SUZANNA
MARIA JUSTINE KAMERMANS-VAN WESTEN
(30 mei 1924 - 3 april 2008)
Foto: mijn laatste foto van moeder (11 februari 2008): in de zon in de achtertuin van de pastorie.
Mijn moeder werd geboren in Vlissingen op 30 mei 1924 als Suzanna Maria Justine van Westen, jongste dochter in het gezin van Andries Hendrik van Westen en Suzanna Maria Justine van Westen-Visser. Mijn moeder was dus vernoemd naar haar moeder. Verschillende vrouwen in de familie heten Suzanna Maria Justine, met als roepnaam Suus of Anneke. Het gezin Van Westen woonde tot de oorlog aan de Wilhelminastraat in Vlissingen.
Moeder ging in Vlissingen naar de lagere school en vervolgens naar de ulo (ze had ook de hbs kunnen doen, maar dat wilde ze niet). Ze deed eindexamen van de ulo in mei 1940: het begin van de oorlog. Daarna volgden er onrustige jaren met verschillende woonplaatsen en bezigheden. Moeder ging naar de huishoudschool: de eerste klas in Middelburg, en de tweede klas in Nijmegen waar ze in huis was bij kennissen. Daarna werkte ze in Middelburg in het noodziekenhuis in de huishouding. Toen ze geen kans kreeg om door te gaan in de verpleging, ging ze [zoals half Vlissingen] werken op De Schelde, en wel als beheerster van het magazijn van de werkschoenen. Over die werkzaamheden kon ze later smakelijk vertellen. De oorlogshandelingen maakten Walcheren steeds meer onleefbaar; daarom verbleven moeder met haar ouders en haar zus Ineke van october 1944 tot januari 1945 bij haar inmiddels getrouwde zus Nitha in Kamperland, op het (toen nog) eiland Noord-Beveland - niet wetende dat ze later het grootste deel van haar leven in Kamperland zou wonen.
Na de oorlog ging ze werken op kantoor van "de zaak" van haar vader en oom Hein: de "firma Van der Meer en Zn" in Vlissingen, oorspronkelijk een handel in oliën en vetten, later ook verzekeringen; en tenslotte vooral elektrische artikelen zoals radio's. Door haar kantoorwerk leerde ze de bankbediende Willem Kamermans kennen. Ze trouwden op 12 juli 1950 toen ze een huis konden krijgen: de begane grond-verdieping van het familiehuis Boulevard Bankert 4 in Vlissingen. In 1953 werd ik geboren als hun eerste en enige kind. Tengevolge van de zwangerschap kreeg moeder lymfe-oedeem (opeenhoping van vocht in haar benen). Vele maanden lag ze in het ziekenhuis: Bethesda in Vlissingen en het AZU in Utrecht. Door de operaties en infecties raakte ze ernstig gehandicapt; het zag ernaar uit dat ze toen al terecht zou komen in een rolstoel. Sinds 1957 ging het wat beter: moeder leerde weer lopen en in 1960 zelfs weer fietsen.
Mijn vader werkte jarenlang in Middelburg bij de Nederlandse Middenstands Bank; maar daar had hij weinig promotie-kansen. In 1957 kon hij een baan krijgen als tweede kassier op de Boerenleenbank in Kamperland. Daarom verhuisden we naar Kamperland. Eerst woonden we een jaar aan de Stekeldijk; vanaf 1958 in de nieuw-gebouwde dienstwoning Veerweg 18a.
In de jaren 1958 tot 1971 was moeder vooral "de vrouw van meneer Kamermans". Ze zorgde uiteraard voor haar gezin en haar huishouden. Ze hielp vader met administratief werk voor o.a. de ziekenhuisverpleging en de weegbrug. Daarnaast had ze alle tijd voor haar liefhebberijen: haar tuin, haar hond, lezen, familie-contacten.
In 1965 kreeg mijn vader zijn eerste hart-aanval. Sindsdien waren er voortdurend zorgen over zijn gezondheid. Moeder wist dat een volgende aanval hem fataal zou kunnen zijn. Die tweede fatale aanval kwam op 17 februari 1971. Moeder werd toen op 46-jarige leeftijd al weduwe. Omdat Veerweg 18a een dienstwoning was, moesten we onmiddellijk op zoek naar een ander huis. Moeder kon het huis aan de overkant van de straat kopen: Veerweg 11. Ze verhuisde daarheen in augustus 1971: de maand waarin ik de deur uitging om te studeren. Precies 30 jaar lang zou Veerweg 11 haar eigendom blijven.
Na het overlijden van
vader werd
moeder gaandeweg kerkelijk en maatschappelijk actief. Ik noem
enkele van haar bezigheden en functies:
- administratie én een wijk van het verjaardagsfonds van de
kerk
- lid van de gereformeerde vrouwenvereniging
- lid van de bijbelkring
- zusterhulp van de kerk (bezorgen van attenties bij lief en leed)
- bandrecorderwerk van de kerk (in de eerste jaren met een zware
spoelenrecorder, later met cassettebandjes)
- plaatselijke evangelisatie-commissie
- betrokken bij de organisatie van het Veerse Dam Festival
- classicaal deputaat evangelisatie
- secretaris provinciale deputaatschap voor evangelisatie en
recreatie
- van 1983 tm 1988 ouderlinge
- presidente van de NCVB afdeling Kamperland
- secretaris AR-kiesvereniging
- organisatie van de collecte voor de kankerbestrijding
- organisatie schrijfgroep Amnesty International
Ik ben trots op alles wat moeder heeft gedaan.
Eind jaren '90 ging het lopen steeds moeilijker. Gelukkig had ze goede hulp. In april 2000 verslechterde haar toestand zó, dat ze moest worden opgenomen in het ziekenhuis. In juni 2000 nam ze haar intrek in Ter Valcke. De eerste drie maanden in Ter Valcke verbleef ze in isolatie vanwege een uit het ziekenhuis meegebrachte MRSA-infectie. In september 2000 werd ze overgeplaatst naar de afdeling Dahliastraat, de toen nieuwe afdeling kleinschalig wonen somatiek. Sinds september 2004 woonde ze in het nieuwe gebouw in kamer 116. Als het weer het toeliet ging ik regelmatig met haar wandelen (in de rolstoel) in het park achter Ter Valcke, want moeder hield van de natuur. In Ter Valcke deed ze mee aan verschillende activiteiten. 's Zondags kwam ze trouw naar de kerkdiensten. Moeder onderhield ook in haar laatste jaren veel contacten. Bijna elke dag had ze wel bezoek. Ze correspondeerde met meer dan 200 mensen. Ze leefde intens met veel mensen mee: dichtbij en ook verweg - want tot haar dood bleef ze brieven schrijven voor Amnesty. Verder las ze veel: filosofie, theologie, geschiedenis en talloze detectives. Ze puzzelde graag - de sudoku's konden haar niet moeilijk genoeg zijn. Ze leerde van vrijwilligers computeren en struinde het internet af. Tot het einde toe heeft ze veel van haar leven gemaakt.
Half maart kreeg moeder een inwendige bloeding in haar bovenbeen. Ze heeft toen nog drie moeilijke weken gehad. Ook in deze laatste weken was de verzorging en verpleging in Ter Valcke voortreffelijk. We zijn de verzorgsters en verpleeghuisarts daar heel dankbaar voor. In deze laatste drie weken zijn we veel bij haar geweest. Ze heeft de laatste belangrijke dingen tegen ons gezegd. Op donderdagavond 3 april is ze rustig overleden.
Mijn moeder was een zeer intelligentie vrouw - was ze in onze tijd jong geweest, dan was ze zeker naar de universiteit gegaan. Maar moeder was meer dan intelligent: ze was wijs. Ze wist wat ze moest zeggen en zwijgen. Moeder was buitengewoon trouw. Voor haar gold: afspraak is afspraak. Van wijzigen van afspraken kwam volgens haar enkel ellende (en de ervaring bevestigt haar gelijk). Ze had een groot gevoel voor humor en kon smakelijk lachen. Befaamd waren haar spreuken waarmee ze de betrekkelijkheid van het huishouden verwoordde. Als er vlekken in de schone was zaten: Is het niet schoon, dan is het toch fris. Als er een luizen in de sla zaten: Ieder beestje geeft zijn vet. Als je van de spinazie zat te knarsetanden: Zand schuurt de maag. Als er een spinneweb langs het plafond werd gesignaleerd: Die wóónt daar. En: Je kunt hier van de grond eten - er ligt genoeg. Niet dat ze haar huishouden verwaarloosde - maar een huisvrouw met hart en ziel was ze niet. Ze werkte liever in haar tuin. Moeder had een groot gevoel voor recht en gerechtigheid. Ze is bijna 30 jaar actief geweest voor Amnesty. Ze organiseerde een grote schrijfgroep. Wie niet op de schrijf-avond kwam, kreeg de voorbeeldbrieven thuisbezorgd. Ook liep ze herhaaldelijk mee met de stille tochten in Middelburg ter ondersteuning van de Dwaze Moeders in Argentinië. Moeder heeft altijd veel van dieren gehouden; het meest van haar vier opeenvolgende honden. Ze ijverde onvermoeibaar voor de dierenbescherming. Jagers waren de enige mensen aan wie ze een hekel had. Moeder was zeer kerkelijk meelevend. Zolang ze kon ging ze elke zondag twee keer naar de kerk (onverschillig welke dominee er preekte). Ze heeft talrijke kerkelijke functies bekleed (zie boven). Wat meer is: ze was diep gelovig. Ze las veel theologie, maar twijfelde nooit aan het Evangelie. Ze is jarenlang actief geweest in evangelisatie (zie boven). De liturgie voor haar begrafenis heeft ze zelf samengesteld. Centraal stonden de woorden uit Hebreeën 13:14: we hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. Die gerichtheid op Gods Rijk stempelde in alle opzichten haar leven. In haar familie nam moeder als jongste zus een bijzondere plaats in. Voor Lien en mij was ze een onvergetelijke lieve moeder.