H. M. MATTER: De brief aan de
Philippenzen. Kampen, 1965, 106 pag.
Met
het oog op een bijbelkring verdiepte ik me in de brief van Paulus aan
de Filippenzen. Daarbij nam ik de commentaar van MATTER in de serie
Commentaar op het Nieuwe Testament (CNT) door. Al meer dan veertig jaar
oud, maar solide. MATTER (1906-1984) was in zijn tijd een
vooraanstaand theoloog binnen de Gereformeerde Kerken. Hij was
predikant
in achtereenvolgens Baambrugge, Giessendam en Neder-Hardinxveld,
Rotterdam-Kralingseveer en Hellevoetsluis. Ook was hij een
aantal
jaren docent aan de Protestantse Theologische Faculteit in Aix en
Provence.
Eerst
geef ik enkele inleidende opmerkingen van
MATTER door. Daarna geef ik steeds de NBG-vertaling (1951) met
-
voor zover aanwezig - de exegetische knopen die MATTER doorhakt.
Regelmatig voeg ik daar eigen opmerkingen aan toe - met name ook naar
aanleiding van de Nieuwe Bijbel Vertaling (NBV van 2004).
Filippi
was de eerste Europese stad die Paulus bezocht (Handelingen 16: 9-40),
en wel op zijn tweede zendingsreis. Het was een zeer kosmopolitische
stad, maar blijkbaar zonder Joodse gemeenschap. Het was een belangrijke
stad in de regio (Handelingen 16:12). Uit heel de brief blijkt de
bijzondere band van Paulus met de gemeente te Filippi. Veel uitleggers
rekenen Filippenzen tot de gevangenschapsbrieven (samen met
Efesiërs,
Colossenzen en Filemon). MATTER trekt in twijfel of Paulus deze brief
vanuit gevangenschap geschreven heeft. Hij acht het meest
waarschijnlijk dat Paulus deze brief geschreven heeft te Efese, ergens
tussen 53 en 56. - Deze datering nodigt ons uit om
verschillende
uitleggers aan het woord te laten over tijd en plaats van het ontstaan
van deze brief.
MATTER |
Efese (Handelingen
19) |
ca 54 - 55 |
LOHMEYER |
Caesarea
(Handelingen 23:23-26:32) |
ca 58 |
BOUWMAN |
Rome (Handelingen
28:11-31) |
(ca 60) |
MICHAELIS |
Efese (Handelingen
19) |
ca 54 - 55 |
KÜMMEL |
Caesarea
(Handelingen 23:23-26:32) of Rome (Handelingen 28:11-31) |
ca 56 - 60 |
KLIJN |
Efese (Handelingen
19) |
ca 53 - 54 |
Inleiding in de NBV |
Efese (Handelingen
19) of Rome (Handelingen 28:11-31) |
? |
Na
Filemon is Filippenzen de meest persoonlijke brief van Paulus. Sinds
BENGEL heeft deze brief: de brief van de vreugde. Ons treft de diepe
verbondenheid van apostel en gemeente. De brief is allereerst bedoeld
als kwitantie voor ontvangen hulp. De echtheid (als brief van Paulus)
is nooit serieus in twijfel getrokken. |
Filippenzen 1.
1
Paulus en Timoteus, dienstknechten van Christus Jezus, aan al de
heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun
opzieners en diakenen; 2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en
van de Here Jezus Christus.
In
tegenstelling tot andere brieven beroept Paulus zich hier niet direct
op zijn apostelschap: hij maakt zich zo klein mogelijk. In
één adem met
zichzelf noemt hij Timotheus, die heeft meegewerkt aan de stichting van
de gemeente (hij vergezelde Paulus sinds Handelingen 16: 1). De
volgorde Christus Jezus
heeft louter grammaticale redenen. Al
de heiligen: Paulus verklaart niet heel de gemeente
objectief als heilig,
maar hij bedoelt ook geen onderscheid te maken tussen heilige en
niet-heilige gemeenteleden: hij spreekt alle gemeenteleden aan als
heilig met de bedoeling dat zij allen heilig zullen zijn en doen. In Christus Jezus: "in"
is meer temporeel dan ruimtelijk: de gemeente is heilig door wat
Christus Jezus eens en voorgoed in de geschiedenis voor haar gedaan
heeft (MATTER bestrijdt de ruimtelijke interpretatie van "in" in de zin
van Christus-mystiek). Opzieners
zijn het heidenchristelijke equivalent van de joodschristelijke oudsten of ouderlingen.
Het is mogelijk dat de diakenen
de medewerkers waren van de opzieners.
3 Ik dank mijn God, zo
dikwijls ik uwer gedenk;
Bijna
alle brieven van Paulus (behalve Galaten en Titus) beginnen met
dankzegging voor de gemeente. Volgens een afwijkende lezing dankt
Paulus hier de Heer = Jezus, maar dat acht MATTER onaannemelijk: het
Nieuwe Testament kent niet het gebed tot Christus, alleen het gebed tot
God dóór Christus (op deze stelling van MATTER
valt wel wat af te
dingen, vgl. Handelingen 7:59-60 en Openbaring 22:20 [= Maranantha]). Mijn God komt
zelden voor in het Nieuwe Testament; hier spreekt Paulus'
zendingsbewustzijn.
4 immers, in al mijn
gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap,
In
het Grieks staat er driemaal "alle": in al mijn gebeden, te allen
tijde, voor u allen. De nadruk ligt op de blijdschap. Andere brieven
getuigen van zorgen over de geadresseerde gemeente of sommige van haar
leden - in dit geval is er enkel reden tot vreugde.
5 wegens uw deelhebben
aan de prediking van het evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.
Voor deelhebben aan
staat er koinonia.
MATTER vat dat op in financiële zin: een financiële
bijdrage (zelf vat
ik het ook zo op in Handelingen 2:42, waar ik een kernachtige orde van
dienst zie: prediking, collecte, avondmaal en gebed). MATTER vertaalt
dan ook: wegens uw
bijdragen voor de verkondiging van het evangelie.
6
Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed
werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van
Christus Jezus.
Een goed werk: we
kunnen hier denken aan de genoemde gift van de Filippenzen, Paulus kan
het ook algemener bedoelen. De
dag van Christus Jezus: het
is niet duidelijk op welke termijn Paulus op dit moment de wederkomst
van Christus verwacht. De Kerk als geheel zal die dag in elk geval
beleven. Maar ook elke gelovige leeft in de persoonlijke verwachting
van de komst van de Heer. De overtuiging die Paulus hier uitspreekt, is
paraenetisch (= aansporend): Paulus spreekt de Filippenzen aan op wat
ze mogen zijn.
7
Zo van u allen te denken spreekt voor mij dan ook vanzelf, omdat ik u
op het hart draag, daar gij allen, zowel bij mijn gevangenschap als bij
mijn verdediging en bevestiging van het evangelie, deelgenoten zijt van
de mij verleende genade.
Voor míj: in
het Griek met nadruk (emoi).
Dan ook: MATTER
geeft het Griekse kathôs
weer met trouwens.
Verdediging en
bevestiging van het evangelie doelt
niet enkel op Paulus' pleidooi voor de rechter, maar ook op heel zijn
werkzaamheid nadien die zijn onschuld bewees. - Denken (Grieks: froneô)
komt in deze brief opvallend vaak (10x) voor: 1:7; 2:2
tweemaal;
2:5; 3:15 tweemaal; 3:19; 4:2; 4:10 tweemaal.
Het denken
(fronèsis)
is een belangrijk begrip in de filosofie van de grote Griekse wijsgeer
Aristoteles. Fronèsis
is de
praktische kant van een goed functionerend verstand. Zij zorgt er voor
dat je bij iedere gelegenheid de juiste keuze doet door de
voor-
en nadelen van die keuze goed tegen elkaar af te wegen. Verstandigheid
zorgt er voor dat je altijd maat houdt en je niet aan excessen overgeeft
(uit een samenvatting van Aristoteles' Ethica). Met het gebruik van
deze term is Paulus de Grieken een Griek.
8 God toch is mijn
getuige, hoezeer ik met de ontferming van Christus Jezus naar
u allen verlang.
Ondanks Mattheus 5:33-37
en Jacobus 5:12 zweert Paulus hier een eed - met het oog op zijn
ambtelijke werk. De
ontferming van Christus Jezus is de liefde die
haar oorsprong vindt in de werkelijkheid van Christus.
9 En dit bid ik, dat uw
liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle
fijngevoeligheid,
Helder inzicht en alle
fijngevoeligheid: MATTER valt ze samen tot
één begrip: door
ervaring verworven inzicht. Kennis leidt niet vanzelf tot
liefde, maar liefde leidt wel tot de rechte kennis.
10 om te onderscheiden,
waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de
dag van Christus,
Onderscheiden waar het op aan
komt
is een wijsgerig-technische Griekse term, ook (ironisch) in
Romeinen 2:18. Voor een christen gaat het niet om een minimum , maar om
een maximum van gehoorzaamheid. Rein
en onberispelijk: zowel uiterlijk (levenswandel) als
innerlijk (geweten).
11 vervuld van de vrucht
van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van
God.
Filippenzen
is de brief van de vreugde. De christelijke vreugde is de vreugde van
het vruchtdragen. De Kerk heeft haar eigen zin en doel, maar ze
verwezenlijkt die slechts door er te willen zijn voor de wereld. De
vrucht komt voort uit de forensische gerechtigheid in Christus
(genitivus originis) en heeft de hoedanigheid van ethische
gerechtigheid (genitivius qualitatis).
12
Ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen mij wedervaren is veeleer
tot bevordering van de evangelieprediking heeft gestrekt.
Hier
begint de eigenlijke brief. Blijkbaar maakte men zich in Filippi zorgen
over de gevolgen van Paulus' proces voor de verbreiding van het
Evangelie. Paulus stelt de Filippenzen gerust: het tegendeel is het
geval.
13 Daardoor toch is
aan het gehele hof en aan al de overigen duidelijk geworden, dat ik in
gevangenschap ben om Christus’ wil, 14 en het merendeel der
broeders in
de Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te
meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken.
Hof: MATTER
vertaalt praetorium (vgl.
NBV: hoofdkwartier).
Bij hof
zouden we aan Rome moeten denken, MATTER denkt eerder aan de gevolgen
van de rel in Corinthe (Handelingen 18:12-17). Al de overigen: de
overige stedelingen. Is
duidelijk geworden:
door de rechterlijke uitspraak in de zaak-Paulus. Het Evangelie van
Christus is in de stad onderwerp van gesprek geworden. Dat geeft
openheid voor verdere Evangelie-verbreiding. In de Heer: deze
uitdrukking komt in verschillende varianten 23x voor in deze brief.
In vers 13 staat in
Christus (NBG: om
Christus'wil) - waar hoort dat bij: bij de gevangenschap? bij duidelijk? bij gebeurd te zijn (zoals
er letterlijk in het Grieks staat)? In de Heer in vers
14 hoort niet bij broeders,
maar bij vertrouwen
gekregen: ze hebben vertrouwen gekregen in de zaak van de
Heer.
15 Sommigen prediken de
Christus wel uit nijd en twist, maar anderen doen het met goede
bedoeling.
De nieuwe vrijmoedigheid
uit vers 14 komen voort uit verschillende gevoelens ten opzicht van
Paulus: negatieve (nijd
en twist) en positieve (eudokia = sympathie).
In NBG en NBV staat: goede
bedoeling(en) - maar MATTER vat het begrip persoonlijk op:
sympathie ten
opzichte van Paulus. NBG: de
Christus - evenals de NBV kent MATTER aan het lidwoord
geen bijzondere betekenis toe.
16
Dezen verkondigen de Christus uit liefde, daar zij weten, dat ik tot
verdediging van het evangelie gesteld ben, 17 maar genen uit
eigenbelang, met de onzuivere bedoeling, mij de gevangenschap zwaar te
maken.
Deze lezing (NBG -
NBV, MATTER) vormt een chiasme ten opzichte van vers 15; de
lezing van de Staten-Vertaling wisselt de verzen 16 en 17 om.
De
achtergrond van de sympathie voor Paulus is het besef van zijn
apostolische taak. Anderen handelen echter uit eigenbelang (NBG) /
geldingsdrang
(NBV) / rivaliteit
(MATTER); in het Grieks staat er eritheia (ook
in Romeinen 2:8; 2Corinthe 12:20; Galaten 5:20; Filippenzen 2:3; en
buiten de brieven van Paulus in Jacobus 3:14 en 16). - NBG en NBV gaan
ervan uit dat Paulus gevangen zit en dat zijn tegenstanders zijn
gevangenschap nog willen verzwaren. MATTER vertaalt echter: een (nieuwe) grote smart door (dativus
instrumentalis) mijn
gevangenschap teweeg te brengen:
dat Paulus in de afgelopen tijd in de gevangenis gezeten heeft, is voor
zijn tegenstanders een argument om hem mee tegen te werken. Smart (in het
Grieks: thlipsis):
een ernstige, soms Messiaanse verdrukking. Paulus lijdt onder de
tegenwerking.
18
Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in
oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en
zal ik mij ook verblijden.
De hoofdzaak is voor
Paulus dat het Evangelie verkondigd wordt.
MATTER geeft als achtergrond de overtuiging van Paulus dat de
wederkomst van Christus vereist dat onder alle volkeren het Evangelie
verkondigd is- onafhankelijk
van verborgen bedoelingen of bereikte resultaten.
In vers 18b klinkt dubbel het thema van de blijdschap door.
Paulus verblijdt zich over de verkondiging van het Evangelie en
verwacht nog meer redenen tot blijdschap. Die noemt hij in het vervolg.
19 Want ik weet, dat dit
mij tot behoud zal strekken door uw gebed en de bijstand des Geestes
van Jezus Christus,
Ik weet dat dit op mijn behoud
zal uitlopen
is een citaat uit de Griekse tekst van Job 13:16. Job dacht allereerst
aan de redding van zijn leven - Paulus ziet in het verlengde daarvan de
toerusting tot zijn apostelschap en de eeuwige zaligheid. Hij dankt dat
allemaal niet aan zijn eigen geloof of kracht, maar aan het gebed van
de Filippenzen (impliciet ook een aansporing aan hen om voor hem te
blijven bidden) om de bijstand van de Heilige Geest, die op dat gebed
geschonken wordt. Bijstand:
epichoregia = het voor zijn rekening nemen van een
bepaalde onderneming.
20
naar mijn vurig verlangen en hopen, dat ik in geen enkel opzicht
beschaamd zal staan, maar dat met alle vrijmoedigheid, zoals steeds,
ook nu Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door
mijn leven, hetzij door mijn dood.
Voor Paulus is zijn behoud (vers 19)
onverbrekelijk verbonden met zijn apostolaat. Paulus zou beschaamd staan als
hij tekort schiet in zijn taak. Vurig
verlangen = apakaradokia (ook in Romeinen
8:19): het verlangen naar Christus. Het gaat Paulus hier
enkel en alleen om de zaak van Christus. Vrijmoedigheid = parresia -
MATTER kiest voor de objectieve vertaling: openbaarheid. In mijn lichaam: in
heel mijn bestaan. Paulus is er zeker van dat de verkondiging van het
Evangelie doorgaat, of hij daar zelf in vrijheid in kan werken of dat
hij er zijn leven voor moet geven.
21 Want het leven is mij
Christus en het sterven gewin.
In het Grieks staat Mij met nadruk
voorop (emoi):
Voor míj (als
apostel) ...: MATTER ziet in deze zin méér dan
een getuigenis van
Paulus' persoonlijke geloofszekerheid: het gaat om Paulus' apostolische
taak. Zijn hele leven staat in dienst van de verkondiging van Christus
en als hij daarvoor eenmaal moet sterven, betekent ook die marteldood
winst voor de verbreiding van het Evangelie (zie ook het vervolg).
22 Indien ik in het
vlees blijf leven, betekent dat voor mij werken met vrucht en wat ik
moet kiezen, weet ik niet.
Omdat zowel het leven als
het sterven van Paulus gunstig zijn voor het Evangelie, heeft Paulus
geen voorkeur. Weet ik
niet - het Griekse gnôrizô
komt in de brieven van Paulus 18x voor; 17x in de
betekenis doen weten
(bijv. Filippenzen 4: 6) - enkel in dit vers wordt meestal weten vertaald
(maar bijv. GREIJDANUS vertaalt: maak ik niet bekend (aan God).
23 Van beide zijden word
ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit
is verreweg het beste;
In
vers 21 ging het om de objectieve tegenstelling: Christus verheerlijken
door leven of dood - hier om de subjectieve spanning tussen het
verlangen van vers 23 en het besef van vers 24. Heengaan = analuein:
het beeld van het losgooien van de trossen of het opbreken van een
tent: een gangbaar eufemisme voor sterven.
Met Christus: in
Zijn gemeenschap en nabijheid. MATTER wil aan dit vers (mijn inziens
terecht) geen speculaties verbinden over de tussentoestand tussen
sterven en opstanding. De gedachte van een tussentoestand projecteert
de tijdskategorie in de situatie na de dood, en dan zijn we (met een
Zeeuwse uitdrukking gezegd) juist uit
de tijd.
Voor de mensen die op aarde achterblijven is er een tussentijd, maar
voor wie sterft vallen het heil na het sterven en het heil van de
opstanding samen. Als Paulus aan zichzelf denkt, is dat heil verreweg
het beste.
24 maar nog in het vlees
te blijven is nodiger om uwentwil.
Het blijven staat
tegenover het opbreken uit
vers 23. Het vlees is
evenals het lichaam
uit vers 20 het totale bestaan, maar met één
verschil: het vlees
is principieel uitgesloten van het heil (1Corinthe 15:50). Paulus gelooft in een opstanding
des lichaams, niet des vleses (pag. 35). Nodiger: MATTER
vertaalt hoognodig,
omdat er strikt genomen geen sprake is van een vergelijking; NBV: beter. Waarom het
voor de gemeente van Filippi zo nodig is dat Paulus blijft leven en
werken, wordt hier niet duidelijk.
25
En in deze overtuiging weet ik, dat ik zal blijven en voortdurend bij u
allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden.
Uit de noodzaak van vers
24 leidt Paulus af dat hij zal blijven leven (een merkwaardige logica).
In het Grieks staat er: menô
kai paramenô: blijven leven en blijven
bijstaan. Het resultaat: de
bevordering van de vreugde van uw geloof.
26 Dan zult gij
ruimschoots reden hebben om over mij te roemen in Christus Jezus,
wanneer ik weder bij u kom.
Paulus
spreekt hier niet persoonlijk, maar ambtelijk. Zijn apostolische
aanwezigheid zal enkeling en gemeente doen groeien in geloof.
27
Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik
kom en u zie, hetzij ik afwezig blijf, ik van u moge horen, dat gij
vaststaat in één geest, één
van ziel medestrijdende voor het geloof aan
het evangelie
Paulus heeft maar
één punt van zorg over de gemeente in Filippi: de
onderlinge verhoudingen. Gedraagt
u = politeuesthe, vgl. in 3:20: politeuma = burgerschap. Daarom
vertaalt MATTER: blijft
u gedragen (imperatievus praesens) als burgers van het Koninkrijk. Het
werkwoord politeuesthai
komt
in het Nieuwe Testament enkel voor in Handelingen 23:1 en Filippenzen
1:27. Dat maakt het moeilijk de betekenis exact vast te
stellen.
Volgens STRATHMANN (TWNT VI s.v. polis) doelt dit woord op de levenswandel,
zoals die vorm krijgt door de levensovertuiging; hij wijst op het
gebruik van dit woord in de boeken der Makkabeeën
(bijvoorbeeld
3Makkabeeën 3:4, waar over de Joden in het heidense
Alexandrië wordt
gezegd dat ze leven
volgens de wet van God; een interessante parallel met dit vers). -
Hetzij ik kom
... hetzij ik afwezig blijf...: Paulus spreekt
hier met apostolisch gezag: de gemeente is aan hem verantwoording
schuldig. -
Vaststaan: letterlijk een militaire term: op zijn post blijven,
standhouden. In één geest // in
één ziel: beide ten aanzien van de
menselijke geest (de
geest is
hier dus niet direct de Heilige Geest). De Filippenzen moeten
ééndrachtig strijden om het geloof in het
Evangelie te bevorderen.
28
zonder dat gij u in enig opzicht door de tegenstanders laat
beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hun verderf, doch
van uw behoud, en dat van Godswege.
Het strijden is positief: vóór het
geloof. Maar de strijd vóór het
geloof roept vanzelf verzet op. Daarom de oproep om zich niet te laten
intimideren. Bij de tegenstanders
denkt Paulus aan agressie van de heidense medeburgers. - Vers 28b is
moeilijk. Hierin
moet betrekking hebben op de geloofsmoed van de gemeenteleden. De
NBG-lezing betekent: de geloofsmoed van de gemeente is een dubbel teken
voor de ongelovigen: enerzijds van hun eigen verderf - anderzijds van
het behoud van de gelovigen (humôn).
De lezing van de Staten-Vertaling en de NBV betekent: de
geloofsmoed van de gemeente is teken zowel voor de ongelovigen (van hun
eigen verderf) als voor de gelovigen (humin) (van hun
behoud).
Hoe Paulus zich dat concreet voorstelt, kan MATTER niet uitleggen. De
laatste woorden betekenen dat heel het in dit vers aangeduide gebeuren
berust op Gods beleid.
29 Want aan u is de
genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook
voor Hem te lijden,
Het is genade in Christus
te geloven - het is eveneens genade voor Christus te lijden. Aan u staat met
nadruk voorop: deze genade valt niet alle christenen ten deel. Voor Christus: voor
het Evangelie van Christus (MATTER bestrijdt de opvatting dat het
lijden van de kerk het verzoenende lijden van Christus voortzet of
aanvult). - Over het begrip lijden
schrijft MATTER niet uitdrukkelijk. Vermeldenswaard is het volgende.
Soms wordt in het Nieuwe Testament afzonderlijk gesproken over
het lijden en
het sterven
van Christus (bijvoorbeeld in Lucas 9:22). In Lucas / Handelingen kan
het woord lijden
echter ook het sterven
omvatten, en krijgt dan dus de betekenis: de marteldood sterven
(Lucas 17:25; 22:15; 24:26; 24:46 en Handelingen 1: 3; 3:18;
17:3). Ook in deze tekst kan het lijden (van de
christenen) de marteldood als uiterste consequentie hebben.
30 in dezelfde strijd, die gij eens van mij hebt gezien en nu van mij
hoort.
Stijd = agôn:
worsteling
- een sport-term. Paulus en de Filippenzen voeren ieder persoonlijk die
strijd (bedoeld is een gevecht van man tegen man, want de oudheid kende
geen teamsport).
Filippenzen 2.
1
Indien er dan enig beroep (op u gedaan mag worden) in Christus, indien
er enige bemoediging is der liefde, indien er enige gemeenschap is des
Geestes, indien er enige ontferming en barmhartigheid is,
Paulus roept
hartstochtelijk op tot eensgezindheid. Vers 1 begint met Als er dan enige
paraklèsis is in Christus. Het Griekse woord paraklèsis
betekent tegelijk vermaning
en vertroosting.
In het Nederlands moeten we kiezen. NBG (een beroep doen op)
gaat meer de kant van vermaning op, de NBV (bemoedigd worden)
meer de kant van vertroosting. MATTER legt daarbij de nadruk op de
objectiviteit van deze vertroosting: het gaat niet om het gevoel
vertroost te worden, maar om de werkelijke vertroosting in Christus
(vers 5-11). Die kunnen we enkel genieten in gemeenschap met elkaar.
Enkel samen delen we in de Heilige Geest. Doelt Paulus hier op
Pinksterverschijnselen in de gemeente van Filippi?
2 maakt (dan) mijn
blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één
in liefdebetoon, één van ziel,
één in streven,
In 1:18 sprak Paulus over
zijn vreugde.
Hij roept de Filippenzen nu op die vreugde vol te maken. De inhoud van
die vreugde geeft Paulus weer in de viervoudige bijzin: dat u eensgezind bent
(in het Grieks staat er hina
- in NBG en NBV vertaald met door;
volgens MATTER ten onrechte: de bijzin verwoordt niet het middel tot,
maar de inhoud van de vreugde). Uitleggers hebben geprobeerd een
relatie te leggen tussen de vier uitdrukkingen in vers 1 (beroep, bemoediging, enz.)
en de vier uitdrukkingen in vers 2 (eensgezind
zijn, liefdebetoon,
enz.). Volgens MATTER spreekt Paulus in deze brief te spontaan voor
zo'n doordacht verband. In alle vier de hier genoemde begrippen (eensgezind zijn, liefdebetoon, enz.)
gaat het om de eendrachtige strijd voor het evangelie. Het tweede
begrip (NBG: liefdebetoon
- NBV: liefde)
doelt dus niet zozeer op onderlinge liefde, maar op liefde voor de zaak
van Christus.
3 zonder zelfzucht of
ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender
dan zichzelf;
Zelfzucht (in het
Grieks eritheia)
ook al in 1:17. In zelfzucht
en ijdel eerbejag (NBG) / geldingsdrang of eigenwaan
(NBV) gaat het om inzet voor het Evangelie uit een vals
motief: eigen eer. Daartegenover stelt Paulus de juiste houding: de erkenning, dat de broeder de
meerdere is, die we hebben te dienen (pag. 44). Ootmoedigheid
(Grieks: tapeinofrosune)
gold in de Griekse wereld als een ondeugd: zelfbewustzijn was het
ideaal. Ootmoed
als deugd is typisch christelijk.
Ik voeg daar nog het
volgende aan toe. Het begrip nederig
(tapeino-)
komt in Filippenzen 4x voor, in markante uitspraken:
* 2: 3 in ootmoedigheid de ander
uitnemender achten
* 2: 8 Christus heeft zichzelf vernederd
* 3:21 het lichaam / bestaan van onze
vernedering
* 4:12 ik (Paulus) weet ook zelf van
vernederd worden
We lezen deze vier teksten tegen de achtergrond van Jezus'woord: wie zichzelf vernedert, zal
(door God) worden verhoogd (Mattheus 23:12;
Lucas 14:11 en 18:14).
Uitnemender (NBG)
/ belangrijker
(NBV): kan zowel slaan op kwaliteit (waardevoller) als
op status (belangrijker).
MATTER kiest voor het laatste: hoger geplaatst (omdat
de ander onze broeder of zuster in Christus is).
4. en ieder lette niet
slechts op zijn eigen belang, maar ieder (lette) ook op dat van anderen.
Niet slechts ... maar ook ...
(NBG en andere vertalingen): letterlijk staat er: niet ... maar ook -
het ook
brengt de vertalers er toe in het eerste zinsdeel slechts in te
voegen. Het blijft onduidelijk of we nu wel of niet op onze eigen
belangen moeten / mogen letten. Het woord belangen staat er
niet in het Grieks; daar staat enkel een onzijdig meervoud (zoiets als
het Nederlandse dinges).
Het gaan niet om dagelijkse persoonlijke belangen; ook niet om
verschillende (theologische) opvattingen; maar om de onderlinge taakverdeling en
betrokkenheid bij de evangelieverkondiging
(pag. 45). - Zelf denk ik daarbij ook aan de verschillende
geestelijke gaven. Uit 1Corinthe 12 én de kerkelijke
praktijk kennen we
de verleiding om de eigen gave te verabsoluteren en van daaruit op
anderen neer te zien.
5 Laat die gezindheid
bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,
MATTER noemt vers 5-11
het hoogtepunt van de brief
en
waarschijnlijk een
der alleroudste hymnen der Kerk
(over dat laatste nader bij vers 11). De algemene strekking van vers 5
is wel duidelijk, maar de vertaling moeilijk. Letterlijk staat er
zoiets als:
dát
moet u denken in uzelf, wat ook in Christus Jezus. Een
paar kanttekeningen:
- Denken: Zowel
NBG als NBV spreken over gezindheid.
In het Grieks staat er: froneite,
de gebiedende wijs van een werkwoord met een brede betekenis: denken, vinden, je ergens op
richten, enz.
Dit werkwoord komt in Filippenzen 10x voor (1:7; 2:2
tweemaal;
2:5; 3:15 tweemaal; 3:19; 4:2; 4:10 tweemaal); hetzelfde
begrip
zit ook in de tapeino-frosune
(de ootmoed uit vers 3, zie boven).
- In uzelf:
Kan betekenen: 1) een innerlijke
gezindheid; 2) een onderlinge
gezindheid. MATTER kiest, net als de NBV, voor de tweede vertaling.
- Wat ook in
Christus Jezus: we moeten hier blijkbaar iets aanvullen,
maar wat?
- MATTER, NBG en NBV vullen aan: <was>. Het
gaat dan om de gezindheid van Christus, die voorbeeld voor of oorsprong
van onze christelijke gezindheid moet zijn. Argument voor deze uitleg
is het woordje ook.-
We zouden ook kunnen aanvullen: <moet
u denken>. Dan bedoelt Paulus dat we
zó gezind moeten zijn als past bij mensen die leven in Christus Jezus. Argument
voor deze uitleg is dat vanaf 1:1 de hele brief door (ca 20x)
in Christus (Jezus) de
vaste uitdrukking is voor het nieuwe bestaan in het kader van de
Levende Heer.
6 die, in de gestalte
Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht,
Dit vers heeft in
hoofdzaak twee interpretaties, die samenhangen met de volgende twee
vragen:
1) Is in de gestalte Gods zijn
en Gode gelijk zijn (a)
hetzelfde of (b) verschillend?
2) Voor het woord roof
(NBG) staat er in het Grieks harpagmos,
dat samenhangt met het Griekse werkwoord voor grijpen. Wat
bedoelt Paulus precies (in theologen-latijn): (a) een res rapta (een
gegrepen zaak: iets dat
men tot iedere prijs wil behouden) of (b) een res rapienda (een
te grijpen zaak: iets
dat men met alle geweld wil verkrijgen)?
Zo komen we tot de
volgende twee interpretaties:
(a) Volgens MATTER zijn het in
de gestalte Gods zijn en het Gode gelijk zijn
identiek. Deze opvatting komt overeen met de klassieke christologie: de
Zoon was voor Zijn menswording in goddelijkheid gelijk aan de Vader. We
vinden deze uitleg ook terug in de NBV: Hij die de gestalte van God had,
hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van.
(b) Andere uitleggers zien in dit vers een tegenstelling tussen
Adam en Christus (net als in Romeinen 5 en 1Corinthe 15). Adam
was geschapen in het
beeld Gods (Genesis 1:26-27) en greep eigenmachtig naar
het als God zijn
(Genesis 3:4) - Christus was in
de gestalte Gods maar liet na om eigenmachtig te grijpen
naar het Gode gelijk
zijn; dat ontving Hij pas door Zichzelf te
vernederen en daarna verhoogd te worden door God (vers 9-11).
7 maar Zichzelf
ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen,
en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een
mens bevonden,
Ontledigd: in het
Grieks staat het werkwoord kenoô
= leegmaken; MATTER vertaalt: deed er afstand van. In
de dogmatiek is door de eeuwen heen de discussie gevoerd tussen de
opvattingen krypsis (=
verberging: bij Zijn menswording heeft Christus Zijn goddelijkheid verborgen) en kenôsis
(= ontlediging: bij Zijn menswording heeft Christus Zijn goddelijkheid afgelegd). Volgens
MATTER moeten we minder ontologisch en meer functioneel denken. Vooral
indrukwekkend is de tegenstelling tussen de gestalte van God
(vers 6) en de gestalte
van een slaaf (vers 7). Deze gestalte van een slaaf ligt
in de gelijkheid aan de
mensen. Gelijkheid
aan de mensen
sluit alle docetisme uit (de gedachte dat Christus enkel in schijn mens
was); maar ook de opvatting dat Christus enkel maar een gewoon mens
(MATTER spreekt van een
ongelijke gelijkheid (pag. 52)).
MATTER bestrijdt de opvatting dat dienstknecht
/ slaaf
zou verwijzen naar de Knecht des HEREN in Jesaja 53: het Hebreeuwse
woord voor Knecht wordt in het Griekse Nieuwe Testament steeds
weergegeven met pais,
en hier staat doulos.
- Zoals in vers 6 twee (volgens MATTER parallelle) begrippen
staan: in de
gestalte Gods zijn // Gode gelijk zijn, staat in vers 7
parallel: de gestalte
van een slaaf // de gelijkheid van mensen:
mensenleven is een slavenbestaan, we zijn nooit klaar. Voor
Griekse oren een aanstootgevende uitspraak, want een slaaf gold niet
als mens.
Vers 7b (en in Zijn
uiterlijk als een mens bevonden) is waarschijnlijk het
begin van de volgende zin (zo NBG en NBV): vers 6a // 7b. Uiterlijk (Grieks: schèma)
is actiever dan gelijkheid:
MATTER vertaalt met levenshouding.
Alle nadruk ligt op de waarachtigheid van Christus mens-zijn. Zowel NBG
als NBV vertalen: als
een mens - MATTER laat het woordje als weg: het gaat
niet om "als het ware" maar om een werkelijke eigenschap.
Samenvattend vertaalt MATTER vers 7b: Hoewel hij
zich in zijn gehele levenshouding een mens betoonde ...:
niets menselijks was Hem vreemd; daarom had Hij ook het leven lief,
zoals blijkt in Gethsemane.
8 heeft Hij
Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood
des kruises.
Dit is de derde en laatste
etappe van Christus' zelf-vernedering. Zich vernederd legt
de nadruk op de vrijwilligheid van Christus' kruisdood. De kruisdood
was niet enkel bijzonder pijnlijk, maar vooral bijzonder vernederend.
In de combinatie van vernedering en gehoorzaamheid stelt
Paulus
Christus aan ons ten voorbeeld.
9 Daarom heeft God Hem
ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
Tot
nu toe was Christus het onderwerp, van nu af God: Christus heeft
Zichzelf vernederd - God heeft Hem verhoogd. God heeft de
zelfverloochening van Christus beloond (
daarom...).
Daarmee maakt Paulus ons duidelijk, dat ook voor ons enkel door
zelfverloochening heerlijkheid kan worden verkregen. Hierbij
twee
opmerkingen:
1) Paulus noemt hier
niet uitdrukkelijk de opstanding van Christus uit de dood. Had Paulus
de opstanding hier vermeld, dat had hij zeker geschreven: Christus is opgewekt (door God).
2)
MATTER bestrijdt de christologie van BARTH, waarin
knechtsgestalte en Godgelijkheid samenvallen. Jezus de slaaf
/
mens / kruiseling heeft afstand gedaan van Zijn Godgelijkheid en is
door God verhoogd.
Uitermate
verhoogd doelt blijkbaar op een
groter
heerlijkheid dan Christus vóór Zijn menswording
had. MATTER stuit hier
op een probleem dat correspondeert met zijn gelijkstelling van het
in de gestalte God zijn
en het
aan God gelijk
zijn in vers 6: als Christus vóór
Zijn menswording al
aan
God gelijk was, hoe kan Hij dan nu nóg groter
heerlijkheid ontvangen? MATTER ziet die
grotere
heerlijkheid in de verlossing, die Christus door Zijn menswording en
kruisdood heeft verworven voor de Zijnen.
... en Hem geschonken:
het
en is
explicatief - we kunnen ook vertalen
door Hem te schenken.
De naam boven alle naam: MATTER vat dat op als de
belangrijkste van alle (oudtestamentische) Gods-namen: de naam JHWH =
Kyrios = Heer. Daarbij
denkt MATTER vooral aan heerschappij / macht - als tegenhanger van de
gehoorzaamheid uit vers 8.
10 opdat in de naam van
Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de
aarde en die onder de aarde zijn,
Tegenover de verachting
van de kruisdood staat de erkenning en aanbidding van allen en alles.
Het gaat hier niet om het gebed in
de naam van Jezus, maar om de aanbidding waartoe ieder en
alles door de
aan Jezus verleende Naam-boven-alle-naam bewogen of
gedwongen wordt. Jesaja 45:23 (Voor
Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal bij Mij zweren)
wordt hier toegepast op Jezus.
In de hemel en op de aarde en onder de aarde:
de traditionele drie verdiepingen van de schepping; bedoeld wordt dus:
de hele schepping. We overvragen dit loflied als we willen weten wie er
onder de aarde
zijn; in elk geval denkt Paulus niet aan de gestorvenen, maar je moet
uit deze tekst ook geen demonenleer willen afleiden.
Paulus laat in het midden of en wanneer deze algemene aanbidding van
Christus wordt gerealiseerd.
11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God,
de Vader!
Jezus Christus is Heer!
is een oud-christelijke belijdenis uit de liturgie der kerk. De kerk
spreekt hier haar verwachting uit, dat eens de hele kosmos daarmee zal
instemmen. Sommige uitleggers leggen hier een verband met de
onderwerping van de demonen. Voorzover het daar
óók over gaat, staat
hier in het kader van de paraenese dat de gemeente alle machten moet
behandelen als overwonnen, opdat mede door haar missionaire inzet dit
eschatologische perspectief werkelijkheid zal worden. Tot eer van God de Vader
toont aan, dat de toepassing van Jesaja 45:23 in vers 10 geen afbreuk
doet aan het monotheïsme van het Oude Testament.
Het karakter van Filippenzen 2:
5-11.
a) Is Filippenzen
2: 5-11 een hymne? Veel
uitleggers beschouwen Filippenzen 2: 5-11 als een hymne, die Paulus in
zijn betoog heeft opgenomen. De NBV heeft dit gedeelte echter niet
gedrukt als poësie (zoals de lofliederen in Lucas 1 en 2), en
het dus
blijkbaar opgevat als poëtisch proza.
b) Is Filippenzen
2: 5-11 een vóór-Paulinische tekst? Nog
afgezien van de vraag: wel of geen hymne? zijn over dit gedeelte de
volgende opvattingen voorgesteld:
- Paulus verwerkt hier een bestaande christelijke hymne op in zijn
betoog.
- Paulus verwerkt hier een door hem zelf eerder geschreven hymne in
zijn betoog.
- Paulus komt al schrijvend zélf tot deze hymnische
expressie.
In
de beide eerste gevallen is deze hymne (nóg) ouder dan deze
(zelf al
oude) brief, en daarmee een zeer vroeg getuigenis van een "hoge"
christologie. MATTER aarzelt over het Paulinische auteurschap van dit
gedeelte, omdat het soteriologische element (het "voor ons") ontbreekt. |
12
Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt
geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu
des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en
beven,
De logika van het daarom (hôste) is
moeilijk te zien. Paulus stelt nu een nieuw onderwerp aan de orde: het
individuele heil van de gelovigen. Misschien
trekt Paulus een parallel tussen de strijdende Christus (vers 5-11) en
de strijdende christen (vers 12-13). Toen Paulus in Filippi
werkte, gaven de Filippenzen hem gehoor. Dat moeten ze ook nu doen: niet maar alsof ik (nog) bij u
was maar nog veel sterker met het oog op mijn afwezigheid. Nu
ze er alleen voor staan, moeten ze dubbel waakzaam zijn: hun behoud
bewerken met grote ernst. Bewerken
is in het Grieks het laatste woord van dit vers, dat alle nadruk
krijgt. Bewerken
(katergazesthai) moeten we niet verzwakken tot uitwerken, toepassen, bewaren of
voltooien.
We hebben de roeping te grijpen naar het eeuwige leven alsof ons heil
helemaal van onszelf afhangt: het
reeds voor 100% verworven heil nog voor 100% tot stand te brengen. Uw behoud
is tegelijk collectief (samen als gemeente) als individueel (iedere
gelovige persoonlijk).
13 want God is het, Die
om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.
De
oproep om het eigen heil te bewerken wordt gemotiveerd en versterkt
door de verzekering van Gods werk. Niet de aan- of af-wezigheid van
Paulus is doorslaggevend, maar Gods werk in de Zijnen. Als we ons
behoud bewerken alsof alles van ons afhangt, ondervinden we dat alles
van God afhangt. Hij doet dat ten
behoeve van (huper)
Zijn welbehagen = Zijn heilsplan (vgl. Lucas 2:14). God heeft een
heilsplan met de mensheid, en voor de verwerkelijking daarvan heeft hij
de kerk nodig. Voor
werken staat hier tweemaal energein: eerst
voor ons werken
en daarna voor Gods
werken: dit onderstreept de paradox van het Evangelie; in
de NBV (handelen
... teweegbrengen ...) gaat dit effect helaas
verloren. In u
omvat zowel het gezamenlijke (in de gemeente) als het persoonlijke (in
iedere gelovige).
14 Doet alles zonder
morren of bedenkingen,
Sommige
uitleggers denken hier aan gemor tegenover God, concreet: tegen het
martelaarschap. MATTER denkt aan de onderlinge verhoudingen. Paulus
waarschuwt tegen gemopper
en twistgesprekken. Tijdens Paulus' afwezigheid waren die
niet denkbeeldig.
15
opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen
Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij
schijnt als lichtende sterren in de wereld,
Hieruit
blijkt dat het in vers 14 gaat om waarneembaar gedrag: de gemeente moet
door een voorbeeldig onderling samenleven opvallen. Het missionaire
motief klinkt hier dus weer krachtig door. Paulus maakt een scherpe
tegenstelling tussen kerk en wereld. De wereld is een ontaard en verkeerd geslacht
- in Deuteronomium 32: 5 Griekse Vertaling gezegd van de
Israëlieten. De Filippenzen zijn kinderen van God: ze
lijken op hun Hemelse Vader (vgl. Mattheus 5: 8). Maar de gemeente kan
niet volstaan met statisch anders zijn, ze heeft ook een actieve taak:
die van
de hemellichten in het heelal. Gij
verschijnt: geen imperatief maar indicatief; vanwege de
mediale Griekse werkwoordsvorm niet schijnen (NBG / schittert NBV),
maar verschijnen. De
gemeente wordt hier herinnerd aan wat zij in Christus is: licht der
wereld (vgl. Mattheus 5:14, een tekst die MATTER echter niet noemt).
16
het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van
Christus, dat ik niet vruchteloos (mijn wedloop) gelopen,
noch vruchteloos mij ingespannen heb.
Het licht
dat de gemeente draagt, is het levende Woord. Paulus denkt hier aan het
verkondigde woord. Dat heeft levenwekkende krachten. De gemeente houdt
dat Woord als een fakkel omhoog. Wie volhardt zal in het laatste
oordeel eer ontvangen. Paulus maakt zijn "eer" afhankelijk van de
volharding van de Filippenzen. De zin dat ik niet ... is
de inhoud van de roem.
Ingespannen:
Paulus gebruikt dit werkwoord (kopiazô)
vaak voor zijn apostolische arbeid: voor alle moeite die hij heeft
gedaan + die hij heeft ondervonden.
17
Maar ook indien ik geplengd word bij de offerande en de eredienst van
uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen.18 Verblijdt
gij u evenzo en verblijdt u met mij.
Paulus spreekt hier over
zijn eventuele (martel)dood. Maar:
in tegenstelling tot het niet vruchteloos
uit het vorige vers: niet
vruchteloos, maar zelfs als ... Een plengoffer
werd vergoten na en over het éigenlijke offer. Wat is het
eigenlijke
offer (dat van de Filippenzen)? In hoofdzaak zijn er twee
interpretaties:
* hun martelaarschap: apostel en gemeente gaan beide de marteldood
tegemoet.
* hun geloof: dat door Paulus als offer aan God wordt gebracht; of dat
in zichzelf een offer is.
De offerande en het
dienstbetoon van uw geloof: genitivus
subjectivus: het geloof van de Filippenzen is offerend en liturgisch
bezig. Offerande
(Grieks: thusia)
is een sacrale term - voor eredienst
(NBG) staat in het Grieks de meer profane term leitourgia = dienstbetoon / inspanning (de
NBV vertaalt: het offer
dat u brengt door de dienst van uw geloof).
19
Ik hoop in de Here Jezus Timoteus spoedig tot u te zenden, opdat ook ik
welgemoed moge zijn, wanneer ik vernomen heb, hoe het u gaat.
Hoofdstuk
2:19-30 vormt een min of meer op zichzelf staand gedeelte. Tot nu toe
had Paulus het over zijn eigen situatie. Nu richt hij zich op de
situatie van de gemeente. Paulus wil Timotheus naar Filippi zenden (ook
al betekende dat voor hem zelf een offer). Deze verzen zijn een soort
aanbevelingsbrief voor deze visitatie. In de Heer
geeft aan de zending van Timotheus een ambtelijk gezag. Hij komt om in
Filippi ordenend en vredestichtend op te treden. Zenden (Grieks: pempein) heeft
vaak, maar niet altijd de inhoud van een officiële missie of
vertegenwoordiging.
20 Want ik heb niemand
die zo eens geestes (met u) is, om uw belangen getrouw te behartigen;
MATTER vertaalt: Want ik heb geen enkele
geestverwant om uw zaken trouw te behartigen. Geestverwant:
zowel NBG als NBV betrekken dit op geestelijke verwantschap met de
Filippenzen, MATTER vat het op als: geestverwant van
Paulus zelf. Omdat hij onder hen geen geschikte mensen heeft, wacht hij
tot Timotheus beschikbaar is. Behartigen:
niet enkel waarnemen, maar ook ingrijpen. We weten niet precies waarom
de gemeente deze bijzondere hulp nu nodig had.
21 want allen zoeken zij
hun eigen belang, niet de zaak van Christus Jezus.
Hun eigen belang:
hier staat dezelfde uitdrukking als in 2:4 (ta heautôn).
Om de gemeente te kunnen opbouwen, moet de visitator de zaak van Christus Jezus
zoeken: het belang van de hele
gemeente.
22 Zijn beproefde trouw
kent gij echter, dat hij, gelijk een kind zijn vader, mij in de dienst
van het evangelie heeft geholpen.
Vers
22 sluit aan bij vers 19 - de verzen 20-21 vormen een tussen-opmerking.
De Filippenzen kennen Timotheus. Hij heeft meegewerkt bij de stichting
van de gemeente (Handelingen 16). Kind
- vader: Timotheus was aanmerkelijk jonger dan Paulus. Zoals een kind zijn vader
(NBG): MATTER vertaalt: zoals
een kind zijn vader (dient) - de NBV vertaalt: met mij, zoals een kind met zijn
vader.
23 Hem hoop ik terstond
te zenden, zodra ik zie, hoe het met mijn zaak loopt;
NBG: zodra ik zie, hoe het met mijn
zaak loopt en NBV: zodra het duidelijk is wat er
met me zal gebeuren plaatsen Paulus in een
passieve rol (van gevangenisschap of rechtzaak). MATTER geeft
een actievere vertaling: zo
spoedig ik in mijn eigen zaken voorzien heb.
24 ik vertrouw echter in
de Here, dat ik ook zelf spoedig komen zal.
In de Heer
heeft Paulus vertrouwen voor de toekomst; samenhangend met het
apostolische bewustzijn, dat hij voor de zaak van de Heer in Filippi
nog nodig is (1:24-25).
25
Maar ik achtte het noodzakelijk, Epafroditus tot u te zenden, mijn
broeder en medearbeider en medestrijder, die uw afgevaardigde was om
mij te helpen in hetgeen ik nodig had.
Epafroditus kan
dezelfde zijn als Epafras
(Colossenzen 1: 7 en Filemon 23). Paulus geeft hem drie eervolle
kwalificaties (mijn
broeder en medearbeider en medestrijder) -
blijkbaar omdat de Filippenzen kritiek op hem hadden. Ze hadden hem
naar Paulus gestuurd om die te helpen, en vonden dat hij te gauw weer
terug kwam. Noodzakelijk:
voor Epafroditus zelf. Uw
afgevaardigde om ... te helpen: letterlijk staat er: uw apostel en liturg; dat
laatste woord herinnert aan de liturgie
= inspanning /
dienstbetoon uit vers 17.
26 Immers, hij was vol
verlangen naar u allen en ook in zorg, omdat gij gehoord hadt, dat hij
ziek was.
In zorg: in het
Grieks staat er adèmonôn,
dat duidt op sterk geestelijk lijden (verder wordt het in het Nieuwe
Testament enkel gebruikt voor Christus in Gethsemane: Mattheus 26:37 //
Marcus 14:33). Volgens MATTER was Epafroditus ziek van heimwee. Omdat gij gehoord hadt (NBG
en NBV): MATTER vertaalt het als een tussenzin: (hetgeen u vernomen hebt).
27
Hij is ook ziek geweest, de dood nabij, maar God heeft Zich over hem
ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet
droefheid op droefheid zou hebben.
MATTER vertaalt de eerste
woorden: Want hij is
zelfs doodziek geweest ...: de werkelijkheid was nog
erger dan de berichten deden vermoeden.
28 Ik zend hem dan met
te meer spoed, opdat gij, als gij hem ziet, u weer verblijden moogt en
ik minder zorg moge hebben.
MATTER vertaalt: Spoediger (dan verwacht werd) ...
Het vertrek van Epafroditus betekent voor Paulus een verlies, maar dat
wordt ruimschoots goed gemaakt door de vreugde van de Filippenzen.
Merkwaardig is dat Paulus blijkbaar verwacht dat de brief eerder in
Filippi zal arriveren dan de inmiddels vertrokken Epafroditus.
29 Ontvangt hem dan in
de Here met alle blijdschap en houdt mannen zoals hij in ere.
Met alle blijdschap
= zonder kritiek. In de
Heer is er geen plaats voor kritiek, maar enkel voor
dankbaarheid voor het herstel van Epafroditus.
30
Want om het werk van Christus is hij de dood nabijgekomen en hij heeft
zijn leven gewaagd om aan te vullen wat nog aan
uw dienstbetoon
jegens mij ontbrak.
Epafroditus
heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt voor het werk van of voor
Christus. Hij heeft er zelfs zijn leven voor gewaagd (hoe is niet
concreet duidelijk). Aanvullen:
de Filippenzen hebben gedaan wat ze konden (materiële
ondersteuning
zenden) - Epafroditus heeft méér kunnen doen:
zelf deelgenomen in de
strijd van Paulus. Om
het werk van Christus (NBG) is letterlijker dan Door zijn werk voor Christus
(NBV): dia + accusativus
wijst op een opzettelijk kiezen voor dit werk met al zijn risico's; en
bij het werk van
Christus kan Paulus ook gedacht hebben aan het werk dat
Christus Zelf (door mensen) doet. Dienstbetoon:
opnieuw staat er het (profane) woord leitourgia (vgl.
vers 17 en 25).
Filippenzen 3.
1
Overigens, mijn broeders, verblijdt u in de Here! Hetzelfde aan u te
schrijven is voor mij niet verdrietig en voor u is het veilig.
Overigens: dit
woord vinden we vaak tegen het eind van een brief (bijv. 4: 8). Wilde
Paulus zijn brief hier beëindigen? Verblijdt u: niet
als een emotionele reactie op incidentele zegeningen, maar in de Heer: binnen
het kader van de
algehele ontspanning en bevrijding die door de Heer is teweeggebracht.
2 Let op de honden, let
op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis!
De in het voorafgaande
genoemde broederschap en blijdschap hebben hun grenzen:
het Judaïsme met zijn
krampachtigheid en zelfverlossing valt daar buiten. Paulus
wordt hier opeens buitengewoon fel. Hij gebruikt drie negatieve
aanduidingen:
* honden:
Joden noemden heidenen
honden
- zó noemt Paulus hier de Judaïsten.
* slechte arbeiders:
ijverige pseudo-apostelen (vgl. 2Corinthe 11:13).
* versnijdenis:
een persiflage op de besnijdenis die de Judaïsten
verabsoluteerden.
Deze drie aanduidingen hebben betrekking op één
en dezelfde groep mensen, door MATTER aangeduid als
Judaïsten.
MATTER omschrijft hier niet precies wat hij met die term bedoelt. Bij
zijn uitleg van de volgende verzen wordt zijn beeld van de door Paulus
afgewezen dwaling duidelijker.
Ik
geef nu eerst een eigen toelichting van deze term. Judaïsten /
Judaïsme komt van het werkwoord Joedaïzein,
dat betekent: op Joodse
wijze leven. Dat werkwoord komt in het Nieuwe Testament
éénmaal voor: in Galaten 2:14. Daar vraagt Paulus
verwijtend aan Petrus: Hoe
kun je heidenen dwingen als Joden te leven? Met heidenen
bedoelt Paulus hier: christenen met een niet-Joodse achtergrond. - De
term "Judaïsme" wordt gebruikt voor die stroming binnen de
vroege
christenheid, die
het christendom zag als een variant van het Jodendom. Op zich
begrijpelijk: de eerste christenen waren zelf allemaal Joden;
christenen geloven in de Messias van Israël; christenen
lezen de
Heilige
Schrift van Israël. Volgens de "Judaïsten" stond het
christendom open
voor
niet-joden (heidenen),
indien
zij bereid waren Jezus-belijdende Joden te worden, dus: Joden worden
door het aannemen van de Joodse levenswijze (inclusief de besnijdenis
van de mannen) + christen worden door de belijdenis van Jezus als de
Messias. Paulus wees deze opvatting radicaal van de
hand. Voor niet-Joden loopt de weg naar Gods heil niet via het
Jodendom. Aan zijn niet-Joodse bekeerlingen wilde Paulus niet de Joodse
levenswijze opleggen. We lezen over deze discussie in Handelingen 15 en
Paulus' brief aan de Galaten. De woorden versnijdenis en besnijdenis hier in
Filippenzen doet vermoeden dat daar dezelfde discussie speelde of
dreigde. We moeten daarbij drie voorbehouden maken:
- De term "Judaïsme" wordt door uitleggers
(zoals MATTER) gebruikt, maar
niet door bijbelschrijvers (zoals Paulus); en al helemaal niet door de
"Judaïsten" zelf. Het is een achteraf door theologen opgeplakt
etiket.
- We kennen het "Judaïsme" vooral uit
de bestrijding van Paulus en
zijn geestverwant Lucas. We weten natuurlijk niet of de
"Judaïsten"
zelf zich in dat beeld zouden herkennen. In Galaten verwijt Paulus aan
Petrus "Judaïsme". Ook Jacobus (de broeder des
Heren) wordt wel
tot deze stroming gerekend. Toch zijn hun brieven opgenomen in de canon
van het Nieuwe Testament.
- We weten ook niet of het
"Judaïsme" een homogene stroming was. In een conflict hebben
mensen de
neiging zwart-wit te denken en alle tegenstanders op
één hoop te
gooien. Maar wij weten niet zeker of degenen die het Evangelie van Christus
willen verdraaien in Galatië (Galaten 1: 7)
precies dezelfde opvattingen hadden en uitdroegen als de slechte arbeiders
waarvoor Paulus de Filippenzen hier waarschuwt. In Paulus' optiek
waarschijnlijk wel, maar de werkelijkheid kan genuanceerder geweest
zijn.
|
MATTER plaatst zijn uitleg
tegen
de achtergrond van de voor Paulus en stellig ook voor de Philippenzen,
gelijk voor de gehele oer-gemeente, vanzelfsprekende veronderstelling,
dat de Kerk in alle rechten van Israël getreden is
(pag. 75). In feite gaat MATTER dus uit van de
vervangingstheologie:
de Kerk neemt de plaats van Israël in. Dat is bedenkelijk.
Inderdaad doet Paulus in het vervolg krasse uitspraken, maar Paulus
doet die in een bewogen discussie over de eisen die al dan niet mogen
worden opgelegd aan niet-Joodse christenen. Daarmee zitten we op een
ander niveau dan een theoretische verhandeling over de plaats van
Israël en van de Kerk in Gods heilsplan.
3 Want wij zijn de
besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus
roemen en niet op vlees vertrouwen.
De besnijdenis
is een aanduiding van het volk Israël als volk van God. Paulus
past
deze aanduiding toe op de christelijke gemeente die uit Joden en
niet-Joden bestaat. Geïsoleerd en theoretisch opgevat zou deze
tekst
een argument voor de vervangingstheologie (kunnen) zijn: de Kerk is het
ware Israël. Mijns inziens bedoelt Paulus hier geen uitspraak
te doen
over Israël, maar over het goed recht van niet-Joden om
christen te
zijn zonder eerst / ook Jood te moeten worden.
In vers 2 noemt
Paulus drie negatieve kwalificaties van de "Judaïsten".
Daartegenover
staan hier drie positieve kwalificaties van de christelijke gemeente:
* Wij dienen God door de
Geest: voor dienen staat er in het Grieks latreuein,
een aanduiding voor de eredienst; in de christelijke eredienst werkt de
Geest Die in de doop ontvangen wordt. Zelf moet ik bij
deze tekst denken aan het aanbidden
(proskunein) in Geest en waarheid, waar Jezus over spreekt
(Johannes 4:24).
* Wij roemen in Christus
Jezus: de vertalingen roemen
(NBG) / zich laten
voorstaan (NBV) zijn ongelukkig, omdat ze allebei een
negatieve klank hebben. Het gaat om je houvast vinden in.
Joden konden hun houvast vinden in het behoren tot het volk van
God (de Jood Johannes de Doper waarschuwde al dat dát alleen
niet
genoeg is, Lucas 3:8). Christenen vinden hun houvast in Christus.
* Wij vertrouwen niet
op vlees: vertrouwen
en roemen
liggen qua betekenis dicht bij elkaar. Vlees betekent quicquid est extra Christum (CALVIJN):
al wat buiten Christus is,
of zoals MATTER omschrijft: alles
wat een mens kan verleiden om voor God iets anders te zijn dan zondaar
(hij voegt daaraan toe dat ook verfijnde
spiritualiteit of gecultiveerde pietas "vlees" kan zijn).
4
Ofschoon ik voor mij wel reden zou hebben om ook op vlees vertrouwen te
stellen. Indien een ander meent op vlees te kunnen vertrouwen,
ik
nog meer:
Paulus somt
ironisch op hoe hij zelf zou kúnnen "roemen", als er buiten
Christus om
iets te "roemen" zou zijn. Hij somt zeven Joodse prerogatieven en prestaties (MATTER)
op:
5
besneden ten achtsten dage, uit het volk Israel, van de stam Benjamin,
een Hebreeer uit de Hebreeen, naar de wet een Farizeeer,
(1) Besneden ten achtsten dage:
Paulus overtreft hier die "Judaïsten" die van huis uit
proselieten waren en dus pas op latere leeftijd besneden.
(2) Uit het volk
Israël (vgl. Romeinen 11:1): Paulus kan zich,
in tegenstelling tot die "Judaïsten" die van huis uit
proselieten waren een raszuivere Jood noemen
(3) Uit de stam
Benjamin (vgl. Romeinen 11:1):
Volgens de rabbijnen was Benjamin een bijzondere stam omdat Benjamin
als enige zoon van Jakob was geboren in Kanaän (Genesis
35:16-19).
(4) Een
Hebreeër uit Hebreeën:
Paulus was een zoon van twee Hebreeuws of Aramees sprekende Joden, dus
van huis uit geen Hellenistische Jood. Weliswaar was hij opgegroeid in
Tarsus in het huidige Turkije (Handelingen 9:11 en 21:39), maar
opgegroeid in Jeruzalem (Handelingen 22:3 en 26:4).
(5) Naar de wet een
Farizeeër: MATTER vertaalt hier in de verleden
tijd: naar de wet
geoordeeld was ik een Farizeeër:
gemeten aan de wet van Mozes beantwoordde Paulus
vóór zijn overgang
naar het christelijk geloof geheel aan het beeld van de ideale
Farizeeër.
6 naar mijn
ijver een vervolger van de gemeente, naar de gerechtigheid der wet
onberispelijk.
(6) Naar mijn ijver een vervolger
van de gemeente: Temidden van de Farizeeën viel
Paulus op door zijn ijver
(met een negatief woord uitgedrukt: fanatisme) in het
vervolgen van de christelijke gemeente (vgl. Handelingen 9:1 - 2;
1Corinthe 15: 9). MATTER spreekt van een beschaamd belijden van een
zonde, van welker herinnering Paulus zich merkwaardigerwijs nooit
geheel heeft kunnen bevrijden (pag.
79). Zelf vind ik dat schuldgevoel niet zo merkwaardig, te meer niet
omdat Paulus
besefte dat hij in de christenen Christus Zelf had vervolgd
(Handelingen 9:4).
(7) Naar de
gerechtigheid der wet onberispelijk: De
Farizeeën waren in hun naleving van de wet bijzonder
scrupuleus. Paulus weet zeker dat hij aan de hoogste eisen van
de
wet heeft voldaan.
7 Maar alles wat mij
winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht.
Alles wat mij winst was:
volgens de Griekse patres gaat het hier om werkelijke winst - volgens
de Latijnse patres en de Reformatoren om schijn-winst. MATTER denkt aan
werkelijke winst in de zin van een met moeizame prestaties verworven
voordeel. Maar Paulus heeft
deze winst leren
beschouwen (perfectum logicum) als schade = zonde. Dit terwille van Christus
= terwille van het offer van Christus dat alle Joodse voorrechten en
prestaties opheft.
8
Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus
Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit
alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge
winnen,
Voorzeker: Paulus
spreekt hartstochtelijk, alsof hij ook de Judaïst in zijn
eigen hart bestrijdt. Zelfs
alles: niet enkel de hiervoor genoemde Joodse voorrechten,
maar alle denkbare voorrechten. Letterlijk staat er vervolgens: om het overtreffende van de
kennis van Christus Jezus = de kennis waarvan
Christus Jezus zelf subject en object tegelijk is. Het overtreffende van...:
een Hebraïserende uitdrukking, vgl. Jacobus 1:3 (het beproefde van uw geloof)
en Hebreeën 6:17 (het
onveranderlijke van Zijn raad). Heb ik dit alles prijsgegeven
- letterlijk staat er: ben
ik van dit alles beroofd - bij zijn ontmoeting met de de
Levende Heer bij Damascus. Mijn
Heer: Paulus spreekt hier als apostel: als slaaf van Christus Jezus
(1: 1). Vuilnis:
wat waardeloos of zelfs weerzinwekkend is. Om Christus te winnen: in
het laatste oordeel Christus als winstpunt te boeken (beeld van de
winst- en verlies-rekening). MATTER tekent ook bij deze tekst aan: het
heil is onaantastbaar omdat alles van God afhangt, maar de christen
strijdt om in te gaan alsof alles van hem zelf afhangt.
9
en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te
bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit
God is op de grond van het geloof.
Letterlijk staat er: en ik in Hem gevonden worde.
Op de dag waarop God alle mensen zal weten te vinden, wil Paulus
gevonden worden in Christus = in het volbrachte werk van Christus.
Tegenover de gerechtigheid uit
de wet staat de gerechtigheid door het geloof:
het geloof is het middel waardoor de gerechtigheid ontvangen wordt. We
zullen de gerechtigheid ontvangen door het geloof in = de aanvaarding
van Christus. De gerechtigheid is een geschenk van God. God schenkt de
gerechtigheid op voorwaarde van het geloof. Gerechtigheid is
forensisch: de (verkregen) gerechtigheid die voor God en Zijn gericht
geldt. Terwijl de gerechtigheid uit de wet mijn eigen gerechtigheid (NBV)
is, is de gerechtigheid die we door het geloof ontvangen een "vreemde'
gerechtigheid.
10
(Dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de
gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig
wordende, 11 zou mogen komen tot de opstanding uit de doden.
Volgens MATTER stelt deze
tekst ons voor schier
onoplosbare vragen.
Toch lijkt me de grote lijn wel duidelijk. In vers 8 schreef Paulus
over het kennen van Christus. Hij werkt dat hier nader uit in het
kennen van de kracht
van de opstanding van Christus en van de gemeenschap aan het lijden
van Christus. Paulus
past beide elementen chiastisch (opstanding - lijden / dood -
opstanding) toe op zichzelf, volgens de gedachte: als wij delen in het
lijden van Christus, zullen wij ook delen in Zijn heerlijkheid
(Romeinen 8:17 enz.). Zoals meestal in zijn exegese betrekt MATTER deze
tekst op het apostolaat van Paulus: Paulus wil lijden (Colossenzen 1:24
en 2Corinthe 1: 5) en zelfs sterven voor de zaak van Christus om
zó te
geraken tot de opstanding in heerlijkheid. Paulus spreekt hier over
zijn persoonlijke behoud als over een hoogst precaire zaak, waarvoor
hij het hoogste offer zal moeten brengen. De opstanding uit de doden:
Paulus verwacht een algemene opstanding der doden. In dit vers doelt
hij
blijkbaar op een opstanding in heerlijkheid: hetzij omdat hij de
opstanding van de goddelozen de naam opstanding niet waard acht; hetzij
omdat hij hier denkt aan een eerste opstanding der rechtvaardigen (vgl.
Openbaring 20: 4- 5). Deze laatste opvatting wordt verdedigd door
LOHMEYER, die Filippenzen uitlegt vanuit het martelaarschap. De
martelaren hebben het voorrecht als eersten te mogen opstaan, terwijl
de andere gestorvenen nog dood blijven. LOHMEYER legt dan ook de nadruk
op de uitzonderlijke formulering uit-opstanding
uit de doden (zoals er letterlijk staat). Uit-opstanding
(ex-anastasis)
is een hapax (woord dat enkel hier in het Nieuwe Testament voorkomt). Opstanding / opstaan uit de doden
wordt verder enkel van Christus gezegd. Volgens MATTER heeft ex-anastasis geen
speciale betekenis. Uit
de doden kan eenvoudig betekenen: uit het dodenrijk.
12
Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn,
maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door
Christus Jezus gegrepen ben.
De
Helleense gnosis kende drie trappen: de vleselijken, de geestelijken en
de volmaakten. Paulus rekent zichzelf niet tot de volmaakten (niet in
Joodse en niet
in gnostische zin - vgl. ook bij vers 15). Hij zegt: ik ben er nog niet, ik ben
enkel maar onderweg (alsof alles nog van hemzelf afhing). Omdat ik ook door Christus Jezus
gegrepen ben - de NBV vertaalt: (dat) waarvoor Christus Jezus
mij gegrepen heeft. Christus heeft Paulus gegrepen bij Zijn
verschijning bij Damascus.
13 Broeders, ik voor mij
acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar een ding (doe
ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende
naar hetgeen voor mij ligt,
Vers
13a herhaalt inhoudelijk vers 12a. Vers 13b-14 werken vers 12b met nog
meer nadruk uit. Paulus vergelijkt zichzelf met een atleet in de
renbaan, die alles achter zich vergeet en zich enkel uitstrekt naar wat
vóór hem ligt. De werkheilige mens kijkt telkens
voldaan om naar zijn
eigen prestaties. De
Christen heeft alleen maar een toekomst (pag. 88). Broeders: Paulus
spreekt zijn lezers aan met de bedoeling hen uit te nodigen
zijn voorbeeld te volgen.
14 jaag ik naar het
doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.
De
Griekse wereld kende geen team-sport. Elke atleet liep voor zijn eigen
overwinning. Zo is het heil een persoonlijke zaak. Het geloof dat alles
van Gods genade afhangt, brengt ons ertoe te strijden alsof alles van
ons afhangt. Gods
hemelse roeping in Christus Jezus bedoelt blijkbaar de
komende zaligheid. De NBV vat roeping
meer verbaal op en verbindt hemels
met prijs
: de hemelse prijs
waartoe God mij door Christus Jezus roept.
15
Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien
gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren;
In vers 12 achtte Paulus
zich niet volmaakt
- hier spreekt hij als volmaakte
onder de volmaakten.
Blijkbaar heeft volmaakt
in beide verzen een verschillende nuance: in vers 12 gaat het om
ethische / religieuze volmaaktheid - hier over volwassenheid en
inzicht. Ook in 1Corinthe 2:6 en 14:20 spreekt Paulus als volwassene
tot volwassenen. Paulus' geestelijk volwassen lezers zullen Paulus'
gelijk erkennen - aan de anderen zal God het nog wel openbaren: door
charismatische openbaring (1Corinthe 14: 6, 26, 30).
16 maar hetgeen wij
bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!
Bereikt hebben: in
het Griekse werkwoord fthanô
zit de gedachte van eerder
zijn / voor zijn. Paulus richt zich hier dus in het
bijzonder tot de volmaakten
die zijn inzicht reeds delen.
17 Weest allen mijn
navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij
ons tot voorbeeld hebt.
Het
leven uit genade en het besef van onderwegzijn drijft tot
daadwerkelijke heiliging van het leven. Daarbij stelt Paulus zichzelf
als voorbeeld (vgl. 1Thessalonicenzen 1: 6 en 1Petrus 5: 3). Nu Paulus
zelf afwezig is, moeten de Filippenzen letten op mensen die Paulus'
voorbeeld volgen (zoals Epafroditus). Navolgers (Grieks: summimètai)
is een hapax; deze brief kent veel woorden samengesteld met sun- (= samen).
Tegenover het oppassen
voor de honden (3:1: blepô)
staat het letten op de
voorbeeldige christenen (3:17: skopeô).
Wandelen is
een bij uitstek praktisch en ethisch begrip.
18
Want velen wandelen - ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg
ik het ook wenende - als vijanden van het kruis van Christus.
Paulus spreekt hier in
verward Grieks; blijkbaar is hij hevig ontroerd. Het zit hem erg dwars
dat mensen leven als
vijanden van het kruis van Christus. Het is niet duidelijk
wie hij precies bedoelt. Gezien het ethische begrip wandelen
gaat het om ethische misdragingen. Mogelijk doelt Paulus op
libertinisten: mensen die vanuit het geloof in Gods genade meenden dat
ons praktische leven er niet toe doet. Vijanden: dit
actieve begrip doet denken aan mensen die de gemeente van Filippi
vervolgen.
19 Hun einde is het
verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij
zijn aardsgezind.
Paulus omschrijft deze vijanden van het kruis van
Christus met vier begrippen:
1. Ze zijn misschien begonnen in de geest, maar ze eindigen in het
vlees en daarmee in de ondergang.
2. Hun God is de buik
- Griekse lezers zullen hierbij gedacht hebben aan losbandige
sexualiteit.
3. In hun schande
stellen ze hun eer: ze zijn er trots op dat ze in hun
"christelijke vrijheid" alles mogen.
4. Ze zijn aardsgezind.
20 Want wij zijn burgers
van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als
verlosser verwachten,
Want: de in vers
18-19 aangeduide lieden moeten wel vijanden
van het kruis van Christus zijn, omdat ze totaal anders
leven dan ware christenen. De NBV geeft deze tegenstelling aan met maar. Als
christenen leven we op aarde als kolonisten van het Koninkrijk der
hemelen. Het begrip kolonisten
zal de Filippenzen hebben aangesproken. Filippi was een Romeinse
kolonie: een stad die - temidden van de Griekse omgeving - werd
bestuurd naar Romeins recht. Zo leven wij als christenen op aarde naar
de maatstaven van Gods Koninkrijk. Het Griekse woord voor burgerschap (politeuma) doet
denken aan het werkwoord dat in 1:27 wordt gebruikt (gedraag u waardig het Evangelie).
Dat werkwoord komt ook voor in bijvoorbeeld 3Makkabeeën 3: 4
voor de
leefwijze van de Joden in het heidense Alexandrië. -
Leven als kolonisten
van het Koninkrijk der hemelen betekent geen ontvluchten
van de aarde: hier op aarde verwachten we Christus als Verlosser (sôtèr: hetzelfde
woord als in Lucas 2:11: u
is heden een Heiland geboren). De Heer komt uit de
hemel(en): ex'hou
na het meervoud ouranoi
(hemelen) in de zin van het enkelvoud ouranos (hemel).
Hij komt om ons te verlossen. Het heil ligt geheel in de toekomst.
21
die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn
verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij
ook alle dingen Zich kan onderwerpen.
Letterlijk staat er: het lichaam van onze vernedering
(MATTER en NBV: ons
armzalig lichaam).
Daarmee is niet bedoeld dat ons lichaam "lager" zou zijn dan onze ziel.
Bedoeld is ons hele aardse bestaan. Dat zal Christus bij Zijn komst
gelijk maken aan Zijn eigen verheerlijkte bestaan. In de NBG staat: gelijkvormig maken,
maar dat suggereert ten onrechte een onderscheid tussen vorm en inhoud.
Ons totale bestaan zal worden vernieuwd / verheerlijkt. MATTER wijst op
het verband met het voorafgaande: ons lichamelijke bestaan mag niet
worden prijsgegeven aan het libertinisme, want het is bestemd voor de
opstanding.
Zelf maak ik bij deze tekst nog 2 aanvullende opmerkingen:
1)
Dit is één van de zeer weinige teksten in
Filippenzen waarin het heil wordt geconcretiseerd.
In de rest van de brief wordt het heil
stilzwijgend bekend verondersteld. Hier wordt het inhoudelijk
omschreven als de toekomstige verheerlijking van ons armzalige bestaan.
2) Vernedering
als kwaliteit van ons aardse bestaan legt het verband met Christus
Die Zichzelf vernederd
heeft (zie bij 2:3). Hij heeft Zichzelf vernederd - daarom heeft God
Hem verhoogd (2: 9). Met de kracht die Christus daarbij heeft
ontvangen, zal Hij op Zijn beurt ons armzalige bestaan doen delen in
Zijn heerlijkheid.
Filippenzen 4.
1
Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn
blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Here, geliefden!
Daarom: Vers 1 is
allereerst conclusie van het voorafgaande. Paulus spreekt de
Filippenzen aan op hun relatie met hemzelf. Kroon of zegekrans:
hun trouw zal Paulus tot eer strekken op de Dag van Christus (2:16).
Paulus spreekt hier de hele gemeente aan - reden te meer om bij de
kwalijke lieden in 3:2 en 3:18-19 te denken aan dwaalleraars buiten
de gemeente. Staat
vast (NBG) / blijf
standvastig (NBV): blijf als een soldaat op je post (vgl.
1:27). In de volgende vermaningen maakt Paulus dit standhouden
concreet; allereerst in zijn oproep tot eensgezindheid.
2 Euodia vermaan ik en
Syntyche vermaan ik, eensgezind te zijn in de Here.
Over de beide genoemde
vrouwen is ons verder niets bekend. Blijkbaar
hadden ze onenigheid. Wie er gelijk heeft doet niet ter zake:
Paulus roept ze beiden gelijkelijk op tot eensgezindheid (vgl. ook 1:27
en 2: 2- 4). In de Heer:
op het vlak van de dienst aan de Heer en Zijn Evangelie (vgl. de uitleg
van MATTER van 2: 2).
3
Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe metgezel: wees haar behulpzaam. Want
zij hebben tezamen met mij in de prediking van het evangelie gestreden,
naast Clemens en mijn overige medearbeiders, wier namen staan in het
boek des levens.
Het Griekse woord
voor metgezel
(NBG) of vriend
(NBV) kan ook een eigennaam zijn, die kameraad betekent.
MATTER vertaalt: Syzygus
(want zo heet u naar waarheid).
Hij héét vriend en hij ís een vriend
voor Paulus. Paulus verzoekt hem
om Euodia en Syntyche te helpen het samen weer eens te worden. De
vrouwen verdienen deze bijstand omdat ze Paulus hebben geholpen bij
zijn Evangelieprediking (waarschijnlijk in de periode dat Paulus de
gemeente te Flippi heeft gesticht). Mogelijk zijn ze nu actief
als diakonessen (vgl. Romeinen 16:1). Over de hier genoemde Clemens is ons
verder niets bekend. Het boek
des levens is
een beeld uit het Oude Testament (Exodus 32:32, 1Samuel 25:29; Psalm
69:29; Daniël 12:1), dat ook in het Nieuwe Testament
herhaaldelijk
wordt gebruikt (Lucas 10:20; Openbaring 3:5; 13:8; 20:12; 21:27;
22:19). Het boek des
levens
heeft een predestinatiaans en eschatologisch karakter.
Predestinatiaans: God bepaalt de namen in Zijn boek - wat onze eigen
verantwoordelijkheid niet uitsluit. Eschatologisch: het boek des levens
gaat open in het laatste oordeel.
4 Verblijdt u in de Here
te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!
De NBV vertaalt vers 4a: Laat de Heer uw vreugde blijven.
Daarmee is de voor deze brief zo kenmerkende uitdrukking in de Heer aan ons
oog onttrokken. Waar het om gaat: we leven binnen het kader van de
Levende Heer en heel het leven (te
allen tijde) binnen dat kader is vreugde. - MATTER
vertaalt vers 4b: (telkens)
weer zal ik het zeggen: Weest blijde. Als
Paulus in de toekomst nog eens aan de Filippenzen mocht schrijven, dan
zal het toch telkens neerkomen op de blijdschap. Dat toekomstige aspect
wordt niet zichtbaar in de NBV: ik
zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. - Voor Paulus is de
blijdschap gegeven met het geloof. Hij roept ons hier eenvoudig op uit
het geloof te leven.
5 Uw vriendelijkheid zij
alle mensen bekend. De Here is nabij.
Alle mensen: niet
enkel gemeenteleden, maar ook / vooral mensen buiten de christelijke
gemeente. Voor vriendelijkheid
staat er in het Grieks epieikes.
Dit woord wordt verschillend vertaald. MATTER kiest voor tegemoetkomendheid:
een niet al te zeer
staan op zijn recht. Ons
"recht" is maar betrekkelijk. Dat zal blijken voor de
rechterstoel van de Heer. En Zijn komst om te oordelen is aanstaande!
MATTER vat nabij
dus op in tijdelijke zin, met het oog op de komende komst van de Heer
(vgl. 3:20).
6 Weest in geen ding
bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met
dankzegging bekend worden bij God.
MATTER gist naar de reden
van de bezorgdheid van de Filippenzen. Bezorgdheid heeft misschien
nooit een reden.
Zelf denk ik dat Paulus hier een woord van Jezus aanhaalt (Mattheus
6:25-34 // Lucas 12:22-31). Tegenover de zorg staat het gebed; maar dan
wel het gebed dat gekwalificeerd wordt door dankzegging. MATTER: het
hele vers
is geen oproepen tot bidden, maar tot danken. Wensen: in het
Grieks staat er aitèma:
verzoek. Gebed en
smeking: het verschil tussen beide begrippen is klein;
beide woorden hebben in het Grieks allebei het bepaald lidwoord: bij ieder smeekgebed. Bedoeld
is waarschijnlijk het regelmatige gebed in het persoonlijke leven en in
de kerkdiensten. Dankzegging
- in het Grieks staat er eucharistia.
MATTER gaat op dit begrip niet verder in. Eucharistia kan de
weergave zijn van de lofprijzing (beracha)
die Joden uitspreken bij Gods goede gaven. Al wat God geschapen heeft is
goed en niets is verwerpelijk, wanneer het met dankzegging
(eucharistia) genomen wordt (1Timotheus 4: 4). Jezus
sprak de dankzegging uit (eucharistèsas)
voor Hij de zeven broden brak (Marcus 8: 6) en bij de beker van het
Avondmaal (Marcus 14:23). Zo is eucharistie een aanduiding
geworden voor de Maaltijd van de Heer. Onze verlangen uitspreken voor
God en Hem danken voor Zijn goede gaven zijn de beste remedie tegen
bezorgdheid.
7 En de vrede Gods, die
alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in
Christus Jezus.
MATTER stelt de vrede van God in
vers 7 tegenover de bezorgdheid in vers 6. Omdat bezorgdheid een
psychologische gesteldheid is, moet ook vrede hier een
psychologische gesteldheid aanduiden. Andere uitleggers vatten vrede
objectiever op: Gods heil in Christus (Lucas 2:14, Efese 2:14, enz.
enz.). De Stoïcijnse filosofie leerde dat het gezonde verstand
ons tot
innerlijke rust kan brengen - volgens Paulus kan enkel de vrede van God
dat, die alle verstand
te boven gaat. Behoeden
(NBG) / bewaren
(NBG): in het Grieks staat er froereô
= bewaken. De vrede van God treedt op als bewaker. Hij
houdt ons waar we moeten zijn: in
Christus Jezus. Bewaken
heeft een dubbele richting: Gods vrede bewaakt
harten en gedachten tegen ontvluchtingspogingen, maar ook tegen
pogingen tot ontzet van buiten af. Harten
en gedachten:
volgens MATTER moeten we daarbij niet denken aan de tegenstelling
emotioneel - rationeel. Het hart doelt op onze levenskeuzes (Lucas
12:34). De gedachten zijn een product van het hart.
8
Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is,
al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd
heet en lof verdient, bedenkt dat;
Voorts: opnieuw
een signaal dat het eind van de brief in zicht komt (vgl. 3: 1). In het
laatste deel van zijn brieven geeft Paulus doorgaans ethische
vermaningen. In dit vers noemt hij een reeks van deugden die herinnert
aan de heidense levensfilosofen. Waar
vat MATTER dan ook niet in de Joodse zin op (waarheid =
betrouwbaarheid), maar in de Griekse zin (rationele waarheid). Rein zal vooral
bedoeld zijn in sexueel opzicht. Beminnelijk
(NBG) / lieflijk (NBV):
sympathiek. Welluidend (NBG)
/ eervol (NBV):
wat een goede reputatie geeft. Al
wat deugd is: het begrip deugd
speelde een belangrijke rol in de Griekse praktische filosofie - Paulus
gebruikt het enkel in dit vers (volgens MATTER misschien om aan te
knopen bij het heidense verleden van zijn lezers). Het hele vers
blijft tamelijk abstract, om niet te zeggen: vaag. Bedenk dat (NBG) /
schenk aandacht aan
(NBV) staat in de imperativus praesens, die voortduur aanduidt: gaat voort dat te bedenken.
9
wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien
hebt, breng dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn.
Vers 8 was meer
theoretisch (bedenken),
vers 9 is meer praktisch: doen:
in toepassing brengen (NBG). Wat u geleerd en overgeleverd
is: de traditie van de geboden, die deel uitmaakte van de
christelijke katechese. Wat
gij van mij gehoord en gezien hebt: Paulus stelt zichzelf
ten voorbeeld: hij maakt zelf ernst met zijn boodschap. De NBV trekt
het van mij
ook bij geleerd en
overgeleverd: alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb
verteld en laten zien. De God des vredes
vgl. de vrede Gods
uit vers 7. Vrede
kan hier zowel staan voor de persoonlijke gemeenschap met God als voor
de onderlinge vrede. Zal
met u zijn: MATTER spreekt van de bijbelse zin van het
woord "zijn": blijken
te zijn. De Filippenzen zullen Gods vrede ondervinden.
10
Ik heb er mij ten zeerste over verblijd in de Here, dat gij nu
eindelijk uw belangstelling in mij hebt kunnen verlevendigen, omdat gij
wel belangstelling hadt, maar niet de gelegenheid.
Op
discrete wijze noemt Paulus aan het eind van zijn brief de
financiële
steun van de Filippenzen zonder in bijzonderheden te treden. In de Heer: Paulus
vat de gift van de Filippenzen op als blijk van de gemeenschap in de
Heer en als bestemd voor de verkondiging van de Heer. Hebt kunnen verlevendigen (NBG)
/ hebt kunnen tonen
(NBV): in het Grieks staat er: (doen)
opbloeien. Voor belangstelling
staat er letterlijk: het
over mij denken - het woord denken (froneô)
komt in deze brief opvallend vaak voor (zie bij 1: 7). Nu eindelijk is
geen verwijt; het wordt nader verklaard in de zin: omdat gij...
11
Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met
de omstandigheden, waarin ik verkeer, genoegen te nemen.
Paulus' vreugde over de
gift (vers 10) komt niet voort uit gebrek. Paulus legt dat nader uit in
vers 11b-13. Ik heb
geleerd: ik
heeft in het Grieks nadruk (egô).
MATTER begrijpt niet goed waarom: ik-Paulus tegenover
julie-Filippenzen? ik-Paulus in mijn ambt van apostel? ik-die aan
mijzelf genoeg heb (zie hierna)? Paulus heeft geleerd genoegen te nemen met (NBG)
/ voor mezelf
te zorgen in (NBV) de omstandigheden waarin hij
verkeert. In het Grieks staat hier autarkes.
Autarkie was
het grote ideaal van de Stoicijnse filosofie: verheven zijn boven
iedere aandoening. MATTER onderstreept het onderscheid tussen Paulus en
de Stoicijnen: het ging Paulus enkel om zelfgenoegzaamheid inzake
levensonderhoud; Paulus heeft geen autarkie geleerd uit filosofisch
idealisme, maar in dienst van het Evangelie.
12
Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en
in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger
lijden zowel in overvloed als in gebrek.
Paulus concretiseer alle omstandigheden
uit het vorige vers in een aantal tegenstellingen. Armoede: in het
Grieks staat letterlijk vernederd
worden / zich vernederen. Dit is de vierde en laatste
keer dat in deze brief een vorm van nederig voorkomt
(2:3; 2:8; 3:21; 4:12 - zie nader bij 2:3). Een mens kan vernederd worden
door de omstandigheden en door mensen - zich vernederen kan
ook een aanduiding zijn van zelfgekozen vasten. Vanwege de
tegenstelling met het volgende overvloed
hebben kiezen de vertalingen voor armoede (NBG) / gebrek (NBV).
Armoede is nog steeds een vernedering, en was dat zeker in de
Oudheid. Ik ben
ingewijd (NBG) / ik
heb aan den lijve ondervonden (NBV): in het
Grieks staat er een woord dat verwant is met mystiek en mysterie.
In de Griekse mysterie-godsdiensten werden de deelnemers ingewijd in
geestelijke
geheimen - daarop lieten zij zich nadien voorstaan. Paulus kent slechts
de "mystiek" van het profane leven. Hij kan zich enkel laten voorstaan
op de vernederende leerschool in dienst van het Evangelie. Daarin heeft
hij geleerd dat overvloed geen zegen is en gebrek geen vloek -
en omgekeerd. Het zijn allebei indifferente zaken waarvan je
als
christen een zegen moet maken omdat ze anders een vloek dreigen te
worden.
13 Ik vermag alle dingen
in Hem, die mij kracht geeft.
Alles
kunnen doen
+ alles kunnen verdragen:
niet in stoicijnse zelftucht maar
door de gemeenschap met Christus. De naam van Christus wordt
(in
de meeste handschriften) niet genoemd, maar wel bedoeld. Dan hoort deze
tekst tot de ruim 20 plaatsen in deze brief waar sprake is van in Christus: in
gemeenschap met de Levende Heer.
14 Toch hebt gij er goed
aan gedaan, te delen in mijn verdrukking.
Toch: tegen
armoede voelt Paulus zich bestand, dus daarvoor was de
financiële steun
van de Filippenzen niet nodig. Maar hun liefde doet hem goed. Gij hebt er goed aan gedaan:
een officiële term in dankbetuigingen: dank u wel. Verdrukking
(NBG) / moeilijkheden
(NBV): het Griekse thlipsis
wordt vaak gebruikt voor de eschatologische en messiaanse smarten
(bijv. Mattheus 24: 9, 21 en 29; Openbaring 7:14). Sommige uitleggers
vinden deze betekenis ook hier. MATTER bestrijdt dat: volgens hem
betekent verdrukking
hier
gewoon concreet honger en gebrek. Het is de vraag of dat een
tegenstelling is. Als de Heer nabij is (4: 5) en we Zijn
Komst
uit de hemel verwachten (3:20), kan Paulus zijn honger en gebrek best
als een eschatologisch lijden hebben ervaren.
15
Gij weet het zelf ook wel, Filippenzen; in het begin van mijn
evangelieprediking, toen ik uit Macedonie vertrok, heeft geen enkele
gemeente met mij in rekening van uitgave en ontvangst gestaan dan gij
alleen.
Toen ik uit Macedonië
vertrok - MATTER vertaalt: toen ik vanuit
Macedonië startte
(met mijn evangelie-prediking). Dat uitgangspunt van de
evangelie-prediking in Macedonië was Filippi geweest. Paulus
had toen
verschillende gemeenten gesticht, maar enkel Filippi had hem steeds
gesteund. Paulus drukt dat uit met een beeld uit de financiële
wereld: met mij in
rekening-courant gestaan.
Sommige uitleggers vatten deze formulering letterlijk op: de
Filippenzen zouden hun steun aan Paulus niet door Epafroditus hebben
laten overbrengen, maar aan hem hebben
overgemaakt via een bank.
16 Want ook te
Tessalonica hebt gij mij een en andermaal ondersteuning gezonden.
Ook in Tessalonica:
waarmee wordt de steun in Tessalonica vergeleken? De NBV vertaalt: al in Tessalonica, en bedoelt dus
blijkbaar: al in Tessalonica + nu nog steeds / opnieuw. MATTER valt
deze passage op als: ook
toen ik reeds Philippi verlaten had en in Thessalonica was en dus niet
meer voor uw rekening ...; dan zou je dus moeten vertalen:
zelfs nog in
Tessalonica.
17
Niet, dat het mij om de gave te doen zou zijn, maar het is mij te doen
om de opbrengst, die als een tegoed op uw rekening aangroeit.
Het gaat Paulus niet om
het geld op zich, maar daarom dat
het tegoed op uw rekening oploopt (NBV). Voor opbrengst staat
hier karpos = vrucht. Dat
woord kwam ook al voor in 1:11: vol
van vrucht der gerechtigheid op de Dag van Christus, en
1:22: werken met
vrucht. In plaats van opbrengst die oploopt
wordt ook wel gedacht aan samengestelde
interest (rente op rente). In elk geval bedoelt
Paulus met dit beeld dat God de Filippenzen hun weldaad aan hem zal
vergelden (vgl. vers 19). - Zelf
maak ik een vergelijking met teksten als Lucas 12:33-34 en Lucas 18:22.
Jezus roept daar op aalmoezen te geven aan de armen. Wie aalmoezen
geeft, verzamelt zich een schat in de hemel. De aalmoezen aan de armen
worden bij Paulus: de financiering van de apostel. Het dilemma komt
menig christen bekend voor. Moeten we geven aan de diakonie of aan de
kerk?
18
Nu is alles voldaan en ik ben rijkelijk voorzien; alles is
aangezuiverd, nu ik van Epafroditus het door u gezondene ontvangen heb,
een welriekend, een aangenaam, Gode welgevallig offer.
Alles is voldaan: een
technische term die gebruikt werd op kwitanties. Ook dit is nog
financiële beeldspraak. Wat de Filippenzen Paulus schuldig
waren (voor
het Evangelie dat ze van hem hadden ontvangen),
hebben ze volledig afbetaald. Daarna gaat Paulus over op de liturgische
beeldspraak van het Oude Testament. Van offers wordt daar
gezegd
dat ze een welriekende geur geven voor de HEER (Exodus 29:18;
Ezechiël
20:41; Genesis 8:21). Paulus spreekt als apostel. Een gave aan hem is
een gave aan de Heer.
19 Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien,
in Christus Jezus.
Mijn God: ook
hier spreekt Paulus als apostel, zich sterk identificerend met Gods
zaak. De Filippenzen hebben hem onbaatzuchtig gesteund - God zal het
hun rijkelijk vergelden. Letterlijk staat daarbij: in heerlijkheid
(NBG: heerlijk
- NBV: [uit de
overvloed] van Zijn majesteit). MATTER vat het op als: op
indrukwekkende wijze hier op aarde + eenmaal in de komende
heerlijkheid.
20 Onze God en Vader nu
zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.
Het zelfde woord heerlijkheid
als hiervoor in vers 19. Volgens MATTER is dit
één van de plechtigste
doxologieën die wij van Paulus kennen. Ze zal wel van
liturgische, dus
synagogale oorsprong zijn. Onze
God en Vader zet de gedachte van Gods Vaderlijke
voorzienigheid uit vers 19 voort.
21 Groet iedere heilige
in Christus Jezus. U groeten de broeders, die bij mij zijn. 22 U groeten al de heiligen,
inzonderheid die aan het huis des keizers verbonden zijn.
Tot wie richt Paulus de
oproep: groet: tot
de ambtsdragers (vgl. 1:1)? tot alle christenen? Paulus doet de
Filippenzen de groeten van zijn metgezellen: Timotheus (1:1), de
christelijke gemeente ter plaatse (Efese? zie inleiding). Wie zijn
precies de christenen uit
het huis van de keizer (zoals er letterlijk staat)? NBV
vertaalt: zij die in
dienst van de keizer staan. MATTER
denkt aan mensen die een connectie hadden met de militaire kolonie te
Filippi. In tegenstelling tot andere brieven groet Paulus geen mensen
persoonlijk. Was de
eenheid in de gemeente daarvoor een te tere zaak?
23 De genade van de Here
Jezus Christus zij met uw geest.
Met genade begint deze
brief (1:2) - met genade
eindigt ze. Deze genade
is alles-omvattend. De groet stamt uit de synagoge en de
oud-christelijke liturgie. Daaraan herinnert het hebraïserende
met uw geest. De
geest staat
voor de totaliteit van het mens-zijn.