Bruce H. Wilkinson, Het gebed van Jabes, Gideon Hoornaar, 2001 / 2003, 93 pag.

Bij mijn afscheid als predikant gaf een lieve mevrouw mij dit boekje. Prompt kreeg ik van een andere lieve mevrouw de vraag: wie is Jabes? Eerlijk gezegd had ik het antwoord niet direct paraat. Na lezing van dit boekje weet ik meer. Het geldt als het bekendste boekje van de Amerikaanse evangelische Bijbelleraar Bruce Wilkinson (geboren 1940).

Wie was Jabes en wat was zijn gebed? Jabes wordt in de Bijbel één keer genoemd: in 1Kronieken 4: 9-10. Een stad met diezelfde naam wordt genoemd in 1Kronieken 2:55; het verband tussen de stad Jabes en de persoon Jabes is niet helemaal duidelijk. Deze naam Jabes uit 1Kronieken 2:55 en 4: 9-10 moet in elk geval niet worden verward met de veel bekendere stad Jabes-in-Gilead (o.a. 1Samuel 11 en 1Samuel 31:11-13); die naam schrijf je in het Hebreeuws anders.

Terug naar de persoon Jabes uit 1Kronieken 4: 9-10. We zitten hier midden in één van de minst gelezen gedeelten van de Bijbel: de verzameling geslachtsregisters uit 1Kronieken 1- 9. Deze negen hoofdstukken bevatten lange lijsten met namen zonder veel verhaal. Om twee redenen is de vermelding van Jabes in 1Kronieken 4: 9-10 opmerkelijk:
(a) We lezen hier te midden van alle lijsten met namen een korte geschiedenis.
(b) De hier vermelde Jabes is niet verbonden met de stambomen van 1Kronieken 1- 9. Zijn vader wordt niet vermeld, enkel zijn moeder en zijn broers - maar niet bij name.
Er wordt wel verondersteld dat Jabes helemaal geen Israëliet was; wordt daarom uitdrukkelijk verteld dat Jabes de God van Israël aanriep?

Ik citeer nu de korte passage over Jabes, uit de NBG-vertaling van 1951 die ook wordt gevolgd in de Nederlandse vertaling van het boekje van Wilkinson; het gebed van Jabes geef ik weer in vet lettertype:
9 Jabes was de aanzienlijkste onder zijn broeders;
zijn moeder had hem Jabes genoemd:
want, zeide zij, ik heb hem met smart gebaard.
10 Jabes nu riep de God van Israel aan met de woorden:
Wil mij toch overvloedig zegenen
en mijn gebied vergroten;
laat Uw hand met mij zijn;
weer van mij het kwade,
zodat mij geen smart treft!
En God schonk wat hij had gevraagd.

Wilkinson vertelt dat hij het gebed van Jabes al dertig jaar elke morgen bidt. Hij vertelt dat ook duizenden andere gelovigen dit gebed bidden. Hij beveelt dit gebed aan als een vast onderdeel van onze christelijke levenspraktijk. Want God verhoort dit gebed altijd - daardoor gebeuren er wonderen (pag. 7).

Volgens Wilkinson leefde Jabes waarschijnlijk in de tijd van de Richteren, in het zuiden van Israël; hij was het hoofd van een familie uit de stam Juda (pag. 20). Jabes heeft zijn naam niet mee, want de Bijbelschrijver legt een dubbel verband met het woord smart. Zijn moeder zegt: Ik heb hem met smart gebaard - en Jabes bidt: ... zodat mij geen smart treft. Nu is het verband tussen de naam Jabes en het woord smart in het Hebreeuws niet direct duidelijk, want Jabes bevat de drie stam-medeklinkers [ajin] - [bet] - [tsade] en smart [ajin] - [tsade] - [bet], en dat maakt in het Hebreeuws duidelijk verschil; maar de Bijbelschrijver legt het verband wel. En in de Bijbel heeft de betekenis van je naam grote consequenties. Een naam heeft voorspellende betekenis. Wilkinson ziet in het gebed van Jabes diens verzet tegen zijn noodlottige naam, vanuit zijn vertrouwen in Gods wondermacht: Wil mij toch overvloedig zegenen (pag. 20-23).

Jabes vraagt vrijmoedig om Gods overvloedige zegen; daarbij laat hij het aan God over welke zegeningen God hem wil geven, hoe, waar en wanneer. Vooral de vrijmoedigheid van Jabes stelt Wilkinson ons ten voorbeeld. Veel gelovigen lopen allerlei zegeningen mis die God hun graag had willen geven, omdat ze er niet om (durven te) vragen. Terwijl onze Hemelse Vader niets liever wil dan Zijn kinderen royaal zegenen! (pag. 24-29).

Jabes vraagt om een groter gebied. Wilkinson ziet hierin voor ons een voorbeeld om te bidden om een invloedrijker leven, zodat we meer kunnen doen voor God: "geef me alstublieft meer invloed en meer mogelijkheden om mensen te bereiken voor U. Ik wil graag meer doen voor U!" Wilkinson noemt dit hoofdstuk (pag. 30-44) dan ook Gedurfd leven voor God - en hij illustreert dat met verschillende aansprekende voorbeelden. Door het Jabes-gebed komen ongedachte ontmoetingen tot stand, die gelegenheid bieden om mensen te helpen met het Evangelie. Het is duidelijk dat Wilkinson het begrip gebied vergeestelijkt; maar misschien zou ik dat ook wel doen als ik zou preken over deze tekst. Bij Wilkinson staat deze toepassing in het kader van zijn overtuiging dat elke christen een bediening heeft. Iedere gelovige is geroepen in haar of zijn leven God te dienen.

Jabes vervolgt zijn gebed met Laat Uw hand met mij zijn. Gods hand = Gods kracht. We moeten het niet verwachten van onze eigen kracht, maar we blijven altijd afhankelijk van de kracht van de HEER. Zijn kracht wordt in onze menselijke zwakheid volbracht. Gods kracht = Gods Geest. Het gebed van Jabes is een voorbeeld van bidden om vervulling met de Heilige Geest. Het enige wat daarvoor nodig is, is een toegewijd hart (pag 45-61).

Weer van mij het kwade (NBG) - Bescherm me tegen het kwaad (NBV), dat is de volgende regel van Jabes' gebed. De Hebreeuwse tekst is overigens niet helemaal duidelijk (letterlijk zoiets als Maak weg van het kwaad); de Griekse Bijbel geeft En Gij zult kennis maken. Afgezien daarvan: ik heb het gevoel dat Jabes allereerst bidt om bescherming tegen onheil en ongeval. Wilkinson vat dit gebed op in de geest van de laatste bede van het Onze Vader: leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de Boze. Het kwaad is dan dus de zonde en Satan. En inderdaad: we mogen wel elke dag bidden om daarvoor bewaard te blijven! Wilkinson ziet de grootste bedreiging van Satan in onze subjectieve ervaringen (ons verstand, onze ervaring, onze gevoelens). Hoe belangrijker onze taak voor de Heer is, des te meer zal Satan ons aanvallen. Maar Jabes wist: de Heer kan ons tegen deze bedreiging beschermen zodat ons geen smart treft (pag. 62-75).

Door het bidden van dit gebed was Jabes de aanzienlijkste onder zijn broeders. Niet omdat God er lievelingen op na houdt, maar omdat Hij geeft aan mensen die Hem vragen. Wie vrijmoedig durft vragen om Gods zegen om Hem te dienen, zal terechtkomen in een opgaande spiraal van zegen; enkel de zonde kan die opgaande spiraal doorbreken (pag 76-85). De laatste regel van vers 10: En God schonk wat Jabes had gevraagd ziet Wilkinson als een belofte: bid (dit gebed) en je zult ontvangen! Hij geeft dan ook een zes-stappenplan om het gebed van Jabes dagelijks te leren bidden.

Voor mijn nuchtere calvinistische gevoel is het zes-stappenplan iets te methodisch en de succes-verhalen uit het boekje iets te Amerikaans. De suggestie dat speciaal dít gebed door God altijd wordt verhoord, dreigt van dit Bijbelse gebed een soort magische spreuk te maken. Maar afgezien van deze reserves: het gebed van Jabes (althans naar de uitleg van Wilkinson) vertoont duidelijke overeenkomsten met het Onze Vader. De derde bede van het Onze Vader Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel - alzo ook op aarde betekent volgens de Heidelbergse Catechismus zondag 49: Geef dat wij en alle mensen onze eigen wil verzaken en Uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn opdat alzo een iegelijk zijn ambt en beroep zo gewilliglijk en getrouwelijk moge bedienen en uitvoeren als de engelen in de hemel doen - zoals Wilkinson het gebed van Jabes uitlegt. En de overeenkomst die Wilkinson ziet tussen het slot van het gebed van Jabes en het slot van het Onze Vader noemde ik al. Het is een goede gewoonte om het Onze Vader regelmatig te bidden, dagelijks is niets teveel. Dan is onze blik nog wat ruimer dan enkel het gebed van Jabes (naar de geestelijke uitleg van Wilkinson). En na het Onze Vader zegt Jezus: Bid en je zult ontvangen (Mattheus 7:7 en Lucas 11: 9). Zoals staat geschreven over Jabes: En God schonk wat hij had gevraagd.

terug naar boeken

TERUG NAAR INDEX