1. Jezus leert ons in Lucas 11: 9-13 (vgl. Mattheus 7: 7-12) te bidden met onbeperkt vertrouwen: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden. God is immers een Vader, volmaakt in wijsheid en liefde, Die ons als Zijn kinderen geeft wat wij nodig hebben. Alles wat wij vragen? nee: ...hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem [daarom] bidden? De bijbel en de ervaring leren ons dat God ons niet altijd geeft wat wij van Hem vragen. Toch spoort Jezus ons aan te bidden= vragen, want wie bidt ontvangt in elk geval Gods Geest = de ervaring van Zijn kracht en Zijn liefde.
2. Jezus' belofte: bidt
en u zal gegeven
worden wordt door Jacobus tweemaal aangehaald:
a) Wat Jezus noemt: de Heilige
Geest, noemt
Jacobus: de (hemelse) wijsheid (vgl.Jacobus 3:
17-18).
Helemaal in Jezus' geest zegt Jacobus: Indien iemand van u in
wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, en zij zal hem
gegeven worden. God is immers een Vader, die aan
allen
geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt! (1:5)
b) Maar deze
éénduidigheid van God vraagt dan
ook een zelfde éénduidigheid van ons: een daadwerkelijke
keuze voor de Heer. We moeten bidden in geloof, in
geen
enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf
der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want
zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal
ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn
wegen (1:6-8). Met twijfelen bedoelt Jacobus dus vooral: van
twee walletjes willen blijven eten, proberen zowel God als Mammon
tegelijk te dienen. Dán geldt Jezus' belofte
niét: Gij hebt
niets, omdat gij niet bidt.(Of,) gij bidt wel, maar gij ontvangt
niet, doordat gij verkeerd bidt: om het in uw hartstochten door
te brengen (4:2-3)
3. Tot nu toe ging het over bidden=vragen [Grieks: aiteo] (zoals in Jezus' belofte), ook heel concreet voor onszelf. Ook over het vraag-gebed gaat het in 5:16b: Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt. Hier staat een ander, algemener woord voor het vraaggebed (verzoek [Grieks: deèsis]). Een rechtvaardige is iemand die daadwerkelijk kiest voor God. Het gebed werkt niet magisch, maar het is God Die er kracht aan verleent.
4. Heel het slot van Jacobus
(5:13-18) gaat
over bidden. Hier staat een algemeen woord [Grieks: pros-euchomai]
voor ons hele gebedsleven (vragen, aanbidden,
danken,
voorbede, enz.):
a) Een voorbeeld van de kracht
van het
gebedsleven is Elia: Elia was slechts een mens
zoals wij
en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende
niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; en hij bad
opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht
uitspruiten (5:17-18) - een mens zoals wij: ook ons gebed
heeft dus die kracht!
b) Laat in goede en kwade dagen ons gebedsleven
doorgaan;
dat is heilzaam: Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat
hij
bidden. Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen (5:13).
c) Heilzaam is ook het gebed voor
elkaar in
de gemeente: Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten
der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem bidden en hem
met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal
de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij
zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.
Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat
gij genezing ontvangt (5:14-16). Er staat niet bidden= vragen
(om genezing), maar bidden=God aanroepen. Gezond
maken
- letterlijk staat er: "behouden" (ook gebruikt in 1:21;
2:14; 4:12; 5:15; 5:20): dat is ruimer dan enkel lichamelijke
genezing. Jacobus wist wat wij nu weer ontdekken: de lichamelijke
en geestelijke nood (ziekte en zonde) en verlossing (genezing en
vergeving) hangen met elkaar samen. Het gelovige gebed:
beslissend is het geloof van de bidders, niet dat van de
patiënt
(gebedsgenezers vergeten dat wel eens)! Een pastorale en biddende
gemeente is een heilzame gemeente. Zoals ook omgekeerd een
asociale gemeente een ongezonde gemeente is (1Corinthe 11:30).