DE VERSCHIJNING AAN PETRUS
Op Pasen 2013 preekte ik over Lucas 24:12. Op de morgen van de eerste
Paasdag hebben enkele vrouwen ontdekt dat het graf van Jezus open en
leeg is. Twee mannen in stralende gewaden vertellen hun dat Jezus uit
de dood is opgewekt. Dan vervolgt Lucas: Petrus stond op en
rende naar het graf [van Jezus]. Hij bukte zich om te kijken, maar zag
alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol verwondering
over wat er gebeurd was. Ik zei in mijn preek terloops dat
Jezus later op die eerste Paasdag aan Petrus is verschenen.
Na de dienst kreeg ik daarover een vraag van een
geïnteresseerde kerkganger: hoe zit dat met die verschijning
van de Heer aan Petrus? wat weten we ervan? op internet is er van alles
over te vinden, maar waarop is die informatie gebaseerd? Daarover het
volgende artikel.
In de Bijbel zijn allereerst de volgende teksten van belang.
|
* |
In Lucas 24:34 zeggen de leerlingen tegen de teruggekeerde
Emmausgangers: De Heer
is waarlijk opgewekt en Hij is aan Simon (= Petrus) verschenen!
Direct daarna verschijnt de Heer Zelf in hun midden (Lucas 24:36). |
|
* |
In
1Corinthe 15: 5 noemt Paulus als eerste verschijningen van Jezus na
Zijn opstanding: Hij is
verschenen aan Kefas (= Petrus), en vervolgens aan de twaalf leerlingen.
Door het heengaan van Judas is er in het twaalftal apostelen een
vacature, maar ze heten toch De Twaalf, net zoals een elftal een elftal
blijft ook al spelen ze met een man of vrouw minder. |
Deze twee teksten stemmen overeen: direct na Zijn
opstanding is Jezus verschenen: eerst aan Petrus, en daarna aan de
apostelen.
Waarom de Heer eerst apart aan Petrus is verschenen staat er niet bij,
maar twee verklaringen laten zich vermoeden:
(a)
Terugziend: Petrus had
Jezus verloochend, dus er viel wat uit te praten.
(b) Vooruitkijkend:
Petrus was door Jezus aangewezen als leider van de apostelen en van
Zijn latere gemeente.
Zowel Lucas (Lucas 24) als Paulus (1Corinthe 15)
zijn overigens niet volledig in het noemen van de verschijningen. Geen
van beiden vermelden ze de verschijning aan de vrouwen (Mattheus 28: 9)
/ Maria Magdalena (Johannes 20). Paulus vermeldt de Emmausgangers niet.
Enzovoort.
Inmiddels laten deze teksten ons zitten met een vraag. In de Bijbel
worden verschillende verschijningen van de Heer is uitvoerig verteld:
aan Maria Magdalena (Johannes 20), aan de Emmausgangers (Lucas 24), aan
Paulus (Handelingen 9, 22 en 26) en aan Johannes (Openbaring 1). Maar
het is heel opmerkelijk dat we over de verschijning van de Heer aan
Petrus, de leider van de apostelen en de latere christelijke kerk enkel
een vermelding hebben van het feit, maar geen verhaal.
Nu moet ik nog één Bijbelgedeelte noemen:
Johannes 21: de verschijning van de Heer aan Petrus (en de andere
leerlingen) aan het Meer van Galilea. Dat is een heel bijzonder
hoofdstuk.
- Allereerst omdat Johannes zijn evangelie al had afgesloten in
Johannes 20:30-31. Johannes 21 is een soort toevoeging / aanhangsel.
- Voorts omdat de volgorde van de gebeurtenissen zich moeilijk laat
verenigen met Lucas/Handelingen. Volgens Lucas/Handelingen blijven de
leerlingen in Jeruzalem van Pasen tot en met Pinksteren, en daarna
begint hun kerkewerk. In Johannes 21 zijn de leerlingen (Petrus voorop)
opeens weer in Galilea aan het vissen.
- Johannes 21 herinnert in verschillende opzichten aan Lucas 5. Ook
daar een wonderbare visvangst en een speciale taak voor Petrus. In
Lucas 5 heeft de geschiedenis een logische plaats. Jezus woont in
Galilea en daar, aan het meer, werken de vissers zoals Petrus en
Andreas.
Nu kan Johannes, zonder zich iets van tijd of plaats aan te trekken,
het éne vertellen om het ándere te zeggen.
Een
bekend voorbeeld: uit Marcus 11 weten we dat Jezus op Palmzondag
Jeruzalem binnen rijdt en daarna de tempel reinigt. Johannes voelt zich
vrij om direct al in Johannes 2 over de tempelreiniging te vertellen,
terwijl Jezus' intocht in Jezuzalem pas volgt in Johannes 12. Het gaat
Johannes om de boodschap, ongeacht tijdsvolgorde.
Terug naar Johannes 21. In het gesprek tussen de
Opgestane Heer en Petrus komen de twee thema’s aan de orde
die ik hierboven noemde:
(a) Jezus’ drievoudige vraag Heb je Mij lief?
herinnert aan Petrus’ drievoudige verloochening.
(b) Jezus’ drievoudige opdracht Hoed Mijn schapen / Weid Mijn
lammeren stelt Petrus aan tot herder / leider van de
gemeente van de Heer.
Johannes 21 geeft dus het enige Bijbel-verhaal
over een verschijning van Jezus aan Petrus. Maar dit kan niet de
verschijning zijn waarover Lucas (24:34) en Paulus (1Corinthe 15: 5)
schrijven. Die vond immers plaats vlak na Jezus' opstanding, in de loop
van de eerste Paasdag, vóór de verschijning aan
de Twaalf in de avond van die eerste Paasdag, en dus in of bij
Jeruzalem. Wat is dan de betekenis van Johannes 21? Ik zie twee
mogelijkheden:
1) Als we het hoofdstuk letterlijk nemen, verschijnt Jezus later nog
een keer aan Petrus om nu publiekelijk hem zijn verloochening te
vergeven en hem aan te stellen als herder van de gemeente; voort om
Petrus en Johannes ieder hun eigen weg van navolging te wijzen. Dat
“letterlijk nemen” roept wel de problemen van tijd
en plaats op die ik hierboven noemde.
2) Het is ook mogelijk dat Johannes de geschiedenis van de wonderbare
visvangst uit Lucas 5 tot dit moment heeft bewaard om ons iets te
zeggen over de eigen rol van Petrus en van Johannes (= zichzelf) binnen
de christelijke gemeente.
Zo doende hebben we nu nog steeds geen “verhaal”
over de verschijning van Petrus op de eerste Paasdag!
Er
is trouwens een analoog geval. Paulus noemt in 1Corinthe 15:7 ook de
verschijning aan Jacobus.
Het gaat hier vrijwel zeker om Jacobus de broer van Jezus (Marcus 6:
3), één van de leiders van de vroege christelijke
gemeente (Galaten 1:19) en de schrijver van de brief van Jacobus. Ook
hier de vermelding van de verschijning van de Heer aan
één van Zijn naasten die latere een belangrijke
rol speelt in de christelijke kerk – maar geen bijbehorend
verhaal.
Wat valt er te vertellen over de verschijning van de Heer aan Petrus?
die vraag prikkelt onze nieuwsgierigheid. En die vraag heeft natuurlijk
al vanaf het begin de nieuwsgierigheid geprikkeld. Als er in de eerste
tientallen jaren na de opstanding van de Heer
méér over bekend zou zijn geweest, zou dat wel
zijn opgetekend in het Nieuwe Testament. Petrus was immers de eerste
leider van de christelijke kerk! Uit het feit dat het Nieuwe Testament
niets vertelt, trek ik de conclusie dat er ook toen al niet meer bekend
was dan “de Heer is aan Petrus verschenen”.
Nu kun je in de boekhandel en op internet allerlei (oude) teksten
vinden die voorzien in deze leemte. Met alle buiten-bijbelse teksten
over verschijningen van de Heer aan verschillende personen kun je
boekdelen vullen. Vaak geeft Hij hun daarbij een boodschap mee die
nogal afwijkt van Jezus’ boodschap in onze vier
Evangeliën; meestal in gnostische of in
apokalyptische zin. Ik ben niet specifiek deskundig in al deze teksten,
maar kan wel de volgende opmerkingen maken:
a) Vaak beroepen ze zich op een geheime traditie die door de
betreffende persoon (Petrus enz.) enkel in eigen besloten kring is
doorgegeven; vandaar de naam apokriefe = verborgen boeken. Daarmee
correspondeert een bepaalde kijk op het christendom en de kerk: een
tweedeling tussen het gewone volk die het moet doen met de
“gewone” Bijbelverhalen – en een
geestelijke elite die een eigen spirituele traditie doorgeeft.
Zo’n elite-gemeente zou mijn kerk niet zijn.
b) Soms wordt daar de beschuldiging aan verbonden dat de kerk
opzettelijk “de ware leer van Christus” heeft
weggedrukt en buiten het Nieuwe Testament gehouden. Die “ware
leer van Christus” zou dan te vinden zijn in de verschillende
apokriefe teksten, zoals het Evangelie van Thomas en het Evangelie van
Judas (die beide bevatten overigens geen verhaal over de verschijning
aan Petrus). Voor zulke complot-theorieën heb ik nooit enig
écht bewijs gezien.
c) Uit deze oude buiten-bijbelse teksten blijkt dat men in de eerste
eeuwen van onze jaartelling in brede kring aan Christus groot gezag
toekende. De verleiding bestond om eigen ideeën aan Christus
toe te schrijven. Bijvoorbeeld door verhalen over verschijningen van
Jezus waarin Hij aan Zijn vertrouwelingen nadere informatie gaf over
het geestelijke leven of het wereldeinde. Zulke verhalen zijn
interessant omdat ze ons zicht geven op opvattingen van eeuwen geleden
– maar of ze echt op Jezus teruggaan, is zeer de vraag.