Herbert Marcuse, De eendimensionale mens. Studies over de ideologie van de hoog-industriële samenleving, Bussum, 1970, 5e druk, 279 pag.

Dit boek komt uit de boekenkast van mijn moeder. Zij las filosofie waar ik (ook tijdens en na mijn academische studie theologie met het bijbehorende tentamen filosofie) geen touw aan vast kon en kan knopen. In het kader van die studie las ik dit boek in ongeveer 1976; en wel voor het vak Evangelistiek van dr. Okke Jager. Evangelistiek betreft het gesprek van de christelijke theologie met andere opvattingen (filosofieën, ideologieën). Ik kan me niet meer herinneren of ik over dit boek tentamen heb gedaan. Voor ik het nu opruim, heb ik het nog een keer gelezen.
Dat viel me niet mee. En wel om twee redenen. Het boek is erg massief geschreven, de ene solide filosofische zin volgt op de andere; en wellicht maakt de Nederlandse vertaling het betoog nog ontoegankelijker. En nu in 2023 vind ik het boek wel wat gedateerd: het Amerikaanse origineel verscheen in 1964, dus bijna 60 jaar geleden.
Waarom dan toch dit boek herlezen en hier bespreken? Omdat onze wereld ook nu na 60 jaar nog altijd niet deugt. Voor verschillende structurele fouten van onze samenleving opent Marcuse onze ogen. Fundamentele maatschappij-kritiek blijft brood-nodig.

Plato - Hegel - Marx - Marcuse.

Allereerst: wat betekent het woord "eendimensionaal" in de titel? Voor die vraag maak ik een omweg via de geschiedenis van de filosofie, aan de hand van het namenregister van het boek. Ik ben geen filosoof, de vak-filosofen zullen me op vele punten kunnen verbeteren.

Een naam die regelmatig terugkomt in het boek is Plato. Plato (circa 425 - circa 348 vóór Christus) is de kampioen van het idealisme. Wat betekent dat in dit verband? Idealisme komt van idee. Bij "idee" moet u hier niet denken aan een denkbeeld tussen onze oren. Volgens Plato zijn de ideeën er het eerst. De eeuwige ideeën gaan vooraf aan de tijdelijke werkelijkheid die we om ons heen zien (dus ook aan de denkbeelden tussen onze oren). De wereld van de ideeën is absoluut, onze werkelijkheid is enkel betrekkelijk.
- Een onbenullig voorbeeld. Ik zit dit stukje te schrijven aan een tafel. Een rechthoekige, houten tafel met vier poten. Er zijn ook vierkante, ronde en ovale tafels. Er zijn ook tafels met één poot, met twee poten en met drie poten. Er zijn ook tafels van staal en plastic. Al die verschillende tafels zijn beperkte realiseringen van de éne idee "tafel". En die idee "tafel" is méér dan een menselijke gedachte (van u en mij, of van de uitvinder van de allereerste tafel); die idee "tafel" was er het eerst.
- Een spannender voorbeeld. "Nederland is een democratie", zeggen we. In de geest van Plato betekent dat niet: als je wilt weten hoe een democratie werkt, kom dan maar kijken bij ons hier in Nederland. "Nederland is een democratie" betekent in de geest van Plato: Nederland is een gebrekkige poging om de idee "democratie" te realiseren. De idee  "democratie" gaat altijd uit bóven de realisering van die idee in bijvoorbeeld Nederland, Amerika of India. In het zinnetje "Nederland is een democratie" zit een spanning, het begrip "democratie" blijft kritisch tegenover "Nederland".
Volgens Plato komt onze ziel uit de wereld van de ideeën. Die herkomst zijn we vergeten. Maar we kunnen ons de ideeën die we vóór ons aardse leven in de wereld van de ideeën hebben aanschouwd, weer bewust worden. Bewustwording is het toverwoord van alle oude en moderne vormen van idealisme.

Een volgende veelvoorkomende naam uit het namenregister van Marcuse is Hegel (1770-1831). Hegel is de kampioen van het historisch idealisme. Ook bij Hegel gaat het primair om de wereld van de ideeën, om de Geest. Maar de Geest is bij Hegel niet een statisch gegeven dat aan alles voorafgaat, maar de Geest realiseert zich in en door een proces. Nauwkeuriger uitgedrukt: in een dialectisch proces van these, antithese en synthese. De these roept haar tegendeel op: de antithese. Door de wisselwerking (dialectiek) tussen these en antithese komt het tot een synthese; zó komt de Geest op een hoger niveau. Doordat de synthese op dit hogere niveau zelf weer als these haar antithese oproept, ontwikkelt de Geest zich steeds verder. Als u (net als ik) geen filosoof bent: doet u niet te veel moeite om u hierbij concreet iets voor te stellen.

Ons iets voorstellen lukt beter bij de derde veelvoorkomende naam uit het namenregister van Marcuse: Marx. Marx geldt als een leerling van Hegel; maar diens historisch idealisme wordt bij Marx historisch materialisme. Ook Marx denkt in een historisch proces van these - antithese - synthese; maar volgens Marx gaat het hier om concrete maatschappelijke grootheden: kapitalisten tegenover arbeiders. Dus Ebenezer Scrooge tegenover Bob Cratchit (uit de Christmas Carol van Dickens), of minder romantisch: de bazen tegenover de loonslaven in de Engelse fabrieken na de Industriële Revolutie. Door de klassenstrijd tussen kapitaal en arbeid zet de geschiedenis een stap vooruit naar een rechtvaardiger samenleving. Daarom: Proletariërs aller landen, verenigt u!

Herbert Marcuse (1898-1979) wordt gerekend tot de filosofen van het neo-marxisme, de kritische theorie of de Frankfurter Schule (hoewel Marcuse zelf sinds 1934 in Amerika woonde). Geestverwanten waren Max Horkheimer en Theodor Adorno (ook in het namenregister te vinden), Jürger Habermas en Josef Kopperschmidt (niet in het register). Neo-marxisme: deze denkers borduren voort op de theorie van Marx (het historische materialisme), maar ze geven er in een nieuwe situatie (midden 20e eeuw) een nieuwe vorm aan. Wat is er sinds Marx veranderd? Voor Marx waren these en antithese nog concrete grootheden: kapitalisten en arbeiders. Vakbonden maakten door massale stakingen een vuist tegenover de werkgevers. Maar na de Tweede Wereldoorlog zijn de werknemers in toenemende mate gepaaid met een eigen auto en ieder jaar een paar weken vakantie. Vakbonden laten zich tevredenstellen met een paar procent loonsverhoging. Repressieve tolerantie, noemen de Frankfurters dat. Zo stagneert de klassenstrijd, de spanning is eruit, de geschiedenis komt tot stilstand. De twee dimensies (these < > antithese) zijn gereduceerd tot één dimensie. De kritische tegenstem is tot zwijgen gebracht, de maatschappelijke werkelijkheid bevestigt zichzelf. Daarover gaat De eendimensionale mens. Ik citeer Wikipedia: In 1964 publiceerde Marcuse het boek, waarmee hij wereldfaam zou verwerven: One-dimensional Man. Dit boek werd een cult-boek in de studentenbeweging, wat betekende dat het veel werd genoemd, weinig gelezen en nog minder begrepen. Desondanks had het grote invloed, want wat wel overkwam was het evocerende van Marcuse, dat we leven in 'een gesloten wereld van burgerlijkheid, gebrek aan sensualiteit, milieuverontreiniging, imperialisme, oorlogen en oorlogsdreigingen'.' Marcuse gaf woorden aan de ontevreden, hoogopgeleide jonge mensen en hun rebellie tegen de technologie. Volgens hem reduceerde het kapitalisme burgers tot louter consumenten. 'De eendimensionale mens kan zich alleen de werkelijkheid voorstellen, zoals die nu is en hij is niet bereid om naar verandering te streven.' Bij tweedimensionaliteit komt de kritische splijting tussen wat bestaat en wat mogelijk is in termen van een betere en menswaardiger wereld pas echt aan de orde. In de woorden van een geestverwant van Marcuse, Ernst Bloch, klinkt dat zo: 'Was da ist, darf nicht wahr sein.'

Na het bovenstaande begrijpt u het volgende citaat uit het boek: Als historisch proces sluit het dialectische proces bewustzijn in: de herkenning en het aangrijpen van de bevrijdende mogelijkheden. Daarmee sluit het de vrijheid in. Inzoverre het bewustzijn vastgelegd wordt door de eisen en belangen van de gevestigde samenleving, is het 'onvrij'; inzoverre de gevestigde samenleving irrationeel is, wordt het bewustzijn alleen vrij voor de hogere historische rationaliteit in de strijd tegen de gevestigde samenleving. De waarheid en de vrijheid van het negatieve denken vinden hun reden en grondslag in deze strijd (pag. 240). Over het belang van bewustwording zie hierboven bij Plato. Over het historische dialectische proces zie hierboven bij Hegel en Marx. De gevestigde samenleving is ééndimensionaal omdat ze ons wijs maakt dat zij de enige mogelijkheid is. Daardoor maakt ze ons onvrij. We kunnen enkel vrij worden door negatief te denken, door de alternatieve mogelijkheden weer te gaan zien.

"Negatief" heeft hier dus een gunstige inhoud. Dat hoort bij het jargon van dit boek. Aan dat jaron moet je wennen. Zeker als je gewend bent om woorden anders te gebruiken. Twee voorbeelden.
- Vooral voor sommige evangelische christenen is "positief" een heel gunstig woord. Een positief christen is een christen die haar / zijn geloof bewust beleeft en blijmoedig belijdt. Voor Marcuse betekent "positief": wat onze huidige onrechtvaardige samenleving bevestigt. "Positief" heeft daarmee een ongunstige betekenis.
- Over "bevestigen" gesproken: binnen sommige psychologische concepten klinkt dat gunstig. Een mens heeft bevestiging nodig. Daardoor krijg je vertrouwen in jezelf en in het leven. Voor Marcuse betekent "bevestiging" eerder: handhaving van de gegeven samenleving - en we moeten juist oog krijgen voor de fouten in onze samenleving en de mogelijke alternatieven.
Ik citeer een zin als voorbeeld van het jargon van Marcuse: Inzoverre de gevestigde samenleving irrationeel is, voert de analyse vanuit de historische rationaliteit het negatieve element in het begrip binnen: kritiek, tegenspraak en transcendentie (pag. 242). Bij de historische rationaliteit kunt u denken aan het historische dialectische proces. Dat vindt enkel voortgang als er tegenover de these een antithese komt te staan. Dat drukt Marcuse hier uit met begrippen als negatief, kritiek, tegenspraak en transcendentie. Hij benoemt deze zelfde gedachte met begrippen als alternatief, mogelijk (in tegenstelling tot werkelijk en feitelijk), mogelijkheid (in tegenstelling tot werkelijkheid), antagonistisch (vergelijk in het citaat hierboven: strijd), overstijgen en transcenderen (zoals hierboven: transcendentie), en ontkenning (het tegendeel van bevestiging; zoals hierboven: tegenspraak).

INLEIDING: De verlamming van de kritiek: een samenleving zonder oppositie.

Doet de dreiging van een atoomramp waardoor het menselijk ras vernietigd zou kunnen worden niet tevens dienst om juist die krachten te beschermen die dit gevaar doen voortbestaan? (pag. 9). Dit is de eerste zin van het boek. We leven hier in 1964. Amerika en Rusland (USSR), Navo en Warchaupact staan tegenover elkaar, gijzelen elkaar met strategische kernwapens (bedoeld om de vijand te vernietigen). In de Cuba-crisis (1962) was deze dreiging geëscaleerd. Na de val van het IJzeren Gordijn (1989) verdween deze dreiging naar de achtergrond. Van vijand werd Rusland handelspartner. Sinds de Russische inval in Oekraine (2022) wordt de nucleaire dreiging weer voelbaar. - Waardoor wordt deze krankzinnige dreiging (Marcuse spreekt van een irrationele samenleving) beschermd? doordat de tegenkrachten zijn ingekapseld. De massamedia spelen daarbij een belangrijke rol. Daarom is bewustwording nodig. De mensen moeten het tenslotte zelf leren zien en zo zelf hun weg leren kiezen van onecht naar echt bewustzijn, van hun onmiddellijk naar hun werkelijk belang (pag. 14). Bij het onmiddellijk belang denk ik bijvoorbeeld aan de auto en de vakantie (zie boven). De noodzakelijke bewustwording noemde ik al in verband met Plato.

DE EENDIMENSIONALE SAMENLEVING

I. De nieuwe vormen van controle

Hoe rationeler, produktiever, technischer en meeromvattend het repressieve bestuur van een samenleving wordt, hoe minder men zich kan voorstellen op welke wijze de bestuurde individuen de boeien van hun slavernij zouden kunnen slaken en hun eigen bevrijding zouden kunnen bewerkstelligen (pag. 27). De samenleving dringt ons behoeften op en bevredigt die behoeften vervolgens dankzij de moderne technologische mogelijkheden. Marcuse onderscheidt tussen echte en onechte behoeften. 'Onecht' zijn die welke aan het individu worden opgedrongen door bepaalde belangengroeperingen die gebaat zijn bij zijn onderdrukking (pag. 25). De mensen herkennen zichzelf in hun gemakken: zij drukken zich uit in hun auto, hi-fi-installatie, bungalow en keukenuitzet (pag. 29). Anno 2023 voeg ik daar aan toe: in hun vlieg-vakantie en vlees-consumptie, internet-verbinding en smartphone. Mensen geloven dat die van levensbelang zijn, ze kunnen zich geen ander leven voorstellen. Met name de massamedia hebben een groot indoctrinerend vermogen door ons onechte behoeften op te dringen en daardoor de ééndimensionale samenleving te bevorderen: Als de arbeider en baas van hetzelfde televisieprogramma genieten ... dan duidt deze nivellering niet op het verdwijnen der klassen, maar op de mate waarin de onderworpenen deelhebben aan de behoeften en bevredigingen die goede diensten bewijzen aan de handhaving der gevestigde orde (pag. 28). Anno 1964 had in Nederland nog lang niet iedereen televisie; en op die televisie was er enkel nog maar Nederland 1 en 2. Inmiddels zijn internet en social media wereldwijd een ontzagwekkende macht met een indoctrinerend vermogen waarvan Marcuse nog geen besef kon hebben. De smartphone is hét voorbeeld van een opgedrongen behoefte: jongeren die hun smartphone een poosje moeten missen krijgen afkickverschijnselen en bij een onderzoek bleken heel wat jonge mensen liever een vinger te missen dan hun smartphone. - Terug naar Marcuse. Er zijn nog wel spirituele, metafysische en bohémien-achtige activiteiten (christelijke kerken, zen, existentialisme), maar die transcenderen de status quo niet langer, maar bevestigen hem eerder (pag. 34).

II. Het afsluiten van de politieke wereld

Marcuse moet constateren dat de theorie van Marx in de Westerse landen niet meer schijnt te werken: de revolutionaire communisten zijn fatsoenlijke sociaal-democraten geworden, ze zijn ingekapseld in de kapitalistische samenleving (pag. 40).

Interessanter vind ik - historisch gezien - wat Marcuse schijft over de Sovjet-Unie. Daar wordt (anno 1964!) immers het Marxisme beleden. Maar de Russische samenleving is zo mogelijk nog ééndimensionaler dan de Westerse. Alle oppositie wordt in de kiem gesmoord, andersdenkenden verdwijnen in de Goelag Archipel. Is dat helemaal te verontschuldigen door de historische achterstand van de Sovjet-Unie op verschillende terreinen? Zou de Sovjet-samenleving, nadat ze die achterstand heeft ingelopen, in staat zijn de teugels der totalitaire controle zódanig te laten vieren, dat er een kwalitatieve verandering plaats kan grijpen? (pag. 59). Inmiddels zijn we bijna 60 jaar wijzer geworden. Rusland heeft het Marxisme afgezworen, maar het Rusland van Poetin is nog altijd even ééndimensionaal als dat van Stalin en dat van de tsaren. Tegenspraak wordt niet geduld, tegensprekers worden onschadelijk gemaakt.

Naast het Oostblok en het Westen vermeldt Marcuse achtergebleven gebieden: landen waar industrialisatie naast een onaangetaste pre- en anti-industriële cultuur voorkomt (India, Egypte) (pag. 65); landen met een bevolking waarvan de overgrote meerderheid nog niet omgevormd is tot een arbeidersstand, gescheiden van de productiemiddelen. Ligt hier een mogelijkheid voor een essentieel andere wijze van industrialisatie, die het produktie-apparaat zou opbouwen niet alleen in overeenstemming met de levensbehoeften der onderworpenen, maar eveneens met het doel de strijd om het bestaan te pacificeren? (pag. 66 - over "pacificeren" zie verderop). Inmiddels zijn we zo'n 60 jaar verder. De hoop van Marcuse delen we niet meer. Multionationals hebben (ook) de ontwikkelingslanden stevig in hun greep; en veel van deze landen gaan gebukt onder dictatoriale regimes of bloedige burgeroorlogen.

Nog twee andere opmerkingen vanuit de ontwikkelingen sinds Marcuse.
1) Hierboven vermeldde ik de drieslag van Marcuse: het Westen, het Oostblok en de ontwikkelingslanden. China speelt in het boek geen rol. Terwijl China toch ook in 1964 al een grootmacht was, en bovendien sinds 1949 onder Mao Zedong (1893-1976 - indertijd beter bekend als Mao Tse-Tung) een marxistisch land. Misschien vermeldt Marcuse China niet afzonderlijk, omdat hij het samen met de USSR rekent tot de weliswaar marxistische, maar tegelijk - noodgedwongen? - ééndimensionale naties.
2) Vanuit Marx denkt Marcuse sterk in de (onzichtbaar geworden) tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Anno 2023 zien we diepgaande polarisatie op heel uiteenlopende thema's. In de Verenigde Staten (veelal verbonden aan de Republikeinse dan wel de Democratische partij) voor of tegen abortus, voor of tegen toelating van vluchtelingen vanuit Mexico, voor of tegen overvloedig wapenbezit, voor of tegen LHBTIQ+, voor of tegen Trump. In Nederland spelen enkele overeenkomstige polarisaties (vluchtelingen, LHBTIQ+), en andere: rond de intensieve veehouderij en de bijbehorende stikstof-uitstoot, rond het klimaatbeleid (inclusief discussies rond kernenergie), rond onze koloniale geschiedenis en Zwarte Piet; en in de afgelopen jaren: rond het corona-beleid (lockdowns en vaccinatie). In veel landen heerst een diep wantrouwen tegenover de overheid, aangewakkerd door complot-theorieën op social media. Het beeld is erg versnipperd. Of we hier nu het tegengeluid horen dat Marcuse zo nodig heeft voor de voortgang van het historische dialectische proces?

III. De overmeestering van het ongelukkig bewustzijn: repressieve ontsublimering

Deze titel vereist wel enige toelichting. Na de politieke integratie der ontwikkelde industriële samenleving behandelt Marcuse in dit hoofdstuk de hiermee corresponderende integratie op het terrein der cultuur (pag. 76). Bij cultuur moeten we - gezien de voorbeelden die Marcuse noemt - denken aan beeldende kunst, literatuur en muziek. Traditioneel bood de cultuur ruimte voor de alternatieve dimensie: de kunst sluit de rationaliteit van de negatie in. In haar geavanceerde uitingen is zij de Grote Weigering - het protest tegen dat wat bestaat (pag. 83). Kunst werkt vervreemdend, móét vervreemdend werken. Marcuse verwijst hierbij naar de grootmeester van de vervreemding: Bertold Brecht (pag. 86-90). Tegenwoordig wordt deze essentiële kloof tussen de kunsten en het alledaagse - wijd opengehouden in de artistieke vervreemding - langzamerhand opgevuld door de oprukkende technologische samenleving. En mét de verstikking van de artistieke vervreemding wordt op zijn beurt de Grote Weigering geweigerd; de 'andere dimensie' wordt opgezogen in het gewone levenspatroon.  ... Daarmee zijn de klassieke kunstwerken beroofd van hun antagonistische kracht, van het afstand nemen waarin juist de dimensie van hun waarheid lag (pag. 84). 

Marcuse verbindt deze ééndimensionalisering van de cultuur met (zie de titel): repressieve ontsublimering (pag. 92-100). Artistieke vervreemding is sublimatie: het roept beelden op die het gevestigde Realiteitsprincipe overstijgen. Maar nu wordt dit beeldenspel van haar kracht beroofd. ... Het Lustprincipe slokt het Realiteitsprincipe op; de seksualiteit wordt bevrijd (of liever geliberaliseerd) in sociaal opbouwende vormen. Marcuse ziet dus een analogie tussen de repressieve ontsublimering van de cultuur en van de sexualiteit. Ik parafraseer dat met: vroeger wist je niks en zag je niks, daarom was sex spannend - nu weet je alles en zie je alles, daarmee is de spanning verdwenen. Ik laat dit Freudiaans verwoorde betoog verder voor wat het is.

IV. Het afsluiten van de wereld van de taal

De taal van de ééndimensionale samenleving getuigt van identificatie en eenwording, van de systematische oproep tot positief denken en doen, van de gezamenlijke aanval op transcendente, kritische begrippen (pag. 105). In dit taalgebruik worden tegenstellingen verzoend (pag. 109), zowel in de commerciële als in de politieke stijl (pag. 110). Ik vermeld een paar voorbeelden van Marcuse:
* Vaste woord-verbindingen die werken als een hypnotische formule zoals schone bom (pag. 109). Als je zo'n woord-verbinding maar vaak genoeg hoort, ga je er in geloven.
* Het gebruik van termen als vrijheid, gelijkheid, democratie en vrede op een manier die de status quo niet meer bekritiseert maar enkel bevestigt (pag. 108).
* Gepersonaliseerde taal: uw afgevaardigde, uw krant, uw autosnelweg, enzovoort. Daardoor wordt de aangesprokere ingepakt (pag. 112). Nog altijd herkenbaar in reclame-uitingen, overheidspublicaties en allerlei websites - behalve dat we tegenwoordig worden ingepakt in de jij-vorm.
* Korte constructies met een streepje (H-bom) en afkortingen (NAVO, DDR) om ongewenste vragen in de kiem te smoren: is (anno 1964!) de DDR wel écht democatisch? (pag. 113-114).

Nog afgezien van deze voorbeelden spreekt Marcuse over functionele taal (pag. 118-140): begrippen (zoals democratie) en zinnen (zoals De lonen zijn te laag) worden operationeel gemaakt: omgezet in begrippen en uitspraken over concrete handelingen en omstandigheden (pag. 129). Daarmee wordt hun kritische dimensie geëlimineerd; er blijven enkel realistische recepten over - en wanneer die zijn toegepast, geldt het probleem als opgelost. Marcuse behandelt als voorbeeld de operationele omschrijving van het begrip democratische verkiezing: enkel een beschrijving van de feitelijke gang van zaken, die ieder kritisch alternatief uitsluit (pag. 134-140).

HET EENDIMENSIONALE DENKEN

V. Het negatieve denken: de overwonnen logica van het protest

In dit hoofdstuk grijpt Marcuse terug op Plato (zie boven). Plato denkt dialectisch, vanuit de spanning tussen is en zou moeten zijn. Een zin als "de mens is vrij" betekent niet: kijk maar naar een mens, dan zie je wat vrijheid is - maar het betekent: "een mens is maar een gebrekkige realisering van de idee vrijheid": hij zou vrij moeten zijn, maar is dat in veel opzichten niet. Die spanning tussen is en zou moeten zijn zit volgens Plato in de structuur van het Zijn: de werkelijkheid is een gebrekkige realisering van de wereld van de ideeën. Dat inzicht is meer dan enkel een theoretische bespiegeling: ze is van meet af aan gericht op een concrete praxis: de verwerkelijking van de waarheid in de woorden en daden van de mens. Ook in politieke zin: het beoogt een nieuwe 'polis' (pag. 153). - Bij de andere grote Griekse filosoof Aristoteles zien we een verschuiving. Naast de dialectische logica van Plato staat de formele logica van Aristoteles (pag. 155-156). Deze vormt de eerste stap op de lange weg naar het wetenschappelijke denken. Er wordt een algemeen geldige orde van denken geconstrueerd, die neutraal staat tegenover de materiële inhoud (pag. 157). Daarin gaat de kritische transcendentie van de dialectische logica teloor. Die lijn loopt door in de hedendaagse mathematische en symbolische logica (pag. 159). Die toetst enkel de formele juistheid van een redenering, maar gaat voorbij aan haar inhoud.

VI. Van negatief naar positief denken: technologische rationaliteit en de logica der overheersing

Bij deze titel bedenken we dat voor Marcuse negatief een gunstig begrip is (de stratus quo onder kritiek stellend) en positief een ongunstig begrip (de status quo bevestigend). Marcuse geeft een beschouwing over de moderne technologische rationaliteit: de wereld wordt gezien als stof voor controle en ordening (pag. 172). De rationaliteit van de zuivere wetenschap heet waarden-vrij. Ze bekommert zich niet om haar praktische toepassingen. Maar deze neutraliteit is een positieve eigenschap (pag. 175): ze stelt zich kritiekloos in dienst van de gegeven samenleving. Een voorbeeld dat Marcuse niet noemt maar mogelijk wel bedenkt: kern-fysica die de nucleaire technologie perfectioneert zonder zich te bekommeren aan de problemen rond kernenergie en de gevaren van kernwapens. - Het sleutelwoord van deze technologische wetenschap is beheersing: beheersing van de natuur en dáárdoor de steeds doelmatiger heerschappij van de mens over de mens (pag. 177).

VII. De zegepraal van het positieve denken: eendimensionale filosofie

Marcuse trekt hier ten strijde tegen het zogenaamde positivisme: een filosofische stroming die begint bij o.a. Saint-Simon (1760-1825). Voor het positivisme zijn de natuurwetenschappen hét model voor zekerheid en exactheid. Het positivisme bestrijdt alle soorten metafysica, transcendentalisme en idealisme, daar deze denkwijzen duister zijn en een stap terug betekenen. Het brandmerkt niet-positieve begrippen als louter speculatie, dromen en fantasieën (pag. 191).

Op de volgende bladzijde (pag. 192) noemt Marcuse Austin (pag. 192-198); blijkens het register bedoelt hij J.L. Austin (1911-1960), de Engelse taalfilosoof., bekend om zijn taalhandelingstheorie (How to Do Things with Words). Tijdens mijn doctoraal-studie heb ik me ook met deze tak van filosofische sport bezig gehouden. Marcuse neemt het deze taal-analyse kwalijk dat ze uitgaat van het gepraat van de man-in-de-straat. Die taal is wel concreet, maar het is een onechte concreetheid. De taalanalyse abstraheert van datgene wat door de omgangstaal in het spreken, zoals dat gebeurt, wordt onthuld: de verminking van mens en natuur (pag. 193-194). De kritische dimensie wordt weg-geanalyseerd. Als voorbeeld fileert Marcuse de uitvoerige analyse die Austin geeft van het begrip aarzelen (pag. 194-195), een analyse die nergens uitstijgt boven de gegeven maatschappelijke situatie. Marcuse pleit voor een taal-analyse die de weg opent tot een kwalitatief andere wereld, waarvan de woorden zelfs de gewone kunnen tegenspreken (pag. 195-196).

Een andere (neo-)positivist op wie Marcuse het gemunt heeft is Wittgenstein (pag. 192-217). Van de colleges filosofie herinner ik me Wittgensteins slagzin Die Welt ist alles, was der Fall ist. Méér is er niet. Enkel logisch correcte zinnen hebben zin. Model staan de natuurwetenschappelijk bewijsbare uitspraken. Metafysische uitspraken zijn on-zin. - Marcuse hekelt alle scherpzinnigheid die Wittgenstein botviert op een onbenullige zin als "Mijn bezem staat in de hoek" (pag. 194). Voor de verborgen kritische dimensie van de taal heeft Wittgenstein geen belangstelling (pag. 200).

Als de taal-analyse bijdraagt tot het opsluiten van het denken in de cirkel van de verminkte wereld van de omgangstaal, is ze op zijn best volledig inconsequent. En op zijn ergst is ze een vlucht in het niet-controversiële, in het onwerkelijke, in datgene wat slechts academisch omstreden is (pag. 217-218).

DE KANSEN VOOR DE ALTERNATIEVEN

VIII. Het historische engagement van de filosofie

Marcuse begint dit hoofdstuk met een uitvoerige behandeling van de universalia: de universele begrippen. Het universele begrip omvat in één idee de mogelijkheden, die in de werkelijkheid worden verwerkelijkt en tegelijkertijd vastgenageld (pag. 227). Dat doet denken aan Plato (zie het begin van dit artikel). Hoe Marcuse het bedoelt, blijkt uit een voorbeeld. Je kunt spreken van een mooi meisje, een mooi landschap, een mooi schilderij. Wat ze gemeen hebben is "schoonheid". In uiteenlopende mooie mensen en dingen wordt schoonheid gezien, gehoord, geroken, aangeraakt, gevoeld, omvat. Zij wordt bijna als een schok ervaren, misschien dankzij het contrast-karakter van schoonheid waardoor de cirkel van de alledaagse ervaring doorbroken wordt en opent (voor héél even) een andere werkelijkheid (waarin huiver een integrerend element kan zijn) ... schoonheid als 'promesse de bonheur' (belofte van geluk - pag. 227-228). Een ander voorbeeld: het begrip "mens". Dat begrip doelt op de volledig ontplooide menselijke vermogens, door welke vermogens hij zich onderscheidt en die zich voordoen als mogelijkheden van de omstandigheden waarin de mensen feitelijk leven (pag. 232). Marcuse gaat niet zo ver als Plato, die "schoonheid" en "mens" localiseert in de eeuwige transcendente ideeën-wereld; maar hij ziet in deze universele begrippen wel de alternatieve dimensie oplichten, die kritisch staat tegenover de status quo.

De status quo is de éne gerealiseerde mogelijkheid. Maar er zijn ook altijd andere (nog) niet gerealiseerde mogelijkheden, die Marcuse transcendente ontwerpen noemt. Voor die transcendente ontwerpen geeft hij twee criteria:
1) Het transcendente ontwerp moet in overeenstemming zijn met de werkelijke mogelijkheden, die op het bereikte niveau van de materiële en intellectuele cultuur open staan. Anno 1964 kwam bijvoorbeeld informatica nog niet in het plaatje voor, anno 2023 wel.
2) Het transcendente ontwerp moet om de gevestigde totaliteit als leugen aan de kaak te stellen, zijn eigen hogere rationaliteit bewijzen, onder meer door handhaving van de productieve verworvenheden van de beschaving (we moeten wel kunnen blijven eten) en door een grotere kans te bieden op de pacificatie van het bestaan.
De pacificatie van het bestaan wordt in het betoog van Marcuse een belangrijk begrip: het benutten van alle beschikbare intellectuele en materiële middelen om te komen tot verlichting van de strijd om het bestaan (pag. 237-238). Dáár gaat het om.

IX. De ramp van de bevrijding

Rond die pacificatie van het bestaan geeft Marcuse in dit hoofdstuk verschillende formuleringen: een wezenlijk nieuwe menselijke mogelijkheid ...: een bestaan n.l. in vrije tijd op basis van bevredigde levensbehoeften (pag. 247). Het vrije spel van het denken en de verbeelding krijgt een rationele en richting-bepalende functie bij de verwerkelijking van een gepacificeerd bestaan van mens en natuur. En de ideeën omtrent rechtvaardigheid, vrijheid en menselijkheid vinden dan hun waarheid en goed geweten op de enige basis waarop ze ooit waarheid en een goed geweten zouden kunnen bezitten: de bevrediging van de materiële behoeften van de mens, de rationele organisatie van het rijk van de noodzaak (pag. 251). En in het laatste hoofdstuk: het geplande gebruik van de hulpbronnen voor de bevrediging van de levensbehoeften met een minimum aan zware arbeid, het omzetten van vrije tijd in eigen tijd, de pacificatie van de strijd om het bestaan (pag. 269). Een ieder onder zijn wijnstok en zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt, zeg maar. Dit citaat uit Micha 4: 4 heb ik er zelf bij bedacht - en Micha wist ook wel wat van maatschappijkritiek.

Dat klinkt allemaal prachtig, maar het zal niet gaan zonder slag of stoot (pag. 252-263; vandaar die ramp, denk ik). De reconstructie van de materiële basis van de samenleving, met het oog op de pacificatie, betekent een machtsommekeer (pag. 252); en machthebbers worden liever niet omgekeerd. Het betekent ook een einde aan de in de huidige samenleving gangbare dierenmishandeling (pag. 253-254) - deze passage zal - ook nu nog 60 jaar later - de Partij voor de Dieren uit het hart gegrepen zijn. Het gaat om overwinning van de schaarste óók in de ontwikkelingslanden, maar eveneens parallel daaraan om een reductie van de overontwikkeling in de rijke landen (pag. 258); consuminderen dus (mij uit het hart gegrepen). Een nieuwe levensstandaard, aangepast aan de pacificatie van het bestaan, vooronderstelt eveneens dat de toekomstige bevolking beperkt moet worden (pag. 260), geboorte-beperking dus (waarbij ik aanteken dat in 1964 de wereldbevolking ruim 3 miljard mensen telde, inmiddels ruim 8 miljard). De ons door de samenleving opgedrongen behoeften aan consumptie en vermaak zullen moeten worden onderdrukt om ons innerlijk vrij te maken: Het niet-functioneren van de televisie en de daarmee samenhangende media zou de weg vrij maken voor bewustwording en daarmee voor de desintegratie van het systeem (pag. 261-263). In het jaar waarin Marcuses boek in Amerika verscheen (1964), kwam er in Nederland een tweede televisie-net bij: Nederland 2. Inmiddels is het aantal televisiekanalen (publieke en commerciële, Nederlandse en buitenlandse) niet meer te tellen; om dan nog maar te zwijgen van internet en social media. De televisie-vrije tijd en daarmee de kritische bewustwording is verder weg dan ooit.

X. Conclusies

Aan het eind van zijn boek is Marcuse nogal somber (en ik eerlijk gezegd ook). De gevestigde orde is taai, ze zit niet enkel in de instituties, ze zit ook tussen onze oren. Maar - goed marxistisch - put Marcuse zijn enige hoop uit de onderdrukten: Onder de conservatieve volksbasis bevindt zich echter het substraat van de uitgestotenen en buitenstaanders, de uitgebuiten en vervolgden van andere rassen en andere huidskleuren, de werklozen en de arbeidsinvaliden. Zij leven buiten het democratisch proces; hun leven vormt de meest directe en de meest werkelijke noodzaak om aan ondragelijke omstandigheden en instituties een eind te maken. Zo is hun oppositie revolutionair, zelfs al is hun bewustzijn dat niet (pag. 273). ... er bestaat een kans dat in deze periode de historische uitersten elkaar weer raken: het meest voortgeschreden bewustzijn (ik denk daarbij aan de kritische filosofen) en de meest uitgebuite kracht (het substraat van de uitgestotenen en buitenstaanders) van de mensheid. Het is alleen maar een kans (pag. 274) - Marcuse kan niets garanderen.

Tenslotte

... nog enkele overwegingen:

a) Het probleem van Marcuse is: in West-Europa en Noord-Amerika is de klassenstrijd tussen kapitaal en arbeid gesmoord; daarmee is het dialectische historische proces tot stilstand gekomen. Inderdaad: veel sociale strijd hebben we hier niet meer. Maar wereldwijd staan kapitaal en arbeid nog altijd tegenover elkaar. Bij kapitaal denk ik aan de macht van de aandeelhouders van de multinationals; voor hun financiële belang moet alles wijken. Bij arbeid denk ik aan de talloze arbeiders in de lage-lonen-landen, die onze grondstoffen delven en die onze goedkope spullen produceren én aan de arbeidsmigranten die hier voor een hongerloon het vuile werk komen opknappen. Marx is actueler dan ooit!

b) Geïnspireerd door kritische filosofen als Marcuse bekijken veel maatschappij-kritische mensen de wereld vanuit het schema onderdrukkers tegenover onderdrukten. Ruimer dus dan enkel kapitalisten tegenover arbeiders. In dit schema kunnen tegenover elkaar worden gezet: mannen en vrouwen, witte en zwarte mensen, afstammelingen van slavenhandelaars en afstammelingen van tot-slaaf-gemaakten, het Westen en de Derde Wereld, de NAM en de Groningse aardbevingsslachtoffers, anti-woke en woke. Natuurlijk zijn de onderdrukkers de bad guys. - Laat het duidelijk zijn: het is altijd belangrijk om op te komen voor de onderdrukten. Maar niet in elke situatie is duidelijk wie de onderdrukker en wie de onderdrukte is. En de onderdrukten van vandaag kunnen de onderdrukkers van morgen worden. Door de onderdrukkers-onderdrukten-bril zien we soms een eenzijdig en vertekend beeld.

c) In het kader van zijn dialectische maatschappij-analyse benoemt Marcuse enkele crises die nog steeds actueel zijn. De dreiging van een kernoorlog (zie hierboven over de eerste zin van het boek), sinds de val van het IJzeren Gordijn (1989) ondenkbaar geworden, is sinds de inval van Rusland in Oekraine (2022) weer helemaal terug van weg geweest. De vernietigende overheersing van de natuur is in de 60 jaar sinds Marcuses boek enkel maar verwoestender geworden: vermindering van de biodiversiteit, opwarming van de aarde, stijging van de zeespiegel, de oceaan vol plastic soep.

d) Uiterst rechts bejubelt her en der de Sterke Leider: Trump, Poetin, Xi Jinping, Erdogan, Bolsenaro, Orban. Ook vele uitgestotenen en buitenstaanders (zie boven) jubelen mee. Deze populistische macho's maken hun land ééndimensionaal door hun greep op de media en door alle tegenstemmen met geweld tot zwijgen te brengen. Ik zie daarin een groot gevaar voor vrede, vrijheid en veiligheid. - Een andere bedreiging van vrede en veiligheid is de radicaliserende religie: Taliban en Islamitische Staat, de rechtervleugel van de Republikeinen in Amerika, ultra-orthodoxe Joden in Israël, onverdraagzame Hindoe's en Boeddhisten in verschillende Aziatische landen. De gemeenschappelijke noemer van populisten en ultrareligieuzen is onverdraagzaamheid tegenover anderen: andersdenkenden, andersgelovigen, andersgeaarden, buitenlanders. Doodeng.

e) Godsdienst speelt in dit boek nauwelijks een rol - terwijl toch Marcuse in 1898 geboren werd in een Joods gezin in het toentertijd zeer christelijke Duitsland en sinds 1934 werkte in de niet minder godsdienstige Verenigde Staten. Marcuse merkt op dat één van de eerste vormen waarin de discrepantie tussen het waarheid en werkelijkheid werd uitgedrukt, het onderscheid tussen goden en mensen was (pag. 245). Lang vóór Plato beseften mensen al dat er een eeuwige wereld bestaat die onze gebrekkige aardse werkelijkheid te boven gaat: de godenwereld. Godsdienst als een achterhaald vóórstadium van de filosofie dus. Verder noteerde ik de uitspraak van een paus dat dierenmishandeling geen zonde is, en wel, omdat de dieren geen ziel hebben (pag. 254). De paus als woordvoerder van de overheersing van de natuur dus. Marcuse citeert een publicatie uit 1950; welke paus hier wordt aangehaald, weet ik niet. - Voor mij is God bij uitstek de critische instantie waar Marcuse zo naar verlangt. De HEER geeft Zijn geboden van gerechtigheid, leven en vrede. Vandaaruit geven Zijn profeten een vaak vernietigend oordeel (Grieks: krisis) over de onrechtvaardige status quo. De Psalmen bezingen de Heer als de Rechter (Grieks: kritès) bij uitstek: God is een rechtvaardige rechter / Hij bestraft het kwaad, elke dag (Psalm 7: 12, vergelijk Psalm 50: 6; Psalm 68: 6 NBG en Psalm 75: 8). Voor ons allemaal persoonlijk geldt: Mensen moeten eenmaal sterven en daarna volgt het oordeel (Hebreeën 9:27). En de geschiedenis gaat niet voort omdat en voorzover ze een dialectisch proces is, maar ómdat ze uitloopt op het laatste Oordeel (Openbaring 20:11-15). Dat oordeel, die krisis, die kritiek (ook: maatschappij-kritiek) is nog heel wat fundamenteler dan Marcuse.

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA