LEVE DE KONING!
vorst en volk in het Bijbelboek Spreuken

1. Aan het boek Spreuken zijn de namen verbonden van koningen als Salomo (1:1; 10: 1; 25:1), Hizkia (25:1) en Lemuël (31:1). 
De Spreuken zijn dan ook duidelijk koningsgezind:

16:15 Het licht op het gelaat van de koning is het leven,
en zijn welgevallen is als een wolk van de late regen.
19:12 De toorn van een koning is als het grommen van een jonge leeuw,
maar zijn welgevallen is als dauw op het gras (vgl. 20:2).
20: 8 Een koning, op de rechterstoel gezeten,
weet reeds met zijn ogen al het boze te schiften.
25: 2-3 Het is Gods eer een zaak te verbergen,
maar der koningen eer een zaak uit te vorsen.
De hoogte des hemels, de diepte der aarde
en het hart der koningen is niet te doorvorsen.

De gedachte aan revolutie doet de Spreukendichters huiveren:

24: 21-22: Mijn zoon, vrees de Here en de koning,
laat u niet in met oproermakers;
want onverhoeds verheft zich hun verderf,
en wie weet, hoe hun jaren in ongeluk vergaan!
19:10 Weelde past een dwaas niet,
hoeveel te minder een slaaf te heersen over vorsten*).
30:21-23: Onder drie dingen beeft de aarde,
ja, onder vier, die zij niet dragen kan:
onder een slaaf, als hij koning wordt, ...
onder een dienstmaagd, als zij haar meesteres verdringt.
28: 2 Door opstandigheid van het land zijn zijn vorsten*) vele,
(GNB: Bij een opstand werpen zich velen op als leiders)
maar door een man van inzicht en verstand heeft het recht een lange duur.

De beste remedie tegen revolutie is liefde van de koning voor zijn volk:

20: 28 Liefde en trouw beschermen de koning,
en door liefde schraagt hij zijn troon.

2. Een goede koning is wijs (zo wijs als Salomo!):

8: 15-16: Door mij ( = de Wijsheid) regeren de koningen
en verordenen de machthebbers recht.
Door mij heersen de vorsten*) en de edelen,
al de rechters der aarde.
11: 14 Als beleid ontbreekt, komt het volk ten val;
maar er is redding, als er vele raadgevers zijn (vgl. 25:5).
20: 26 Een wijs koning zuivert de goddelozen uit
en doet het rad over hen heengaan.
28:16 Een vorst zonder inzicht bedrijft veel afpersingen,
maar wie onrechtmatig gewin haat, verlengt zijn dagen.

3. Die wijsheid blijkt met name in zijn rechtspraak (vgl. 1Koningen 3:9!):

29: 4 Door recht houdt een koning het land staande,
maar een afperser richt het te gronde.
29:14 Een koning die de geringen naar waarheid richt,
diens troon staat voor eeuwig vast.
21:12 Een rechtvaardig heerser houdt een misdadiger in het oog,
en zorgt ervoor dat het slecht met hem afloopt (Groot Nieuws Bijbel)

Zie vooral de het koningsonderricht van de moeder van Lemuel, koning van Massa (31:1-9):

31: 3-9: Geef uw kracht niet aan de vrouwen,
noch uw omgang aan haar die koningen verderven (Salomo in 1Koningen 11:1-13!).
Het past koningen niet, o Lemuel,
het past koningen niet wijn te drinken,
noch machthebbers bedwelmende drank te begeren,
Opdat hij niet drinke en de inzettingen vergete
en het recht van alle verdrukten verkere.
Doe uw mond open ten bate van de stomme,
ten behoeve van het recht van allen die wegkwijnen;
Open uw mond, oordeel rechtvaardig,
verschaf de verdrukte en nooddruftige recht.

In het algemeen geldt voor rechters:

24:23-25 Aanzien des persoons in het gericht is verkeerd.
Wie tot de schuldige zegt: Gij zijt onschuldig,
hem zullen volken vloeken; natien zullen hem verwensen,
Maar hun die recht oordelen, gaat het goed,
over hen komt de zegen van de voorspoed.

4. Hoe gezagsgetrouw de Spreuken ook zijn, ze zijn ook eerlijk. 
Een koning kan ook onrechtvaardig zijn. Dan is hij een vloek voor zijn land:

16:12 Voor koningen is het een gruwel, goddeloosheid te plegen,
want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.
28:15 Een grommende leeuw en een hongerige beer
is een goddeloze heerser over een zwak volk.
29: 2 Als de rechtvaardigen toenemen, verheugt zich het volk;
maar het volk zucht, als een goddeloze heerst.
29:12 Een heerser die acht slaat op leugentaal,
al zijn dienaren zijn goddeloos.

In het algemeen geldt in de politiek:

14: 34 Gerechtigheid verhoogt een volk,
maar zonde is een schandvlek der natien.

5. Wees rechtvaardig, dan heb je van de koning niets te vrezen:

14:35 Het welgevallen des konings valt een verstandig dienaar ten deel,
maar hem die zich schandelijk gedraagt, treft zijn verbolgenheid.
16:13-14 Rechtvaardige lippen zijn de koningen welgevallig,
hem die oprechte woorden spreekt, heeft hij lief.
De grimmigheid van de koning is een voorbode van de dood,
maar een wijs man verzoent die.
22: 11 Wie reinheid van hart bemint en wiens lippen vriendelijk zijn,
de koning is zijn vriend.

En ken je plaats en je maat!:

23: 1-3: Wanneer gij bij een heerser tafelt,
bepaal dan uw aandacht alleen bij wat voor u staat,
En zet u het mes op de keel,
als gij een gulzig mens zijt.
Begeer zijn lekkernijen niet,
want het is bedrieglijke spijs.
25: 6-7: Praal niet bij de koning,
ga niet staan op de plaats der groten;
want het is beter, dat men tot u zegt: Kom hierheen, hoger op! (vgl. Lucas 14: 8-10!)
dan dat men u vernedere voor de aanzienlijke, die uw ogen hebben gezien.

6. De koning is natuurlijk ook machthebber:

14:28 In de menigte van volk is des konings heerlijkheid,
maar in gebrek aan onderdanen ligt de ondergang van de machthebber.
30:29-31: Deze drie hebben een statige tred, ja, vier een statige gang:
de leeuw, de held onder de dieren, die voor niets of niemand terugdeinst;
de windhond, of de geitebok,
en een koning wiens krijgsvolk met hem is.

maar de Koning der koningen is de HEER:

21: 1 Het hart van de koning is in de hand des Heren als waterbeken,
Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt.
29: 26 Velen zoeken de gunst van een heerser,
maar van de Here ontvangt de mens zijn recht.

*) vorst = (hoge) ambtenaar (bestuurlijk - rechterlijk - militair); vb.: Genesis 12:15; 2Samuel 3:38.

Terug naar Spreuken

TERUG NAAR INDEX

\ \=