgorde Christus Jezus heeft louter grammaticale redenen. Al de heiligen: Paulus verklaart niet heel de gemeente objectief als heilig, maar hij bedoelt ook geen onderscheid te maken tussen heilige en niet-heilige gemeenteleden: hij spreekt alle gemeenteleden aan als heilig met de bedoeling dat zij allen heilig zullen zijn en doen. In Christus Jezus:  "in" is meer temporeel dan ruimtelijk: de gemeente is heilig door wat Christus Jezus eens en voorgoed in de geschiedenis voor haar gedaan heeft (MATTER bestrijdt de ruimtelijke interpretatie van "in" in de zin van Christus-mystiek). Opzieners zijn het heidenchristelijke equivalent van de joodschristelijke oudsten of ouderlingen. Het is mogelijk dat de diakenen  de medewerkers waren van de opzieners.

3 Ik dank mijn God, zo dikwijls ik uwer gedenk;
Bijna alle brieven van Paulus (behalve Galaten en Titus) beginnen met dankzegging voor de gemeente. Volgens een afwijkende lezing dankt Paulus hier de Heer = Jezus, maar dat acht MATTER onaannemelijk: het Nieuwe Testament kent niet het gebed tot Christus, alleen het gebed tot God dóór Christus (op deze stelling van MATTER valt wel wat af te dingen, vgl. Handelingen 7:59-60 en Openbaring 22:20 [= Maranantha]). Mijn God komt zelden voor in het Nieuwe Testament; hier spreekt Paulus' zendingsbewustzijn.

4 immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap,

In het Grieks staat er driemaal "alle": in al mijn gebeden, te allen tijde, voor u allen. De nadruk ligt op de blijdschap. Andere brieven getuigen van zorgen over de geadresseerde gemeente of sommige van haar leden - in dit geval is er enkel reden tot vreugde.

5 wegens uw deelhebben aan de prediking van het evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.

Voor deelhebben aan staat er koinonia. MATTER vat dat op in financiële zin: een financiële bijdrage (zelf vat ik het ook zo op in Handelingen 2:42, waar ik een kernachtige orde van dienst zie: prediking, collecte, avondmaal en gebed). MATTER vertaalt dan ook: wegens uw bijdragen voor de verkondiging van het evangelie.

6 Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.

Een goed werk: we kunnen hier denken aan de genoemde gift van de Filippenzen, Paulus kan het ook algemener bedoelen. De dag van Christus Jezus:  het is niet duidelijk op welke termijn Paulus op dit moment de wederkomst van Christus verwacht. De Kerk als geheel zal die dag in elk geval beleven. Maar ook elke gelovige leeft in de persoonlijke verwachting van de komst van de Heer. De overtuiging die Paulus hier uitspreekt, is paraenetisch (= aansporend): Paulus spreekt de Filippenzen aan op wat ze mogen zijn.

7 Zo van u allen te denken spreekt voor mij dan ook vanzelf, omdat ik u op het hart draag, daar gij allen, zowel bij mijn gevangenschap als bij mijn verdediging en bevestiging van het evangelie, deelgenoten zijt van de mij verleende genade.

Voor míj:  in het Griek met nadruk (emoi). Dan ook: MATTER geeft het Griekse kathôs weer met trouwens. Verdediging en bevestiging van het evangelie doelt niet enkel op Paulus' pleidooi voor de rechter, maar ook op heel zijn werkzaamheid nadien die zijn onschuld bewees. - Denken (Grieks: froneô) komt in deze brief opvallend vaak (10x) voor: 1:7; 2:2 tweemaal; 2:5;  3:15 tweemaal; 3:19; 4:2; 4:10 tweemaal.  Het denken (fronèsis) is een belangrijk begrip in de filosofie van de grote Griekse wijsgeer Aristoteles. Fronèsis is de praktische kant van een goed functionerend verstand. Zij zorgt er voor dat  je bij iedere gelegenheid de juiste keuze doet door de voor- en nadelen van die keuze goed tegen elkaar af te wegen. Verstandigheid zorgt er voor dat je altijd maat houdt en je niet aan excessen overgeeft (uit een samenvatting van Aristoteles' Ethica). Met het gebruik van deze term is Paulus de Grieken een Griek.

8 God toch is mijn getuige, hoezeer ik met de ontferming van Christus Jezus naar u allen verlang.

Ondanks Mattheus 5:33-37 en Jacobus 5:12 zweert Paulus hier een eed - met het oog op zijn ambtelijke werk. De ontferming van Christus Jezus  is de liefde die haar oorsprong vindt in de werkelijkheid van Christus.

9 En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid,

Helder inzicht en alle fijngevoeligheid: MATTER valt ze samen tot één begrip: door ervaring verworven inzicht. Kennis leidt niet vanzelf tot liefde, maar liefde leidt wel tot de rechte kennis.

10 om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, 

Onderscheiden waar het op aan komt  is een wijsgerig-technische Griekse term, ook (ironisch) in Romeinen 2:18. Voor een christen gaat het niet om een minimum , maar om een maximum van gehoorzaamheid. Rein en onberispelijk: zowel uiterlijk (levenswandel) als innerlijk (geweten).

11 vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God.

Filippenzen is de brief van de vreugde. De christelijke vreugde is de vreugde van het vruchtdragen. De Kerk heeft haar eigen zin en doel, maar ze verwezenlijkt die slechts door er te willen zijn voor de wereld. De vrucht komt voort uit de forensische gerechtigheid in Christus (genitivus originis) en heeft de hoedanigheid van ethische gerechtigheid (genitivius qualitatis).

12 Ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen mij wedervaren is veeleer tot bevordering van de evangelieprediking heeft gestrekt.

Hier begint de eigenlijke brief. Blijkbaar maakte men zich in Filippi zorgen over de gevolgen van Paulus' proces voor de verbreiding van het Evangelie. Paulus stelt de Filippenzen gerust: het tegendeel is het geval.

13 Daardoor toch is aan het gehele hof en aan al de overigen duidelijk geworden, dat ik in gevangenschap ben om Christus’ wil, 14 en het merendeel der broeders in de Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken.

Hof:  MATTER vertaalt praetorium (vgl. NBV: hoofdkwartier). Bij hof zouden we aan Rome moeten denken, MATTER denkt eerder aan de gevolgen van de rel in Corinthe (Handelingen 18:12-17). Al de overigen: de overige stedelingen. Is duidelijk geworden: door de rechterlijke uitspraak in de zaak-Paulus. Het Evangelie van Christus is in de stad onderwerp van gesprek geworden. Dat geeft openheid voor verdere Evangelie-verbreiding. In de Heer: deze uitdrukking komt in verschillende varianten 23x voor in deze brief.  In vers 13 staat in Christus (NBG: om Christus'wil) - waar hoort dat bij: bij de gevangenschap? bij duidelijk?  bij gebeurd te zijn  (zoals er letterlijk in het Grieks staat)?  In de Heer in vers 14 hoort niet bij broeders, maar bij vertrouwen gekregen: ze hebben vertrouwen gekregen in de zaak van de Heer.

15 Sommigen prediken de Christus wel uit nijd en twist, maar anderen doen het met goede bedoeling.

De nieuwe vrijmoedigheid uit vers 14 komen voort uit verschillende gevoelens ten opzicht van Paulus: negatieve (nijd en twist) en positieve (eudokia = sympathie). In NBG en NBV staat: goede bedoeling(en) - maar MATTER vat het begrip persoonlijk op: sympathie ten opzichte van Paulus. NBG: de Christus - evenals de NBV kent MATTER aan het lidwoord geen bijzondere betekenis toe.

16 Dezen verkondigen de Christus uit liefde, daar zij weten, dat ik tot verdediging van het evangelie gesteld ben, 17 maar genen uit eigenbelang, met de onzuivere bedoeling, mij de gevangenschap zwaar te maken.

Deze lezing (NBG - NBV,  MATTER) vormt een chiasme ten opzichte van vers 15; de lezing van de Staten-Vertaling wisselt de verzen 16 en 17 om.  De achtergrond van de sympathie voor Paulus is het besef van zijn apostolische taak. Anderen handelen echter uit eigenbelang (NBG) / geldingsdrang (NBV) / rivaliteit (MATTER);  in het Grieks staat er eritheia (ook in Romeinen 2:8; 2Corinthe 12:20; Galaten 5:20; Filippenzen 2:3; en buiten de brieven van Paulus in Jacobus 3:14 en 16). - NBG en NBV gaan ervan uit dat Paulus gevangen zit en dat zijn tegenstanders zijn gevangenschap nog willen verzwaren.  MATTER vertaalt echter: een (nieuwe) grote smart door (dativus instrumentalis) mijn gevangenschap teweeg te brengen: dat Paulus in de afgelopen tijd in de gevangenis gezeten heeft, is voor zijn tegenstanders een argument om hem mee tegen te werken. Smart (in het Grieks: thlipsis): een ernstige, soms Messiaanse verdrukking. Paulus lijdt onder de tegenwerking.

18 Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden.

De hoofdzaak is voor Paulus dat het Evangelie verkondigd wordt. MATTER geeft als achtergrond de overtuiging van Paulus dat de wederkomst van Christus vereist dat onder alle volkeren het Evangelie verkondigd is- onafhankelijk van verborgen bedoelingen of bereikte resultaten.  In vers 18b klinkt dubbel het thema van de blijdschap door. Paulus verblijdt zich over de verkondiging van het Evangelie en verwacht nog meer redenen tot blijdschap. Die noemt hij in het vervolg.

19 Want ik weet, dat dit mij tot behoud zal strekken door uw gebed en de bijstand des Geestes van Jezus Christus,

Ik weet dat dit op mijn behoud zal uitlopen is een citaat uit de Griekse tekst van Job 13:16. Job dacht allereerst aan de redding van zijn leven - Paulus ziet in het verlengde daarvan de toerusting tot zijn apostelschap en de eeuwige zaligheid. Hij dankt dat allemaal niet aan zijn eigen geloof of kracht, maar aan het gebed van de Filippenzen (impliciet ook een aansporing aan hen om voor hem te blijven bidden) om de bijstand van de Heilige Geest, die op dat gebed geschonken wordt. Bijstand: epichoregia = het voor zijn rekening nemen van een bepaalde onderneming.

20 naar mijn vurig verlangen en hopen, dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal staan, maar dat met alle vrijmoedigheid, zoals steeds, ook nu Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood.

Voor Paulus is zijn behoud (vers 19) onverbrekelijk verbonden met zijn apostolaat. Paulus zou beschaamd staan als hij tekort schiet in zijn taak. Vurig verlangen  = apakaradokia (ook in Romeinen 8:19):  het verlangen naar Christus. Het gaat Paulus hier enkel en alleen om de zaak van Christus. Vrijmoedigheid = parresia - MATTER kiest voor de objectieve vertaling: openbaarheid. In mijn lichaam: in heel mijn bestaan. Paulus is er zeker van dat de verkondiging van het Evangelie doorgaat, of hij daar zelf in vrijheid in kan werken of dat hij er zijn leven voor moet geven.

21 Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.

In het Grieks staat Mij met nadruk voorop (emoi): Voor míj (als apostel) ...: MATTER ziet in deze zin méér dan een getuigenis van Paulus' persoonlijke geloofszekerheid: het gaat om Paulus' apostolische taak. Zijn hele leven staat in dienst van de verkondiging van Christus en als hij daarvoor eenmaal moet sterven, betekent ook die marteldood winst voor de verbreiding van het Evangelie (zie ook het vervolg).

22 Indien ik in het vlees blijf leven, betekent dat voor mij werken met vrucht en wat ik moet kiezen, weet ik niet.
Omdat zowel het leven als het sterven van Paulus gunstig zijn voor het Evangelie, heeft Paulus geen voorkeur. Weet ik niet - het Griekse gnôrizô komt in de brieven van Paulus 18x voor; 17x in de betekenis doen weten (bijv. Filippenzen 4: 6)  - enkel in dit vers wordt meestal weten vertaald (maar bijv. GREIJDANUS vertaalt: maak ik niet bekend (aan God).

23 Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste;

In vers 21 ging het om de objectieve tegenstelling: Christus verheerlijken door leven of dood - hier om de subjectieve spanning tussen het verlangen van vers 23 en het besef van vers 24. Heengaan = analuein: het beeld van het losgooien van de trossen of het opbreken van een tent: een gangbaar eufemisme voor sterven. Met Christus: in Zijn gemeenschap en nabijheid. MATTER wil aan dit vers (mijn inziens terecht) geen speculaties verbinden over de tussentoestand tussen sterven en opstanding. De gedachte van een tussentoestand projecteert de tijdskategorie in de situatie na de dood, en dan zijn we (met een Zeeuwse uitdrukking gezegd) juist uit de tijd. Voor de mensen die op aarde achterblijven is er een tussentijd, maar voor wie sterft vallen het heil na het sterven en het heil van de opstanding samen. Als Paulus aan zichzelf denkt, is dat heil verreweg het beste.

24 maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.

Het blijven staat tegenover het opbreken uit vers 23. Het vlees is evenals het lichaam uit vers 20 het totale bestaan, maar met één verschil: het vlees is principieel uitgesloten van het heil (1Corinthe 15:50). Paulus gelooft in een opstanding des lichaams, niet des vleses (pag. 35). Nodiger:  MATTER vertaalt hoognodig, omdat er strikt genomen geen sprake is van een vergelijking; NBV: beter. Waarom het voor de gemeente van Filippi zo nodig is dat Paulus blijft leven en werken, wordt hier niet duidelijk.

25 En in deze overtuiging weet ik, dat ik zal blijven en voortdurend bij u allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden.

Uit de noodzaak van vers 24 leidt Paulus af dat hij zal blijven leven (een merkwaardige logica). In het Grieks staat er: menô kai paramenô: blijven leven en blijven bijstaan. Het resultaat: de bevordering van de vreugde van uw geloof.

26 Dan zult gij ruimschoots reden hebben om over mij te roemen in Christus Jezus, wanneer ik weder bij u kom.
 
Paulus spreekt hier niet persoonlijk, maar ambtelijk. Zijn apostolische aanwezigheid zal enkeling en gemeente doen groeien in geloof.

27 Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig blijf, ik van u moge horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het geloof aan het evangelie


Paulus heeft maar één punt van zorg over de gemeente in Filippi: de onderlinge verhoudingen. Gedraagt u = politeuesthe, vgl. in 3:20: politeuma = burgerschap. Daarom vertaalt MATTER: blijft u gedragen (imperatievus praesens) als burgers van het Koninkrijk. Het werkwoord politeuesthai komt in het Nieuwe Testament enkel voor in Handelingen 23:1 en Filippenzen 1:27.  Dat maakt het moeilijk de betekenis exact vast te stellen. Volgens STRATHMANN (TWNT VI s.v. polis) doelt dit woord op de levenswandel, zoals die vorm krijgt door de levensovertuiging; hij wijst op het gebruik van dit woord in de boeken der Makkabeeën (bijvoorbeeld 3Makkabeeën 3:4, waar over de Joden in het heidense Alexandrië wordt gezegd dat ze leven volgens de wet van God; een interessante parallel met dit vers). -   Hetzij ik kom ... hetzij ik afwezig blijf...:  Paulus spreekt hier met apostolisch gezag: de gemeente is aan hem verantwoording schuldig.  - Vaststaan: letterlijk een militaire term: op zijn post blijven, standhouden. In één geest // in één ziel: beide ten aanzien van de menselijke geest (de geest is hier dus niet direct de Heilige Geest).  De Filippenzen moeten ééndrachtig strijden om het geloof in het Evangelie te bevorderen.

28 zonder dat gij u in enig opzicht door de tegenstanders laat beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hun verderf, doch van uw behoud, en dat van Godswege.

Het strijden is positief: vóór het geloof. Maar de strijd vóór het geloof roept vanzelf verzet op. Daarom de oproep om zich niet te laten intimideren. Bij de tegenstanders denkt Paulus aan agressie van de heidense medeburgers. - Vers 28b is moeilijk. Hierin moet betrekking hebben op de geloofsmoed van de gemeenteleden. De NBG-lezing betekent: de geloofsmoed van de gemeente is een dubbel teken voor de ongelovigen: enerzijds van hun eigen verderf - anderzijds van het behoud van de gelovigen (humôn).  De lezing van de Staten-Vertaling en de NBV betekent: de geloofsmoed van de gemeente is teken zowel voor de ongelovigen (van hun eigen verderf) als voor de gelovigen (humin) (van hun behoud). Hoe Paulus zich dat concreet voorstelt, kan MATTER niet uitleggen. De laatste woorden betekenen dat heel het in dit vers aangeduide gebeuren berust op Gods beleid.

29 Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden,

Het is genade in Christus te geloven - het is eveneens genade voor Christus te lijden. Aan u staat met nadruk voorop: deze genade valt niet alle christenen ten deel. Voor Christus:  voor het Evangelie van Christus (MATTER bestrijdt de opvatting dat het lijden van de kerk het verzoenende lijden van Christus voortzet of aanvult). -  Over het begrip lijden schrijft MATTER niet uitdrukkelijk. Vermeldenswaard is het volgende. Soms wordt in het Nieuwe Testament afzonderlijk gesproken over het lijden en het sterven van Christus (bijvoorbeeld in Lucas 9:22). In Lucas / Handelingen kan het woord lijden echter ook het sterven omvatten, en krijgt dan dus de betekenis: de marteldood sterven (Lucas 17:25; 22:15; 24:26; 24:46 en Handelingen 1: 3;  3:18;  17:3). Ook in deze tekst kan het lijden (van de christenen) de marteldood als uiterste consequentie hebben.

30 in dezelfde strijd, die gij eens van mij hebt gezien en nu van mij hoort.


Stijd = agôn: worsteling - een sport-term. Paulus en de Filippenzen voeren ieder persoonlijk die strijd (bedoeld is een gevecht van man tegen man, want de oudheid kende geen teamsport).

Filippenzen 2.

1 Indien er dan enig beroep (op u gedaan mag worden) in Christus, indien er enige bemoediging is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige ontferming en barmhartigheid is,

Paulus roept hartstochtelijk op tot eensgezindheid. Vers 1 begint met Als er dan enige paraklèsis is in Christus. Het Griekse woord paraklèsis betekent tegelijk vermaning en vertroosting. In het Nederlands moeten we kiezen. NBG (een beroep doen op) gaat meer de kant van vermaning op, de NBV (bemoedigd worden) meer de kant van vertroosting. MATTER legt daarbij de nadruk op de objectiviteit van deze vertroosting: het gaat niet om het gevoel vertroost te worden, maar om de werkelijke vertroosting in Christus (vers 5-11). Die kunnen we enkel genieten in gemeenschap met elkaar. Enkel samen delen we in de Heilige Geest. Doelt Paulus hier op Pinksterverschijnselen in de gemeente van Filippi?

2 maakt (dan) mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven,

In 1:18 sprak Paulus over zijn vreugde. Hij roept de Filippenzen nu op die vreugde vol te maken. De inhoud van die vreugde geeft Paulus weer in de viervoudige bijzin: dat u eensgezind bent (in het Grieks staat er hina - in NBG en NBV vertaald met door; volgens MATTER ten onrechte: de bijzin verwoordt niet het middel tot, maar de inhoud van de vreugde). Uitleggers hebben geprobeerd een relatie te leggen tussen de vier uitdrukkingen in vers 1 (beroep, bemoediging, enz.) en de vier uitdrukkingen in vers 2 (eensgezind zijn, liefdebetoon, enz.). Volgens MATTER spreekt Paulus in deze brief te spontaan voor zo'n doordacht verband. In alle vier de hier genoemde begrippen (eensgezind zijn, liefdebetoon, enz.) gaat het om de eendrachtige strijd voor het evangelie. Het tweede begrip (NBG: liefdebetoon - NBV: liefde) doelt dus niet zozeer op onderlinge liefde, maar op liefde voor de zaak van Christus.

3 zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf;

Zelfzucht (in het Grieks eritheia) ook al in 1:17. In zelfzucht en ijdel eerbejag (NBG) / geldingsdrang of eigenwaan (NBV)  gaat het om inzet voor het Evangelie uit een vals motief: eigen eer. Daartegenover stelt Paulus de juiste houding: de erkenning, dat de broeder de meerdere is, die we hebben te dienen (pag. 44). Ootmoedigheid (Grieks: tapeinofrosune) gold in de Griekse wereld als een ondeugd: zelfbewustzijn was het ideaal. Ootmoed als deugd is typisch christelijk.
Ik voeg daar nog het volgende aan toe. Het begrip nederig (tapeino-) komt in Filippenzen 4x voor, in markante uitspraken:
* 2: 3    in ootmoedigheid de ander uitnemender achten
* 2: 8    Christus heeft zichzelf vernederd
* 3:21    het lichaam / bestaan van onze vernedering
* 4:12    ik (Paulus) weet ook zelf van vernederd worden
We lezen deze vier teksten tegen de achtergrond van Jezus'woord: wie zichzelf vernedert, zal (door God) worden verhoogd (Mattheus 23:12; Lucas 14:11 en 18:14).
Uitnemender (NBG) / belangrijker (NBV):  kan zowel slaan op kwaliteit (waardevoller) als op status (belangrijker).  MATTER kiest voor het laatste: hoger geplaatst (omdat de ander onze broeder of zuster in Christus is).

4. en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder (lette) ook op dat van anderen.

Niet slechts ... maar ook ... (NBG en andere vertalingen): letterlijk staat er: niet ... maar ook - het ook brengt de vertalers er toe in het eerste zinsdeel slechts in te voegen. Het blijft onduidelijk of we nu wel of niet op onze eigen belangen moeten / mogen letten. Het woord belangen staat er niet in het Grieks; daar staat enkel een onzijdig meervoud (zoiets als het Nederlandse dinges). Het gaan niet om dagelijkse persoonlijke belangen; ook niet om verschillende (theologische) opvattingen; maar om de onderlinge taakverdeling en betrokkenheid bij de evangelieverkondiging (pag. 45).  - Zelf denk ik daarbij ook aan de verschillende geestelijke gaven. Uit 1Corinthe 12 én de kerkelijke praktijk kennen we de verleiding om de eigen gave te verabsoluteren en van daaruit op anderen neer te zien.

5 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,

MATTER noemt vers 5-11 het hoogtepunt van de brief en waarschijnlijk een der alleroudste hymnen der Kerk (over dat laatste nader bij vers 11). De algemene strekking van vers 5 is wel duidelijk, maar de vertaling moeilijk. Letterlijk staat er zoiets als: dát moet u denken in uzelf, wat ook in Christus Jezus. Een paar kanttekeningen:
6 die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht,

Dit vers heeft in hoofdzaak twee interpretaties, die samenhangen met de volgende twee vragen:
1) Is in de gestalte Gods zijn en Gode gelijk zijn  (a) hetzelfde of (b) verschillend?
2) Voor het woord roof (NBG) staat er in het Grieks harpagmos, dat samenhangt met het Griekse werkwoord voor grijpen. Wat bedoelt Paulus precies (in theologen-latijn):  (a) een res rapta (een gegrepen zaak: iets dat men tot iedere prijs wil behouden) of (b) een res rapienda (een te grijpen zaak: iets dat men met alle geweld wil verkrijgen)?
Zo komen we tot de volgende twee interpretaties:
(a) Volgens MATTER zijn het in de gestalte Gods zijn en het Gode gelijk zijn identiek. Deze opvatting komt overeen met de klassieke christologie: de Zoon was voor Zijn menswording in goddelijkheid gelijk aan de Vader. We vinden deze uitleg ook terug in de NBV: Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van.
(b) Andere uitleggers zien in dit vers een tegenstelling tussen Adam en Christus (net als in Romeinen 5 en 1Corinthe 15). Adam was geschapen in het beeld Gods (Genesis 1:26-27) en greep eigenmachtig naar het als God zijn (Genesis 3:4) - Christus was in de gestalte Gods maar liet na om eigenmachtig te grijpen naar het Gode gelijk zijn; dat ontving Hij pas door Zichzelf te vernederen en daarna verhoogd te worden door God (vers 9-11).

7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden,

Ontledigd: in het Grieks staat het werkwoord kenoô = leegmaken; MATTER vertaalt: deed er afstand van. In de dogmatiek is door de eeuwen heen de discussie gevoerd tussen de opvattingen krypsis (= verberging: bij Zijn menswording heeft Christus Zijn goddelijkheid verborgen) en kenôsis (= ontlediging: bij Zijn menswording heeft Christus Zijn goddelijkheid afgelegd). Volgens MATTER moeten we minder ontologisch en meer functioneel denken. Vooral indrukwekkend is de tegenstelling tussen de gestalte van God (vers 6) en de gestalte van een slaaf (vers 7). Deze gestalte van een slaaf ligt in de gelijkheid aan de mensen. Gelijkheid aan de mensen sluit alle docetisme uit (de gedachte dat Christus enkel in schijn mens was); maar ook de opvatting dat Christus enkel maar een gewoon mens (MATTER spreekt van een ongelijke gelijkheid (pag. 52)).
MATTER bestrijdt de opvatting dat dienstknecht / slaaf zou verwijzen naar de Knecht des HEREN in Jesaja 53: het Hebreeuwse woord voor Knecht wordt in het Griekse Nieuwe Testament steeds weergegeven met pais, en hier staat doulos. - Zoals in vers 6 twee (volgens MATTER parallelle) begrippen staan: in de gestalte Gods zijn // Gode gelijk zijn, staat in vers 7 parallel: de gestalte van een slaaf // de gelijkheid van mensen: mensenleven is een slavenbestaan, we zijn nooit klaar.  Voor Griekse oren een aanstootgevende uitspraak, want een slaaf gold niet als mens.
Vers 7b (en in Zijn uiterlijk als een mens bevonden) is waarschijnlijk het begin van de volgende zin (zo NBG en NBV): vers 6a // 7b. Uiterlijk (Grieks: schèma) is actiever dan gelijkheid: MATTER vertaalt met levenshouding. Alle nadruk ligt op de waarachtigheid van Christus mens-zijn. Zowel NBG als NBV vertalen: als een mens - MATTER laat het woordje als weg: het gaat niet om "als het ware" maar om een werkelijke eigenschap.  Samenvattend vertaalt MATTER vers 7b: Hoewel hij zich in zijn gehele levenshouding een mens betoonde ...: niets menselijks was Hem vreemd; daarom had Hij ook het leven lief, zoals blijkt in Gethsemane.

8  heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.

Dit is de derde en laatste etappe van Christus' zelf-vernedering. Zich vernederd legt de nadruk op de vrijwilligheid van Christus' kruisdood.  De kruisdood was niet enkel bijzonder pijnlijk, maar vooral bijzonder vernederend.  In de combinatie van vernedering en gehoorzaamheid stelt Paulus Christus aan ons ten voorbeeld.

9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,

Tot nu toe was Christus het onderwerp, van nu af God: Christus heeft Zichzelf vernederd - God heeft Hem verhoogd. God heeft de zelfverloochening van Christus beloond (daarom...). Daarmee maakt Paulus ons duidelijk, dat ook voor ons enkel door zelfverloochening heerlijkheid kan worden verkregen.  Hierbij twee opmerkingen:
1) Paulus noemt hier niet uitdrukkelijk de opstanding van Christus uit de dood. Had Paulus de opstanding hier vermeld, dat had hij zeker geschreven: Christus is opgewekt (door God).
2) MATTER bestrijdt de christologie van BARTH,  waarin knechtsgestalte en Godgelijkheid samenvallen.  Jezus de slaaf / mens / kruiseling heeft afstand gedaan van Zijn Godgelijkheid en is door God verhoogd.
Uitermate verhoogd doelt blijkbaar op een groter heerlijkheid dan Christus vóór Zijn menswording had. MATTER stuit hier op een probleem dat correspondeert met zijn gelijkstelling van het in de gestalte God zijn en het aan God gelijk zijn in vers 6: als Christus vóór Zijn menswording al aan God gelijk was, hoe kan Hij dan nu nóg groter heerlijkheid ontvangen? MATTER ziet die grotere heerlijkheid in de verlossing, die Christus door Zijn menswording en kruisdood heeft verworven voor de Zijnen.
... en Hem geschonken: het en is explicatief - we kunnen ook vertalen door Hem te schenken.
De naam boven alle naam:
MATTER vat dat op als de belangrijkste van alle (oudtestamentische) Gods-namen: de naam JHWH = Kyrios = Heer. Daarbij denkt MATTER vooral aan heerschappij / macht - als tegenhanger van de gehoorzaamheid uit vers 8.

10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,

Tegenover de verachting van de kruisdood staat de erkenning en aanbidding van allen en alles. Het gaat hier niet om het gebed in de naam van Jezus, maar om de aanbidding waartoe ieder en alles door de aan Jezus verleende Naam-boven-alle-naam bewogen of gedwongen wordt. Jesaja 45:23 (Voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal bij Mij zweren) wordt hier toegepast op Jezus.
In de hemel en op de aarde en onder de aarde:
de traditionele drie verdiepingen van de schepping; bedoeld wordt dus: de hele schepping. We overvragen dit loflied als we willen weten wie er onder de aarde zijn; in elk geval denkt Paulus niet aan de gestorvenen, maar je moet uit deze tekst ook geen demonenleer willen afleiden.
Paulus laat in het midden of en wanneer deze algemene aanbidding van Christus wordt gerealiseerd.

11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!

Jezus Christus is Heer! is een oud-christelijke belijdenis uit de liturgie der kerk. De kerk spreekt hier haar verwachting uit, dat eens de hele kosmos daarmee zal instemmen.  Sommige uitleggers leggen hier een verband met de onderwerping van de demonen. Voorzover het daar óók over gaat, staat hier in het kader van de paraenese dat de gemeente alle machten moet behandelen als overwonnen, opdat mede door haar missionaire inzet dit eschatologische perspectief werkelijkheid zal worden. Tot eer van God de Vader toont aan, dat de toepassing van Jesaja 45:23 in vers 10 geen afbreuk doet aan het monotheïsme van het Oude Testament.
Het karakter van Filippenzen 2: 5-11.
a) Is Filippenzen 2: 5-11 een hymne? Veel uitleggers beschouwen Filippenzen 2: 5-11 als een hymne, die Paulus in zijn betoog heeft opgenomen. De NBV heeft dit gedeelte echter niet gedrukt als poësie (zoals de lofliederen in Lucas 1 en 2), en het dus blijkbaar opgevat als poëtisch proza.
b) Is Filippenzen 2: 5-11 een vóór-Paulinische tekst?  Nog afgezien van de vraag: wel of geen hymne? zijn over dit gedeelte de volgende opvattingen voorgesteld:
- Paulus verwerkt hier een bestaande christelijke hymne op in zijn betoog.
- Paulus verwerkt hier een door hem zelf eerder geschreven hymne in zijn betoog.
- Paulus komt al schrijvend zélf tot deze hymnische expressie.
In de beide eerste gevallen is deze hymne (nóg) ouder dan deze (zelf al oude) brief, en daarmee een zeer vroeg getuigenis van een "hoge" christologie. MATTER aarzelt over het Paulinische auteurschap van dit gedeelte, omdat het soteriologische element (het "voor ons") ontbreekt.

12 Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven,

De logika van het daarom (hôste) is moeilijk te zien. Paulus stelt nu een nieuw onderwerp aan de orde: het individuele heil van de gelovigen. Misschien trekt Paulus een parallel tussen de strijdende Christus (vers 5-11) en de strijdende christen (vers 12-13). Toen Paulus in Filippi werkte, gaven de Filippenzen hem gehoor. Dat moeten ze ook nu doen: niet maar alsof ik (nog) bij u was maar nog veel sterker met het oog op mijn afwezigheid. Nu ze er alleen voor staan, moeten ze dubbel waakzaam zijn: hun behoud bewerken met grote ernst. Bewerken is in het Grieks het laatste woord van dit vers, dat alle nadruk krijgt. Bewerken (katergazesthai) moeten we niet verzwakken tot uitwerken, toepassen, bewaren of voltooien. We hebben de roeping te grijpen naar het eeuwige leven alsof ons heil helemaal van onszelf afhangt: het reeds voor 100% verworven heil nog voor 100% tot stand te brengen. Uw behoud is tegelijk collectief (samen als gemeente) als individueel (iedere gelovige persoonlijk).

13 want God is het, Die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.

De oproep om het eigen heil te bewerken wordt gemotiveerd en versterkt door de verzekering van Gods werk. Niet de aan- of af-wezigheid van Paulus is doorslaggevend, maar Gods werk in de Zijnen. Als we ons behoud bewerken alsof alles van ons afhangt, ondervinden we dat alles van God afhangt. Hij doet dat ten behoeve van (huper) Zijn welbehagen = Zijn heilsplan (vgl. Lucas 2:14). God heeft een heilsplan met de mensheid, en voor de verwerkelijking daarvan heeft hij de kerk nodig. Voor werken staat hier tweemaal energein: eerst voor ons werken en daarna voor Gods werken: dit onderstreept de paradox van het Evangelie; in de NBV (handelen  ... teweegbrengen ...) gaat dit effect helaas verloren. In u omvat zowel het gezamenlijke (in de gemeente) als het persoonlijke (in iedere gelovige).

14 Doet alles zonder morren of bedenkingen,

Sommige uitleggers denken hier aan gemor tegenover God, concreet: tegen het martelaarschap. MATTER denkt aan de onderlinge verhoudingen. Paulus waarschuwt tegen gemopper en twistgesprekken. Tijdens Paulus' afwezigheid waren die niet denkbeeldig.

15 opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld,

Hieruit blijkt dat het in vers 14 gaat om waarneembaar gedrag: de gemeente moet door een voorbeeldig onderling samenleven opvallen. Het missionaire motief klinkt hier dus weer krachtig door. Paulus maakt een scherpe tegenstelling tussen kerk en wereld. De wereld is een ontaard en verkeerd geslacht - in Deuteronomium 32: 5 Griekse Vertaling gezegd van de Israëlieten. De Filippenzen zijn kinderen van God: ze lijken op hun Hemelse Vader (vgl. Mattheus 5: 8). Maar de gemeente kan niet volstaan met statisch anders zijn, ze heeft ook een actieve taak: die van de hemellichten in het heelal. Gij verschijnt: geen imperatief maar indicatief; vanwege de mediale Griekse werkwoordsvorm niet schijnen (NBG / schittert  NBV), maar verschijnen. De gemeente wordt hier herinnerd aan wat zij in Christus is: licht der wereld (vgl. Mattheus 5:14, een tekst die MATTER echter niet noemt).

16 het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van Christus, dat ik niet vruchteloos (mijn wedloop) gelopen, noch vruchteloos mij ingespannen heb.

Het licht dat de gemeente draagt, is het levende Woord. Paulus denkt hier aan het verkondigde woord. Dat heeft levenwekkende krachten. De gemeente houdt dat Woord als een fakkel omhoog. Wie volhardt zal in het laatste oordeel eer ontvangen. Paulus maakt zijn "eer" afhankelijk van de volharding van de Filippenzen. De zin dat ik niet ... is de inhoud van de roem. Ingespannen: Paulus gebruikt dit werkwoord (kopiazô) vaak voor zijn apostolische arbeid: voor alle moeite die hij heeft gedaan + die hij heeft ondervonden.

17 Maar ook indien ik geplengd word bij de offerande en de eredienst van uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen.18 Verblijdt gij u evenzo en verblijdt u met mij.

Paulus spreekt hier over zijn eventuele (martel)dood. Maar: in tegenstelling tot het niet vruchteloos uit het vorige vers: niet vruchteloos, maar zelfs als ... Een plengoffer werd vergoten na en over het éigenlijke offer. Wat is het eigenlijke offer (dat van de Filippenzen)? In hoofdzaak zijn er twee interpretaties:
* hun martelaarschap: apostel en gemeente gaan beide de marteldood tegemoet.
* hun geloof: dat door Paulus als offer aan God wordt gebracht; of dat in zichzelf een offer is.
De offerande en het dienstbetoon van uw geloof:  genitivus subjectivus: het geloof van de Filippenzen is offerend en liturgisch bezig. Offerande (Grieks: thusia) is een sacrale term - voor eredienst (NBG) staat in het Grieks de meer profane term leitourgia = dienstbetoon / inspanning (de NBV vertaalt: het offer dat u brengt door de dienst van uw geloof).

19 Ik hoop in de Here Jezus Timoteus spoedig tot u te zenden, opdat ook ik welgemoed moge zijn, wanneer ik vernomen heb, hoe het u gaat.

Hoofdstuk 2:19-30 vormt een min of meer op zichzelf staand gedeelte. Tot nu toe had Paulus het over zijn eigen situatie. Nu richt hij zich op de situatie van de gemeente. Paulus wil Timotheus naar Filippi zenden (ook al betekende dat voor hem zelf een offer). Deze verzen zijn een soort aanbevelingsbrief voor deze visitatie. In de Heer geeft aan de zending van Timotheus een ambtelijk gezag. Hij komt om in Filippi ordenend en vredestichtend op te treden. Zenden (Grieks: pempein) heeft vaak, maar niet altijd de inhoud van een officiële missie of vertegenwoordiging.

20 Want ik heb niemand die zo eens geestes (met u) is, om uw belangen getrouw te behartigen;

MATTER vertaalt: Want ik heb geen enkele geestverwant om uw zaken trouw te behartigen. Geestverwant: zowel NBG als NBV betrekken dit op geestelijke verwantschap met de Filippenzen, MATTER vat het op als: geestverwant van Paulus zelf. Omdat hij onder hen geen geschikte mensen heeft, wacht hij tot Timotheus beschikbaar is. Behartigen: niet enkel waarnemen, maar ook ingrijpen. We weten niet precies waarom de gemeente deze bijzondere hulp nu nodig had.

21 want allen zoeken zij hun eigen belang, niet de zaak van Christus Jezus.

Hun eigen belang: hier staat dezelfde uitdrukking als in 2:4 (ta heautôn). Om de gemeente te kunnen opbouwen, moet de visitator de zaak van Christus Jezus zoeken: het belang van de hele gemeente.

22 Zijn beproefde trouw kent gij echter, dat hij, gelijk een kind zijn vader, mij in de dienst van het evangelie heeft geholpen.

Vers 22 sluit aan bij vers 19 - de verzen 20-21 vormen een tussen-opmerking. De Filippenzen kennen Timotheus. Hij heeft meegewerkt bij de stichting van de gemeente (Handelingen 16). Kind - vader: Timotheus was aanmerkelijk jonger dan Paulus. Zoals een kind zijn vader (NBG): MATTER vertaalt: zoals een kind zijn vader (dient) - de NBV vertaalt: met mij, zoals een kind met zijn vader.

23 Hem hoop ik terstond te zenden, zodra ik zie, hoe het met mijn zaak loopt;

NBG: zodra ik zie, hoe het met mijn zaak loopt  en NBV: zodra het duidelijk is wat er met me zal gebeuren  plaatsen Paulus in een passieve rol (van gevangenisschap of rechtzaak).  MATTER geeft een actievere vertaling: zo spoedig ik in mijn eigen zaken voorzien heb.

24 ik vertrouw echter in de Here, dat ik ook zelf spoedig komen zal.

In de Heer heeft Paulus vertrouwen voor de toekomst; samenhangend met het apostolische bewustzijn, dat hij voor de zaak van de Heer in Filippi nog nodig is (1:24-25).

25 Maar ik achtte het noodzakelijk, Epafroditus tot u te zenden, mijn broeder en medearbeider en medestrijder, die uw afgevaardigde was om mij te helpen in hetgeen ik nodig had.

Epafroditus kan dezelfde zijn als Epafras (Colossenzen 1: 7 en Filemon 23). Paulus geeft hem drie eervolle kwalificaties (mijn broeder en medearbeider en medestrijder) - blijkbaar omdat de Filippenzen kritiek op hem hadden. Ze hadden hem naar Paulus gestuurd om die te helpen, en vonden dat hij te gauw weer terug kwam. Noodzakelijk: voor Epafroditus zelf. Uw afgevaardigde om ... te helpen: letterlijk staat er: uw apostel en liturg; dat laatste woord herinnert aan de liturgie =  inspanning / dienstbetoon uit vers 17.

26 Immers, hij was vol verlangen naar u allen en ook in zorg, omdat gij gehoord hadt, dat hij ziek was.

In zorg: in het Grieks staat er adèmonôn, dat duidt op sterk geestelijk lijden (verder wordt het in het Nieuwe Testament enkel gebruikt voor Christus in Gethsemane: Mattheus 26:37 // Marcus 14:33). Volgens MATTER was Epafroditus ziek van heimwee. Omdat gij gehoord hadt (NBG en NBV): MATTER vertaalt het als een tussenzin: (hetgeen u vernomen hebt).

27 Hij is ook ziek geweest, de dood nabij, maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben.

MATTER vertaalt de eerste woorden: Want hij is zelfs doodziek geweest ...: de werkelijkheid was nog erger dan de berichten deden vermoeden.

28 Ik zend hem dan met te meer spoed, opdat gij, als gij hem ziet, u weer verblijden moogt en ik minder zorg moge hebben.

MATTER vertaalt: Spoediger (dan verwacht werd) ... Het vertrek van Epafroditus betekent voor Paulus een verlies, maar dat wordt ruimschoots goed gemaakt door de vreugde van de Filippenzen. Merkwaardig is dat Paulus blijkbaar verwacht dat de brief eerder in Filippi zal arriveren dan de inmiddels vertrokken Epafroditus.

29 Ontvangt hem dan in de Here met alle blijdschap en houdt mannen zoals hij in ere.

Met alle blijdschap = zonder kritiek. In de Heer is er geen plaats voor kritiek, maar enkel voor dankbaarheid voor het herstel van Epafroditus.

30 Want om het werk van Christus is hij de dood nabijgekomen en hij heeft zijn leven gewaagd om aan te vullen wat nog aan uw dienstbetoon jegens mij ontbrak.

Epafroditus heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt voor het werk van of voor Christus. Hij heeft er zelfs zijn leven voor gewaagd (hoe is niet concreet duidelijk). Aanvullen: de Filippenzen hebben gedaan wat ze konden (materiële ondersteuning zenden) - Epafroditus heeft méér kunnen doen: zelf deelgenomen in de strijd van Paulus. Om het werk van Christus (NBG) is letterlijker dan Door zijn werk voor Christus (NBV): dia + accusativus wijst op een opzettelijk kiezen voor dit werk met al zijn risico's; en bij het werk van Christus kan Paulus ook gedacht hebben aan het werk dat Christus Zelf (door mensen) doet. Dienstbetoon: opnieuw staat er het (profane) woord leitourgia (vgl. vers 17 en 25).

Filippenzen 3.

1 Overigens, mijn broeders, verblijdt u in de Here! Hetzelfde aan u te schrijven is voor mij niet verdrietig en voor u is het veilig.

Overigens: dit woord vinden we vaak tegen het eind van een brief (bijv. 4: 8). Wilde Paulus zijn brief hier beëindigen? Verblijdt u: niet als een emotionele reactie op incidentele zegeningen, maar in de Heer: binnen het kader van de algehele ontspanning en bevrijding die door de Heer is teweeggebracht.

2 Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis!

De in het voorafgaande genoemde broederschap en blijdschap hebben hun grenzen: het Judaïsme met zijn krampachtigheid en zelfverlossing valt daar buiten. Paulus wordt hier opeens buitengewoon fel. Hij gebruikt drie negatieve aanduidingen:
* honden: Joden noemden heidenen honden - zó noemt Paulus hier de Judaïsten.
* slechte arbeiders: ijverige pseudo-apostelen (vgl. 2Corinthe 11:13).
* versnijdenis: een persiflage op de besnijdenis die de Judaïsten verabsoluteerden.
Deze drie aanduidingen hebben betrekking op één en dezelfde groep mensen, door MATTER aangeduid als Judaïsten. MATTER omschrijft hier niet precies wat hij met die term bedoelt. Bij zijn uitleg van de volgende verzen wordt zijn beeld van de door Paulus afgewezen dwaling duidelijker.
Ik geef nu eerst een eigen toelichting van deze term. Judaïsten / Judaïsme komt van het werkwoord Joedaïzein, dat betekent: op Joodse wijze leven. Dat werkwoord komt in het Nieuwe Testament éénmaal voor: in Galaten 2:14. Daar vraagt Paulus verwijtend aan Petrus: Hoe kun je heidenen dwingen als Joden te leven? Met heidenen bedoelt Paulus hier: christenen met een niet-Joodse achtergrond. - De term "Judaïsme" wordt gebruikt voor die stroming binnen de vroege christenheid, die het christendom zag als een variant van het Jodendom. Op zich begrijpelijk: de eerste christenen waren zelf allemaal Joden; christenen geloven in de Messias van Israël; christenen lezen de Heilige Schrift van Israël. Volgens de "Judaïsten" stond het christendom open voor niet-joden (heidenen), indien zij bereid waren Jezus-belijdende Joden te worden, dus: Joden worden door het aannemen van de Joodse levenswijze (inclusief de besnijdenis van de mannen) + christen worden door de belijdenis van Jezus als de Messias. Paulus wees deze opvatting radicaal van de hand. Voor niet-Joden loopt de weg naar Gods heil niet via het Jodendom. Aan zijn niet-Joodse bekeerlingen wilde Paulus niet de Joodse levenswijze opleggen. We lezen over deze discussie in Handelingen 15 en Paulus' brief aan de Galaten. De woorden versnijdenis en besnijdenis hier in Filippenzen doet vermoeden dat daar dezelfde discussie speelde of dreigde. We moeten daarbij drie voorbehouden maken:
  • De term "Judaïsme" wordt door uitleggers (zoals MATTER) gebruikt, maar niet door bijbelschrijvers (zoals Paulus); en al helemaal niet door de "Judaïsten" zelf. Het is een achteraf door theologen opgeplakt etiket.
  • We kennen het "Judaïsme" vooral uit de bestrijding van Paulus en zijn geestverwant Lucas. We weten natuurlijk niet of de "Judaïsten" zelf zich in dat beeld zouden herkennen. In Galaten verwijt Paulus aan Petrus "Judaïsme".  Ook Jacobus (de broeder des Heren) wordt wel tot deze stroming gerekend. Toch zijn hun brieven opgenomen in de canon van het Nieuwe Testament.
  • We weten ook niet of het "Judaïsme" een homogene stroming was. In een conflict hebben mensen de neiging zwart-wit te denken en alle tegenstanders op één hoop te gooien. Maar wij weten niet zeker of degenen die het Evangelie van Christus willen verdraaien in Galatië (Galaten 1: 7) precies dezelfde opvattingen hadden en uitdroegen als de slechte arbeiders waarvoor Paulus de Filippenzen hier waarschuwt. In Paulus' optiek waarschijnlijk wel, maar de werkelijkheid kan genuanceerder geweest zijn.
MATTER plaatst zijn uitleg tegen de achtergrond van de voor Paulus en stellig ook voor de Philippenzen, gelijk voor de gehele oer-gemeente, vanzelfsprekende veronderstelling, dat de Kerk in alle rechten van Israël getreden is (pag. 75). In feite gaat MATTER dus uit van de vervangingstheologie: de Kerk neemt de plaats van Israël in. Dat is bedenkelijk. Inderdaad doet Paulus in het vervolg krasse uitspraken, maar Paulus doet die in een bewogen discussie over de eisen die al dan niet mogen worden opgelegd aan niet-Joodse christenen. Daarmee zitten we op een ander niveau dan een theoretische verhandeling over de plaats van Israël en van de Kerk in Gods heilsplan.

3 Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.

De besnijdenis is een aanduiding van het volk Israël als volk van God. Paulus past deze aanduiding toe op de christelijke gemeente die uit Joden en niet-Joden bestaat. Geïsoleerd en theoretisch opgevat zou deze tekst een argument voor de vervangingstheologie (kunnen) zijn: de Kerk is het ware Israël. Mijns inziens bedoelt Paulus hier geen uitspraak te doen over Israël, maar over het goed recht van niet-Joden om christen te zijn zonder eerst / ook Jood te moeten worden.
In vers 2 noemt Paulus drie negatieve kwalificaties van de "Judaïsten". Daartegenover staan hier drie positieve kwalificaties van de christelijke gemeente:
* Wij dienen God door de Geest: voor dienen staat er in het Grieks latreuein, een aanduiding voor de eredienst; in de christelijke eredienst werkt de Geest Die in de doop ontvangen wordt. Zelf moet ik bij deze tekst denken aan het aanbidden (proskunein) in Geest en waarheid, waar Jezus over spreekt (Johannes 4:24).
* Wij roemen in Christus Jezus: de vertalingen roemen (NBG) / zich laten voorstaan (NBV) zijn ongelukkig, omdat ze allebei een negatieve klank hebben. Het gaat om je houvast vinden in. Joden konden hun houvast vinden in het behoren tot het volk van God (de Jood Johannes de Doper waarschuwde al dat dát alleen niet genoeg is, Lucas 3:8). Christenen vinden hun houvast in Christus.
* Wij vertrouwen niet op vlees: vertrouwen en roemen liggen qua betekenis dicht bij elkaar. Vlees betekent quicquid est extra Christum (CALVIJN): al wat buiten Christus is, of zoals MATTER omschrijft:  alles wat een mens kan verleiden om voor God iets anders te zijn dan zondaar (hij voegt daaraan toe dat ook verfijnde spiritualiteit of gecultiveerde pietas "vlees" kan zijn).

4 Ofschoon ik voor mij wel reden zou hebben om ook op vlees vertrouwen te stellen. Indien een ander meent op vlees te kunnen vertrouwen, ik nog meer:

Paulus somt ironisch op hoe hij zelf zou kúnnen "roemen", als er buiten Christus om iets te "roemen" zou zijn. Hij somt zeven Joodse prerogatieven en prestaties (MATTER) op:

5 besneden ten achtsten dage, uit het volk Israel, van de stam Benjamin, een Hebreeer uit de Hebreeen, naar de wet een Farizeeer,

(1) Besneden ten achtsten dage: Paulus overtreft hier die "Judaïsten" die van huis uit proselieten waren en dus pas op latere leeftijd besneden.
(2) Uit het volk Israël (vgl. Romeinen 11:1): Paulus kan zich, in tegenstelling tot die "Judaïsten" die van huis uit proselieten waren een raszuivere Jood noemen 
(3) Uit de stam Benjamin (vgl. Romeinen 11:1): Volgens de rabbijnen was Benjamin een bijzondere stam omdat Benjamin als enige zoon van Jakob was geboren in Kanaän (Genesis 35:16-19).
(4) Een Hebreeër uit Hebreeën: Paulus was een zoon van twee Hebreeuws of Aramees sprekende Joden, dus van huis uit geen Hellenistische Jood. Weliswaar was hij opgegroeid in Tarsus in het huidige Turkije (Handelingen 9:11 en 21:39), maar opgegroeid in Jeruzalem (Handelingen 22:3 en 26:4).
(5) Naar de wet een Farizeeër: MATTER vertaalt hier in de verleden tijd: naar de wet geoordeeld was ik een Farizeeër: gemeten aan de wet van Mozes beantwoordde Paulus vóór zijn overgang naar het christelijk geloof geheel aan het beeld van de ideale Farizeeër.

6  naar mijn ijver een vervolger van de gemeente, naar de gerechtigheid der wet onberispelijk.

(6) Naar mijn ijver een vervolger van de gemeente: Temidden van de Farizeeën viel Paulus op door zijn ijver (met een negatief woord uitgedrukt: fanatisme) in het vervolgen van de christelijke gemeente (vgl. Handelingen 9:1 - 2; 1Corinthe 15: 9). MATTER spreekt van een beschaamd belijden van een zonde, van welker herinnering Paulus zich merkwaardigerwijs nooit geheel heeft kunnen bevrijden (pag. 79). Zelf vind ik dat schuldgevoel niet zo merkwaardig, te meer niet omdat Paulus besefte dat hij in de christenen Christus Zelf had vervolgd (Handelingen 9:4).
(7) Naar de gerechtigheid der wet onberispelijk: De Farizeeën waren in hun naleving van de wet bijzonder scrupuleus. Paulus weet zeker dat hij aan de hoogste eisen van de wet heeft voldaan.

7 Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht.

Alles wat mij winst was: volgens de Griekse patres gaat het hier om werkelijke winst - volgens de Latijnse patres en de Reformatoren om schijn-winst. MATTER denkt aan werkelijke winst in de zin van een met moeizame prestaties verworven voordeel. Maar Paulus heeft deze winst leren beschouwen (perfectum logicum) als schade = zonde. Dit terwille van Christus = terwille van het offer van Christus dat alle Joodse voorrechten en prestaties opheft.

8 Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen,

Voorzeker: Paulus spreekt hartstochtelijk, alsof hij ook de Judaïst in zijn eigen hart bestrijdt. Zelfs alles: niet enkel de hiervoor genoemde Joodse voorrechten, maar alle denkbare voorrechten. Letterlijk staat er vervolgens: om het overtreffende van de kennis van Christus Jezus =  de kennis waarvan Christus Jezus zelf subject en object tegelijk is. Het overtreffende van...: een Hebraïserende uitdrukking, vgl. Jacobus 1:3 (het beproefde van uw geloof) en Hebreeën 6:17 (het onveranderlijke van Zijn raad). Heb ik dit alles prijsgegeven - letterlijk staat er:  ben ik van dit alles beroofd - bij zijn ontmoeting met de de Levende Heer bij Damascus. Mijn Heer: Paulus spreekt hier als apostel: als slaaf van Christus Jezus (1: 1). Vuilnis: wat waardeloos of zelfs weerzinwekkend is. Om Christus te winnen: in het laatste oordeel Christus als winstpunt te boeken (beeld van de winst- en verlies-rekening). MATTER tekent ook bij deze tekst aan: het heil is onaantastbaar omdat alles van God afhangt, maar de christen strijdt om in te gaan alsof alles van hem zelf afhangt.

9 en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof.

Letterlijk staat er: en ik in Hem gevonden worde. Op de dag waarop God alle mensen zal weten te vinden, wil Paulus gevonden worden in Christus = in het volbrachte werk van Christus. Tegenover de gerechtigheid uit de wet staat de gerechtigheid door het geloof: het geloof is het middel waardoor de gerechtigheid ontvangen wordt. We zullen de gerechtigheid ontvangen door het geloof in = de aanvaarding van Christus. De gerechtigheid is een geschenk van God. God schenkt de gerechtigheid op voorwaarde van het geloof. Gerechtigheid is forensisch: de (verkregen) gerechtigheid die voor God en Zijn gericht geldt. Terwijl de gerechtigheid uit de wet mijn eigen gerechtigheid (NBV) is, is de gerechtigheid die we door het geloof ontvangen een "vreemde' gerechtigheid.

10 (Dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende, 11 zou mogen komen tot de opstanding uit de doden.

Volgens MATTER stelt deze tekst ons voor schier onoplosbare vragen. Toch lijkt me de grote lijn wel duidelijk. In vers 8 schreef Paulus over het kennen van Christus. Hij werkt dat hier nader uit in het kennen van de kracht van de opstanding van Christus en van de gemeenschap aan het lijden van Christus. Paulus past beide elementen chiastisch (opstanding - lijden / dood - opstanding) toe op zichzelf, volgens de gedachte: als wij delen in het lijden van Christus, zullen wij ook delen in Zijn heerlijkheid (Romeinen 8:17 enz.). Zoals meestal in zijn exegese betrekt MATTER deze tekst op het apostolaat van Paulus: Paulus wil lijden (Colossenzen 1:24 en 2Corinthe 1: 5) en zelfs sterven voor de zaak van Christus om zó te geraken tot de opstanding in heerlijkheid. Paulus spreekt hier over zijn persoonlijke behoud als over een hoogst precaire zaak, waarvoor hij het hoogste offer zal moeten brengen. De opstanding uit de doden: Paulus verwacht een algemene opstanding der doden. In dit vers doelt hij blijkbaar op een opstanding in heerlijkheid: hetzij omdat hij de opstanding van de goddelozen de naam opstanding niet waard acht; hetzij omdat hij hier denkt aan een eerste opstanding der rechtvaardigen (vgl. Openbaring 20: 4- 5). Deze laatste opvatting wordt verdedigd door LOHMEYER, die Filippenzen uitlegt vanuit het martelaarschap. De martelaren hebben het voorrecht als eersten te mogen opstaan, terwijl de andere gestorvenen nog dood blijven. LOHMEYER legt dan ook de nadruk op de uitzonderlijke formulering uit-opstanding uit de doden (zoals er letterlijk staat). Uit-opstanding  (ex-anastasis) is een hapax (woord dat enkel hier in het Nieuwe Testament voorkomt). Opstanding / opstaan uit de doden wordt verder enkel van Christus gezegd.  Volgens MATTER heeft ex-anastasis geen speciale betekenis. Uit de doden kan eenvoudig betekenen: uit het dodenrijk.

12 Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben.

De Helleense gnosis kende drie trappen: de vleselijken, de geestelijken en de volmaakten. Paulus rekent zichzelf niet tot de volmaakten (niet in Joodse en niet in gnostische zin - vgl. ook bij vers 15). Hij zegt: ik ben er nog niet, ik ben enkel maar onderweg (alsof alles nog van hemzelf afhing).  Omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben - de NBV vertaalt: (dat) waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. Christus heeft Paulus gegrepen bij Zijn verschijning bij Damascus.

13 Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar een ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt,

Vers 13a herhaalt inhoudelijk vers 12a. Vers 13b-14 werken vers 12b met nog meer nadruk uit. Paulus vergelijkt zichzelf met een atleet in de renbaan, die alles achter zich vergeet en zich enkel uitstrekt naar wat vóór hem ligt. De werkheilige mens kijkt telkens voldaan om naar zijn eigen prestaties. De Christen heeft alleen maar een toekomst (pag. 88). Broeders: Paulus spreekt zijn lezers  aan met de bedoeling hen uit te nodigen zijn voorbeeld te volgen.

14 jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.

De Griekse wereld kende geen team-sport. Elke atleet liep voor zijn eigen overwinning. Zo is het heil een persoonlijke zaak. Het geloof dat alles van Gods genade afhangt, brengt ons ertoe te strijden alsof alles van ons afhangt. Gods hemelse roeping in Christus Jezus bedoelt blijkbaar de komende zaligheid. De NBV vat roeping meer verbaal op en verbindt hemels met prijs : de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.

15 Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren;

In vers 12 achtte Paulus zich niet volmaakt - hier spreekt hij als volmaakte onder de volmaakten. Blijkbaar heeft volmaakt in beide verzen een verschillende nuance: in vers 12 gaat het om ethische / religieuze volmaaktheid - hier over volwassenheid en inzicht. Ook in 1Corinthe 2:6 en 14:20 spreekt Paulus als volwassene tot volwassenen. Paulus' geestelijk volwassen lezers zullen Paulus' gelijk erkennen - aan de anderen zal God het nog wel openbaren: door charismatische openbaring (1Corinthe 14: 6, 26, 30).

16 maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!

Bereikt hebben: in het Griekse werkwoord fthanô  zit de gedachte van eerder zijn / voor zijn. Paulus richt zich hier dus in het bijzonder tot de volmaakten die zijn inzicht reeds delen.

17 Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt.

Het leven uit genade en het besef van onderwegzijn drijft tot daadwerkelijke heiliging van het leven. Daarbij stelt Paulus zichzelf als voorbeeld (vgl. 1Thessalonicenzen 1: 6 en 1Petrus 5: 3). Nu Paulus zelf afwezig is, moeten de Filippenzen letten op mensen die Paulus' voorbeeld volgen (zoals Epafroditus). Navolgers (Grieks: summimètai) is een hapax; deze brief kent veel woorden samengesteld met sun- (= samen). Tegenover het oppassen voor de honden (3:1: blepô) staat het letten op de voorbeeldige christenen (3:17: skopeô). Wandelen is een bij uitstek praktisch en ethisch begrip.

18 Want velen wandelen - ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende - als vijanden van het kruis van Christus.

Paulus spreekt hier in verward Grieks; blijkbaar is hij hevig ontroerd. Het zit hem erg dwars dat mensen leven als vijanden van het kruis van Christus. Het is niet duidelijk wie hij precies bedoelt. Gezien het ethische begrip wandelen gaat het om ethische misdragingen. Mogelijk doelt Paulus op libertinisten: mensen die vanuit het geloof in Gods genade meenden dat ons praktische leven er niet toe doet. Vijanden: dit actieve begrip doet denken aan mensen die de gemeente van Filippi vervolgen.

19 Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind.

Paulus omschrijft deze vijanden van het kruis van Christus met vier begrippen:
1. Ze zijn misschien begonnen in de geest, maar ze eindigen in het vlees en daarmee in de ondergang.
2. Hun God is de buik - Griekse lezers zullen hierbij gedacht hebben aan losbandige sexualiteit.
3. In hun schande stellen ze hun eer: ze zijn er trots op dat ze in hun "christelijke vrijheid" alles mogen.
4. Ze zijn aardsgezind.

20 Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten,

Want: de in vers 18-19 aangeduide lieden moeten wel vijanden van het kruis van Christus zijn, omdat ze totaal anders leven dan ware christenen. De NBV geeft deze tegenstelling aan met maar. Als christenen leven we op aarde als kolonisten van het Koninkrijk der hemelen. Het begrip kolonisten zal de Filippenzen hebben aangesproken. Filippi was een Romeinse kolonie: een stad die - temidden van de Griekse omgeving - werd bestuurd naar Romeins recht. Zo leven wij als christenen op aarde naar de maatstaven van Gods Koninkrijk. Het Griekse woord voor burgerschap (politeuma) doet denken aan het werkwoord dat in 1:27 wordt gebruikt (gedraag u waardig het Evangelie). Dat werkwoord komt ook voor in bijvoorbeeld 3Makkabeeën 3: 4 voor de leefwijze van de Joden in het heidense Alexandrië.  - Leven als kolonisten van het Koninkrijk der hemelen betekent geen ontvluchten van de aarde: hier op aarde verwachten we Christus als Verlosser (sôtèr: hetzelfde woord als in Lucas 2:11: u is heden een Heiland geboren). De Heer komt uit de hemel(en): ex'hou na het meervoud ouranoi (hemelen) in de zin van het enkelvoud ouranos (hemel). Hij komt om ons te verlossen. Het heil ligt geheel in de toekomst.

21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.

Letterlijk staat er: het lichaam van onze vernedering (MATTER en NBV: ons armzalig lichaam). Daarmee is niet bedoeld dat ons lichaam "lager" zou zijn dan onze ziel. Bedoeld is ons hele aardse bestaan. Dat zal Christus bij Zijn komst gelijk maken aan Zijn eigen verheerlijkte bestaan. In de NBG staat: gelijkvormig maken, maar dat suggereert ten onrechte een onderscheid tussen vorm en inhoud. Ons totale bestaan zal worden vernieuwd / verheerlijkt. MATTER wijst op het verband met het voorafgaande: ons lichamelijke bestaan mag niet worden prijsgegeven aan het libertinisme, want het is bestemd voor de opstanding.
Zelf maak ik bij deze tekst nog 2 aanvullende opmerkingen:
1) Dit is één van de zeer weinige teksten in Filippenzen waarin het heil wordt geconcretiseerd. In de rest van de brief wordt het heil stilzwijgend bekend verondersteld. Hier wordt het inhoudelijk omschreven als de toekomstige verheerlijking van ons armzalige bestaan.
2) Vernedering als kwaliteit van ons aardse bestaan legt het verband met Christus Die Zichzelf vernederd heeft (zie bij 2:3). Hij heeft Zichzelf vernederd - daarom heeft God Hem verhoogd (2: 9). Met de kracht die Christus daarbij heeft ontvangen, zal Hij op Zijn beurt ons armzalige bestaan doen delen in Zijn heerlijkheid.

Filippenzen 4.

1 Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Here, geliefden!

Daarom: Vers 1 is allereerst conclusie van het voorafgaande. Paulus spreekt de Filippenzen aan op hun relatie met hemzelf. Kroon of zegekrans: hun trouw zal Paulus tot eer strekken op de Dag van Christus (2:16). Paulus spreekt hier de hele gemeente aan - reden te meer om bij de kwalijke lieden in 3:2 en 3:18-19 te denken aan dwaalleraars buiten de gemeente.  Staat vast (NBG) / blijf standvastig (NBV): blijf als een soldaat op je post (vgl. 1:27).  In de volgende vermaningen maakt Paulus dit standhouden concreet; allereerst in zijn oproep tot eensgezindheid.

2 Euodia vermaan ik en Syntyche vermaan ik, eensgezind te zijn in de Here.

Over de beide genoemde vrouwen is ons verder niets bekend. Blijkbaar hadden ze onenigheid. Wie er gelijk heeft doet niet ter zake: Paulus roept ze beiden gelijkelijk op tot eensgezindheid (vgl. ook 1:27 en 2: 2- 4). In de Heer: op het vlak van de dienst aan de Heer en Zijn Evangelie (vgl. de uitleg van MATTER van 2: 2).

3 Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe metgezel: wees haar behulpzaam. Want zij hebben tezamen met mij in de prediking van het evangelie gestreden, naast Clemens en mijn overige medearbeiders, wier namen staan in het boek des levens.

Het Griekse woord voor metgezel (NBG) of vriend (NBV) kan ook een eigennaam zijn, die kameraad betekent. MATTER vertaalt: Syzygus (want zo heet u naar waarheid). Hij héét vriend en hij ís een vriend voor Paulus. Paulus verzoekt hem om Euodia en Syntyche te helpen het samen weer eens te worden. De vrouwen verdienen deze bijstand omdat ze Paulus hebben geholpen bij zijn Evangelieprediking (waarschijnlijk in de periode dat Paulus de gemeente te Flippi heeft gesticht). Mogelijk zijn ze nu actief als diakonessen (vgl. Romeinen 16:1).  Over de hier genoemde Clemens is ons verder niets bekend. Het boek des levens is een beeld uit het Oude Testament (Exodus 32:32, 1Samuel 25:29; Psalm 69:29; Daniël 12:1), dat ook in het Nieuwe Testament herhaaldelijk wordt gebruikt (Lucas 10:20; Openbaring 3:5; 13:8; 20:12; 21:27; 22:19). Het boek des levens heeft een predestinatiaans en eschatologisch karakter. Predestinatiaans: God bepaalt de namen in Zijn boek - wat onze eigen verantwoordelijkheid niet uitsluit. Eschatologisch: het boek des levens gaat open in het laatste oordeel.

4 Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!

De NBV vertaalt vers 4a: Laat de Heer uw vreugde blijven. Daarmee is de voor deze brief zo kenmerkende uitdrukking in de Heer aan ons oog onttrokken. Waar het om gaat: we leven binnen het kader van de Levende Heer en heel het leven (te allen tijde) binnen dat kader is vreugde. - MATTER vertaalt vers 4b: (telkens) weer zal ik het zeggen: Weest blijde. Als Paulus in de toekomst nog eens aan de Filippenzen mocht schrijven, dan zal het toch telkens neerkomen op de blijdschap. Dat toekomstige aspect wordt niet zichtbaar in de NBV: ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. - Voor Paulus is de blijdschap gegeven met het geloof. Hij roept ons hier eenvoudig op uit het geloof te leven.

5 Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij.

Alle mensen: niet enkel gemeenteleden, maar ook / vooral mensen buiten de christelijke gemeente. Voor vriendelijkheid staat er in het Grieks epieikes. Dit woord wordt verschillend vertaald. MATTER kiest voor tegemoetkomendheid: een niet al te zeer staan op zijn recht. Ons "recht" is maar betrekkelijk. Dat zal blijken voor de rechterstoel van de Heer. En Zijn komst om te oordelen is aanstaande! MATTER vat nabij dus op in tijdelijke zin, met het oog op de komende komst van de Heer (vgl. 3:20).

6 Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God.

MATTER gist naar de reden van de bezorgdheid van de Filippenzen. Bezorgdheid heeft misschien nooit een reden. Zelf denk ik dat Paulus hier een woord van Jezus aanhaalt (Mattheus 6:25-34 // Lucas 12:22-31). Tegenover de zorg staat het gebed; maar dan wel het gebed dat gekwalificeerd wordt door dankzegging. MATTER: het hele vers is geen oproepen tot bidden, maar tot danken. Wensen: in het Grieks staat er aitèma: verzoek. Gebed en smeking: het verschil tussen beide begrippen is klein; beide woorden hebben in het Grieks allebei het bepaald lidwoord: bij ieder smeekgebed. Bedoeld is waarschijnlijk het regelmatige gebed in het persoonlijke leven en in de kerkdiensten. Dankzegging - in het Grieks staat er eucharistia. MATTER gaat op dit begrip niet verder in. Eucharistia kan de weergave zijn van de lofprijzing (beracha) die Joden uitspreken bij Gods goede gaven. Al wat God geschapen heeft is goed en niets is verwerpelijk, wanneer het met dankzegging (eucharistia) genomen wordt (1Timotheus 4: 4). Jezus sprak de dankzegging uit (eucharistèsas) voor Hij de zeven broden brak (Marcus 8: 6) en bij de beker van het Avondmaal (Marcus 14:23).  Zo is eucharistie een aanduiding geworden voor de Maaltijd van de Heer. Onze verlangen uitspreken voor God en Hem danken voor Zijn goede gaven zijn de beste remedie tegen bezorgdheid.

7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.

MATTER stelt de vrede van God in vers 7 tegenover de bezorgdheid in vers 6. Omdat bezorgdheid een psychologische gesteldheid is, moet ook vrede hier een psychologische gesteldheid aanduiden. Andere uitleggers vatten vrede objectiever op: Gods heil in Christus (Lucas 2:14, Efese 2:14, enz. enz.). De Stoïcijnse filosofie leerde dat het gezonde verstand ons tot innerlijke rust kan brengen - volgens Paulus kan enkel de vrede van God dat, die alle verstand te boven gaat. Behoeden (NBG) / bewaren (NBG): in het Grieks staat er froereô = bewaken. De vrede van God treedt op als bewaker. Hij houdt ons waar we moeten zijn: in Christus Jezus. Bewaken heeft een dubbele richting: Gods vrede bewaakt harten en gedachten tegen ontvluchtingspogingen, maar ook tegen pogingen tot ontzet van buiten af. Harten en gedachten: volgens MATTER moeten we daarbij niet denken aan de tegenstelling emotioneel - rationeel. Het hart doelt op onze levenskeuzes (Lucas 12:34). De gedachten zijn een product van het hart.

8 Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat;

Voorts: opnieuw een signaal dat het eind van de brief in zicht komt (vgl. 3: 1). In het laatste deel van zijn brieven geeft Paulus doorgaans ethische vermaningen. In dit vers noemt hij een reeks van deugden die herinnert aan de heidense levensfilosofen. Waar vat MATTER dan ook niet in de Joodse zin op (waarheid = betrouwbaarheid), maar in de Griekse zin (rationele waarheid). Rein zal vooral bedoeld zijn in sexueel opzicht. Beminnelijk (NBG) / lieflijk (NBV): sympathiek. Welluidend (NBG) / eervol (NBV): wat een goede reputatie geeft. Al wat deugd is: het begrip deugd speelde een belangrijke rol in de Griekse praktische filosofie - Paulus gebruikt het enkel in dit vers (volgens MATTER misschien om aan te knopen bij het heidense verleden van zijn lezers). Het hele vers blijft tamelijk abstract, om niet te zeggen: vaag. Bedenk dat (NBG) / schenk aandacht aan (NBV) staat in de imperativus praesens, die voortduur aanduidt: gaat voort dat te bedenken.

9 wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, breng dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn.

Vers 8 was meer theoretisch (bedenken), vers 9 is meer praktisch: doen: in toepassing brengen (NBG). Wat u geleerd en overgeleverd is: de traditie van de geboden, die deel uitmaakte van de christelijke katechese. Wat gij van mij gehoord en gezien hebt: Paulus stelt zichzelf ten voorbeeld: hij maakt zelf ernst met zijn boodschap. De NBV trekt het van mij ook bij geleerd en overgeleverd: alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien. De God des vredes vgl. de vrede Gods uit vers 7. Vrede kan hier zowel staan voor de persoonlijke gemeenschap met God als voor de onderlinge vrede. Zal met u zijn: MATTER spreekt van de bijbelse zin van het woord "zijn":  blijken te zijn. De Filippenzen zullen Gods vrede ondervinden.

10 Ik heb er mij ten zeerste over verblijd in de Here, dat gij nu eindelijk uw belangstelling in mij hebt kunnen verlevendigen, omdat gij wel belangstelling hadt, maar niet de gelegenheid.

Op discrete wijze noemt Paulus aan het eind van zijn brief de financiële steun van de Filippenzen zonder in bijzonderheden te treden. In de Heer: Paulus vat de gift van de Filippenzen op als blijk van de gemeenschap in de Heer en als bestemd voor de verkondiging van de Heer.  Hebt kunnen verlevendigen (NBG) / hebt kunnen tonen (NBV): in het Grieks staat er: (doen) opbloeien. Voor belangstelling staat er letterlijk: het over mij denken - het woord denken (froneô) komt in deze brief opvallend vaak voor (zie bij 1: 7). Nu eindelijk is geen verwijt; het wordt nader verklaard in de zin: omdat gij...

11 Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met de omstandigheden, waarin ik verkeer, genoegen te nemen.

Paulus' vreugde over de gift (vers 10) komt niet voort uit gebrek. Paulus legt dat nader uit in vers 11b-13. Ik heb geleerd: ik heeft in het Grieks nadruk (egô). MATTER begrijpt niet goed waarom: ik-Paulus tegenover julie-Filippenzen? ik-Paulus in mijn ambt van apostel? ik-die aan mijzelf genoeg heb (zie hierna)? Paulus heeft geleerd genoegen te nemen met (NBG) /  voor mezelf te zorgen in (NBV) de omstandigheden waarin hij verkeert. In het Grieks staat hier autarkes. Autarkie was het grote ideaal van de Stoicijnse filosofie: verheven zijn boven iedere aandoening. MATTER onderstreept het onderscheid tussen Paulus en de Stoicijnen: het ging Paulus enkel om zelfgenoegzaamheid inzake levensonderhoud; Paulus heeft geen autarkie geleerd uit filosofisch idealisme, maar in dienst van het Evangelie.

12 Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden zowel in overvloed als in gebrek.

Paulus concretiseer alle omstandigheden uit het vorige vers in een aantal tegenstellingen. Armoede: in het Grieks staat letterlijk vernederd worden / zich vernederen. Dit is de vierde en laatste keer dat in deze brief  een vorm van nederig voorkomt (2:3; 2:8; 3:21; 4:12 - zie nader bij 2:3).  Een mens kan vernederd worden door de omstandigheden en door mensen - zich vernederen kan ook een aanduiding zijn van zelfgekozen vasten. Vanwege de tegenstelling met het volgende overvloed hebben kiezen de vertalingen voor armoede (NBG) / gebrek (NBV). Armoede is nog steeds een vernedering, en was dat zeker in de Oudheid. Ik ben ingewijd (NBG) / ik heb aan den lijve ondervonden (NBV):  in het Grieks staat er een woord dat verwant is met mystiek en mysterie. In de Griekse mysterie-godsdiensten werden de deelnemers ingewijd in geestelijke geheimen - daarop lieten zij zich nadien voorstaan. Paulus kent slechts de "mystiek" van het profane leven. Hij kan zich enkel laten voorstaan op de vernederende leerschool in dienst van het Evangelie. Daarin heeft hij geleerd dat overvloed geen zegen is en gebrek geen vloek - en omgekeerd. Het zijn allebei indifferente zaken waarvan je als christen een zegen moet maken omdat ze anders een vloek dreigen te worden.

13 Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft.

Alles kunnen doen + alles kunnen verdragen: niet in stoicijnse zelftucht maar door de gemeenschap met Christus.  De naam van Christus wordt (in de meeste handschriften) niet genoemd, maar wel bedoeld. Dan hoort deze tekst tot de ruim 20 plaatsen in deze brief waar sprake is van in Christus: in gemeenschap met de Levende Heer.

14 Toch hebt gij er goed aan gedaan, te delen in mijn verdrukking.

Toch: tegen armoede voelt Paulus zich bestand, dus daarvoor was de financiële steun van de Filippenzen niet nodig. Maar hun liefde doet hem goed. Gij hebt er goed aan gedaan: een officiële term in dankbetuigingen: dank u wel. Verdrukking (NBG) / moeilijkheden (NBV): het Griekse thlipsis wordt vaak gebruikt voor de eschatologische en messiaanse smarten (bijv. Mattheus 24: 9, 21 en 29; Openbaring 7:14). Sommige uitleggers vinden deze betekenis ook hier. MATTER bestrijdt dat: volgens hem betekent verdrukking hier gewoon concreet honger en gebrek. Het is de vraag of dat een tegenstelling is. Als de Heer nabij is (4:  5) en we Zijn Komst uit de hemel verwachten (3:20), kan Paulus zijn honger en gebrek best als een eschatologisch lijden hebben ervaren.

15 Gij weet het zelf ook wel, Filippenzen; in het begin van mijn evangelieprediking, toen ik uit Macedonie vertrok, heeft geen enkele gemeente met mij in rekening van uitgave en ontvangst gestaan dan gij alleen.

Toen ik uit Macedonië vertrok - MATTER vertaalt: toen ik vanuit Macedonië startte (met mijn evangelie-prediking). Dat uitgangspunt van de evangelie-prediking in Macedonië was Filippi geweest. Paulus had toen verschillende gemeenten gesticht, maar enkel Filippi had hem steeds gesteund. Paulus drukt dat uit met een beeld uit de financiële wereld: met mij in rekening-courant gestaan. Sommige uitleggers vatten deze formulering letterlijk op: de Filippenzen zouden hun steun aan Paulus niet door Epafroditus hebben laten overbrengen, maar aan hem hebben overgemaakt via een bank.

16 Want ook te Tessalonica hebt gij mij een en andermaal ondersteuning gezonden.

Ook in Tessalonica: waarmee wordt de steun in Tessalonica vergeleken? De NBV vertaalt: al in Tessalonica, en bedoelt dus blijkbaar: al in Tessalonica + nu nog steeds / opnieuw. MATTER valt deze passage op als: ook toen ik reeds Philippi verlaten had en in Thessalonica was en dus niet meer voor uw rekening ...; dan zou je dus moeten vertalen: zelfs nog in Tessalonica.

17 Niet, dat het mij om de gave te doen zou zijn, maar het is mij te doen om de opbrengst, die als een tegoed op uw rekening aangroeit.

Het gaat Paulus niet om het geld op zich, maar daarom dat het tegoed op uw rekening oploopt (NBV). Voor opbrengst staat hier karpos = vrucht. Dat woord kwam ook al voor in 1:11: vol van vrucht der gerechtigheid op de Dag van Christus, en 1:22: werken met vrucht. In plaats van opbrengst die oploopt wordt ook wel gedacht aan samengestelde interest (rente op rente). In elk geval bedoelt Paulus met dit beeld dat God de Filippenzen hun weldaad aan hem zal vergelden (vgl. vers 19). - Zelf maak ik een vergelijking met teksten als Lucas 12:33-34 en Lucas 18:22. Jezus roept daar op aalmoezen te geven aan de armen. Wie aalmoezen geeft, verzamelt zich een schat in de hemel. De aalmoezen aan de armen worden bij Paulus: de financiering van de apostel. Het dilemma komt menig christen bekend voor. Moeten we geven aan de diakonie of aan de kerk?

18 Nu is alles voldaan en ik ben rijkelijk voorzien; alles is aangezuiverd, nu ik van Epafroditus het door u gezondene ontvangen heb, een welriekend, een aangenaam, Gode welgevallig offer.

Alles is voldaan: een technische term die gebruikt werd op kwitanties. Ook dit is nog financiële beeldspraak. Wat de Filippenzen Paulus schuldig waren (voor het Evangelie dat ze van hem hadden ontvangen), hebben ze volledig afbetaald. Daarna gaat Paulus over op de liturgische beeldspraak van het Oude Testament. Van offers wordt daar gezegd dat ze een welriekende geur geven voor de HEER (Exodus 29:18; Ezechiël 20:41; Genesis 8:21). Paulus spreekt als apostel. Een gave aan hem is een gave aan de Heer.

19 Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus.


Mijn God: ook hier spreekt Paulus als apostel, zich sterk identificerend met Gods zaak. De Filippenzen hebben hem onbaatzuchtig gesteund - God zal het hun rijkelijk vergelden. Letterlijk staat daarbij: in heerlijkheid (NBG: heerlijk - NBV: [uit de overvloed] van Zijn majesteit). MATTER vat het op als: op indrukwekkende wijze hier op aarde + eenmaal in de komende heerlijkheid.

20 Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.

Het zelfde woord heerlijkheid als hiervoor in vers 19. Volgens MATTER is dit één van de plechtigste doxologieën die wij van Paulus kennen. Ze zal wel van liturgische, dus synagogale oorsprong zijn. Onze God en Vader zet de gedachte van Gods Vaderlijke voorzienigheid uit vers 19 voort.

21 Groet iedere heilige in Christus Jezus. U groeten de broeders, die bij mij zijn. 22 U groeten al de heiligen, inzonderheid die aan het huis des keizers verbonden zijn.

Tot wie richt Paulus de oproep: groet: tot de ambtsdragers (vgl. 1:1)? tot alle christenen? Paulus doet de Filippenzen de groeten van zijn metgezellen: Timotheus (1:1), de christelijke gemeente ter plaatse (Efese? zie inleiding). Wie zijn precies de christenen uit het huis van de keizer (zoals er letterlijk staat)? NBV vertaalt: zij die in dienst van de keizer staan. MATTER denkt aan mensen die een connectie hadden met de militaire kolonie te Filippi. In tegenstelling tot andere brieven groet Paulus geen mensen persoonlijk. Was de eenheid in de gemeente daarvoor een te tere zaak?

23 De genade van de Here Jezus Christus zij met uw geest.

Met genade begint deze brief (1:2) - met genade eindigt ze. Deze genade is alles-omvattend. De groet stamt uit de synagoge en de oud-christelijke liturgie. Daaraan herinnert het hebraïserende met uw geest. De geest staat voor de totaliteit van het mens-zijn.

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA