DE VORM VAN DE SPREUKEN
over het Bijbelboek Spreuken
1. Poësie werkt onder
andere met rijm. Rijm
betekent: herhaling met verschil. In Nederlandse poësie horen
we
vaak klank-rijm: herhaling van dezelfde klank:
Hij zal mij geleiden
naar grazige weiden.
Poësie uit het
Midden-Oosten werkt met gedachten-rijm:
parallellie. Telkens twee regels horen bij elkaar,
waarin
de zelfde gedachte wordt herhaald in andere woorden:
Hij doet mij neerliggen in grazige weiden,
Hij voert mij aan rustige wateren.
Er kan ook een voortgang in
gedachten zijn:
De HEER is mijn herder,
mij ontbreekt niets.
2. Ook de Spreuken zijn een soort poësie. Vooral in de hoofdstukken 10 tm 29 vinden we bijna enkel verzen die zijn opgebouwd uit twee parallelle regels (vers a // vers b). Er zijn allerlei soorten parallellie te vinden. Ik noem er nog een paar bij wijze van voorbeeld.
a) Vers a // vers b als positief
// negatief
of negatief // positief:
10: 1: een wijs zoon verheugt zijn vader,
maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder.
10: 4: een trage hand maakt arm,
maar de hand van de vlijtige maakt rijk.
b) Vers a // vers b als beeld
//
werkelijkheid of werkelijkheid // beeld:
25:18: een knots en een zwaard en een scherpe pijl
zó is iemand die als vals getuige optreedt tegen zijn naaste.
25:11: een woord, in juiste vorm gesproken,
is als gouden appelen op zilveren schalen.
c) Vers a // vers b als zichtbare
werkelijkheid // diepere werkelijkheid:
20:10: tweeërlei gewicht, tweeërlei maat -
beide zijn de HEER een gruwel.
22: 2: rijken en armen ontmoeten elkander -
hun aller Maker is de HEER.
3. Met name in hoofdstuk 1 tm 9
vinden we de
vorm van de zogenaamde instructie. Deze vorm werd
in het
oude Oosten gebruikt in de opleiding van voorname jongemannen. Ze
bestaat uit een advies + motivering (beiden vaak
weer
verwoord in twee parallelle regels):
3: 9-10: vereer de HEER met uw rijkdom advies
en met de eerstelingen van al uw inkomsten,
dan zullen uw schuren met overvloed gevuld worden, motivering
en uw perskuipen van most overstromen.
3:31-32: wees niet afgunstig op een man van geweld, advies
en verkies geen enkele van zijn wegen,
want de HEER verafschuwt de verkeerde, motivering
maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om.
4. In het boek Spreuken vinden we
verder enkele
getalspreuken, vooral in hoofdstuk 30. De nadruk
ligt
daarbij vaak op de laatste regel.
6:16-19 deze zes dingen haat de Here,
ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel:
hoogmoedige ogen, een valse tong,
handen die onschuldig bloed vergieten,
een hart dat heilloze plannen smeedt,
voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen,
wie leugens uitblaast als een vals getuige
en wie twist stookt tussen broeders.
30:29-31: deze drie hebben een statige tred,
ja vier een statige gang:
de leeuw, de held onder de dieren,
die voor niets en niemand terugdeinst,
de windheid, of de geitebok,
en een koning wiens krijgsvolk met hem is.
5. We vinden in Spreuken enkele levenservaringen,
soms in de "ik zag eens..."-stijl:
24:30-34: Ik ging langs de akker van een luiaard
en langs de wijngaard van een verstandeloos mens,
En zie, hij was geheel begroeid met distels,
met onkruid bedekt, zijn stenen muur was neergehaald.
Toen ik dit aanschouwde, nam ik het ter harte,
toen ik het zag, trok ik een les daaruit:
Nog even slapen, nog even sluimeren,
nog even liggen met gevouwen handen,
Daar komt uw armoede aangelopen
en uw gebrek als een gewapend man.
Nog enkele andere
levens-ervaringen:
7: 6-27: de verleiding van de jongeling:
ik keek eens uit het raam van mijn huis...
23:29-35 het drama van de drankzucht:
bij wie is ach? bij wie is wee?...
6. In de hoofdstukken 1 tm 9
vinden we de uitgewerkte
beeldspraak van Vrouwe Wijsheid (1:20-33; 8; 9: 1-12):
1:20: de Wijsheid roept luide op de straat,
op de pleinen verheft zij haar stem...
en haar tegenhangster, Vrouwe Dwaasheid (9:13-18):
9:13: Vrouwe Dwaasheid is luidruchtig,
enkel onverstand, en zij weet niets...
Vrouwe Dwaasheid (9:18: haar genodigden zijn in de diepten
van
het dodenrijk)
herinnert aan de vreemde vrouw (7:27: haar huis zijn wegen
naar het dodenrijk).
7. Over vrouwen gesproken: het loflied op de flinke echtgenote, waar Spreuken mee besluit (31:10-31) vormt een letterdicht. De 22 verzen van dit lied beginnen in het Hebreeuws achtereenvolgens met de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet: vers 10 met een a, vers 11 met een b, enz.