VOOR ONS
GESTORVEN
1. Een ontwikkeling van
50 jaar.
1.1. Een kinderlied.
In het kruis zal 'k eeuwig
roemen!
En geen wet zal mij verdoemen;
Christus droeg de vloek voor mij!
Christus is voor mij gestorven,
heeft genâ voor mij verworven!
'k Ben van dood en zonde vrij!
Dit lied (Gz 15 uit de Eenige Gezangen) was mijn favoriete gezang toen
ik zo'n jaar of acht was; ik vond het helemaal geweldig. Daarom
verwonder ik me over de
kinderachtigheid van veel kinder-kerkliederen van tegenwoordig; maar
dit
terzijde. Het lied verwoordt het kerkelijke klimaat waarin ik ben
opgegroeid, in de Gereformeerde Kerken van de jaren '50 en
'60. Christus is voor
mij gestorven
- dat is de kern van het geloof. Er waren nuance-verschillen tussen de
meer dogmatisch-voorwerpelijke variant: dat
Christus voor mij gestorven is - en de meer bevindelijk-onderwerpelijke
variant: Dat Christus voor
mij
gestorven is. Maar de hoofdzaak stond vast: Christus heeft de vloek
voor ons gedragen, en ons daarmee bevrijd van zonde en dood.
Gereformeerde predikanten werden in die tijd geacht christocentrisch te
preken. In elke tekst, van Jozua tot Prediker en van Kronieken tot
Jacobus, moest het offer van Christus ter verzoening van onze zonden
worden gevonden. Dat kostte soms kunst- en vliegwerk.
1.2.
Verscheidenheid en verlegenheid.
Inmiddels ben ik (tot mijn emeritaat in 2018) zelf al vele jaren en met veel vreugde predikant in
een
gemiddelde gemeente (Goes) in het midden van de Protestantse Kerk. De
gevoelens in onze gemeente rond deze centrale geloofsuitspraak (het
offer van Christus voor ons) typeer ik met: verscheidenheid en
verlegenheid.
- Voor veel (hoeveel?) gemeenteleden is het offer van Christus voor ons
het hart
van hun geloof. Ik denk aan gemeenteleden die zich sterk
verbonden voelen met het reformatorische belijden en ook aan
gemeenteleden met een evangelische geloofsbeleving. In onze
maandelijkse Open
Kerkdiensten zingen we uit Opwekking. Veel Opwekkingsliederen danken
God voor het bloed van het Lam (= Jezus) dat ons verlost. Soms wordt
mij de vraag gesteld waarom het offer van Jezus voor onze zonden niet
veel meer centraal staat in onze preken en kerkdiensten.
- Er zijn ook veel gemeenteleden die het offer van Christus voor ons
niet graag zouden ontkennen of betwijfelen. Maar het is niet helemaal
duidelijk hoe die waarheid in hun geloofsleven functioneert: niet voor
mij wanneer ik als predikant met hen spreek en misschien ook niet voor
henzelf. Ik zeg daar niets negatiefs over. De bibliotheek van het
geloof telt vele boeken. Je kunt niet op ieder moment alles tegelijk
lezen. Een boek dat jaren ongelezen in de kast stond, kan je op
enig moment in je leven opeens (weer) aanspreken.
- Er zijn gemeenteleden die mij eerlijk zeggen dat ze met het offer van
Christus voor ons niets kunnen beginnen. Waarschijnlijk zijn er nog
veel meer gemeenteleden die datzelfde gevoel hebben maar er niet met
mij
over praten: hetzij om zelf niet uit de toon te vallen (voor hun
gevoel), hetzij om mij niet te kwetsen (opnieuw: voor hun gevoel),
hetzij omdat het onderwerp voor hun gevoel überhaupt geen rol
speelt.
1.3. Een klein verschil.
Een illustratie van de bedoelde ontwikkeling vind ik in de berijming
van het lijdenslied O
Haupt voll Blut und Wunden
in het Liedboek van 1973 en het Liedboek van 2013. De laatste vier
regels van het oorspronkelijke
9e vers van dit lied luiden:
Wenn mir am
allerbängsten
Wird um das Herze sein,
So reiß mich
aus den Ängsten
Kraft deiner Angst und
Pein!
In het Liedboek van 1973 luidde de vertaling in Gz 183: 6:
Wees in mijn laatste lijden,
mijn doodsangst, mij nabij.
O God, sta mij terzijde,
die lijdt en sterft voor mij.
In het Liedboek van 2013 is de vertaling van Gz 183 ongewijzigd
overgenomen (alle 7 strofen), op één woordje na
in dit
zesde vers:
Wees in mijn laatste lijden,
mijn doodsangst, mij
nabij.
O God, sta mij terzijde,
die lijdt en sterft met
mij.
Die lijdt en sterft voor mij
is geworden: Die lijdt
en sterft met
mij. Er valt over te twisten wat de beste weergave is van Kraft deiner Angst und Pein. Maar
dit kleine verschil (één woordje) klinkt
veelbetekenend:
Christus Die voor ons (= in onze plaats) lijdt en sterft is geworden
tot Christus Die deelt in ons lijden en sterven.
2. Moest
Christus voor ons sterven?
"Dominee, moest Christus sterven voor onze zonden?" - die vraag wordt
me herhaaldelijk gesteld. Vaak heeft de vraagsteller moeite met
dat "moeten". Heeft God de kruisdood van Jezus nodig om ons te kunnen
vergeven? God kan toch wel "zomaar" vergeven? en: Kan een mens enkel
voor eeuwig behouden worden door te
geloven in het offer van Christus? Ik noem enkele motieven die
samenhangen met deze vragen.
2.1. De Bergrede.
Tijdens Zijn leven op aarde verkondigde Jezus de
boodschap: Het
Koninkijk van God is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het Evangelie!
(Marcus 1:15). De evangelisten
Mattheus en Lucas werken deze boodschap van Jezus uit
in de Bergrede (Mattheus 5 - 7 en Lucas 6). Op de berg preekt Jezus niet:
"Ik ben de Zoon van God, gekomen om te sterven voor de zonden der
wereld". Maar Jezus belooft
Gods Koninkrijk aan armen van geld en armen van geest; en Hij
waarschuwt succesvolle en rijke mensen indringend. Hij roept ons op om
oprecht te zijn in onze godsdienst, om te geven en te vergeven. Vergeef ons onze schulden, zoals
wij vergeven onze schuldenaren; of liever (met de Nieuwe
Bijbel Vertaling): zoals
ook wij hebben
vergeven wie ons iets schuldig zijn - volgens
het Onze Vader berust de vergeving van onze zonden niet op het offer
van Jezus, maar op onze vergeving aan onze medemensen! De bede om
vergeving is overigens slechts één van de zes
beden van
het Onze Vader. Zó
als je zelf behandeld wilt worden, zó moet je andere mensen
behandelen - dat is de gulden regel volgens Jezus.
Dat kunnen we natuurlijk opvatten als (enkel) een waardevolle (zij het
niet originele) oproep tot handelen vanuit inleving in de ander. Maar
Jezus voegt er nog iets aan toe: Want
zó als je andere mensen behandelt, zó
zal eenmaal God jou behandelen - zij het op
godddelijk-royale manier: met een
goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat. Jezus
besluit de Bergrede met: Niet
wie tot Mij zegt: Heer! Heer! zal het Koninkrijk van God binnengaan,
maar wie de wil van Mijn Vader doet. - Veel van de
Bergrede komt terug in de brief van Jacobus. Geen wonder, want Jacobus
was een broer van Jezus. Een
mens wordt rechtvaardig verklaard om wat hij doet, en niet alleen om
zijn geloof (Jacobus
2:24). In Jacobus lezen we niets over behouden worden door te geloven
in het offer van Christus voor onze zonden. Daarom noemde Luther
Jacobus "een strooien brief". Maar de praktische boodschap van Jezus en
Jacobus spreekt veel christenen juist aan (ook mij, zeg ik erbij).
2.2. Hét
kriterium: barmhartigheid.
Wat moeten we doen om behouden te worden? Het klassieke kerkelijke
antwoord luidt: geloven dat Jezus voor onze zonden is gestorven. Dat
antwoord levert het enorme probleem op dat dan talloze mensen voor
eeuwig verloren gaan, omdat ze van het offer van Jezus geen weet
hebben. Afgezien daarvan: het is ook niet hét exclusieve
Bijbelse antwoord. Wanneer aan Jezus gevraagd wordt: Wat moet ik doen om
deel te krijgen aan het eeuwig leven?
zegt Jezus niet dat we iets moeten geloven, maar Hij vertelt de
gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Die man geloofde verkeerd
(althans volgens Jezus' Joodse toehoorders), maar hij liet zijn hart
spreken en hielp een arme stakker. Wat moeten we doen om behouden te
worden? - Wees barmhartig voor wie jou nodig heeft, zegt Jezus (Lucas
10:25-37). Het kriterium voor behouden worden of verloren gaan is
barmhartigheid. Kriterium hangt samen met het Griekse woord krisis = oordeel.
Waar het op aan komt in Gods oordeel: of we wel of niet barmhartig
zijn. Onbarmhartig zal
het oordeel zijn over wie geen barmhartigheid heeft bewezen, maar de
barmhartigheid overwint het oordeel,
schrijft de al eerder genoemde Jacobus (Jacobus 2:13). Volgens Mattheus
is
dit de klimax van de boodschap van Jezus. Wanneer de Mensenzoon komt om
te oordelen, vraagt Hij niet naar geloofsopvattingen of
geloofsbeleving, godsdienst of kerkelijkheid. Alles hangt af van de
vraag: wat heb je gedaan voor mensen die honger of dorst leden,
vreemdeling of naakt of ziek waren, of in de gevangenis zaten?
(Mattheus
25:31-46). Hét kriterium is barmhartigheid. Dat kunnen we
niet
afkopen met het geloof dat Christus voor onze zonden is gestorven.
2.3. De spirituele Christus.
Ik beschouw hem (=
Christus) als mijn innerlijke meester, de ware gids van mijn spirituele
leven, schrijft de Franse filosoof en
godsdienstwetenschapper Frédéric Lenoir (Frédéric Lenoir, God?,
pag. 216). Lenoir doelt dan niet alleen op Jezus, zoals we Hem kennen
uit de Evangelieverhalen; maar tegelijk op de Levende Christus, met
wiens
Geest we in contact kunnen treden. Tijdens een mystieke ervaring
ontving Lenoir van Christus het inzicht: alle religies kunnen tot de
waarheid leiden, maar geen enkele bezit de hele waarheid, en de ware
tempel is de menselijke geest (pag. 216). Lenoir noemt
Jezus dan ook een
spirituele Messias
(pag. 59). Ik denk dat veel mensen zich in deze benadering herkennen.
Jezus leert ons God dieper en geestelijker kennen. Om het samen te
vatten met de drie omschrijvingen van God die Johannes geeft: God is licht (1Johannes
1: 5), God is liefde
(1Johannes 4: 8) en
God is Geest (Johannes
4:24 - een tekst die ook voor Lenoir heel belangrijk is). Die drie
omschrijvingen samen noem ik wel eens de Drieëenheid van
Johannes.
Zó leert Jezus ons God kennen: door Zijn woorden (in de
Evangeliën) en door Zijn Geest (als de Levende). Wat Jezus
heeft
gedaan en ook de lijdensweg die Jezus is gegaan, is dan van minder
belang. Daarbij past de hernieuwde aandacht voor geschriften als het
Evangelie van Thomas, een verzameling van spirituele uitspraken van
Jezus, door sommigen beschouwd als het meest oorspronkelijke Evangelie.
2.4.
Vergeving uit liefde.
Voor mij is de gelijkenis van de verloren zoon (Lucas 15: 11-32)
misschien wel het mooiste verhaal uit de Bijbel. Ik denk dat Lucas dit
verhaal
bedoelt als dé samenvatting van de boodschap van
Jezus: het Evangelie in
het Evangelie. De
jongste zoon uit het verhaal kwetst zijn vader diep in twee opzichten.
Hij onttrekt de helft van het kapitaal aan het familiebedrijf; en hij
laat blijken dat hij zonder zijn vader gelukkiger is dan bij zijn
vader. Achteraf vat hij zijn gedrag terecht samen met "Ik ben niet meer
waard uw zoon genoemd te worden". Maar al is de zoon niet meer waard om
zoon te heten - de vader blijft altijd vader: uitziend naar de
terugkeer van zijn zoon. En als de jongen eindelijk met hangende
pootjes thuiskomt, valt zijn vader hem om de hals en kust hem, geeft
hem nieuwe kleren en organiseert voor zijn thuiskomst een groot feest.
Van genoegdoening (behandel
me als één van uw dagloners,
Lucas 15:19) wil deze vader niet weten. Hij vergeeft alles wat zijn
zoon hem heeft aangedaan uit onvoorwaardelijke liefde. Zo is God,
bedoelt Jezus met dit verhaal. Wie bij God thuis komen (de tollenaars
en zondaars uit Lucas 15: 1), zijn bij Hem onvoorwaardelijk welkom.
Voor mensen (de oudste zoon in het verhaal!) kan het moeilijk zijn om
over aangedaan onrecht heen te stappen, maar voor deze Vader geldt
enkel: We moeten
feestvieren en blij zijn, want mijn kind was verloren en is
teruggevonden! (Lucas
15:32). Maar als God zó onvoorwaardelijk liefheeft en
vergeeft,
waarom zou Jezus dan nog moeten sterven "voor onze zonden"?
2.5.
Welk "moeten"?
Moest Jezus
sterven voor onze
zonden? Zou God anders niet kunnen vergeven? - Zó gesteld
lijkt
het antwoord duidelijk. Wie zijn wij om te zeggen dat God iets niet
kan? Natuurlijk kan God "zomaar" vergeven. Zeker als
we denken aan de vader van de verloren zoon (zie hiervoor). Het
probleem zit in dat "moeten". Wat ons parten speelt is het logische
"moeten" van de Heidelbergse Catechismus
(zondag 5 en 6). De Heidelbergse Catechismus beredeneert de verzoening
door Jezus logisch. Het risico van die redenering is dat God verstrikt
raakt in het net van
onze logika: dat God ons enkel kan vergeven nadat er
genoegdoening is gegeven door een Middelaar die tegelijk waarachtig en
rechtvaardig mens én waarachtig God is. Met alle respect
voor de
Heidelbergse Catechismus: met dit logische "moeten" komen we er
niet uit. - Dat Jezus moest
sterven,
komt uit de lijdensaankondigingen in de eerste drie
Evangeliën:
Mattheus 16:21 // Marcus 8:31 // Lucas 9:22; Mattheus 17:22-23 //
Marcus 9:31 // Lucas 9:44; Mattheus 20:18-19 // Marcus 10:33 // Lucas
18:32-33. Ik citeer de eerste voluit: ...
dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden van de zijde der
oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten
derden dage opgewekt worden (Mattheus 16:21). Daarin staat
het woord moest
(in het Grieks: dei).
Dat is niet het moeten
van de logica van de Heidelbergse Catechismus. Het is ook niet het moeten van "gezien
Zijn provocerende optreden moest het met Jezus wel verkeerd aflopen".
Het is - naar mijn overtuiging - het moeten van
de gehoorzaamheid. Jezus Zelf voelt Zich geroepen om deze weg te gaan.
Hij
leest die weg in de Schriften (zie hieronder) als de Wil van Zijn
Vader, en
zoals Hij later in Gethsemane bidt: Niet Mijn wil, maar de Uwe
geschiede! (Lucas 22:42). In de lijdensaankondigingen
staat overigens enkel dat
Jezus moest lijden,
sterven en opstaan - maar niet
waarom.
In het algemeen: in de eerste drie Evangeliën wordt tot aan de
lijdensgeschiedenis nauwelijks gesproken over de betekenis van Jezus'
komende dood.
3. De betekenis van de
dood van Jezus.
3.1. Niet zinloos.
Moest Jezus
sterven voor onze zonden? Had het niet anders gekund? - In feite is die
vraag theorie achteraf. Want Jezus is
gestorven.
Dat is een feit, een gegeven, dat in het Nieuwe Testament alle aandacht
krijgt. Anders dan bijvoorbeeld het Evangelie van Thomas dat enkel
bestaat uit uitspraken van Jezus, verhalen de vier Bijbelse
Evangeliën uitvoerig over de lijdensweg en kruisdood van
Jezus.
Zelfs
zo
uitvoerig dat men de vier Bijbelse Evangeliën wel heeft
getypeerd
als lijdensgeschiedenissen met een lange inleiding. Jezus is gestorven,
op vrij jonge leeftijd (begin 30), een gruwelijke en vernederende
marteldood (de Romeinse doodstraf door kruisiging). Ná het
sterven van Jezus bleef de vraag: waarom is dit gebeurd? of misschien
liever: waartoe is dit gebeurd? (volgens Mattheus 27:46 // Marcus 15:34
roept Jezus aan het kruis uit: Mijn
God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten? - maar in het
Grieks staat er letterlijk: waartoe?).
Uit heel het Nieuwe Testament spreekt de overtuiging dat Jezus niet
voor niets, niet zinloos is gestorven.
3.2.
Naar de Schriften.
In 1Corinthe 15: 3vv geeft Paulus een korte samenvatting van het
christelijk geloof, zoals
ik het zelf heb ontvangen.
Deze samenvatting van het
geloof begint met: Christus
is gestorven voor onze
zonden, naar de Schriften.
In deze korte zin worden over de dood van Jezus twee dingen gezegd:
(1)
Jezus is niet zomaar zinloos gestorven, maar Hij is gestorven "voor
onze zonden". Dat heeft Paulus niet zelf bedacht, hij heeft het ontvangen:
van anderen geleerd. Het was een bestaande formulering van het
christelijk geloof. Nu zijn de brieven van Paulus de oudste teksten van
het Nieuwe Testament. De formulering dat Christus is gestorven "voor
onze zonden" is dus nóg ouder: ze gaat terug tot het
allereerste
begin van de christelijke kerk. Dat Christus "voor ons" gestorven is,
gaat volgens Paulus terug op Christus Zelf (1Corinthe 11:24). De vaak
gehoorde bewering dat het offer van Christus is uitgevonden door
Paulus, is dus onjuist!
(2) Dat Jezus is gestorven "voor onze zonden", stemt overeen met de
Schriften, dus met wat
wij noemen het Oude Testament. Aan welke passage(s) uit het Oude
Testament denkt Paulus? Volgens veel uitleggers met name aan Jesaja 53,
het vierde Lied over de Knecht des HEREN. Ik citeer een paar verzen uit
Jesaja 53 (NBG):
3 Hij was veracht en van mensen
verlaten, een man van
smarten en vertrouwd met ziekte,
ja, als iemand,
voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet
geacht.
4 Nochtans, onze ziekten
heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen;
wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God
geslagene en verdrukte.
5 Maar om onze
overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden
verbrijzeld;
de straf die ons
de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing
geworden.
6 Wij allen dwaalden als
schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg,
maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem
doen neerkomen.
7 Hij werd mishandeld,
maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open;
als een lam dat ter slachting
geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed
hij zijn mond niet open.
De Joodse (!) kenner van het Nieuwe Testament Pinchas Lapide toont
uitvoerig aan dat
in het Nieuwe Testament op geen andere perikoop uit de Hebreeuwse
bijbel zo vaak en zo nadrukkelijk gezinspeeld wordt om de
heilsbetekenis van het lijden van Jezus schriftuurlijk te funderen
(Pinchas Lapide, Geen nieuw gebod,
pag. 108). Niet in de zin van: "Zie je wel, Jesaja had het allemaal al
voorspeld en het is precies zó uitgekomen". Maar om vanuit
de
Schriften aan het raadsel van Jezus' marteldood betekenis te geven: om onze overtredingen werd Hij
doorboord...De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem ...
3.3. Verschillende schrijvers -
verschillende beelden.
Volgens de meeste schrijvers van het Nieuwe Testament heeft het lijden
en sterven van Jezus voor ons verlossende betekenis, toegespitst op
"voor onze zonden". Ik kan in de verste verte niet
volledig zijn, maar geef een globaal overzicht.
- Bij
zijn bekering tot het christelijk geloof heeft Paulus van de
christenen van het eerste uur geleerd dat
Christus voor onze
zonden is gestorven (1Corinthe 15: 3) Deze
overtuiging is dus geen uitvinding van Paulus! Paulus zelf heeft deze
overtuiging uitgedragen in zijn zendingswerk en
breed
uitgewerkt in verschillende van zijn
brieven. Om een enkel voorbeeld te noemen: Jezus is door God aangewezen om door
Zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft (Romeinen
3:25). God
bewees ons Zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij
nog zondaars waren. Des te zekerder is het dus dat wij, nu we
door Zijn dood zijn vrijgesproken, dankzij Hem zullen worden gered en
niet
veroordeeld (Romeinen 5: 8- 9).
- In de brief
aan de Hebreeën
wordt Jezus getypeerd
als
hogepriester, die buiten de poort heeft geleden, om door Zijn eigen
bloed Zijn volk te heiligen (Hebreeën 13:12). Jezus is zowel
de hogepriester als het offerdier. Deze beeldspraak wordt in deze brief
breed
uitgewerkt. Het bloed van Christus, Die Zichzelf heeft opgedragen als
volmaakt offer, reinigt ons geweten van daden die tot de dood leiden en
heiligt het voor de dienst aan de levende God (Hebreeën
9:14).
- Johannes
schrijft in
zijn eerste brief: Het
bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde (1Johannes
1:7); daarom noemt hij noemt Jezus: verzoening
voor onze zonden, en niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de
hele wereld (1Johannes 2:2). In diezelfde geest zei
Johannes de Doper over Jezus: Zie,
het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt (Johannes
1:19). In de Openbaring van Johannes wordt Jezus verbeeld als het Lam
(offerdier), staande
als geslacht (verwijzend naar Jezus' dood én
opstanding), dat wordt toegezongen: Gij hebt de mensen voor God
gekocht met Uw bloed (de dood van Christus brengt ons
verlossing).
Eén mogelijk misverstand wil ik wegnemen: dat God
vertoornd
is over onze zonden en dat vervolgens Jezus God tot vriendelijker
gedachten brengt. Dat is een karikatuur. Volgens het Nieuwe Testament
is de dood van Jezus voor ons hét bewijs bij uitstek van
Gods liefde.
Zó lief had
God de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven ...
(Johannes 3:16).
De verschillende schrijvers van het Nieuwe Testament gebruiken
allerlei verschillende termen en beelden: vrijgesproken door de dood
van
Christus, verzoening voor onze zonden, heiliging door het bloed van
Christus, door Christus gekocht voor God met Zijn bloed, met God
verzoend door de dood van Zijn Zoon, reiniging door het bloed van
Jezus, enz. Die verschillende begrippen en beelden doelen op hetzelfde:
door het lijden en sterven van Jezus heeft God ons bevrijd van het
kwaad. Die boodschap kun je met geen mogelijkheid uit het Nieuwe
Testament wegpoetsen.
3.4. De voorbede van de
rechtvaardige.
Die inzet van Jezus voor
ons is geen op zichzelf staand en afgesloten incident,
maar blijft doorgaan. Dat drukken de verschillende nieuwtestamentische
schrijvers uit door de voorbede van Jezus voor ons: Jezus Christus, die gestorven
is, meer nog: die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit
voor ons (Romeinen 8:34). Jezus kan volkomen behouden, wie door Hem
tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten (Hebreeën
7:25). Als iemand
gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak (= pleiter, advocaat) bij de
Vader: Jezus Christus de Rechtvaardige (1Johannes 2: 1).
De dood van Jezus voor
ons en de voorbede van Christus voor ons liggen in
elkaars verlengde. - In het laatste citaat, 1Johannes 2:1, wordt Jezus
genoemd de
Rechtvaardige. Enerzijds schrijft Johannes daarmee in
dezelfde geest als de Hebreeënbrief: Jezus kan voor
ons pleiten bij God (Hebreeën 7:25) omdat Hij Zelf
rechtvaardig is: heilig,
zonder schuld of smet (Hebreeën
7:26). Anderzijds doet de
Rechtvaardige denken aan een veel oudere gedachte. In de
tijd van de Makkabeeën
(tweede eeuw vóór Christus) stond het Joodse volk
onder de invloed
van de verderfelijke Griekse cultuur. Een klein aantal radicale Joodse
gelovigen koos ervoor om trouw te blijven aan de Wet van de HEER
(besnijdenis en sabbat, reinheidswetten en spijswetten). Zij werden
zwaar vervolgd en gruwelijk ter dood gebracht. Deze rechtvaardigen
zagen hun marteldood als verzoening voor de zonden van hun afvallige
volksgenoten. Ik citeer één voorbeeld. De oude
priester Eleazar wordt doodgemarteld door de heidense koning Antiochus,
omdat Eleazar weigert varkensvlees te eten. Zijn laatste woorden zijn: Gij weet, o God: hoewel ik had
kunnen ontkomen [door varkensvlees te eten], sterf ik door de vurige
martelingen omwille van de Wet [van God]. Wees Uw volk genadig door
genoegen te nemen met de straf die wij [= de martelaren] voor hen dragen. Maak mijn bloed
tot hun reiniging en neem mijn leven (ziel) in plaats van hun leven
(ziel) (4Makkebeeën 6:28-30). De rechtvaardige
die pleit voor en sterft voor zijn volk - het is een gedachte die al
eeuwen voor Christus bestond.
3.5. De macht van het kwaad.
Gestorven voor onze zonden - welke zonden dan? Wij zijn
over het
algemeen nette mensen. Nette mensen begaan doorgaans onbenullige
zonden. Ik zal u de voorbeelden besparen. Moest Jezus
dáárvoor sterven? Dat lijkt met een kanon
schieten op een
mug. Dat gevoel draagt - denk ik - bij tot onze moeite met "gestorven
voor onze zonden". Maar dan onderschatten we de ernst van het kwaad. De
liefdeloosheid en onverschilligheid van nette mensen (de priester en de leviet uit Lucas 10, die aan de overzijde voorbij gaan en het slachtoffer aan zijn lot overlaten) kunnen dodelijker
zijn dan al hun onbenullige zonden bij elkaar. Mede daardoor vormt het
kwaad een vreselijke macht in onze wereld. Het boek Openbaring
verbeeldt de strijd tussen God en het kwaad. Het kwaad in de wereld is
monsterlijk: een draak (Openbaring 12), monsters uit de zee en uit de
aarde (Openbaring 13). In de geschiedenis en in het nieuws van vandaag
herkennen we de trekken van dit monsterlijke kwaad. Tegenover de
monsters staat het geslachte Lam: Jezus Die Zijn leven heeft
opgeofferd. De monsterlijke macht van het kwaad in onze wereld wordt
enkel overwonnen door het offer van de liefde.
4. Jezus en het Avondmaal.
4.1. De boodschap van Jezus.
Tijdens Zijn leven op aarde verkondigt Jezus de
komst van
Gods Koninkrijk en roept Hij op tot barmhartigheid (zie boven). Die
boodschap brengt Hij aan de mensenmassa's die naar Hem komen luisteren.
- Volgens
Mattheus, Marcus en
Lucas voorzegt Jezus driemaal Zijn komende marteldood (zie
boven). Maar dat vertelt Hij enkel aan Zijn leerlingen (Mattheus
16:21), aan de Twaalf (Mattheus 20:17); het is duidelijk vertrouwelijke
inside information.
Maar ook aan Zijn naaste vertrouwelingen vertelt Jezus er niet bij waarom Hij
moet lijden en sterven. Of Jezus Zelf
Zich heeft gezien als de lijdende Knecht van de HEER uit Jesaja 53 (zie
boven), is
volgens Lapide nu achteraf niet meer uit te maken (Pinchas Lapide, Geen
nieuw gebod, pag. 108). Eén van Jezus' weinige
uitspraken over de betekenis van Zijn komende dood is Marcus 10:45: De Zoon des mensen is niet
gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te
geven als losprijs voor velen.
Deze tekst is vaak opgevat als een bewijsplaats voor de leer van de
verzoening. Maar gezien het verband gaat het Jezus hier vooral om een
oproep aan ons om dienstbaar te leven. Samenvattend: tot Zijn laatste
dagen spreekt Jezus niet of enkel terughoudend
over de betekenis van Zijn dood.
4.2. De instelling van het
Avondmaal.
Alle vier de Evangeliën vertellen hoe Jezus 's avonds voor
Zijn arrestatie samen met Zijn volgelingen heeft gegeten;
volgens Mattheus, Marcus en Lucas het Pesachmaal. Jezus is hier dus in
een kleine kring van volgelingen. Volgens de traditionele voorstelling
(Leonardo da Vinci) zit Hij aan tafel met Zijn twaalf leerlingen. Als
die hun gezin en vrienden bij zich hadden (Pesach vier je samen met
familie en vrienden!), komen we aan de
120 mannen en vrouwen die we na Jezus' opstanding aantreffen in deze
zelfde bovenzaal (Handelingen 1:15). In elk geval was het een besloten
gezelschap. En in
deze besloten kring, aan de vooravond van Zijn marteldood, geeft Jezus
aan Zijn aanstaande dood betekenis door bij het uitdelen van het brood
te zeggen: Dit is Mijn
Lichaam voor jullie (1Corinthe
11:23 en Lucas 22:19); en bij de beker: Dit is Mijn verbondsbloed dat
voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden
(Mattheus 25:28). Tussen Mattheus, Marcus, Lucas en 1Corinthe 11 zijn
er verschillen in formulering. Johannes vertelt wel over de
maaltijd, maar niet over de instelling van het Avondmaal. In plaats
daarvan bidt Jezus volgens Johannes aan de maaltijd: Ik heilig Mijzelf voor hen (Johannes
17:19): Hij wijdt Zichzelf tot offer voor de Zijnen. En al eerder had
Johannes verteld, hoe Jezus na de wonderbare broodvermenigvuldiging had
gezegd: Ik
ben het brood des levens. ... Het brood dat Ik geven zal, is Mijn
vlees, voor het leven der wereld (Johannes 6:48-51).
4.3. Het geheimenis van het
Avondmaal.
Aan het begin van dit artikel vermeldde ik de vraag die mij soms wordt
gesteld: Moet het offer van Christus voor onze zonden niet veel meer
centraal staan in onze kerkdiensten en preken? - Ik ben genezen van de
dwangmatigheid dat elke preek moet gaan over het offer van Christus
voor ons. Het thema van de preek hangt nauw samen met het thema van de
lezing / preektekst. In de meeste nieuwtestamentische
brieven staat de boodschap centraal dat Christus voor ons is gestorven
(zie boven). Die boodschap komt vanzelf naar voren als we preken uit de
brieven. Dan
moeten onze leesroosters de apostolische brieven wel regelmatig aan de
orde stellen, om ons zicht te geven op de betekenis van de dood van
Jezus,
waarschuwt Van Kooten
terecht. Maar in de prediking van Jezus Zelf gaat het vooral over
andere dingen: barmhartigheid, oprechtheid, vertrouwen, Gods Rijk (zie
boven). En in grote delen van het Oude Testament
gaat het om nog weer andere onderwerpen: de schepping, de
gerechtigheid, de
toekomst van Israël, de lofprijzing, enz. - Dat Jezus Zichzelf
voor ons gegeven heeft, is te kostbaar en te intiem om er voortdurend
over te praten. En alsmaar uit volle borst zingen over "het bloed van
Jezus" gaat op den duur tegenstaan. Maar met Calvijn zou ik graag elke
zondag Avondmaal vieren. Het Avondmaal is bij uitstek de plek om het
geheimenis van Christus met elkaar te delen: Zijn lichaam - voor ons
gegeven. Zijn bloed - voor ons vergoten. Ik maak dat expliciet met het
zogenaamde Londense toevoegsel (teruggaand op de reformator
à
Lasco circa 1555): Neem,
eet, gedenk en geloof, dat het Lichaam van onze Heiland is gegeven tot
volkomen verzoening van al onze zonden.
4.4. Goede Vrijdag.
Indrukwekkend vind ik elk jaar opnieuw om op Goede Vrijdag het
lijdensevangelie te lezen. En om daaruit te preken - daar ben ik erg
aan gehecht. Wat mij betreft hoeft de kruisdood van Jezus niet ter
sprake te komen in elke preek op elke zondag het hele jaar door.
Maar Goede Vrijdag is voor mij bij uitstek de dag om over het
lijden en sterven van Jezus tekst en uitleg te geven - zeker dan, juist
dan. En in elke Goede
Vrijdag-dienst laat ik het lied zingen dat mij als kind al zo lief was,
maar dan in een berijming die veel dichter staat bij het origineel: het
Middeleeuwse Latijnse kruislied Recordare sanctae crucis
van de grote franciscaanse theoloog Bonaventura (1221-1274):
Neem ter harte 't kruis des
Heren,
gij die leeft naar uw begeren,
laat de hele wereld gaan,
om het kruis te overdenken,
al uw liefde het te schenken,
want het gaat uw leven aan.