TUSSEN HEILIGE EN HELLEVEEG
De vrouw in het boek Spreuken.
De bijbel en ook het bijbelboek Spreuken is vrijwel
geheel
geschreven door mannen. Typerend: woorden van Lemuël
...
waarmee zijn moeder hem vermaande (31:10): de wijsheid is van de
moeder, de (geschreven) woorden zijn van de zoon. Welke plaats
heeft de vrouw in dit boek van wijze mannen?
1. Naast de vader zorgt de moeder voor de
opvoeding:
de overdracht van wijsheid en waarden. Lemuëls moeder
onderricht
hem een rechtvaardig vorst te zijn (31: 1). Als dragers van
wijsheid verdienen de ouders respect (5e gebod). Voorbeelden:
1: 8 Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vader
en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet.
10:1 Een wijs zoon verheugt zijn vader,
maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder.
20: 20 Wie zijn vader en zijn moeder vervloekt,
diens lamp wordt uitgeblust ten tijde der dichte duisternis.
23: 22 Luister naar uw vader, die u heeft verwekt;
veracht uw moeder niet, wanneer zij oud geworden is.
23: 25 Mogen uw vader en uw moeder zich verheugen,
moge zij, die u baarde, zich verblijden.
Voorts: 4:3; 6:20; 19:26; 28:24; 29:15; 30:17.
2. In de lijn van moeder (en vader) treedt Vrouwe Wijsheid
op: 1:20-33; 8: 1-36; 9: 1-12:
1: 20-23 De Wijsheid roept luide op de straat,
op de pleinen verheft zij haar stem,
Op de hoek der rumoerige straten roept zij,
bij de ingangen der poorten, in de stad, spreekt zij haar redenen:
Hoelang zult gij, onverstandigen, het onverstand liefhebben,
zullen spotters aan spotternij een welgevallen hebben,
en dwazen de kennis haten?
Keert u tot mijn vermaning!
Zie, ik wil mijn geest voor u uitstorten,
u mijn woorden bekendmaken.
Zij is van eeuwigheid, zoals volgens de rabbijnen
de Wet
en volgens Johannes 1 het Woord:
8: 22-31: De Here heeft mij tot aanzijn geroepen
als het begin van zijn wegen,
voor zijn werken van ouds af.
Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd,
van den beginne, eer de aarde bestond.
Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren,
toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water.
Toen Hij de wolken daarboven bevestigde,
en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden,
Toen Hij aan de zee haar perk stelde
opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden,
en Hij de grondslagen der aarde bepaalde,
Toen was ik een troetelkind bij Hem,
ik was een en al verrukking dag aan dag,
te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,
Mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk,
en mijn vreugde was met de mensenkinderen.
3. Tegenover Vrouwe Wijsheid staat Vrouwe Dwaasheid,
de
verleidster:
9:13-18: Vrouwe Dwaasheid is luidruchtig,
enkel onverstand, en zij weet niets;
Zij zit bij de deur van haar huis
op een zetel op de hoogten der stad
Om te nodigen wie op de weg voorbijgaan,
die hun paden recht maken...
4. Vrouwe Dwaasheid lijkt sprekend op de vreemde vrouw (=
de verleidelijke vrouw van een ander, de echtbreekster, de hoer),
tegen wie Spreuken dringend en beeldend waarschuwt:
6: 24-25 Om u te bewaren voor de slechte vrouw,
voor de gladde tong der onbekende.
Begeer haar schoonheid niet in uw hart,
laat zij u niet vangen met haar wimpers.
29: 3 Wie wijsheid liefheeft, verheugt zijn vader;
maar wie met hoeren verkeert, brengt zijn vermogen door.
Zo ook: 2:16-19: 5: 3-8; 5:15-20; 6:29-35; 7 (heel beeldend); 22:14;
23:27-28; 30:30; 31:3.
Houdt het daarom bij je eigen vrouw:
5: 15-19 Drink water uit uw eigen regenbak
en welwater uit uw eigen bornput.
Uw bron zij gezegend,
verheug u over de vrouw uwer jeugd:
Een liefelijke hinde, een bekoorlijke ree;
laat haar boezem u te allen tijde vreugdedronken maken,
wees bestendig verrukt over haar liefkozingen.
5. Niet dat het thuis altijd pluis is. Wee de man met een
lastige vrouw:
21:9 Beter te wonen op een hoek van het dak (vgl. 25:24)
dan met een twistzieke vrouw in een gemeenschappelijke woning.
21: 19 Het is beter te wonen in een woestijn
dan met een twistzieke en gramstorige vrouw.
27: 15-16: Een gestadig druppelend lek op een dag van
stortregen
en een twistzieke vrouw zijn aan elkander gelijk (vgl.
19:13)
Wie haar wil opsluiten, zou wind opsluiten,
en zijn rechterhand zou olie ontmoeten.
6. Maar een goede echtgenote is een zegen van de
Heer:
12:4: Een degelijke *) vrouw is de kroon van haar man,
maar als bederf in zijn gebeente is zij, die beschaamd doet staan.
14:1 De wijsheid der vrouwen bouwt haar huis,
maar de dwaasheid breekt het af met haar eigen handen.
18: 22 Wie een vrouw vond, heeft iets goeds gevonden
en gunst van de Here verworven.
19: 14 Huis en have is een erfdeel der vaderen,
maar een verstandige vrouw is van de Here.
31: 30 Bedrieglijk is de bevalligheid en ijdel de
schoonheid,
(vgl. 11:22)
maar een vrouw die de Here vreest, die is te prijzen.
Het hele boek Spreuken loopt uit op 31:10-31: het loflied op
de flinke vrouw:
31:10 Een degelijke*) [huis]vrouw, wie zal haar vinden?
haar waarde gaat koralen ver te boven.
31:11 Op haar vertrouwt het hart van haar man,
het zal hem aan voordeel niet ontbreken.
31:12 Zij doet hem goed en geen kwaad,
al de dagen van haar leven....
Deze flinke vrouw belichaamt het ideaal van het hele boek
Spreuken. De kerntekst van het eerste hoofdstuk van Spreuken:
1:7 de vreze des HEREN is het beginsel der kennis
komt
in dit laatste hoofdstuk terug: 31:30: een vrouw die de HEER
vreest, die is te prijzen. Zij heet kostbaarder
dan
koralen (31:10) - dat wordt in Spreuken ook driemaal gezegd
van de wijsheid (3:15, 8:11, 20:15). Geen wonder dat zij zo
ijverig is - waarschuwen de Spreuken niet voortdurend tegen
luiheid. In dit slotgedeelte van Spreuken (de Spreuken van Salomo!)
hoor ik ook kritiek op Salomo himself, de koning met de duizend
heidense vrouwen. Dan beter deze éne vrouw die de
HERE
vreest!
7. De waarde van de alleenstaande vrouw is de Spreukendichters helaas grotendeels ontgaan. Een vrouw was in die tijd altijd "eigendom van...": hetzij van haar familie, hetzij van haar echtgenoot.
*) Letterlijk staat er "een vrouw van kracht".
Opvallend is het verschil dat de NBG-vertaling van 1951 (evenals
trouwens de Staten-Vertaling) maakt tussen man en vrouw. "Een
man van kracht" wordt er vertaald met: een flink man (1Koningen 1:42),
een krijgsman (2Samuel 23:20), een held (Jesaja 5:22), een
krachtige man (Richteren 3:29), een dappere man (Nehemia 11:6),
een geoefend strijder (2 Samuel 11:16), een sterke man (Prediker
12:3). Daarentegen wordt "een vrouw van kracht" vertaald met:
een degelijke vrouw (Spreuken 12: 4; 31:10), een deugdzame vrouw
(Ruth 3:11). Blijkbaar moesten volgens de Bijbelvertalers van 1951 (zelf mannen!)
mannen sterk, krachtig en dapper zijn, en vrouwen degelijk en
deugdzaam.