A.WESSELS: De Koran verstaan. Een kennismaking met het boek van de islam. Kampen, 1986/2001 (5e druk), 180 pag.
1. INLEIDING EN OPENINGSHOOFDSTUK.
Koran = reciet: wat voorgelezen moet worden. De Koran is niet makkelijk: vaak is onduidelijk waar een uitspraak betrekking op heeft. Vergeleken met de bijbel lijkt de koran fragmentarisch; personen lijken met elkaar verward (Mirjam de zus van Mozes en Maria de moeder van Jezus; NB: de enige vrouw in de Koran met name genoemd!). Het gaat niet om informatie maar om de boodschap: stichting en lering.
Moslims zijn huiverig voor vertaling van de koran. De koran bestaan uit 114 sura's; ieder ingedeeld in aya (meervoud ayat) = verzen; letterlijk: tekens of wonderen. Mohammed heeft geen wonder gedaan - behalve de Koran.
Na sura 1 zijn de sura's ingedeeld van lang naar kort. Maar de kortste sura's zijn meestal de oudste. Moslims besteden veel aandacht aan de aanleiding tot de openbaring van een tekst. Voor moslims heeft de Koran overeenkomstige betekenis als voor christenen Jezus (ongeletterdheid van Mohammed // maagdelijkheid van Maria als uitdrukking van het mysterie van de openbaring).
Sura 1 is te vergelijken met wat voor christenen het Onze Vader is. Het begint met In de Naam van God: het afroepen van een zegen over een handeling. God heet de Barmhartige (komt veel voor in de Koran, zeer vaak in sura 19 over Maria en Jezus). God heet ook Heer der werelden of mensen ('alamin vgl. hebreeuws 'olam). Direct al in sura 1 associaties met de Psalmen: Psalm 1 (de weg), Psalm 139 (bede om leiding). Degenen over wie God toornig is en degenen die dwalen: polytheïstische tegenstanders van Mohammed, later opgevat als resp. joden en christenen. Het gaat in de Koran om het leven coram Deo.
2. OVERZICHT VAN DE INHOUD VAN DE KORAN.
De oudste gedeelten zijn te herkennen aan rijmend proza en eedformules. Een stereotyp patroon is: zij zeggen (de ongelovigen / polytheïsten) - spreek: (wat Mohammed namens God moet antwoorden).
Sura 2 gaat oa. over de verhouding tot het jodendom. Sura 3 hangt samen met de strijd bij Uhud (625). Ook sura 8 en 9 vertellen over Mohammeds strijd tegen de ongelovigen. Sura 17 heet: de nachtelijke reis = de mystieke reis van Mohammed naar de Al-Aqsa-moskee in Jeruzalem. Enkele sura's hebben als naam een onverklaarde lettercombinatie (bijv. 20: taha). Sura 22 handelt o.a. over de bedevaart. Sura 36 wordt vaak geciteerd rond een sterfbed. Sura 42 de beraadslaging wordt tegenwoordig aangehaald als bewijs van het demokratisch karakter van de Koran. Sura 50 gaat in op de opstanding; sura 52 (en vele andere) op het laatste oordeel en de beloning in het paradijs. In sura 53 wordt gezinspeeld op de drie heidense godinnen Al-Lat, Al'Uzza en Manat. Volgens sura 61 heeft Jezus de komst van Mohammed voorzegd. De eerste 7 verzen van sura 74 zijn de oudste van de Koran. Ook sura 89 en 96 gelden als de eerste openbaring. Het laatst geopenbaard is sura 110 (drie maanden voor Mohammeds dood).
3. MOHAMMED EN DE OPENBARING.
Mohammed wordt geboren rond 570. Hij hoort tot een verarmde tak van de Quraysh: de in Mekka heersende stam. Al jong wordt hij wees. Hij wordt opgevoed door zijn grootvader en later zijn oom Abu Talib. Als hij 25 is, trouwt hij met de rijke koopmansweduwe Khadija. In zijn omgeving is er weinig echte godsdienst. In Medina wonen joden. Christelijk predikers trekken rond. Mohammed krijgt het gevoel dat God Arabië vergeten is en ergert zich aan het sociale onrecht. Regelmatig trekt hij zich terug in de grot Hira bij Mekka; daar hoort hij in de 27e nacht van de Ramadan " 610 Gods stem. Zijn vrouw bevestigt hem in zijn rol als profeet. Als verdere openbaringen uitblijven, raakt hij in een krisis. Na " zes maanden beginnen de openbaringen opnieuw. Gabriël bemiddelt Gods boodschap. Het is een ongearticuleerde ervaring, die zichzelf transformeert in woorden. Mohammed wordt zo intermediair tussen God en de wereld. Mohammed is niet bezeten (meende hij in het begin soms zelf). Hij is geen bezeten waarzegger of leugenachtige dichter. Hij is niet geïnformeerd door joden of christenen; bewijs: de openbaring is Arabisch. Maar dat laatste is ter wille van de verstaanbaarheid voor zijn volksgenoten. Niet de Arabische taal of gemeenschap is superieur; superieur is de meest godvrezende. De openbaring aan Mohammed heet inspiratie of neerzending.
God openbaart Zich in tekenen: 1) non-verbale tekenen zoals de schepping van hemel en aarde, de wisseling van dag en nacht, schepen,, winden, wolken en regen, en dieren; 2) verbale tekenen: de verzen van de Koran. Op beide soorten tekenen zijn 2 reacties mogelijk: aanvaarding of verwerping. Beide soorten tekenen bedoelen dat mensen verstandig, dankbaar en gelovig worden. Met een open hart kan een mens de tekenen verstaan.
4. GOD.
Mohammed was "God intoxicated". God is hét onderwerp van de Koran. God kan alleen gekend worden door Zijn tekenen. De openbaring maakt het verborgen mysterie van God zichtbaar. De Koran spreekt ook mensvormig over God (Zijn handen, Zijn aangezicht, enz.) De Koran roept steeds op om God te prijzen. De rozenkrans (subha) noemt 99 schone namen van God (niet allemaal uit de Koran). God is de Schepper, Regeerder en Rechter. God is de Schepper van al het bestaande; Hij schept door te spreken (vgl. Ps 33: 9); zo is ook Jezus geschapen door Gods machtswoord. De schepping heeft daardoor bedoeling en zin (niet tevergeefs geschapen 3:191). God is de énig werkelijke en waarachtige en de eeuwige; de afgoden zijn onwerkelijk. De centrale belijdenis is: er is geen god dan God. Mohammed bestrijdt het polytheisme van zijn stadgenoten, en het geloof dat God zonen of dochters zou hebben. De hoofdzonde is: polytheïsme (genotengeverij). Het verhaal gaat dat Mohammed eens bijna een concessie zou hebben gedaan aan de Qurayshieten: naast God hun drie goddinnen Al-Lat, al-'Uzza en Manat; de satan zou hierin de hand hebben gehad. Maar volgens sura 53:23 wees Mohammed de drie goddinnen af .
5. DE PREDIKING VAN HET LAATSTE OORDEEL.
Mohammeds stadgenoten geloofden dat het uit is met de dood: geen opstanding en geen oordeel. Er is niet dan dit leven, slechts de tijd vernietigt ons (de tijd als fatalistische macht) - dus: pluk de dag. Hiertegenin preekt Mohammed het laatste oordeel en het eeuwige leven.
Ieder mens moet sterven, zelfs Mohammed. God bepaalt de termijn van het leven, zowel voor het individu als voor de wereld. De dood is de overgang naar de toekomst. God is de rechtvaardige Rechter. Het gericht begint met een kosmische katastrofe. Ieder mens zal voor God verschijnen. Wat we nu doen, zal dan consequenties hebben. De balans wordt opgemaakt en de daden worden gewogen (ekonomische termen, vgl. het handelsverkeer in Mekka). Niet enkel de daden, ook de geloofsopvattingen worden beoordeeld (zoals het christelijke geloof in Jezus). Vgl. in Mattheus 25:33 wordt gesproken over mensen aan de rechter- en aan de linker-kant. Bestraft worden met name het nalaten van salat en zakat; ijdel spreken over godsdienstige zaken; God en het oordeel ontkennen. Het goede wordt tienvoudig beloond - het kwade wordt één-voudig gestraft. Hemel en hel worden beeldend beschreven; de hemel "als een herstellings-oase voor mannen". Maar het grootste geluk is het welgevallen van God (9:72; vgl. 3:15).
6. GODS MACHT EN DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE MENS.
Gods predestinatie doet de mens geen onrecht aan. De mens is zelf verantwoordelijk: ieder volk collectief en ieder mens individueel. Het goede dat de mens doet, is van God - het slechte dat hij doet, is van hemzelf. De mens wordt geleid op of dwaalt af van "de rechte weg" (beeld van de weg door de woestijn - verdwalen is fataal!). Gods weg is de rechte weg - ongelovigen proberen die krom te maken. Vóór de komst van de openbaring was er dwaling. Dwaling komt voort uit de eigen neigingen en begeerten van de mens. Daartegenover staat de geopenbaarde kennis. Enkel God kan een mens leiden op de rechte weg; zelfs Mohammed kan een mens niet bekeren; hij kan enkel waarschuwen, herinneren en prediken. God kan het hart van een mens verzegelen, zodat hij zich niet bekeert; wie onrecht doen, leidt God niet op de rechte weg. Tegelijk roept de Koran op zich te laten vermanen!
De Koran roept op om te bidden om vergeving. Wie om vergeving vraagt, ontvangt die: God is gaarne vergevend (vgl. Psalm 86: 5). Daarom moeten wij ook elkaar vergeving schenken. Eén zonde kan niet vergeven worden: genotengeverij (ook verafgoding van eigen wensen). Voor polytheïsten mag men niet om vergeving bidden.
7. PROFETEN - ABRAHAM.
De Koran noemt verschillende bijbelse (Abraham, Mozes, Jona, Jezus) en buitenbijbelse (Sju'ayb, Salih, Hud) profeten. Enkel Mohammed heet het zegel = de afsluiting van de reeks van profeten. Soms wordt onderscheid gemaakt tussen een profeet (gezant zonder boek) en een boodschapper (gezant met boek). Bijzonder zijn Mozes tot wie God rechtstreeks sprak en Jezus aan wie duidelijke tekenen werden gegeven. Profeten werden gezonden tot hun volk, maar hun boodschap heeft een universele reikwijdte. Alle profeten brengen in wezen dezelfde boodschap. Alle boeken gaan terug op éénzelfde hemelse bron: "de moeder van het boek" (3:7; 13:39; 43:4). Daarom verwacht Mohammed dat ook joden en christenen zijn boodschap zullen aannemen. Verschillen tussen Bijbel en Koran worden verklaard door verdraaiing van de Bijbel: qua tekst en qua uitleg.
Profeten worden gezonden tot hun volk. Ze moeten lijden onder weerstand tegen hun boodschap. Maar ze hebben uiteindelijk succes. Gods tegenstanders vergaan. In 15:87 wordt gezinspeeld op zeven straflegenden: weerspanningen volkeren worden getroffen door storm (Sodom), donder, wegzinken in de aarde (Korach), verdrinking (zondvloed). In dit schema herkennen we Mohammeds eigen ervaring en verwachting: tegenstand van zijn volksgenoten en hoop op overwinning.
Abraham neemt in de Koran een belangrijke plaats in: hij heet vriend van God; zijn geslacht is uitverkoren en ontvangt het profeetschap en het boek. In discussie met joden en christenen beroept Mohammed zich op Abraham: hij was geen jood of christen, maar een monotheïst en een moslim. Abrahams vader en volksgenoten dienden afgoden. Abraham verwerpt hun afgoderij. Hij bidt voor zijn vader, maar tegen afgoderij helpt geen gebed. Het volk wil Abraham verbranden, maar God redt hem. Abraham bidt om een zoon. Engelen die hem bezoeken, beloven hem die. Zijn vrouw lacht om die aankondiging. Toch wordt hem nakroost geboren. NB: Over Ismaël zegt de Koran weinig (oa. dat hij samen met Abraham de Ka'ba gebouwd heeft). In sura 37 wordt verteld over Abrahams offer. Er staat niet expliciet wélke zoon Abraham moest offeren; de meeste moslims denken aan Ismaël. De zoon stemt met het offer in (nadruk op gehoorzaamheid aan God). Abraham pleit voor het volk van Lot (Sodom en Gomorra), maar tevergeefs. Enkel het gezin van Lot wordt gered - behalve de vrouw van Lot.
Sura 12 is geheel gewijd aan Jozef. Het wordt verteld als fabel. De lotgevallen van Jozef worden verbonden met de wil van God. De islamitische tradtie heeft de relatie tussen Jozef en Potifars vrouw (later Sulayka genaamd) uitgesponnen tot een hele legende.
8. GELOOF EN ONGELOOF.
De godsdienst van de moslims heet islam = overgave (aan God). Abraham al heet een overgegevene (een moslim avant la lettre): in elke religie gaat het om overgave aan God. Een moslim is nederig en zachtmoedig (tegendeel van zelfvoldaan en zelfgenoegzaam). Maar wie zegt moslim te zijn moet ook een werkelijke gelovige (mu'min) zijn; dat houdt in: ontzag voor God, vertrouwen in God, gehoorzaamheid aan God, geduld in beproeving, salat en zakat. Geloof in God blijkt in liefde jegens de naaste. De Tien Geboden worden niet opgesomd, maar de inhoud ervan komt terug in de Koran. Geloof is dankbaar voor Gods goedheid, die uit Zijn tekenen blijkt. Wie 40 jaar mag worden, is tot dankbaarheid verplicht (pag. 124).
Ongeloof is vooral ondankbaarheid; velen bidden in nood, maar vergeten te danken na de uitredding. Het hart van de ongelovige kan verzegeld zijn. Ongelovigen zijn doof en blind. Mensen zijn telkens weer geneigd om God te vergeten.
Naast gelovigen en ongelovigen zijn er huichelaars. Uiterlijk belijden zij het geloof, maar in hun hart zijn ze ongelovig. Ze bidden om door de mensen gezien te worden, maar richten hun hart niet op God (vgl. Mattheus 6:5). Huichelaars zijn sommige burgers van Medina, die zich opportunistisch bij Mohammed aansluiten.
9. DE MENS IN DE KORAN - ADAM.
Grote nadruk legt de Koran op Gods schepping van de mens: uit leem (Adam), uit een druppel sperma (sindsdien). De schepping is het teken voor de opstanding uit de dood. God heeft de mens geschapen met een doel: hij is geschapen om God te dienen. De mens is "van nature" Gods-dienstig. Maar met de schepping van de mens neemt God een risico. De mens blijkt ongehoorzaam aan Gods gebod. Levenslang vergezellen twee engelen hem rechts en links; ze noteren wat hij zegt; daarvoor zal hij zich in het oordeel moeten verantwoorden (vgl. Mattheus 12:36-37). Hij zal overeenkomstig zijn werken beloond worden (vgl. Psalm 62:15). Ieder zal zijn eigen last dragen (vgl. Galaten 6:5). Als God naar recht zou oordelen, bleef er geen mens over (vgl. Psalm 130: 3). Eens zal de hel worden gevuld met djinns en mensen (vgl. Mattheus 25:41).
God zegt tegen de engelen dat Hij de mens gaat maken (vgl. Genesis 1:26: laat Ons mensen maken) als Zijn plaatsvervanger (kalief) op aarde (vgl. Psalm 8: 6-9). Hij schept Adam uit klei door Zijn Woord: word! en hij werd en door Zijn Geest. De engelen moeten de mens aanbidden, mazar Iblis weigert. Er is een zekere rivaliteit tussen engelen en mens: de mens kan de dingen benoemen (vgl. Genesis 2:19 - nadat God de namen hem ervan geleerd heeft) - de engelen kunnen dat niet. Uit Adam maakt hij zijn echtgenote. De mensen mogen niet eten van de boom in het paradijs. De satan verleidt de mensen; hij is de vijand van de mens. Maar de mens blijft zelf verantwoordelijk voor zijn daden. Daarna wordt de mens uit het paradijs (in de hemel) verbannen naar de aarde. Alle mensen zijn kinderen van Adam; Adams verhaal is ons aller verhaal. Zelfs al voor zijn geboorte kent de mens God - hij is dus niet te verontschuldigen.
10. DE KORAN ALS WETBOEK.
De Koran is de belangrijkste bron van wetgeving. Vóór Mohammed hadden de Arabieren nog geen "boek", zoals de joden en de christenen. Mohammed is de nabi al-ummi: niet "de ongeletterde profeet", maar: "de profeet voor de ongeletterden = Arabieren zonder boek". In Medina vormt Mohammed een gemeenschap (umma) van moslims met de daarbij horende regels. Deze "gemeenschap van het midden" wordt de beste gemeenschap. De Koran onderscheidt telkens tussen wat geboden (ma'ruf) en verboden (munkar) is; en tussen wat verboden (haram) en toegestaan (halal) is. In de Koran vinden we veel elementen uit de Tien Geboden: geen andere goden aanbidden, zorgen voor je ouders. Nieuwere voorschriften vervangen de oudere.
Mohammed keert zich tegen het materialistische en asociale gedrag van zijn Mekkaanse volksgenoten. De boodschap van de éne God brengt ook éénheid onder mensen (rijken en armen). Je mag met je geld maar niet doen wat je wilt. De Koran verbiedt bedrog, uitbuiting en woeker; scheld kwijt wat men je schuldig is (vgl. Lucas 6:35). De Koran gebiedt recht doen aan armen en verdrukten. Daarbij worden drie woorden gebruikt: zakat = aalmoezen; bijdragen; sadaqat = liefdegaven. Geef wat je kunt missen; waar je zelf aan gehecht bent. Geef aan je ouders, je familie, wezen, armen en reizigers. Wie niets heeft, hoeft ook niets te geven. Geef niet om door de mensen gezien te worden, maar in het verborgene (vgl. Mattheus 6:3-4). Wie aalmoezen geeft aan de armen, zal daarvoor beloond worden (vgl. Lucas 6:38; 12:34-35; 18:22); zelfs rijk beloond (gelijkenis van de zaadkorrel: 7 x 100-voud!).
Relatie man- vrouw: Inzake het geloof zijn man en vrouw gelijk. Een moslim mag niet trouwen met een polytheïst, wel met een jodin of christin. Sex is ongeoorloofd tijdens de menstruatie; overdag tijdens de ramadan; tijdens de bedevaart. De vrouw is de akker voor de man. De Koran staat een huwelijk met maximaal 4 vrouwen tegelijk toe, echter in een historisch verband: als sociale maatregel tegenover de weduwen met kinderen die achterbleven na de slag bij Uhud. Maar er staat bij: je kunt je vier vrouwen niet tegelijk recht doen. Dat geldt tegenwoordig als argument dat de Koran monogamie aanbeveelt. - Het getuigenis van twee vrouwen staat tegenover dat van één man. Twee dochters erven evenveel als één zoon. Overspel wordt bestraft met 100 geselslagen (voor man en vrouw) op getuigenis van de echtgenoot/note of van vier mannen. Een vrouw mag verstoten worden en daarna hertrouwd, maar dat laatste niet tweemaal achtereen. Weduwen mogen na vier maanden en 10 dagen hertrouwen.
Straffen: Van een dief wordt de hand afgehakt. Wie God of Mohammed bestrijden, krijgt de doodstraf. Maar verder geldt: wie één mens doodt, het is alsof hij alle mensen doodt. En wie één leven redt, het is alsof hij alle mensen redt.
Verder bevat de Koran bepalingen over o.a. reiniging voor de salat, het vasten in de ramadan, de bevevaart, voedsel, wijn, en de heilige oorlog (djihad).
11. DE VERHOUDING TOT JODEN EN CHRISTENEN.
In de hemel is een Boek (de moeder van de Schrift 3:7; 43: 4; 13:39), waarvan openbaringen (boeken) worden neergezonden: aan Mozes de Tora, aan David de Psalmen, aan Jezus het Evangelie, aan Mohammed de Koran. Latere profeten bevestigen eerdere boeken. Slechts een enkele maal citeert de Koran expliciet de bijbel (Psalm 37:13 in 21:105). De inhoud van de boeken is wezenlijk dezelfde. Onze God en uw God zijn één (29:46). Maar de Koran verwijt joden en christenen hun exclusivisme en spoort hen aan zich te scharen aan Mohammeds zijde.
Enkele joden werden inderdaad moslim. Maar na 622 in Medina verslechtert de relatie met de drie joodse stammen daar, die achtereenvolgens worden verbannen en omgebracht. De teksten worden steeds vijandiger. Joden denken dat de hemel er enkel voor hen is, zijn ongelovigen en boosdoeners, en nemen woeker. Zij verdraaien de Schrift ( de tekst of de betekenis). Zij heten mensen op wie God toornt.
Naast de contemporaine joden kent de Koran de kinderen Israëls uit de bijbelse geschiedenis, met name: de slavernij in Egypte, de uittocht uit Egypte, en de woestijnreis naar het beloofde land. Uitvoerig wordt verteld over Mozes, bekende verhalen uit de bijbel: het kistje in de Nijl, opgevoed aan farao's hof, doodslag van een Egyptenaar, vlucht naar en verblijf in Midian, roeping bij het vuur (in de vallei Tuwa), gezonden naar farao, wedijvert met de tovenaars van farao, doortocht door de zee, verbond op de berg (Tur), de stenen tafelen, het gouden kalf, water uit de rots, de mislukte intocht, de 40 jaar in de woestijn; zijn unieke positie: God sprak rechtstreeks tot hem (vgl. Deuteronomium 5:31 en 34:10) - géén bijbelse parallel heeft het verhaal van de man die Mozes' geduld op de proef stelt. - De Israëlieten ontvingen de Schrift en het profeetschap, maar doodden de profeten en boodschappers (vgl. Mattheus 21:35; 23:34 en 37).
De christenen worden soms met de joden op één lijn gesteld. Zij staan het dichtste bij de moslims. Sommigen nemen Mohammeds boodschap aan. Na de nederlaag tegen de byzantijnse christenen in 629 wordt de toon scherper. Over Jezus wordt vooral verteld in sura 19 (mekkaans) en 3 (medinensisch); met name over Zijn geboorte. Als Adam wordt Hij geschapen door Gods Gebod. Al in de wieg spreekt Jezus als een volwassene. Jezus verricht wonderen: laat lemen vogels leven, geneest zieken, maakt doden levend, laat een tafel neerdalen uit de hemel; Hij kondigt de komst van een boodschapper ná Hem (Mohammed) aan. Aan Jezus wordt het Evangelie gegeven. Hij staat dicht bij God; Hij is de messias. Hij is dienaar van God (vgl. Handelingen 4:27 pais en Filippenzen 2:7 doulos). Maar Hij is niet de Heer en niet Gods Zoon. En de Koran lijkt te ontkennen dat de joden Jezus hebben gedood (zie onder).
12. CHRISTENEN EN DE KORAN.
Orthodoxe moslims wijzen de gedachte van ontlening door Mohammed af. De Koran beveelt wel het gesprek met joden en christenen aan. De discussie tussen moslims en christenen spitst zich toe op twee punten.
1. De Koran verwijt christenen dat zij van Jezus een tweede god hebben gemaakt. De Koran vat de drieëenheid op als God - Jezus - Maria. Maar de kerk heeft het driegodendom altijd afgewezen. Het bezwaar van de Koran tegen Jezus als Gods Zoon is: God heeft geen omgang met een vrouw, dus kan ook geen kinderen hebben (de Koran noemt God nooit "Vader"). Maar dat geloven christenen ook niet. Misschien moeten christenen met meer eerbied spreken over de verhouding van Jezus tot God. Het Christuslied uit Filippenzen 2: 5-11 is veelzeggend. Jezus heet hier (net als in de Koran) dienstknecht van God (vers 7). Het is de knecht die Heer wordt; tot eer van God, de Vader (vers 11). Christenen kunnen van moslims de eenheid van God leren! - Wat voor christenen onopgeefbaar blijft is 1) de verbondenheid van Jezus met Zijn Vader (het Gode gelijk zijn (vers 6) en de belijdenis van Jezus als Heer (vers 11).
2. Over de kruisiging van Jezus zegt de Koran: Zij (de joden) hebben Hem niet gedood en niet gekruisigd, maar voor hen scheen het zo. ... Nee, God heeft Hem tot Zich opgeheven...(4:157-159). Dat wordt door moslims meestal opgevat als: Jezus werd door God verhoogd zonder te sterven. Toch spreekt de Koran elders onbevangen over Jezus' dood (19:33). De bedoeling van de omstreden tekst kan daarom ook zijn: toen Jezus door de joden werd gedood, was het God Zelf Die daar de hand in had. God heeft Jezus verhoogd - aan en door het kruis (vgl. Johannes 3:14).
BIJLAGE 2: DATA UIT HET LEVEN VAN MOHAMMED:
"570: Mohammed
geboren.
"595: Mohammed trouwt
met
Khadija.
"615: eerste emigratie (hidjra)
uit Mekka.
619: overlijden van zijn oom Abu Talib en zijn vrouw Khadija.
622: vlucht van Mekka naar Medina; begin islamitische jaartelling.
623: verdrag met Medina.
624: breuk met de joden; overwinning bij Badr.
625: nederlaag bij Uhud.
626: Mohammed hertrouwt met Zaynab.
629: pelgrimsreis naar Mekka; nederlaag tegen de byzantijnen.
630: verovering (fath) van Mekka.
632: Mohammed sterft.
Reactie: het boekje van Wessels geeft voor mij gevoel een goede introductie in de Koran. Na lezing van het boekje heb ik de Koran zelf gelezen. Aan de inleiding van Wessels heb ik daarbij veel gehad.