NICO VAN DER VOET: Het woord krijgen. Over spreekvaardigheid in de christelijke gemeente, Boekencentrum Zoetermeer, 3e druk, 2009, 151 pag.
NICO VAN DER VOET is docent ethiek en spreekvaardigheid aan de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk aan de Christelijke Hogeschool Ede, aldus de achterflap van dit boek. Ik heb dit boek gekocht en gelezen omdat mijn doctoraal-specialisatie indertijd homiletiek was. Homiletiek is predik-kunde: het praktisch-theologische vak dat zich bezig houdt met preken. Dit boek is geen homiletiek, maar het heeft er wel mee te maken. In de homiletiek worden principiële kwesties behandeld zoals: wat is preken? welke plaats heeft de preek in de christelijke gemeente en in haar kerkdienst? maar vooral draait de homiletiek om de vraag hoe je in de prediking de bijbelse boodschap en mensen van nu bij elkaar brengt. Hoe kun je zowel de Schrift als de hoorders recht doen? Het antwoord op die vraag heeft praktische consequenties, bijvoorbeeld voor de opbouw en stijl van de preek.

VAN DER VOET schrijft geen homiletiek. In twee opzichten niet. Hierboven noemde ik al de inhoud van de hoofdstukken 1 tot en met 4. Hoofdstuk 5 gaat over het geven en krijgen van feedback. Hier gaat het zowel om het geven en krijgen van waardering en kritiek; als om het systematisch evalueren van een toespraak of preek. Hoofdstuk 6 gaat over omgaan met spreekangst. Ik heb het gevoel dat dankzij de spreekbeurten al vanaf de basisschool er tegenwoordig minder mensen last hebben van spreekangst dan vroeger. Maar wie echt last heeft van spreekangst en toch het woord moet voeren, vindt hier zinvolle aanwijzigingen.

VAN DER VOET geeft dus veel praktische aanwijzigingen op een breed terrein. Soms zijn praktische aanwijzingen open deuren, zoals het advies aan de tafelredenaar om niet te spreken terwijl het eten koud staat te worden en om geen alcohol te drinken vóór je gaat speechen (pag. 114-115). Maar iedereen die het woord moet voeren kan wel iets leren uit dit boek. Actuele thema's in het boek zijn de mindmap (pag. 51-53) en de powerpointpresentatie (pag. 58-60). Met een mindmap (cirkelvormige schets van toespraak of preek) werk ik zelf nooit. Wel gebruik ik regelmatig powerpoint-presentaties. Het kategorische verbod Lees nooit tekst van het beeldscherm voor (pag. 60) heb ik meer dan eens overtreden. Of dat de doodsteek van mijn voordracht was, weet ik niet.

Praktische aanwijzingen trekken zich weinig aan van modaliteiten. Maar hier en daar schemert de ligging van de auteur wel door. Bijvoorbeeld als hij schrijft: bij een preek duurt de overdenking een half uur tot drie kwartier (pag. 63). Als hij verderop een preekschets geeft met als doelgroep: een traditionele hervormde gemeente (pag. 82), benoemt hij daarmee waarschijnlijk ook zijn eigen achtergrond. In onze eigen gemeente (Protestantse gemeente te Goes) duren de preken beslist korter dan een half uur.

Hoewel VAN DER VOET een praktisch boek schrijft, geeft hij alle ruimte aan het geloofs-aspect van het spreken in de christelijke gemeente. Het woord voeren is het Woord voeren. Zo wijdt hij in hoofdstuk 3 (meditatie en preek) een paragraaf aan geestelijke aspecten. Uit deze paragraaf twee citaten. Wie enthousiast over God, over het christelijk geloof of het christelijke leven wil spreken, moet God - in Christus, door de Geest - zelf kennen en door Hem gekend worden (pag. 65). Het Woord uitleggen en dicht bij de mensen brengen, is ten diepste een gunst van God en geen kunst van mensen (pag. 67). In hoofdstuk 6 (omgaan met spreekangst) behandelt VAN DER VOET naast de R.E.T. (de rationeel emotieve therapie) ook het gebed om vertrouwen (pag. 148-149). En als de spreekangst zich echt niet laat overwinnen, geeft VAN DER VOET het even gelovige als nuchtere advies: stop met het houden van voordrachten en ga andere taken doen waarvan je minder gespannen raakt. In Gods Koninkrijk is veel te doen, ook naast het (s)preekgestoelte (pag. 149).

Nog één opmerking. VAN DER VOET geeft een algemeen schema voor de opbouw van een preek (pag. 77): We noemen dit schema ook wel het kop-romp-staart-principe. Opening + thema-formulering vormen de kop; uitleg en toepassing vormen de romp; en de afronding vormt de staart. Van dit schema is veel goeds te zeggen. Menige vormloze preek zou een stuk opknappen als de preker zo'n schema voor ogen zou hebben gehad. - VAN DER VOET vermeldt dat sommige theologen niets willen weten van inleidingen. Die leiden maar af van het Woord, zeggen ze dan. 'Een inleiding is een uitleiding.' Steevast beginnen ze een meditatie of preek direct met schriftuitleg (pag. 78). VAN DER VOET doelt hier op theologen uit de traditie van Barth (zoals de praktische theoloog Thurneysen). Die waarschuwden hartstochtelijk tegen het zoeken van een aanknopingspunt voor het Woord in de menselijke ervaring. VAN DER VOET noemt deze visie kortzichtig. Er is geen boer die zaad op z'n akkers strooit zonder eerst de aarde opengemaakt te hebben (pag. 78). - Zelf leg ik me liever niet vast op één schema; noch op een psychologisch schema (kop-romp-staart), noch op een theologisch schema (altijd direct beginnen met het Woord). Als je elke preek opbouwt volgens hetzelfde patroon, loop je het risico dat je preken voorspelbaar en daardoor vervelend worden. Wat mij betreft mag elke preek z'n eigen unieke opbouw hebben. Woord en Geest dagen uit tot creativiteit. Als je als preker maar weet wat je doet.

terug naar boeken

   TERUG NAAR INDEX