C. PETER WAGNER: De geestelijke gaven voor de opbouw van de gemeente. Hoe u uw gaven kunt ontdekken, ontwikkelen en gebruiken. Uitgeverij Gideon Hoornaar, 1990, 171 blz.
Wagner (1930 - 2016) was van 1971 tot 1992 hoogleraar gemeente-opbouw aan het Fuller Theological Seminary in Pasadena USA. Wagner geldt als de bedenker van de term de "derde golf". Daarmee wordt gedoeld op de voortgaande lijn van christelijke opwekkingen in de wereld. Vanaf 1992 werkte Wagner als Apostolisch leider binnen de Nieuwe Apostolische Reformatie, een beweging binnen de Charismatische en Pinkster-gemeenten. Inmiddels werken duizenden kerken en gemeenten vanuit zijn gedachtengoed.

Dit boek gaat over de geestelijke gaven (ook wel bekend als charismata). Wagner behandelt ze vanuit het oogpunt van gemeente-opbouw.
Vanuit onze Nederlandse situatie moeten we bij Wagners boek 3 punten bedenken:
1. Het gaat Wagner om gemeente-opbouw = geestelijke + getalsmatige groei
    (terwijl wij er vaak in berusten dat de kerken tòch kleiner worden).
2. Wagner beoogt gemeenten van gelijkgezinden
    (terwijl wij vaak mikken op één veelkleurige kerk voor alle gelovigen / geloofsbelevingen).
3. Wagner ziet de predikant als dé geestelijke leider van de gemeente
    (in de meeste protestantse gemeenten is het de kerkenraad die de gemeente leidt).

Samenvatting van Wagners boek in een aantal punten:
  1. Definitie: Een geestesgave is een bijzondere bekwaamheid, die de heilige Geest aan ieder lid van het Lichaam van Christus - naar Gods genade - geeft, opdat zij binnen het Lichaam van Christus gebruikt wordt (pag. 22). Aan ieder lid: daarmee bedoelt Wagner dat élke christen ten minste één gave heeft ontvangen. Maar bij de definitie van de afzonderlijke gaven formuleert hij telkens: aan sommige leden: geen enkele gave wordt aan àlle christenen gegeven. Bij verschillende gaven waagt Wagner een schatting van het percentage christenen aan wie deze bepaalde gave is geschonken. Bijvoorbeeld: Een gemeente kan er gerust van uit gaan, dat ongeveer tien procent van de actieve leden de gave van de evangelist hebben (pag. 108).
  2. ... opdat zij binnen het Lichaam van Christus gebruikt wordt: Wagner kijkt dus naar geestelijke gaven vanuit het gezichtspunt van gemeente-opbouw (geestelijk + getalsmatig). Bijvoorbeeld de gave van het spreken in tongen kàn functioneren tussen de individuele gelovige en de Heer (1Corinthe 14 - pag. 141-143), maar Wagner is vooral geïnteresseerd in de bijdrage van deze gave aan de gemeente-opbouw.
  3. Het is niet genoeg om ons over te geven aan de Heer. We moeten ook werken met de gaven die Hij ons geeft.
  4. Elke christen heeft ten minste één geestelijke gave, en mogelijk méér dan één. Sommige gaven komen vaak voor in bepaalde combinaties. Bijvoorbeeld het spreken in tongen en de vertolking van tongen (pag. 144).
  5. Gaven zijn geen beloning die we kunnen verdienen: niet door geloof, niet door levensheiliging.
  6. In de geest van 1Corinthe 12-14 waarschuwt Wagner voor twee vormen van misbruik van gaven:
    a) gaven-verheerlijking (gaven als geestelijke status-symbolen die het onderscheid aangeven tussen eersterangs- en tweederangs-christenen).
    b) gaven-projectie (de gave die ik ontvangen heb, "moet" jij ook hebben, anders ben jij geen goede christen).
  7. Taken in de kerk moeten worden verricht door mensen die er de geestelijke gave voor hebben. Vraag niet iemand voor een taak waarvoor hij / zij de gave niet heeft.
  8. Een geestelijke gave is iets anders dan een natuurlijk talent. Natuurlijk moeten we óók onze natuurlijke talenten zo goed mogelijk gebruiken in dienst van de Heer.
  9. Een geestelijke gave is iets anders dan de vrucht (enkelvoud!) van de Geest (Galaten 5:22 NBG: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing):
    * Bij elke gelovige rijpt de éne vrucht van de Geest - gelovigen hebben verschillende gaven (elke gelovige ten minste één, vaak meer).
    * De gaven zijn tijdelijk (beperkt tot dit leven) - de vrucht is eeuwig (1Corinthe 13: tongen zullen verstommen - de liefde blijft).
  10. Een geestelijke gave is iets anders dan algemene christenplicht (voorbeeld: elke christen heeft de plicht desgevraagd te getuigen van de Heer - sómmige christenen hebben de gave van de evangelist).
  11. Verwissel de gaven van de Geest niet met de namaak-gaven van de duivel (Mozes deed wonderen tegenover de farao, maar de Egyptische tovenaars konden er ook wat van). Daarom is de gave van het onderscheiden van de geesten zo belangrijk.
  12. We behouden onze gaven levenslang. We kunnen op een bepaald moment in ons leven nieuwe gaven erbij krijgen.
  13. Vier voorwaarden om je gaven te ontdekken:
    a. je moet christen zijn.
    b. je moet geloven dat je gaven hebt.
    c. je moet je gaven willen gebruiken.
    d. je moet bidden om Gods leiding.
  14. Vijf stappen om je gaven te ontdekken:
    a. verdiep je in het onderwerp geestelijke gaven.
    b. probeer uit welke gaven je zou kunnen hebben.
    c. ervaar waar je je plezierig bij voelt.
    d. kijk of je effect bereikt.
    e. verwacht bevestiging van je mede-gemeenteleden.
  15. Uit de Bijbel (oa. Romeinen 12, 1Corinthe 12 en Efese 4) laat zich een lijst van gaven van de Geest opstellen. Dit is een open lijst: de Geest is niet verplicht al deze gaven ook nu te geven - de Geest is vrij om nieuwe gaven te geven. 
Lijst van 27 in het boek behandelde gaven (pag. 166-171):
  1. Profetie: de gave om een boodschap van God voor Zijn volk rechtstreeks van de Heilige Geest te ontvangen en door te geven.
  2. Dienen: de gave om te onderkennen welke zaken niet naar behoren functioneren en met gebruikmaking van beschikbare middelen te helpen in deze behoeften te voorzien en de gewenste doelen te bereiken.
  3. Onderricht: de gave om de kennis die nodig is voor het gezond functioneren van de gemeente op zo'n wijze door te geven dat anderen er van leren.
  4. Zielzorg: de gave om andere leden van het Lichaam van Christus door troost, vermaning, bemoediging en advies zo te dienen, dat zij zich geholpen en genezen voelen.
  5. Geven: de gave om materiële zaken overvloedig en blijmoedig voor het werk van de Heer te geven (bovenóp de 10% van ons inkomen die behoort tot onze algemene christelijke roeping, pag. 56). Let op voor het werk van de Heer: het gaat hier dus niet om het helpen van armen; dat is een kwestie van barmhartigheid (gave nummer 7).
  6. Leiding geven: de gave om in overeenstemming met Gods plan voor de toekomst van Zijn gemeente doelen te stellen en deze op zo'n manier op anderen over te dragen, dat zij vrijwillig en harmonieus meewerken om tot eer van God deze doelen te bereiken.
  7. Barmhartigheid:de gave om tegenover anderen (christenen èn niet-christenen) die met problemen van lichaam, ziel of geest kampen, echt medeleven te tonen en dit medeleven in praktische daden om te zetten die de liefde van Christus weerspiegelen en het lijden verlichten. Het gaat hier om méér dan de barmhartigheid die je van elke christen mag verwachten: het gaat om de levensstijl van het actief zoeken naar mogelijkheden om mensen in nood te helpen. 
  8. Wijsheid: de gave om te weten wat de Heilige Geest wil zó, dat men inzicht ontvangt hoe bepaalde kennis het best kan worden toegepast in bepaalde probleem-situaties die zich voordoen in het Lichaam van Christus.
  9. Kennis: de gave om informatie en ideeën, die voor het welzijn en de groei van de gemeente belangrijk zijn, te ontdekken, bijeen te brengen, te analyseren en te formuleren.
  10. Geloof: de gave om met buitengewoon veel vertrouwen de wil en de bedoeling van God voor Zijn werk te onderkennen.
  11. Genezing: de gave om als menselijke werktuigen te dienen, door welke God, zonder gebruik van natuurlijke middelen, ziekte geneest en gezondheid terug geeft.
  12. Wonderen: de gave om als menselijke werktuigen te dienen, door welke God machtige daden tot stand brengt, die door hen die ze waarnemen, als een doorbreking van de natuurwetten beschouwd worden. Let op door hen die ze waarnemen: deze definitie omvat óók die wonderen, die bij nader inzien door westerse wetenschapsmethoden op natuurlijke manier te verklaren zijn (pag. 145). Daarmee roept Wagner natuurlijk de vraag op of dat ook voor (sommige) wonderen in de Bijbelse verhalen geldt. Op die vraag gaat Wagner niet in.
  13. Onderscheiden van geesten: de gave om met zekerheid te weten of een aan God toegeschreven gedrag in werkelijkheid goddelijk, of menselijk, of satanisch is.
  14. Tongen: de gave om (a) met God  te spreken in een taal die men nooit geleerd heeft en (b) een rechtstreekse boodschap van God te ontvangen en deze aan de gemeente in een door de Geest gegeven uiting door te geven in een taal die men nooit geleerd heeft.
  15. Vertolking van tongen: de gave om de boodschap, die een ander in tongen geeft, weer te geven in een taal die verstaan wordt. In deze definitie op pag. 143-144 en 169 gaat het om het vertalen van de tongentaal van een ànder; maar de toelichting is ruimer: het gaat om het vertalen van de tongentaal van een ànder òf van de tongentaal van jezelf: Tongentaal en de vertolking van tongen komen vaak als gekoppende gaven voor (pag. 144).
  16. Apostel: de gave om op grond van geestelijk gezag zich in brede kring vertrouwen te verwerven aangaande geestelijke zaken en door een veelvoud van gemeenten spontaan als geestelijke leider te worden aanvaard.
  17. Helpen:de gave om eigen talenten in dienst van andere christenen te stellen om deze medechristenen in staat te stellen hùn gaven zinvoller te gebruiken. Het gaat hier dus niet om het helpen van mensen in nood, maar om het assisteren van andere christenen bij het beoefenen van hun gave(n), bijvoorbeeld als secretaresse van een geestelijke leider (pag. 135 - de leider is blijkbaar een man en de secretaresse een vrouw; maar dat kan aan de Nederlandse vertaling liggen).
  18. Organiseren: de gave om de korte- en lange-termijn-doelstellingen voor een bepaald deel van het gemeentewerk te verstaan en effectieve plannen te ontwerpen en uit te voeren om deze doelen te bereiken.
  19. Evangelist:de gave om ongelovigen zó het Evangelie te brengen, dat ze daardoor tot geloof komen en verantwoordelijke leden van het Lichaam van Christus worden. Iedere christen is geroepen om te getuigen van Jezus Christus - maar niet iedere christen is verplicht om voortdurend te evangeliseren: dat is een bijzondere gave van pakweg 10% van de christenen (pag. 109-111).
  20. Herder: de gave om op lange termijn persoonlijke verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn van een groep gelovigen op zich te nemen. - Wij denken bij pastor (= herder) vooral aan persoonlijk pastoraat (zoals ik in de 35 jaar van mijn predikantschap vele duizenden bezoeken heb gebracht) - Wagner denkt aan de verantwoordelijkheid van de herder voor de kudde: een groep gelovigen.
  21. Ongehuwd zijn: de gave om alleen te blijven en daarin gelukkig te zijn zonder ondraaglijk last te hebben van sexuele verzoekingen; om zo een vruchtbaarder gebruik van andere gaven te kunnen maken. - Het verplichte celibaat van alle geestelijken in de Rooms-Katholieke Kerk gaat Wagner te ver omdat niet alle geestelijken de gave van het ongehuwd zijn hebben ontvangen (pag. 38).
  22. Vrijwillige armoede: de gave om van alle materiële welvaart en luxe af te zien, om te leven op het niveau van de armen in de gegeven maatschappelijke omstandigheden. - Die laatste woorden staan erbij omdat arm een relatief begrip is: "arm" in het ene land is iets anders dan "arm" in het andere (pag. 58).
  23. Martelaarschap: de gave om lijden en zelfs de dood terwille van het geloof te kunnen ondergaan op zo'n blijde en zegevierende manier dat het God de eer geeft. - Stefanus was de eerste die als christen de marteldood stierf (Handelingen 7). We hebben niet voldoende aanwijzingen om met zekerheid te kunnen vaststellen of hij de gave van het martelaarschap had (pag. 41 - dat vind ik nogal zuinig geformuleerd).
  24. Gastvrijheid: de gave om een open huis en een hartelijk welkom te bieden aan mensen die verzorging en onderdak nodig hebben.
  25. Zendeling: de gave om z'n gaven in een vreemde cultuur te kunnen gebruiken.
  26. Gebed: de gave om regelmatig, gedurende een langere periode te bidden: gebeden die èn vaak èn concreet beantwoord worden en dat alles in een veel grotere mate dan van een doorsnee-christen verwacht kan worden.
  27. Uitdrijven van demonen: de gave om demonen en boze geesten uit te drijven.
In veel kerkelijke gemeenten denken we vanuit vacatures (soms met de hete adem van de kerkorde in onze nek): hoe krijgen we de gaten gevuld? Denk vanuit de aanwezige gaven! is een heel wat positievere boodschap. Er blijken in elke gemeente heel wat gaven te zijn - misschien wel allerlei gaven waarvoor we in onze gemeentestructuur niet eens een vacature hebben. Alleen al door die benadering vind ik dit een waardevol boek. Al doen de rijtjes, lijsten en stappen (vijf stappen voor gemeente-opbouw door geestelijke gaven, pag. 150-158) me wel wat Amerikaans aan. - Positief vind ik ook dat Wagner zich niet beperkt tot de gaven die worden genoemd in de Bijbel: in een nieuwe situatie kan de Geest nieuwe gaven creëren - en dat doet Hij gelukkig ook! - Terecht maakt Wagner onderscheid tussen de (éne) vrucht van de Geest (Galaten 5) en de (verschillende) gaven van de Geest. In het leven van iedere christen rijpt de vrucht van de Geest (geloof, hoop en liefde) - gaven geeft de Geest in een rijke verscheidenheid: aan ieder persoonlijk en verschillend. - Niet overtuigd ben ik van de tegenstelling die Wagner maakt tussen natuurlijk en geestelijk (natuurlijk talent tegenover geestelijke gave; genezing door medische behandeling tegenover genezing door bijzondere gave; natuurwetten tegenover wonderen). Van meet aan werkt de Geest in de schepping. De geschapen werkelijkheid ligt open voor haar Schepper.

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA