1. Enkele verzen uit Spreuken worden aangehaald in het Nieuwe
Testament (NT):
3: 11-12: Veracht, mijn zoon, de tuchtiging des Heren niet
in Hebreeën 12: 5- 6
en keer u niet met weerzin af van zijn bestraffing,
want de Here bestraft wie Hij liefheeft, ook in Openbaring
3:19
ja, gelijk een vader een zoon, aan wie hij welgevallen heeft.
3: 34 Wanneer Hij met spotters te doen heeft, spot Hij zelf,
in Jacobus 4:6 en 1Petrus 5:5
maar de nederigen geeft Hij genade. 10:12 ... liefde
bedekt alle overtredingen. in 1Petrus
4: 8
11:31 Zie, aan de rechtvaardige wordt vergolden op aarde,
in 1Petrus 4:18
hoeveel te meer aan de goddeloze en de zondaar!
24:12 ...en de mens naar zijn doen vergelden? in
Matth.
16:27 en Rom. 2:6
24:21 vrees de Here en de koning in 1Petrus 2:17
25:21-22 Indien uw vijand honger heeft, geef hem brood te
eten, in Romeinen 12:20
indien hij dorst heeft, geef hem water te drinken;
want dan hoopt gij vurige kolen op zijn hoofd ...
26:11 Een zot die zijn dwaasheid herhaalt, in
2Petrus 2:22
is als een hond die naar zijn uitbraaksel terugkeert.
NB: Deze aanhalingen vinden we vooral in het vermanende gedeelte
van de brieven! (zie punt 4.)
Daarnaast vinden we in het NT allerlei uitdrukkingen
die (ook)
aan Spreuken herinneren ("tale Kanaäns"), bijvoorbeeld:
toenemen in genade bij God en mensen (Lucas 2:52
vgl.
Spreuken 3:4); wees niet eigenwijs (Romeinen
12:16 vgl.
Spreuken 3:7); de terechtwijzing des Heren (Efese
6:4
vgl. Spreuken 3:11); het begin der schepping Gods
(Openbaring
8:22 vgl. Spreuken 3:14).
2. We behandelden een aantal thema's uit Spreuken. Hoe komen deze
terug in het NT?:
De orde van goed en kwaad. Spreuken gelooft in
gerechtigheid al in dit leven. Jezus waarschuwt tegen het verband
ongeluk < zonde. De slachtoffers van de ramp in Siloam zijn
niet slechter dan anderen (Lucas 13:4). Blindheid is geen gevolg
van zonde (Johannes 9:3). Gerechtigheid zal er pas zijn in het
Koninkrijk van God (Lucas 16:25).
Spreuken over God. God heeft alles geschapen. God
regeert
de wereld. God neemt het op voor de zwakken. God kent ons door en
door. De oproep om de Heer te vertrouwen, te vereren, te vrezen
en te gehoorzamen. Wij kunnen God niet doorgronden. Dit alles
leert Jezus ons ook. Hij verdiept de vertrouwelijkheid (God als
onze Vader). Ook Jezus is meer geïnteresseerd in ons dagelijks
leven dan in "godsdienstige" onderwerpen zoals tempel,
eredienst en ambtsdragers.
Spreken en zwijgen. Ook Jezus onderstreept het
belang van
onze woorden. Naar onze woorden zullen wij veroordeeld of
vrijgesproken worden (Mattheus 12:37). Wie "Dwaas" zegt
tot zijn broeder, zal vervallen aan het hellevuur (Mattheus 5:22).
Net als Spreuken waarschuwt Jacobus tegen twisten (Jacobus 4:1)
en lasteren (Jacobus 4:11).
Werk en welstand. Ook Jezus waarschuwt, nog
indringender
dan Spreuken, tegen de bedrieglijke rijkdom: in het Koninkrijk
van God ontvalt alle bezit ons (Lucas 16:9). Daarom wee u, gij
rijken! (Lucas 6:24). Dat de HEER het opneemt voor de armen,
wordt waar in het Koninkrijk van God: zalig gij armen, want van u
het het Koninkrijk Gods! (Lucas 6:20). Ook Jezus waarschuwt tegen
onrechtvaardige Mammon (Lucas 16:9) en tegen prijsopdrijving (Lucas
12:18 vgl. Spreuken 11:26). In het licht van het komende
Koninkrijk valt de oproep tot ijver weg: Jezus haalt vissers uit
hun werk (Mattheus 4:18-22) en wijst op de zorgeloze vogels (Mattheus
6:26).
Vrouw en man: Waarschuwt Spreuken mannen tegen de
verleiding van de vrouw, Jezus waarschuwt mannen tegen hun eigen
begeerte (Mattheus 5:28). Waarschuwt Spreuken tegen de hoer,
Jezus zegt tegen de vromen: hoeren gaan u voor in het Koninkrijk
van God (Mattheus 21:31). Is voor Spreuken de vrouw
vanzelfsprekend de getrouwde vrouw - Johannes en Jezus waren zelf
ongetrouwd, en Paulus acht dat het beste (1Corinthe 7). De
weduwen vervullen een speciaal ambt in de christelijke gemeente
(1Timotheus
5: 3-10). - Opmerkelijk hoezeer wat Spreuken schrijft over de
eeuwige Wijsheid (o.a. 8:1-36: troetelkind bij God vs 30)
vooruitwijst naar wat Johannes schrijft over het eeuwige Woord
(Johannes
1:1-18: aan de boezem des Vaders vs 18).
Vorst en volk. Jezus preekte geen revolutie
(Mattheus 26:52:
wie het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen), maar: geeft
de keizer wat des keizers is (Mattheus 22:21). Paulus roept op om
de overheid te eren omdat zij de taak heeft het kwaad te straffen
(Romeinen 13:1-7) en om te bidden voor koningen en
hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden
... (1Timo-theus 2:1-2). Maar het NT is veel kritischer dan
Spreuken. De machthebbers hebben Jezus gekruisigd (Handelingen 4:27).
De staat kan een beest worden (Openbaring 13:1-10). Christenen
geloven niet in regeerders die heerschappij voeren, maar in de
Koning der Joden Die Zijn leven geeft als losprijs voor velen (Marcus
10:42-45): de Koning aan het kruis (Marcus 15:26).
3. Enkele punten van verschil tussen Spreuken en
Evangelie:
a) Spreuken gelooft in een ordelijke wereld en heeft als ideaal
een stabiele samenleving. Maar Jezus preekt: Het Koninkrijk Gods
is nabij gekomen! (Marcus 1:15). Dat betekent een totale omkering:
machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd (Lucas 1:52);
laatsten die eersten en eersten die laatsten worden (Lucas 13:30).
Omdat het Koninkrijk komt, dringt de tijd en heeft bijv. werken
(Mattheus
4:18-22) en trouwen (1Corinthe 7) weinig zin meer.
b) Bij de komst van Gods Koninkrijk speelt Jezus Zelf
de
sleutelrol. Tenslotte zond de Heer Zijn Zoon (Mattheus 21:37).
Dat Jezus de boze geesten uitdrijft, is teken van de Komst van
het Koninkrijk van God (Mattheus 12:28). Daarom:
méér dan Jona,
méér dan Salomo is hier (Mattheus 12:38-42).
Jezus is de
Heiland; Hij brengt verzoening en verlossing. Met Zijn zoendood
en opstanding breekt de voleinding aan. Een dergelijke Messias-figuur
kent Spreuken niet.
c) Spreuken weet van vergeving. Wie zijn zonden
belijdt en
nalaat, die vindt ontferming (28:13). Maar de hoofdregel is dat
het kwaad moet worden gestraft: wie een goddeloze vrijspreekt
en wie een rechtvaardige veroordeelt, deze beiden zijn de HEER
een gruwel (17:15). Concreet is hier gedacht aan de
rechter,
die misdadigers moet straffen en onschuldigen moet vrijspreken.
Des te verrassender is het Evangelie: we mogen vertrouwen dat God
(de Hoogste Rechter!) de goddeloze rechtvaardigt! (Romeinen 4:5)
- juist wat volgens Spreuken Hem een gruwel is!
d) Voor Spreuken is sterven een afdalen naar het
dodenrijk
(9:18; 15:24) dat onverzadelijk is (27:20; 30:16). Dat de
rechtvaardige zelfs in zijn dood een schuilplaats vindt (bij de
Heer - 14:32) is een uitzonderlijke Spreuk. De verwachting van
opstanding uit de dood groeit pas later (Daniël 12:2), maar is
nog in het Jodendom ten tijde van Jezus punt van discussie (Mattheus
22:23-33; Handelingen 23: 6-8). Christus is opgewekt als
eersteling van hen die ontslapen zijn (1Corinthe 15:20): Hij is
het eeuwige leven al binnengegaan en wie in Hem gelooft, mag Hem
volgen en bij Hem zijn (Filippenzen 1:23; Lucas 23:43).
4. Juist voor het dagelijkse leven ook van ons
christenen
blijft Spreuken actueel. De nabijheid van Gods Koninkrijk bracht
christenen in Thessalonica ertoe, op te houden met werken;
gehoorzaam aan Jezus' woord zagen zij naar de vogels en de lelies.
Paulus moest hen manen aan het werk te blijven; wie niet werkt
zal ook niet eten (1Thess. 3:10); helemaal in de geest van
Spreuken (19:15: de trage moet honger lijden). Vgl. hierboven
slot punt 1.