GEURT HENK
VAN KOOTEN: Het
Oecumenisch Leesrooster (1977-2010). Geschiedenis, filosofie en impact, Tilburg, 2007, 108 pag.
VAN KOOTEN is hoogleraar Nieuwe
Testament &
Vroeg Christendom aan de Faculteit Godgeleerdheid en
Godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn
boek laat zich samenvatten in één zin: Paulus
komt er
bekaaid af.
Waar praten we precies over? Over
leesroosters
voor kerkdiensten op de zon- en feestdagen (dus niet over een
dagelijks leesrooster voor huiselijk gebruik). In een leesrooster
staat voor elke zon- en feestdag een aantal bijbelgedeelten
aangegeven. Bijvoorbeeld: een lezing uit het Oude Testament, uit
de apostolische brieven, en uit één van de vier
Evangeliën. In
de zondagmorgendienst worden die bijbelgedeelten gelezen
(Schriftlezing)
en uitgelegd (preek). Leesroosters zijn door de eeuwen heen
gangbaar geweest in de Rooms-Katholieke, Anglicaanse en Lutherse
traditie. In de Nederlandse protestantse traditie (pakweg: de
hervormden en gereformeerden) koos de dominee meestal zelf de
tekst voor zijn preek. Maar sinds de jaren '70 van de 20e eeuw
zijn ook bij de hervormden en gereformeerden leesroosters in
zwang geraakt. Daarbij speelde een veranderde visie op de
kerkdienst een rol. Was een kerkdienst tot dan toe voornamelijk
een preek met omlijsting, gaandeweg werd de kerkdienst meer
gezien als liturgie in de geest van de katholieke traditie. Een
groot pleitbezorger voor lezingen volgens het rooster was prof.
dr. G.N. LAMMENS (1923-1985), gereformeerd hoogleraar liturgiek
aan de VU en de Theologische Hogeschool in Kampen (zelf heb ik
college van hem gehad). Een tweede factor was de opkomst van de
kindernevendienst. In veel hervormde gemeenten was er
zondagsschool, maar die stond los van de kerkdienst.
Gereformeerde kinderen (zoals ikzelf in de jaren '50 en '60)
zaten gewoon bij hun ouders in de kerk. Sinds de jaren '70 worden
er in veel hervormde en gereformeerde (sinds 2004: protestantse)
kerkgebouwen kindernevendiensten gehouden. Gedurende een deel van
de kerkdienst (in elk geval tijdens de preek) hebben de kinderen
hun eigen dienst. Maar het geldt als ideaal dat de
kindernevendienst inhoudelijk parallel loopt aan de kerkdienst.
Als de leiding van de kindernevendienst Kind op Zondag gebruikt (het
materiaal van de Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging: NZV),
dan is het gewenst dat ook de dominee zich bij dat materiaal
aansluit. Op die manier heb ik mijzelf in het leesrooster gevoegd.
Zoals de titel aangeeft gaat het
boek van VAN
KOOTEN concreet over het Oecumenisch Leesrooster.
Dat is het officiële rooster van de Raad van Kerken in
Nederland
(pag. 14). Het verschijnt sinds 1977 en wordt ondersteund door
het tijdschrift De Eerste Dag. Predikanten kunnen daarin
materiaal en informatie bij de lezingen vinden (pag. 14). Bij de
samenstelling van het Oecumenisch Leesrooster wordt geput uit
verschillende bronnen. VAN KOOTEN noemt:
- Het Gemeenschappelijk
Leesrooster, opgenomen in het Dienstboek van de
Protestantse Kerk in Nederland (1998), en in die zin het
officiële rooster van de Protestantse Kerk en ontworpen om als
Protestantse Kerk ook een bron te kunnen aandragen voor het Oecumenisch
Leesrooster (pag. 13-14). Dit rooster is gebaseerd op (bepaalde
revisies van) het Rooms-Katholieke lectionarium van 1969 (vrucht van
het Tweede Vaticaans Concilie). Kenmerkend is het drie-jarige ritme
waarbij telkens één van de eerste drie
Evangeliën de toon aangeeft: in het A-jaar Mattheus, in het
B-jaar Marcus en in het C-jaar Lucas.
- Het Thoraleesrooster
voortgekomen uit initiatieven van de Van der Leeuw Stichting, zoals Aan
de hand van Mozes, De Adem van het jaar, en Bijbellezen in het spoor
van Israël: een driejarige doorgaande lezing van de Thora, de
daarbij aansluitende driejarige ordening van de Psalmen, en de eigen
ontworpen profetencyclus (pag. 15).
- Het Aanvullend
Leesrooster, opgenomen in het Dienstboek van de
Protestantse Kerk, naar een ontwerp van Herman Wegman. Het sluit aan
bij de calvinistische gewoonte over vervolgstof te preken. Alle
bijbelboeken zijn aan een seizoen toegewezen en in reeksen van dertien
perikopen verdeeld. Dat levert negen jaarcycli op (pag. 45-46, 85)
VAN KOOTEN behandelt in detail hoe
het
Oecumenisch Leesrooster uit zijn verschillende bronnen is
samengesteld sinds 1977. In zijn uitvoerige analyse let hij
vooral op de positie van de nieuwtestamentische brieven. Zijn
conclusie is dat de brieven, vooral die van Paulus, er bekaaid
afkomen. Op de zondagen tussen Pasen en Pinksteren staat
regelmatig in het A-jaar 1Petrus op het rooster, en in het B-jaar
1 Johannes (en in het C-jaar Openbaring, geen brief in de strikte
zin van het woord). Enkele malen is er een alternatieve lezing
uit de brieven, zoals in 1999 een lectio continua uit Romeinen en
in 2001 uit Galaten en Colossenzen (pag 42-44). De samenvatting
van zijn onderzoek geeft VAN KOOTEN op pag. 59:
De positie van de brieven sinds 1977 fluctueert sterk.
(1) Van 1977-1988 vormden de brieven nog een kwart van de
leesroosters aangezien één gehele driejarige
cyclus van de
twaalf jaar gewijd was aan de brieven.
(2) In de periode 1989-1995 werd een reductie van de brieven
zichtbaar.
(3) Van 1996-2004 werd vooral de positie van de niet-Paulijnse
brieven 1Petrus en 1Johannes gevestigd in respectievelijk het A-
en B-jaar.
(4) In de periode 2005-2010 wordt via de mogelijkheid van
alternatieve blokken de weg naar Paulijnse brieven (weer) geopend,
hoewel tegelijkertijd de reguliere brieflezingen tijdens Advent,
Kerst en Veertigdagentijd onder druk komen te staan.
Waarom komen de brieven (vooral
van Paulus) er
zo bekaaid af? VAN KOOTEN noemt drie redenen (pag. 61-67) en
bespreekt deze kritisch (pag. 69-84).
- De
(over)waardering van de Evangeliën. De
kerkelijke feesten zoals Kerst en Pasen zijn gedachtenis van Christus (memoria
Christi). Het woord gedachtenis
herinnert aan het avondmaal (doet dit tot Mijn gedachtenis,
1 Corinthe 11:24-25). Van daaruit krijgen alle zondagen het karakter
van gedachtenis van Christus. Daardoor krijgen de Evangeliën
van Mattheus, Marcus en Lucas de centrale plaats in de
zondagmorgendienst. Het leesrooster wordt opgebouwd volgens het
stramien van het A-, B- en C-jaar van het Rooms-Katholieke
lectionarium. De Evangelielezing is daarbij de laatste lezing: culminatie
van de lezingen. In de katholieke traditie staat de
gemeente bij de Evangelielezing. - VAN KOOTEN plaatst daar kritische
kanttekeningen bij. De kerkdienst is niet enkel of vooral gedachtenis
van Christus. Gedachtenis van Christus is méér
dan Evangelieverhalen over Jezus' woorden en daden lezen en uitleggen.
De (eerste drie) Evangeliën zijn antieke
biografieën over Jezus (pag. 73-74!). Maar in de
eerste christelijke gemeente stond niet de historische Jezus, maar
juist de Verhoogde Heer centraal (vandaar dat in het Nieuwe Testament
Ps 110 de meest geciteerde Psalm is: Zet u aan Mijn
rechterhand ...). Van de Verhoogde Heer getuigen juist de
apostolische brieven (pag. 72-73) en het Evangelie van Johannes (dat in
het Rooms-Katholieke lectionarium geen eigen jaar toebedeeld heeft
gekregen, waarschijnlijk omdat het geen instelling van het avondmaal
verhaalt, pag. 74).
- De
(over)waardering van het Oude Testament. Terwijl in het
Rooms-Katholieke lectionarium de continue lezing van Mattheus, Marcus
en Lucas bepalend is, wil het Oecumenisch Leesrooster (ook) de
zelfstandige, continue lectuur van oudtestamentische boeken mogelijk
maken, vanuit het urgentiegevoel met het OT een
inhaalslag te moeten maken (pag 64). De lezing uit de
brieven wordt daarbij vaak ervaren als een verstoring van het ensemble
van Evangelie en Oude Testament, en daarom maar overgeslagen. Wat
algemener: de brieven worden vermorzeld tussen enerzijds de
overwaardering van de synoptische evangeliën en
anderzijds de overwaardering van de TeNaCH (pag.
77). - Ook hierbij plaatst VAN KOOTEN kritische kanttekeningen. De hele
Schrift is Woord van God, maar er is binnen de Schrift niet enkel
continuïteit, maar ook discontinuïteit. Is
de thora de uitsluitende hoofdlezing, dan is het gevaar niet
denkbeeldig dat Jezus een goed voorbeeld, wie weet hèt
voorbeeld wordt bij de thora. De exemplarische mens van de liberale
theologie! (pag. 78). Er is een (heils-)historische
ontwikkeling, getuige Paulus' uitspraken over (een bepaald verstaan
van) de Tora (pag. 79). Daarom moeten Paulus en de
Hebreeënbrief gelegenheid krijgen om 'de dubbelheid
en dubbelzinnigheid van de wet, en de spanning tussen oud en nieuw, wet
en geest' tot inzet van de verkondiging te maken (pag. 82,
een citaat van J.T. BAKKER).
- Pastoraal-didaktische
bezwaren tegen de brieven. VAN KOOTEN noemt er enkele,
zoals: een brieflezing los van de Evangelielezing is voor de gemeente
moeilijk te volgen (pag. 65); en: continue lezing van bijbelboeken
anders dan de Evangeliën gaat de draagkracht van de gemeente
te boven (pag. 67); en (al sinds 2Petrus 3:15-16): Paulus is zo
moeilijk (pag. 66-67). Maar mijns inziens geldt als grootste bezwaar,
dat de brieven geen verhaalstof bieden; en de Nederlandsche
Zondagsschool Vereeniging wil graag aan de kinderen in de
kerkdienst een hun aansprekend verhaal kunnen vertellen
(pag. 67). - Daartegenover pleit VAN KOOTEN voor geestelijke groei. De
Hebreeeënbrief onderscheidt de melk voor
de onvolwassenen (in het geloof) en de vaste spijs
voor de volwassenen (Hebreeën 5:11-6: 3). Paulus stond een
didaktisch programma voor ogen waardoor gemeenteleden geholpen worden
in hun voortdurende en toenemende metamorfose in de richting van Gods
beeld (Efese 4:12-15). Een leesrooster zou deze groei moeten
ondersteunen (pag. 83-84).
Vervolgens noemt en kritiseert VAN
KOOTEN drie
tendensen die het probleem van de marginalisering van de
apostolische brieven zouden kunnen oplossen.
- Het Aanvullend
Leesrooster, waarin de positie van de brieven veel
sterker is dan in het Oecumenisch Leesrooster. Bezwaar: dit leesrooster
is aanvullend, en dat geeft een legitimatie om bijvoorbeeld de brieven
niet in het reguliere rooster op te nemen (pag. 85-86).
- Diversificatie in
typen eredienst: op zondagmorgen lezing uit een
Evangelie - in de leesdienst en huisdienst lezing uit de brieven.
Bezwaar: dat komt in de praktijk neer op uitrangering van de
brieven (pag. 86).
- De Elementaire
bijbellezingen van
VAN DER LAAN, samengesteld op basis van een lijst van ruim dertig
predikanten met hun top van vijftig tot honderd bijbelgedeelten.
Bezwaar: een leesrooster moet meer zijn dan de som van door individuele
voorkeuren bepaalde delen (pag. 86-87).
VAN KOOTEN meent dat de tijd rijp
is om de
brieflezingen een zichtbaarder plaats te geven. Het WRR-rapport Geloven
in het publieke domein (2006) ziet een toenemende competitie
en profilering van religies en levensbeschouwingen in het
publieke domein. Dat kan leiden tot meer interesse in
vroeg-christelijke
denkers als Paulus (pag. 87-88). VAN KOOTEN komt zelf met 6
aanbevelingen.
- Loslaten van de
inbreng van de NZV. Het belang van vertelbare verhalen
voor de kindernevendienst mag niet betekenen dat de volwassenen
voornamelijk verhaalstof krijgen voorgeschoteld (pag 88).
- Loslaten van de
lectio continua van de synoptische Evangeliën. De
cyclus van het A-, B- en C-jaar betekent bijbel-theologisch gezien soms
"meer van hetzelfde". Er is geen theologische reden om de eerste drie
Evangeliën te bevoordelen boven de brieven en Johannes (pag.
88-89).
- Invoeren van
gelijkwaardige sporen. Met sporen
wordt bedoeld: series uit Evangeliën, brieven, thora en
profeten. Steeds na 6 à 8 weken zou van spoor moeten worden
gewisseld. Voorwaarde is doorbreken van de dominantie van de wekelijkse
Evangelielezing (pag. 89-90).
- Invoering van een
'lectio congrua'. Bij de lezing uit het dominerende
spoor (zie punt 3) zou een lezing uit het andere Testament kunnen
worden gezocht. Dus bijvoorbeeld: bij een hoofdlezing uit Jesaja een
tweede lezing uit Paulus. De nieuwtestamentische lezing hoeft niet
persé een Evangelielezing te zijn (pag. 90).
- Bijbels-theologische
keuze voor een hoofdlezing. VAN KOOTEN pleit ervoor
hoofdlezingen meer te kiezen uit bijbels-theologisch relevante
passages. Voor de brieven van Paulus kan men denken aan zijn
universalisme (Galaten 3:26-28) en zijn Adam-Christologie (pag. 90-91).
- Concrete
aanbevelingen voor bepaalde zondagen en tijden:
(a) Zondag Trinitatis vraagt om passages uit de brieven over Vader,
Zoon en / of Geest. VAN KOOTEN beveelt aan om de zondagen tussen
Trinitatis en Advent weer te tellen als zondagen na
Trinitatis. In deze periode kan de echte menswording van
mensen worden gethematiseerd, bijvoorbeeld vanuit de apostolische
brieven (pag. 91-92)
(b) Wil men met het Dienstboek spreken over zondagen van de
zomer en zondagen van de herfst, dan
dient men deze zondagen scheppingstheologisch helderder te markeren. Zo
kan de zomerzonnewende worden belicht vanuit Johannes 1: 9 (het
waarachtige licht). Dit kosmische bewustzijn zou
zeer goed door de kosmische christologie van de (latere) brieven gevoed
kunnen worden (pag. 92).
(c) VAN KOOTEN pleit voor invoering van het Loofhuttenfeest en de Grote
Verzoendag in de herfst, bijvoorbeeld vanuit de interpretatie van de
Grote Verzoendag in Hebreeën (pag. 93).
(d) Voor diensten van doop en avondmaal zouden bepaalde brieflezingen
geselecteerd kunnen worden die onafhankelijk van het leesrooster kunnen
worden ingezet (liturgische jokers) (pag. 93-94).
VAN KOOTEN pleit ervoor om het
Oecumenisch
Leesrooster te actualiseren (in elk geval in bijbels-theologisch
opzicht). Daartoe behoort ook een grondige herwaardering van
de brieven.
Paulus komt er bekaaid af, dat
toont VAN KOOTEN
overtuigend aan. Het is belangrijk om regelmatig uit de
apostolische brieven te lezen en te preken. Hoewel ik mij uit
pragmatische redenen in onze eigen gemeente doorgaans aan het
leesrooster houd, zijn leesroosters voor mij zelf bepaald niet
zaligmakend.
terug
naar boeken
TERUG
NAAR OPENINGSPAGINA