P. van der Lugt, Strofische structuren in de Bijbels-Hebreeuwse poëzie, Kampen, 1980. 614 pag.

Dit proefschrift van Pieter van der Lugt is een geweldig boek. Geweldig qua omvang (meer dan 600 pagina's, waarvan 541 pagina's leestekst; daarna volgen de noten, de registers en een samenvatting in het Engels). Geweldig qua werk dat Van der Lugt verzet heeft om dit boek te kunnen schrijven. Geweldig qua hoeveelheid informatie, zowel over de geschiedenis van het onderzoek als over het eigen onderzoek van de auteur. Er valt niet aan te denken dit boek samen te vatten. Laat ik me beperken tot een aanduiding van het onderwerp.

Strofische structuren in de Bijbels-Hebreeuwse poëzie - waar hebben we het dan over?

Bij Bijbels-Hebreeuwse poëzie moeten we denken aan poëtische gedeelten van het Oude Testament (dat immers grotendeels in het Hebreeuws is geschreven). Daarbij denken we natuurlijk allereerst aan de Psalmen; maar ook aan de Spreuken, Klaagliederen, Hooglied, het overgrote deel van het boek Job (Job 3-42: 6), poëtische stukken in de historische boeken (bijvoorbeeld de lofzang van Mozes in Exodus 15, het lied van Debora in Richteren 5, de lofzang van Hanna in 1Samuel 2, en de klaagzang van David over Saul en Jonathan in 2Samuel 1), en poëtische stukken in de profeten (soms duidelijk als zodanig herkenbaar zoals de klaagzangen over Tyrus en zijn vorst in Ezechiël 27 en 28; soms minder duidelijk herkenbaar; in de NBV21 zijn bijvoorbeeld grote delen van Jesaja in dichtregels afgedrukt). Van der Lugt betrekt al die verschillende oudtestamentische poëzie in zijn onderzoek, maar concentreert zich vooral op de Psalmen.

Wat bedoelt Van der Lugt met strofische structuren? In onze Europese cultuur vinden we het heel gewoon dat poëzie (gedichten en liederen) verdeeld zijn in strofen (we spreken ook wel van verzen of coupletten). Het Wilhelmus telt 15 coupletten. Een sonnet bestaat uit 4 strofen, van respectievelijk 4, 4, 3 en 3 regels; daaruit blijkt al dat ook in de Nederlandse poëzie strofen niet altijd even lang hoeven te zijn. In de Calvinistische traditie zingen we graag Psalmen, en dan wel: berijmde Psalmen op de Geneefse melodieën. En die berijmde Psalmen zijn verdeeld in verzen; zo telt bijvoorbeeld Psalm 119 in de berijming van 1773 maar liefst 88 verzen - in de Psalmberijming van 1968 (opgenomen in het Liedboek van 1973 en van 2013) ingedikt tot 66 verzen. Binnen een bepaalde Psalm zijn die verzen doorgaans allemaal even lang (de verzen van de berijmde Psalm 119 tellen allemaal 6 regels); maar de berijming van sommige Psalmen eindigt met "een half vers"; zo telt de berijming van Psalm 133 twee verzen van 6 regels, maar het derde vers telt maar 3 regels.

Maar hoe zit het nu bij de onberijmde Psalmen? In de NBG-1951 en in de NBV21 zijn veel Psalmen verdeeld in kleinere gedeelten door witregels. Zo is Psalm 1 in de NBG-1951 door witregels verdeeld in drie gedeelten: vers 1- 2; vers 3; en vers 4- 6. Maar in de NBV21 is Psalm 1 verdeeld in vier gedeelten: vers 1- 2; vers 3; vers 4; en vers 5- 6. Bij Psalm 2 en bij Psalm 3 zijn NBG-1951 en NBV21 het eens over de indeling van de Psalm. Maar bij Psalm 4 lopen de indelingen weer uiteen: afgezien van vers 1 (het opschrift) heeft de NBG-1951 Psalm 4 verdeeld in twee gedeelten (vers 2- 6 en vers 7- 9), en de NBV21 in maar liefst vijf gedeelten (vers 2; vers 3- 4; vers 5- 6; vers 7- 8; en vers 9). Nu staan die witregels niet in de Hebreeuwse tekst, ze zijn doorgaans geplaatst door de vertalers. Maar een bepaalde indeling kan wel een bepaalde uitleg van de Psalm suggereren. Een witregel is niet zomaar helemaal niks.
Een voorbeeld uit vertellende stof (dus geen poëzie): het verhaal van Elia aan de beek Krith (1Koningen 17). Zowel in de NBG-1951 als in de NBV21 vormen de verzen 2- 6 één alinea, die ermee eindigt dat tijdens de hongersnood de raven aan de profeet Elia brood en vlees brengen. Een happy end, denk je dan. Maar er valt volgens mij wat voor te zeggen om niet vers 2- 6, maar vers 2- 7 als één verhaal te beschouwen: óók de beek Krith valt tenslotte droog. Aan het definitieve happy end zijn we nog lang niet toe.

Van der Lugt onderzoekt nu hoe je de Psalmen verantwoord kunt indelen. Verantwoord: met argumenten gebaseerd op de Hebreeuwse tekst, argumenten die aannemelijk maken dat de Psalmdichter déze bepaalde indeling ook werkelijk zó bedoeld heeft; en daarom verantwoord als grondslag voor de verdere uitleg van de Psalm.

Hoe moet je nu een Psalm indelen? Sommige onderzoekers hakken de Psalm in de allerkleinste stukjes. Van der Lugt noemt Sommer, Merx, Delitzsch (pag. 125-127), Müller, Perles, Berkowicz, Cobb (pag. 142-146); en op een andere manier Fohrer, Mowinckel, Alonso-Schökel en Piatti (pag. 160-164). Voor zo'n allerkleinste stukje worden verschillende termen gebruikt. Van der Lugt spreekt van een stiche. Zo begint Psalm 19 (na het opschrift vers 1) met de stiche
    De hemel verhaalt van Gods majesteit
.

Kun je nu de opbouw van een Psalm vinden door hem te verdelen in stichen? Nee, zegt Van der Lugt. Je moet één niveau hoger gaan zitten, op het niveau van de versregel. De eerste versregel van Psalm 19 is:
    De hemel verhaalt van Gods majesteit,
    het uitspansel roemt het werk van zijn handen.
Deze eerste versregel valt samen met vers 2 van onze Nederlandse vertalingen. En de verzen van onze vertalingen gaan terug op de versindeling van de Hebreeuwse Bijbel (in het Nieuwe Testament is dat anders: Lucas en Paulus schreven nog niet in de hoofdstukken en verzen zoals wij die kennen, die indeling is later aangebracht). In de meeste gevallen valt de versregel van de poëtische indeling samen met één vers uit de Hebreeuwse Bijbel en de Nederlandse vertalingen (in de meeste gevallen, dus niet altijd). Het vers = de versregel Psalm 19: 2 bestaat dus uit twee stichen.

Die stichen lopen qua betekenis parallel; we noemen dat met een vakterm parallellismus membrorum.
De traditionele Nederlandse poëzie werkt met klankrijm, een herhaling van de zelfde klanken:
    Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
    Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
    Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
    In een oud stadje, langs de watergracht -
        (begin van Mei van Herman Gorter)
Gefluit rijmt qua klank op geluid en watergracht rijmt op zomernacht: klankrijm.
De Hebreeuwse poëzie werkt niet met klankrijm, maar - zou je kunnen zeggen - met gedachtenrijm (pag. 152): parallellismus membrorum.
In Psalm 19: 2 zien we een synoniem parallellisme: tweemaal wordt met andere woorden het zelfde gezegd. Maar er zijn meer typen parallellisme, zoals het antithetisch parallellisme, waarbij in het tweede versgedeelte met tegenovergestelde gedachten en beelden gewerkt wordt. Bijvoorbeeld in Psalm 1: 6:
    De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,
    de weg van de wettelozen loopt dood.
Een derde type is het synthetisch parallellisme, waarbij het tweede versdeel het eerste aanvult door de zin nader uit te werken of te verduidelijken. Daaraan kun je denken bij Psalm 19:13:
    Maar wie kan al zijn fouten kennen?
    Spreek mij vrij van verborgen zonden.
Tot nu toe heb ik versregels aangehaald die bestaan uit twee stichen. Zo'n versregel noem je een distichon. De stelling van Van der Lugt is nu dat de grondvorm van de Hebreeuwse versregel gezocht moet worden in het districhon (pag. 525). Distichische versregels komen het meeste voor; daarnaast vinden we heel wat tristichische versregels, die uit drie stichen bestaan (pag. 196-206). Ook daarvan een voorbeeld uit Psalm 19: 5b-6 (pag. 203):
    Daar heeft Hij een tent opgeslagen voor de zon:
    een jonge bruidegom die het bruidsbed verlaat,
    een held die juichend voortsnelt op zijn weg.
Deze drie stichen vormen volgens Van der Lugt één versregel; dit is bovendien een voorbeeld van een versregel die niet samenvalt met één vers uit de Hebreeuwse Bijbel, maar gevormd wordt door vers 5b + vers 6. Of er ook monostichische versregels (versregels uit één stiche) bestaan, is omstreden (pag. 206-209). Volgens Van der Lugt stuiten we in de Psalmen wel vrij dikwijls op de combinatie van een monostiche met een daarop volgend distichon (pag. 208 en 497-501). Als voorbeeld noemt hij Psalm 37: 7:
    Blijf kalm en wacht op de HEER,
    erger je niet aan wie slaagt in het leven,
    aan wie met listen te werk gaat.

Een combinatie van versregels vormt een strofe. Het overgrote deel van de strofen bestaat uit 2 versregels, maar ook strofen van 3 versregels komen vaak voor. Een strofe kan ook bestaan uit één enkele versregel, zo'n strofe staat met name vaak aan het begin of aan het eind van de Psalm. In enkele Psalmen staan strofen van 4 versregels; en in een heel enkele Psalm (met name Psalm 88) strofen van 5 versregels. Een overzicht van de strofe-indeling van bijna alle Psalmen geeft Van der Lugt op pag. 472-478.
Daarop volgt op pag. 478-508 een systematisch overzicht van de verschillende soorten strofen (mede in verband met de hieronder te vermelden stanza's); om één voorbeeld te noemen: Van der Lugt vond vijftien strofen van het type tristichon-distichon: Psalm 24: 4- 5; Psalm 25:20-21; Psalm 29: 3- 4; Psalm 39:13; Psalm 65: 2- 3; Psalm 75: 9; Psalm 91: 7- 8; Psalm 103:17-18; Psalm 104 3- 4 en 29-30; Psalm 109: 1- 3a; Psalm 116: 3- 4; Psalm 134: 1- 2; Psalm 137: 1- 2; en Psalm 143: 5- 6. Die laatste strofe geef ik als voorbeeld: vers 5 is een tristichon en vers 6 een distichon:
[5] Ik denk terug aan vroeger dagen,
mijmer over uw daden
en beschouw het werk van uw handen,
[6] ik strek mijn handen naar U uit,
dorstig als droge aarde. sela
Zo zijn er nog vele andere typen strofen.
Vervolgens geeft Van der Lugt een Systematisch overzicht van het kenmerkende woordgebruik i.v.m. de strofische structuur van de Psalmen (pag. 508). Bepaalde woorden kunnen als aanwijzer worden beschouwd van het begin van een strofe (pag. 509-519); bijvoorbeeld de aanroep Heer! (33x, bijvoorbeeld in Psalm 35:17); de aanroep God! (123x, bijvoorbeeld in Psalm 3: 8); de aanroep HEER! (193x, bijvoorbeeld in Psalm 3: 4), zie! (33x, bijvoorbeeld in Psalm 127: 3); ik (40x, bijvoorbeeld in Psalm 2: 7); welzalig (26x, bijvoorbeeld in Psalm 1: 1); en nog vele andere. Bepaalde woorden kunnen ook worden beschouwd als aanwijzer van het einde van een strofe (pag. 519-524); bijvoorbeeld indien (45x, bijvoorbeeld in Psalm 44:21); (tot in) eeuwigheid (137x, bijvoorbeeld in Psalm 18:51); voortdurend (23x, bijvoorbeeld in Psalm 16: 8); en het bekende maar ook door Van der Lugt niet éénduidig verklaarde woord sela (77x, bijvoorbeeld in de hierboven vermelde strofe Psalm 143: 5- 6). Ik vermeld deze voorbeelden in de Nederlandse vertaling, Van der Lugt schrijft natuurlijk Hebreeuws (in transcriptie).

Nog een niveau hoger ligt de stanza. Een stanza kan bestaan uit één of meer strofen. In zijn schema's geeft Van der Lugt de stanza's aan met Romeinse cijfers. In hoofdstuk III: DE STROFISCHE ANALYSE VAN DE PSALMEN, het omvangrijkste hoofdstuk van het boek (pag. 210-470) geeft Van der Lugt een diepgaande analyse van de structuur van een groot aantal Psalmen in strofen en stanza's. Als voorbeeld neem ik Psalm 19, een Psalm waaruit ik al verschillende keren verzen heb aangehaald (pag 232-235). Van der Lugt werkt steeds met de Hebreeuwse tekst (in transcriptie), ik neem hier Psalm 19 over uit de NBV21.
De eerste stanza van Psalm 19 bestaat uit drie strofen: vers 2- 3 (twee disticha); vers 4 -5a (twee disticha); en vers 5b-7 (twee tristicha).  I [2] De hemel verhaalt van Gods majesteit,
het uitspansel roemt het werk van zijn handen,
[3] de dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het door aan de volgende nacht.

[4] Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord,
het is een spraak zonder klank.
[5] Over heel de aarde gaat hun stem,
tot aan het einde van de wereld hun taal.

Daar heeft Hij een tent opgeslagen voor de zon:
[6] een jonge bruidegom die het bruidsbed verlaat,
een held die juichend voortsnelt op zijn weg.
[7] Aan het ene einde van de hemel komt hij op,
aan het andere einde voltooit hij zijn loop,
niets blijft voor zijn gloed verborgen.
De tweede stanza vertoont geen duidelijke kenmerken van strofenbouw. De drie strofen worden gesuggereerd door de Masoretische verstelling en door de omringende stanza's (pag. 235) II [8] De wet van de HEER is volmaakt:
levenskracht voor de mens.
De richtlijn van de HEER is betrouwbaar:
wijsheid voor de eenvoudige.

[9] De bevelen van de HEER zijn eenduidig:
vreugde voor het hart.
Het gebod van de HEER is helder:
licht voor de ogen.

[10] Het ontzag voor de HEER is zuiver,
houdt stand, voor altijd.
De voorschriften van de HEER zijn waarachtig,
rechtvaardig, geheel en al.
Ook de derde stanza bestaat uit drie strofen: vers 11 (twee disticha), vers 12-13 (twee disticha) en vers 14-15 (twee tristicha). III [11] Ze zijn begeerlijker dan goud,
dan fijn goud in overvloed,
en zoeter dan honing,
dan honing vers uit de raat.

[12] Uw dienaar laat zich erdoor gezeggen,
wie ze opvolgt wordt rijk beloond.
[13] Maar wie kan al zijn fouten kennen?
Spreek mij vrij van verborgen zonden.

[14] Bescherm mij, uw dienaar,
en laat hoogmoed niet over mij heersen, dan zal ik volmaakt zijn
en bevrijd van grote zonde.
[15] Laten de woorden van mijn mond U behagen,
de overpeinzingen van mijn hart U bekoren,
HEER, mijn rots, mijn bevrijder.
Als we deze indeling vergelijken met de NBG-1951 en de NBV21, valt ons het volgende op.
* De NBG heeft één witregel: na vers 7, dus na stanza I (zie opmerking 1. aan het slot van dit artikel).
* De NBV21 heeft veel meer witregels: na de verzen 3, 5a, 7, 8, 9, 10, 11, en 13 - dus na elke strofe van Van der Lugt.

Vervolgens neem ik uit dit hoofdstuk de structuur in stanza's van de door Van der Lugt onderzochte Psalmen over (pag. 210-470). Ik doe het werk van Van der Lugt daarmee vreselijk tekort, want Van der Lugt heeft deze hele serie Psalmen juist óók op strofe-niveau geanalyseerd. Afgezien van de stanza's kan een Psalm een inleidende versregel of strofe hebben (aangegeven met A = aanvang) en / of een slotregel of -strofe (aangegeven met B = besluit) (pag. 224). Regelmatig begint een indeling pas bij vers 2, soms zelfs bij vers 3; in dat geval zijn vers 1 (en 2) een opschrift dat buiten de indeling in (strofen en) stanza's blijft.
Psalm 3 I
II
III
B
vs 2- 3
vs 4- 7
vs 8
vs 9
Psalm 16 A
I
II
vs 1
vs 2- 6
vs 7-11
Psalm 19
(zie boven)
I
II
III
vs 2- 7
vs 8-10
vs 11-15
Psalm 21 I
II
B
vs 2- 7
vs 8-13
vs 14
Psalm 33 Ia
Ib
Ic
IIa
IIb
IIc
vs 1- 3
vs 4- 7
vs 8-11
vs 12-15
vs 16-19
vs 20-22
Psalm 34 Ia
Ib
IIa
IIb
vs 2- 7
vs 8-11
vs 12-15
vs 16-23
Psalm 41 I
II
III
vs 2- 4
vs 5-10
vs 11-13
Psalm 44 A
I
II
III
B
vs 2
vs 3- 9
vs 10-17
vs 18-25
vs 26-27
Psalm 47 I
II
III
vs 2- 5
vs 6- 9
vs 10
Psalm 48 I
II
III
vs 2- 4
vs 5- 9
vs 10-15
Psalm 50 I
II
III
vs 1- 6
vs 7-15
vs 16-23
Psalm 51 A
I
II
III
B
vs 3
vs 4- 8
vs 9-14
vs 15-19
vs 20-21
Psalm 54 I
II
vs 3- 5
vs 6- 9
Psalm 61 I
II
vs 2- 5
vs 6- 9
Psalm 62 I
II
vs 2- 7
vs 8-13
Psalm 64 I
II
III
vs 2- 3
vs 4- 7
vs 8-11
Psalm 66 I
IIa
IIb
IIIa
IIIb
vs 1b- 4
vs 5- 7
vs 8-12
vs 13-15
vs 16-20
Psalm 67 I
II
III
vs 2- 3
vs 4- 6
vs 7- 8
Psalm 70 I
II
vs 2- 4
vs 5- 6
Psalm 72 Ia
Ib
II
IIIa
IIIb
vs 1- 4
vs 5- 8
vs 9-11
vs 12-15
vs 16-17
Psalm 74 A
I
II
III
vs 1
vs 2- 9
vs 10-17
vs 18-23
Psalm 75 A
I
II
vs 2
vs 3- 4
vs 5-11
Psalm 77 I
II
III
IV
vs 2- 7
vs 8-13
vs 14-19
vs 20-21
Psalm 79 I
IIa
IIb
III
B
vs 1- 4
vs 5- 7
vs 8- 9
vs 10-12
vs 13
Psalm 80 Ia
Ib
IIa
IIb
III
vs 2- 4
vs 5- 8
vs 9-12
vs 13-16
vs 17-20
Psalm 82 I
II
B
vs 1- 4
vs 5- 7
vs 8
Psalm 83 I
II
III
vs 2- 9
vs 10-17
vs 18-19
Psalm 91 I
II
vs 1- 8
vs 9-16
Psalm 92 Ia
Ib
IIa
IIb
vs 2- 5
vs 6- 8
vs 9-12
vs 13-16
Psalm 94 Ia
Ib
IIa
IIb
IIIa
IIIb
vs 1- 4
vs 5- 7
vs 8-11
vs 12-15
vs 16-19
vs 20-23
Psalm 97 I
II
vs 1- 6
vs 7-12
Psalm 102 I
II
III
vs 2-12
vs 13-23
vs 24-29
Psalm 103 Ia
Ib
IIa
IIb
III
vs 1- 5
vs 6- 9
vs 10-14
vs 15-18
vs 19-22
Psalm 111 I
II
III
vs 1- 4
vs 5- 8
vs 9-10
Psalm 112 I
II
III
vs 1- 4
vs 5- 8
vs 9-10
Psalm 113 geen stanza's vs 1- 9
Psalm 114 I
II
III
vs 1- 2
vs 3- 6
vs 7- 8
Psalm 115 Ia
Ib
IIa
IIb
III
vs 1-3
vs 4- 8
vs 9-11
vs 12-16
vs 17-18
Psalm 116 I
II
III
vs 1- 6
vs 7-12
vs 13-19
Psalm 121 (I) *)
(II) *)
vs 1- 4
vs 5- 8
Psalm 122 I
II
III
vs 1-2
vs 3- 5
vs 6- 9
Psalm 126 I
II
vs 1- 3
vs 4- 6
Psalm 127 I
II
vs 1- 2
vs 3- 5
Psalm 128 I
II
vs 1- 3
vs 4- 6
Psalm 129 I
II
vs 1- 4
vs 5- 8
Psalm 130 I
II
vs 1- 4
vs 5- 8
Psalm 132 I
II
vs 1-10
vs 11-18
Psalm 135 Ia
Ib
IIa
IIb
IIIa
IIIb
vs 1- 4
vs 5- 7
vs 8-12
vs 13-14
vs 15-18
vs 19-21
Psalm 136 I
IIa
IIb
IIc
III
vs 1- 3
vs 4- 9
vs 10-15
vs 16-22
vs 23-26
Psalm 137 I
II
III
vs 1- 3
vs 4- 6
vs 7- 9
Psalm 139 I
II
III
IV
vs 1- 6
vs 7-12
vs 13-18
vs 19-24
Psalm 140 I
II
III
vs 2- 6
vs 7-12
vs 13-14
Psalm 142 I
II
vs 2- 5
vs 6- 8
Psalm 143 I
II
III
vs 1- 6
vs 7-10
vs 11-12
Psalm 146 I
II
III
vs 1- 2
vs 3- 6
vs 7-10
Psalm 147 I
II
III
vs 1- 6
vs 7-11
vs 12-20
Psalm 148 I
II
vs 1- 6
vs 7-14
*) de vier strofen van Psalm 121 sluiten zich misschien aaneen tot twee vierregelige stanza's (pag. 402)

Tenslotte nog twee opmerkingen.
  1. Bij de onderverdeling van een Psalm hebben uitleggers vaak vooral naar de inhoud gekeken. Op grond daarvan hebben ze bijvoorbeeld Psalm 19 verdeeld in twee delen: vers 2- 7 (Gods openbaring in de natuur) en vers 8-15 (Gods openbaring in de schriftuur); vandaar in de NBG-1951 de witregel tussen vers 7 en vers 8; of in drie delen: vers 2- 7 (Gods openbaring in de natuur), vers 8-11 (lofprijzing van de Wet) en vers 12-15 (persoonlijke toepassing). Op grond van de dichtelijke structuur komt Van der Lugt tot de hierboven weergegeven indeling in vers 2- 7; vers 8-10; en vers 11-15. Van der Lugt laat de inhoud van de Psalm niet buiten beschouwing, maar bij zijn analyses spreekt de dichterlijke vorm een stevig woord mee.
  2. Een andere oudtestamenticus uit Kampen (waar ook ik zelf heb gestudeerd; maar niet met de specialisatie Oude Testament), Klaas Spronk, schreef een artikel over Psalm 49 en betrok daarbij ook de analyse van Van der Lugt. Zijn bevinding vind ik de moeite waard om te citeren: In zijn dissertatie over dit onderwerp wekt Pieter van der Lugt de indruk dat het voor alle psalmen mogelijk is om een strofische structuur aan te wijzen. Dat gebeurt in principe op zuiver formele gronden volgens een heldere, voor andere onderzoekers eenvoudig te controleren methode. Ten opzichte van veel andere manieren van structuuranalyse is dat een groot voordeel. Uiteindelijk geldt natuurlijk ook hier: 'the proof of the pudding is in the eating'. Levert dit nu een eenduidig, ook voor lezers buiten de eigen kring overtuigend resultaat op? Het lijkt er op dat dit bij veel teksten inderdaad het geval is, zeker als de analyse beperkt blijft tot het niveau van versregels en strofen. Bij Psalm 49 stuiten we echter op problemen. Van der Lugt verdeelt deze psalm in 4 stanza's van respectievelijk 4, 6, 6 en 6  versregels en met respectievelijk 2, 4, 4 en 4 strofen. De strofen bestaan uit de volgende verzen: 2-3, 4-5 // 6-7 / 8, 9-10. 11 // 12, 13 / 14, 15 // 16, 17-18, 19-20, 21. In mijn eigen onderzoek, strikt werkend met dezelfde regels van de 'Kamper school' kwam ik tot een ander resultaat: 2-3. 4-5 / 6-7. 8-10. 11-12 // 13-14. 15. 16 / 17-18. 19-20. 21; dat wil zeggen, 2 stanza's, beide bestaand uit 2 delen met respectievelijk 2, 3, 3 en 3 strofen met een lengte van 4, 6, 5 en 5 versregels. De verschillen zijn groot, bijvoorbeeld wat betreft de plaats van belangrijke verzen als de vrijwel identieke verzen 13 en 21 en het omstreden vers 16. Nu kan men op grond van dit verschil in uitkomst beweren dat de methode niet deugt. Het zou ook kunnen liggen aan een gebrekkige toepassing. Ik zou er echter voor willen pleiten om het te zien als aanwijzing voor de mogelijkheid dat deze vorm van structuuranalyse niet geschikt is voor alle psalmen. Men moet er rekening mee houden dat sommige psalmen zich niet in dit soort strofen laat indelen (Het raadsel van Psalm 49, pag. 35-36). In dit citaat staat // voor de grens tussen twee stanza's en / voor de grens tussen twee substanza's. Om het bovenstaande iets duidelijker te maken de indeling (enkel in stanza's, niet in strofen) van Psalm 49 volgens Van der Lugt (pag 474) en volgens Spronk:
Van der Lugt Spronk Psalm 49 (NBV)
I







II












III










IV










Ia







Ib















IIa









IIb
[2] Luister, volken, allemaal,
hoor, bewoners van de wereld,
[3] mensen, kinderen van Adam,
rijk en arm, iedereen.
[4] Mijn mond spreekt wijze woorden,
diepzinnig is wat mijn hart overpeinst,
[5] ik heb een open oor voor raadselspreuken,
bij het spel op de lier onthul ik een geheim.
[6] Waarom zou ik vrezen in slechte tijden,
als ik door uitbuiters word omringd,
[7] die vertrouwen op hun vermogen
en pronken met hun rijkdom?
[8] Geen mens kan een ander vrijkopen,
wat God vraagt voor een leven, is niet te betalen.
[9] De prijs van het leven is te hoog,
in eeuwigheid niet op te brengen.
[10] Onmogelijk dat iemand voor altijd zou leven,
de kuil van het graf nooit zou zien.
[11] Dit zien we: wijze mensen sterven,
maar ook dommen en dwazen vergaan
en laten hun vermogen achter.
[12] Het graf is hun eeuwig thuis,
hun woning van geslacht op geslacht,
ook al stond er veel land op hun naam.
[13] Een mens, hoe rijk ook, houdt geen stand,
hij is als een dier dat wordt afgemaakt.
[14] Dit is het lot van wie op zichzelf vertrouwen,
zo vergaat het wie zichzelf graag horen: sela
[15] als schapen verblijven zij in het dodenrijk,
en de dood is hun herder.
In de morgen vertrappen de oprechten hun graf,
hun lichaam teert weg in het dodenrijk en vindt geen rust.
[16] Maar mij zal God vrijkopen uit de macht
van het dodenrijk, mij zal Hij wegnemen. sela
[17] Wees niet bang als iemand rijk wordt,
een groter huis heeft en meer weelde.
[18] Want bij zijn dood kan hij niets meenemen,
zijn weelde volgt hem niet in het graf.
[19] Ook al prijst hij zich gelukkig met zijn leven,
– wie roemt je niet in je voorspoed? –
[20] hij zal zich voegen bij zijn voorgeslacht,
bij hen die nooit het licht meer zien.
[21] Een mens zonder inzicht, hoe rijk ook,
hij is als een dier dat wordt afgemaakt.
* De NBG-1951 verdeelt Psalm 49 in: vers 2- 5; 6-13; 14-21; dus meer op het niveau van de stanza's (maar weer anders van Van der Lugt en dan Spronk).
* De NBV21 verdeelt Psalm 49 in: vers 2- 3; 4- 5; 6- 7; 8-10; 11-13; 14-15a; 15b-16; 17-18; 19-21; dus meer op het niveau van de strofen.

Het laatste woord over de strofische structuur van de Psalmen is dus nog niet gezegd of geschreven, ook niet door Van der Lugt. Maar ik hoop dat u in elk geval een indruk hebt gekregen van zijn indrukwekkende proefschrift.

terug naar boeken

TERUG NAAR INDEX