Pim van Lommel: Eindeloos bewustzijn. Een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring. Ten Have, 2008 (9e druk), 403 pag. (tekst ca. 340 pag.).

Pim van Lommel (1943) was van 1977 tot 2003 als cardioloog verbonden aan het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem. Sindsien houdt hij over de hele wereld lezingen over bijna-dood ervaringen (BDE) en de relatie tussen bewustzijn en hersenfunctie. Als predikant hoor ik herhaaldelijk verhalen over BDE. Ook zijn er bijbelteksten die aan zulke ervaringen herinneren. Vandaar mijn belangstelling voor dit onderwerp. Ik ben niet de enige: het boek verscheen in november 2007 en was binnen drie maanden al toe aan de 9e druk!

De BDE wordt genoemd in de ondertitel. Het onderzoek rond BDE vult een flink aantal pagina's van het boek. Toch gaat het boek veel verder. Het gaat Van Lommel om een mens- en wereldbeeld (pag. 349), samengevat in de titel: Eindeloos bewustzijn.

Zo beknopt mogelijk gezegd gaat het Van Lommel om het volgende.
* De gangbare wetenschappelijke mens- en wereldbeschouwing is materialistisch. Gedachten, gevoelens en herinneringen (in één woord: bewustzijn) zijn niet meer dan chemische en fysische processen in de hersenen. Bij de dood houden deze processen op. Dan is het bewustzijn weg. Dood is dood.
* Van Lommel gaat uit van een eindeloos bewustzijn in een dimensie die ruimte en tijd overstijgt. Dit eindeloze bewustzijn is de bron én de bestemming van ons individuele bewustzijn. Onze hersenen zijn de bemiddelende instantie waardoor we bewustzijn ontvangen van en uitzenden naar het eindeloze bewustzijn. Ook als onze hersenen afsterven, blijft het bewustzijn. In het eindeloze bewustzijn zijn we met allen en alles verbonden.

Een beeld: De gangbare mensvisie beschouwt de mens als een stand alone computer. Alle informatie staat op de harde schijf. Crasht de harde schijf, dan is alles weg. - Van Lommel kan de mens vergelijken met een computer die is aangesloten op het internet (pag. 248). Door de computer zijn we verbonden met de bijna eindeloze hoeveelheid informatie van het internet. Die informatie blijft bestaan, ook als mijn computer crasht.

Van Lommel schrijft goed leesbaar. Samenvattingen vooraf en achteraf helpen ons door moeilijke paragrafen heen. Van Lommel draagt duidelijk een boodschap uit, maar erkent ook regelmatig dat veel vragen nog niet beantwoord zijn. Een fascinerend boek!

1. Inleiding.
Als cardioloog in opleiding is Van Lommel in 1969 betrokken bij de reanimatie van een patiënt met hartstilstand. Nadien vertelt deze patiënt over een BDE. Sinds 1986 heeft Van Lommel alle patiënten die gereanimeerd waren gevraagd naar hun herinneringen. Twaalf gereanimeerde patiënten vertelden hem over hun BDE. Medisch gezien is een BDE onverklaarbaar: bij een hartstilstand krijgen de hersenen geen bloed en functioneren daardoor niet; volgens de klassieke medische inzichten kan er dan geen bewustzijn zijn. Dat roept de vraag op naar de relatie tussen hersenfuncties en bewustzijn: tijdens onze slaap; tijdens een coma; bij hersendood; bij klinische dood; na het overlijden. Na een BDE hebben de meeste mensen geen angst meer voor de dood. Ze weten uit eigen ervaring dat er sprake is van een vorm van persoonlijk voortbestaan: een veranderde bestaanswijze met een verhoogd en verruimd bewustzijn, dat overal tegelijk aanwezig is doordat het niet langer aan een lichaam is gebonden (pag. 20). Hieruit trekt Van Lommel een conclusie voor ons bewustzijn in het algemeen: het is een eindeloos bewustzijn. Het bewustzijn is volgens hem niet op een bepaalde tijd en plaats te lokaliseren. ... Het volledige en oneindige bewustzijn is overal aanwezig in een niet aan tijd en plaats gebonden ruimte, waar verleden, heden en toekomst tegelijk aanwezig en toegankelijk zijn. Onze hersenen functioneren "slechts" als een fysiek ontvangst- en uitzendstation, dat informatie opvangt en uitzendt. Zijn conclusie is dat het eindeloze bewustzijn altijd onafhankelijk van ons lichaam heeft bestaan en zal blijven bestaan. Er is geen begin en er komt nooit een eind aan ons bewustzijn (pag. 24-25). Een BDE brengt een verandering in het leven teweeg, voortkomend uit het inzicht dat liefde en aandacht voor jezelf, voor anderen en voor de natuur belangrijke levensvoorwaarden zijn (pag. 26). Hierna volgt in hoofdstuk 2 een uitvoerig relaas over Een bijna-dood ervaring, en het leven daarna. Later in hoofdstuk 10 (pag. 190-206) volgt een tweede ervaringsverhaal over Een uitgebreide BDE.

3. Wat is een BDE?
Een BDE kan worden gemeld in verschillende omstandigheden:
* ernstige aantasting van de hersenfuncties door hartstilstand, hersenbloeding, shock, enz.
* ervaringen van doodsangst bij ongelukken enz.
* sterfbed-visioenen.
* isolatie.
* depressie.
* mystieke ervaringen in de natuur of bij meditatie.
De vaak gehoorde redenering dat een BDE wordt veroorzaakt door zuurstoftekort in de hersenen gaat lang niet voor al deze situaties op. - Volgens Van Lommel zou ruim 4% van de bevolking een BDE hebben gehad; dat zou betekenen circa 600.000 Nederlanders. In ziekenhuizen bestaat waarschijnlijk een sterke onder-rapportage van BDE. - De inhoud van een BDE lijkt wereldwijd in essentie dezelfde. Er bestaan verschillende indelingen van de ervaringen binnen een BDE. Van Lommel sluit zich met name aan bij de 12 elementen / aspecten van een BDE volgens Moody. De meeste mensen beleven maar een deel van deze 12 elementen.

  1. De ervaring is onuitsprekelijk.
  2. Men ervaart vreugde, vrede en gelukzaligheid.
  3. Men hoort zich door artsen en omstanders dood verklaren, terwijl men zich intens levend voelt. Sommigen horen een zoemend of fluitend geluid, een klik of een ruis.
  4. Men treedt uit zijn lichaam, als een spiritueel lichaam dat door muren en deuren heen kan gaan. Men ziet zijn eigen lichaam liggen. Men neemt dingen waar die achteraf verifieerbaar zijn. Blinden kunnen zien en doven kunnen horen. Blijkbaar gaat het hier om waarnemingen die niet aan zintuigen of hersenen gebonden zijn.
  5. Men wordt in een donkere ruimte getrokken.
    a) Voor ongeveer 15% van de mensen is dit een angstige ervaring.
    b) Door een donkere tunnel wordt men naar het licht getrokken.
    c) Voor 1 à 2% van de mensen blijft de BDE in de beangstigende donkere ruimte steken (helle-ervaring).
  6. Men komt in een oogverblindend landschap met prachtige kleuren, bloemen en muziek.
  7. Men ontmoet overleden personen (als gezonde jonge volwassenen).
  8. Men wordt opgenomen in het Licht. Er is altijd een rechtstreekse communicatie met dit lichtwezen, alsof het je gedachten kan lezen en via je gedachten ook antwoorden geeft (pag. 58).
  9. Men overziet het hele leven tot nu toe (soms ook van vorige levens). Dit kan uiterste confronterend zijn, maar niemand voelt zich veroordeeld (pag. 60). Steeds wordt het belang van liefde benadrukt (pag. 60).
  10. Men overziet het deel van het leven dat nog moet komen.
  11. Men ziet een grens: een dichte mist, een muur, een dal, een rivier, een brug of een poort (pag 63). Voorbij deze grens zou men niet meer kunnen terugkeren in het lichaam. Soms besluit men zelf om terug te keren, soms wordt men er toe gedwongen.
  12. De bewuste terugkeer in het lichaam wordt vaak ervaren als heel onaangenaam. Vandaar een verontwaardigde, teleurgestelde of opstandige reactie na reanimatie.

4. Veranderd door een BDE. Door een BDE veranderen mensen: ze krijgen een heel andere kijk op wat werkelijk belangrijk is in het leven en ze zijn niet bang meer voor de dood. Hun nieuwe inzicht betreft onvoorwaardelijke liefde (naar zichzelf, naar anderen en naar de natuur) en verbondenheid (iedereen is met alles verbonden). Dit inzicht berust niet meer op geloof, maar op weten. De verandering door een BDE is onafhankelijk van leeftijd, van de culturele of religieuze achtergrond, of van de medische oorzaak van de BDE. Wel belangrijk zijn de persoonlijkheidskenmerken vóór de BDE. Heel belangrijk voor de verwerking is de reactie (acceptatie of afwijzing) van de omgeving: partner en familie, vrienden en kennissen, artsen en hulpverleners. Het proces van integratie start pas wanneer men zijn ervaring met iemand kan delen (pag. 73). Van Lommel noemt enkele aspecten van het veranderingsproces na een BDE:

Na een BDE kunnen er psychische problemen optreden. Van Lommel onderscheid interpersoonlijke problemen (problemen in de communicatie met anderen na de BDE, vooral met de huwelijkspartner) en intrapersoonlijke problemen (bijvoorbeeld boosheid over het feit dat men terug moest keren naar dit leven). Nog moeilijker is de verwerking van een angstwekkende BDE (helle-ervaring), die meestal gepaard gaat met sterke schuldgevoelens. - De verwerking van een BDE kost veel tijd. De positieve veranderingen treden pas in de loop van vele jaren op. Om het veranderingsproces te ondersteunen en te versnellen, adviseert Van Lommel de BDE op te schrijven.

5. BDE bij kinderen.
Het is uiterst onwaarschijnlijk dat een BDE bij jonge kinderen het gevolg kan zijn van beïnvloeding. Toch vertellen ze overeenkomstige verhalen als volwassenen: een positieve ervaring, een hemelse omgeving, ontmoeting met hun overleden opa of oma of een overleden lievelingsdier. Een jong kind kan een BDE hebben zonder zich dat nadien te herinneren; de herinnering komt pas boven als ze later opnieuw een BDE krijgen. Ook bij kinderen heeft een BDE een uitwerking op het leven nadien. Ze voelen een onuitsprekelijk verlies: heimwee naar de schoonheid en vrede die ze hebben ervaren. Van Lommel geeft een typering van BDE-kinderen (pag. 95-96) die doet denken aan "nieuwe tijds-kinderen": Ze hebben het gevoel dat hun weten ruimer is dan bij leeftijdsgenoten en zijn niet in staat daarover te spreken (pag. 95). Ze zijn oplettend en scherpzinnig, vaak hoog-intelligent en hoog-sensitief. Ze kiezen later vaak voor een creatief of verzorgend beroep. - Afgezien van een BDE of een levensbedreigende situatie kunnen kinderen een spontane uittreding ervaren; meestal bij de overgang van waken naar slapen. Uittreding uit het lichaam (dissociatie) kan ook worden opgeroepen door kindermishandeling of -misbruik.

6. Onderzoek naar BDE. De eerste onderzoeken naar BDE waren retrospectief: geregistreerd werden de verhalen van mensen die reageerden op oproepen en advertenties. Bij een prospectief onderzoek wordt systematisch navraag gedaan bij alle gereanimeerde patiënten: of zij zich iets herinneren uit de periode van hun bewusteloosheid; dan zijn de medische gegevens nog beschikbaar en dan kunnen patiënten zonder en met een BDE worden vergeleken. Enkele bevindingen: om zich een BDE te herinneren is een goed werkend korte termijn-geheugen essentieel (pag. 104). Hoe jonger de patiënt, hoe groter de kans op een BDE (pag. 104). Er is geen verband tussen het ervaren van een BDE enerzijds en sociale klasse of ras, of geslacht of opleiding of beroep of woonplaats of huwelijkse staat of religie of cultuur. Wel bestaat er verschil in verwoording en interpretatie van de BDE afhankelijk van individuele, culturele en religieuze factoren. Meestal (maar niet altijd) wordt een BDE gemeld na een ernstige aantasting van de hersenfuncties. Maar waarom ervaren slechts een deel van de patiënten met zo'n aantasting een BDE?
Vervolgens behandelt Van Lommel een groot aantal geopperde verklaringen voor de BDE.
a) Fysiologische theoriën zijn gebaseerd op de veronderstelling dat bewustzijn een product is van de hersenen. De meest gehoorde theorie verklaart een BDE uit zuurstoftekort in de hersenen. Deze theorie verklaart niet waarom er juist tijdens het stil liggen van de hersenfuncties een verruimd en helder bewustzijn wordt ervaren; waarom een BDE óók kan worden ervaren in situaties zónder zuurstoftekort; hoe uittredingen met controleerbare waarnemingen ontstaan. Ook andere fysiologische theorieën (teveel kooldioxide in het bloed; chemische reacties in de hersenen; elektrische activiteit in de hersenen zoals bij een epileptische aanval) bieden geen afdoende en omvattende verklaring. Opmerkelijk is wel het effect van dimethyltryptamine (DMT), een lichaamseigen stof die wordt aangemaakt in de epifyse en die verwant is met geestverruimende middelen. DMT roept ervaringen op die sterk lijken op een BDE. Bij grote stress en waarschijnlijk ook bij het sterven stijgt onze DMT-spiegel. Vooruitgrijpend op zijn "verruimd bewustzijn" schrijft Van Lommel hier al: Mogelijk wordt door DMT de natuurlijke rem voor het ervaren van verruimd bewustzijn in ons lichaam opgeheven (pag. 114 en 118).
b) Psychologische theorieën verklaren een BDE uit angst voor de dood; op grond van het voorafgaande verwachtingspatroon; als depersonalisatie (verlies van de eigen identiteit); als dissociatie (zoals bij mishandelde of misbruikte kinderen); vanuit psychische afwijkingen; als inbeelding en fantasie; of als bedrog. Geen van deze verklaringen is volgens Van Lommel bevredigend.
c) Voorts behandelt Van Lommel verklaringen van BDE uit geboorteherinneringen; hallucinaties; dromen; en medicatie. Ook deze verklaringen zijn niet bevredigend. Wel is er een zekere overeenkomst tussen BDE en "heldere dromen", waarin mensen de toekomst voorzien en overleden personen ontmoeten. Speelt ook bij heldere dromen DMT een rol?

7. De Nederlandse studie naar BDE.
De studie van Van Lommel c.s. was prospectief. Systematisch werden alle mensen geïnterviewd die een hartstilstand hadden overleefd. Hun medische gegevens waren nauwkeurig bekend. Het onderzoek werd gedaan in tien ziekenhuizen Het onderzoek duurde tien jaar. Ietwat pinnig merkt Van Lommel op dat het onderzoek voor geen enkele subsidie in aanmerking kwam (pag. 131). De interviews werden gehouden 1) binnen vijf dagen na de reanimatie; 2) na twee jaar; 3) na acht jaar.
1) Bij het eerste interview werd maar één open vraag gesteld: Kunt u zich iets herinneren van de periode van uw hartstilstand? (pag. 132). Van de geïnterviewden meldde slechts 12% een duidelijke BDE-herinnering (pag. 135). Opvallend was dat mensen met een (zeer) diepe BDE een significant hogere sterfte hadden binnen dertig dagen na hun hartstilstand, zonder dat dat medisch te verklaren is. Hadden zij door hun BDE hun angst voor de dood verloren, zodat zij konden "loslaten"?

Mensen hebben immers een zekere invloed op hun moment van overlijden. Van Lommel noemt daarvan twee voorbeelden die ik als predikant uit eigen ervaring kan bevestigen. Er zijn mensen die niet "kunnen" sterven zolang hun geliefden aan het sterfbed zitten - gaan die een moment weg, dan overlijden ze prompt. Er zijn ook mensen die pas kunnen sterven als alle geliefden aanwezig zijn (pag. 136).

Door de 62 patiënten met een BDE samen worden alle bekende elementen van een BDE gemeld, behalve een angstwekkende of negatieve BDE (pag. 136). Van een groot aantal factoren is onderzocht of ze een statistisch significante relatie hebben met het vóórkomen van een BDE. Dat bleek het geval bij: leeftijd jonger dan 60 jaar; een eerste hartinfarct; méér dan één reanimatie tijdens de ziekenhuis-opname; een eerdere BDE. Het optreden van een BDE bleek niet te verklaren uit medische factoren, zoals zuurstoftekort, de ernst van de medische situatie of de toegediende medicatie. Ook de psychologische verklaring (doodsangst) bleek onaannemelijk omdat een hartstilstand zo plotseling optreedt dat de patiënt niets merkt.
2) en 3) Na twee en na acht jaar bleken met name de volgende veranderingen. Bij mensen met een hartstilstand zónder BDE was er een opvallende afname van interesse in spiritualiteit en een toename van angst voor de dood. Bij mensen met een hartstilstand mét een BDE was er minder angst voor de dood en meer geloof in een persoonlijk voortbestaan. Bij hen was een nieuw inzicht gegroeid in wat belangrijk is in het leven: compassie, onvoorwaardelijke liefde naar zichzelf, naar anderen en naar de natuur. Bij hen waren intuïtieve gevoelens sterk toegenomen: helderziendheid, voorspellende gevoelens en visioenen.
De Nederlandse studie kreeg ook internationaal veel waardering. Kritiek kwam er o.a. van dr. Renckens (voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij), die Van Lommel kwalificeert als een gemankeerde profeet met een premorbide kwakzalverspersoonlijkheid (pag. 144). De resultaten van de Nederlandse studie werden bevestigd door verschillende onderzoeken in Amerika en Engeland. Een BDE treedt op gedurende de hartstilstand. Bij een hartstilstand is er een uitval van alle hersenfuncties. Er is geen fysiologische of psychologische verklaring voor BDE.

8. Wat gebeurt er in de hersenen wanneer het hart plotseling stopt? Het antwoord op deze vraag in dit medische hoofdstuk luidt: dan vertonen de hersenen geen meetbare activiteit meer en zijn alle functies van de hersenen (zoals lichaamsreflexen, hersenstamreflexen en ademhaling) uitgevallen. Juist tijdens deze periode kan een BDE worden ervaren. Hierdoor moet de algemeen geaccepteerde, maar nooit bewezen stelling dat bewustzijn en herinneringen in de hersenen gelokaliseerd zijn ter discussie worden gesteld (pag. 150).

9. Wat weten wij van de functie van de hersenen?
Ook dit hoofdstuk is medisch. Het antwoord op de gestelde vraag is: nog maar heel weinig. Maar genoeg om de materialistische hypothese in twijfel te trekken dat onze hersenen bewustzijn kunnen produceren en herinneringen kunnen opslaan.
a) Tot nu toe zijn er geen exacte overeenkomsten aangetoond tussen specifieke neurale activiteiten en de specifieke inhoud van herinneringen, ervaringen, gevoelens of gedachten (pag. 173). Zoals je de inhoud van een radioprogramma niet kunt reduceren tot de radio, zo kunnen we het bewustzijn niet reduceren tot activiteiten en processen in de hersenen (pag. 174).
b) Onze hersenen bestaan uit 100.000.000.000 neuronen (waarvan 20.000.000.000 in de hersenschors). Elk neuron heeft honderden tot tienduizenden synapsen (verbindingsplaatsen met andere neuronen). Samen vormen ze een netwerk met hoge complexiteit (pag. 175). In de synapsen treden voortdurend elektrische spannings-veranderingen op, die samen een voortdurend wisselend elektromagnetisch veld opwekkend. Maar hoe kunnen in dit systeem alle herinneringen van ons leven zijn opgeslagen? Al is de opslagcapaciteit van onze hersenen (informatie-technisch gezien) gigantisch, toch is die capaciteit volstrekt onvoldoende voor de opslag van al onze herinnringen van ons hele leven met bijbehorende associatieve gedachten en emoties (pag. 182).
c) Onze geestelijke, verstandelijke en lichamelijke activiteiten leiden tot een voortdurend proces van aanpassing in de hersenschors (neuroplasticiteit). Het bewustzijn heeft een aantoonbaar effect op de anatomische structuur en de functies van de hersenen. Het bewustzijn is dus méér dan enkel het product van de hersenfuncties (pag. 184-188).

11. Kwantumfysica en bewustzijn.
Een BDE wordt ervaren als bewustzijn in een niet aan plaats en tijd gebonden dimensie. In een uittreding is men niet meer aan plaats gebonden - men is waar men wil zijn (non-lokaliteit). Men overziet in één ogenblik verleden en toekomst. Ná de BDE behoudt men meestal de mogelijkheid tot communicatie voorbij afstand en tijd (verhoogde intuïtieve gevoeligheid). Van Lommel beschrijft in dit hoofdstuk deze verschijnselen met het begrippen-apparaat van de kwantumfysika. De kwantumfysika is ontwikkeld uit de natuurkundige discussie over de aard van het licht: golf of deeltje? (pag. 213). De kwantumfysika is een ingrijpende correctie op de klassieke fysika. Ik probeer dit moeilijke verhaal puntsgewijs samen te vatten.

  1. In de klassieke fysika kan een object worden gedefinieerd binnen de dimensies van ruimte en tijd. - In de kwantumfysika heeft een object geen definitieve locatie in ruimte en tijd en geen vaststaande eigenschappen, indien er geen waarneming plaatsvindt (pag. 219).
  2. De klassieke fysika baseert zich op objectieve waarnemingen. - Volgens het onzekerheidsprincipe van Heisenberg verandert elke waarneming haar object. Er zijn dus geen objectieve waarnemingen. Enkele kwantumfysici trekken daaruit de conclusie dat de waarneming de werkelijkheid creëert: bewustzijn is fundamenteler dan materie of energie (pag. 216). Van Lommel sluit zich aan bij deze vergaande visie, maar erkent dat veel natuurkundigen en filosofen met deze consequentie moeite hebben (pag. 217).
  3. De klassieke fysika gaat uit van lokaliteit. Objecten zijn gebonden aan een bepaalde plaats. Objecten beïnvloeden elkaar door direct contact. Informatie heeft als maximale snelheid de lichtsnelheid (300.000 kilometer per seconde). - De kwantumfysika leert de non-lokaliteit: verbondenheid onafhankelijk van afstand en tijd in een non-lokale ruimte: een meerdimensionale ruimte waar alleen sprake is van mogelijkheden, ook wel waarschijnlijkheidsgolven genoemd, waar niets vastligt, waar geen materie aanwezig is en waar tijd en afstand geen rol spelen (pag. 210). Non-lokale verbindingen komen instantaan (op het zelfde moment) tot stand, dus sneller dan het licht (pag. 222).
  4. De klassieke fysika is gebaseerd op causaliteit: de wet van oorzaak en gevolg. Daarin ligt de volgorde van oorzaak en gevolg vast. De tijd verloopt maar in één richting. Alles verloopt volgens vaste wetmatigheden (pag. 212). - Volgens de kwantumfysika is causaliteit een illusie. Alles hangt met alles samen in een holistisch systeem (pag. 220). Als er één gebeurtenis plaatsvindt, verandert op datzelfde moment het hele universum (pag. 218).
  5. Volgens de klassieke fysika ligt alle biologische (= van organismen) en digitale (= van computers) informatie gecodeerd in golven van het elektromagnetische veld, in de vorm van verschillen in frequenties. - Volgens de kwamtumfysika ligt informatie niet gecodeerd in een medium, maar non-lokaal opgeslagen als golffuncties in de non-lokale ruimte; wat ook betekent dat alle informatie altijd en overal ogenblikkelijk beschikbaar is (pag. 223).
  6. Volgens de klassieke neurobiologie ligt het bewustzijn met herinneringen opgeslagen in de golfpatronen van de elektromagnistische velden in onze hersenen. De hersenen werken als een hologram: in ieder deel zit alles. Daardoor wordt verklaard dat herinneringen niet zijn opgeslagen in bepaalde hersen-delen, maar in de hersenen als geheel (pag. 233). - Volgens de kwantum-biologie ligt het bewustzijn met herinneringen opgeslagen in de non-lokale ruimte in de vorm van golffuncties (pag. 233) en opgesplitst in kwanten (pag. 234). Vandaaruit oefent het bewustzijn invloed uit op de neurale processen in de hersenen. Daardoor is onze vrije wil mogelijk (pag. 235). Ons denken is niet vastgelegd in causale chemische processen in onze hersencellen.

Kwantumfysici verschillen van mening over de vraag of kwantumfysika ook geldt voor levende systemen (pag. 230-231). De kwantum-fysika heeft vergaande consequenties voor ons hele wereldbeeld (pag. 219). Een ieder die niet ontzet is door de kwantumtheorie heeft haar niet begrepen - dit citaat van Nobelprijswinnaar en kwantumfysicus Niels Bohr (1885-1962) zet Van Lommel als motto boven dit hoofdstuk (pag. 206). Tegelijk erkent hij dat er bijna evenveel interpretaties van de kwamtumtheorie zijn als kwantumfysici (pag. 236). Uit zoveel pap zijn altijd wel krenten te halen. Van Lommel gebruikt de kwantumtheorie als model voor een aantal elementen van een BDE, zoals uittreden uit het lichaam; het op één moment terugzien op het verleden en vooruitzien in de toekomst; ontmoeting met overleden geliefden; verbondenheid met alles.

12. Hersenen en bewustzijn.
Wat is precies de relatie tussen onze hersenen en ons bewustzijn? Materialistische en reductionistische modellen proberen het bewustzijn te verklaren uit fysische en chemische processen in de hersenen. Van Lommel kiest voor een niet-reductionistisch en immaterieel model: het pan(proto)psychisme (een term van David Chalmers): het bewustzijn heeft prioriteit boven de materie. De fysieke werkelijkheid wordt gevormd door het bewustzijn. Het BDE-onderzoek lijkt dit model te ondersteunen:
a) In een BDE wordt een non-lokaal bewustzijn ervaren: een bewustzijn dat niet aan tijd en plaats is gebonden.
b) De inhoud van gedachten en gevoelens kan niet worden verklaard uit processen in de hersenen.
c) Het bewustzijn kan de structuur en functies van de hersenen beïnvloeden (neuroplasticiteit).
Van hieruit komt Van Lommel tot wat in de titel van het boek heet: het eindeloze bewustzijn of non-lokale bewustzijn. Dit non-lokale bewustzijn omvat zowel alle persoonsgebonden als alle universele informatie, opgeslagen in de vorm van onvernietigbare golffuncties in een non-lokale ruimte. Deze golffuncties zijn continu (non-lokaal) om en in ons lichaam aanwezig. Onze hersenen functioneren als een ontvang- en zend-station waarmee we door resonantie informatie uitwisselen met de non-lokale bewustzijn. Daardoor ontstaat het bewustzijn dat we ervaren in gedachten, gevoelens en herinneringen (het waakbewustzijn). Het (universele) non-lokale bewustzijn en het (individuele) waakbewustzijn hebben een complementaire relatie (zoals in de kwantumfysika: het golfkarakter en het deeltjeskarakter van het licht - pag. 246). Maar het non-lokale bewustzijn heeft in deze relatie prioriteit: het is de oorsprong van alles, ook van de materiële wereld: al het zichtbare komt uit het onzichtbare voort (pag 246-247). In zijn conclusie spreekt Van Lommel over de essentie of grond van het bewustzijn ('protobewustzijn') dat zich bevindt in het vacuum of plenum van het universum: de bron van zowel de fysieke wereld als het bewustzijn (pag 257).

Een tussen-opmerking. Van Lommel spreekt over materialisme en (een enkele keer, bijvoorbeeld op pag. 239) idealisme. De term idealisme gebruikt hij in de specifieke betekenis van pan(proto)psychisme (zie boven). Materialisme en idealisme zijn twee benaderingen van de werkelijkheid die al teruggaan tot de klassieke oudheid.

Christelijke denkers hadden doorgaans weinig met het materialisme, omdat deze benadering geen plaats biedt aan God, de hemel en de ziel. Idealistische uitspraken klinken beter, zoals de boven geciteerde zin van Van Lommel: al het zichtbare komt uit het onzichtbare voort (pag. 246-247). Die zin staat woordelijk ook in de bijbel (Hebreeën 11:3: het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare). Daarmee is niet gezegd dat het idealisme hetzelfde is als het Evangelie.

Na deze filosofisch getinte paragrafen volgen enkele praktische en technische aspecten van dit model.
1) Bij een hartstilstand wordt de resonantie onderbroken, zodat het waakbewustzijn ophoudt; zo ontstaat de mogelijkheid het oneindig en verruimd bewustzijn buiten het lichaam te ervaren (een BDE dus - pag. 249). Bij het sterven houdt het waakbewustzijn definitief op; het oneindige (non-lokale) bewustzijn blijft echter als golffuncties in de non-lokale ruimte 'eeuwig' bestaan (pag. 249).
2) Non-lokale verstrengeling van bewustzijn is wetenschappelijk aangetoond. Proefpersonen op afstand van elkaar en in een geïsoleerde omgeving blijken elkaar te kunnen beïnvloeden. Hierbij kunnen we ook denken aan de al eerder door Van Lommel genoemde synchroniciteit (pag. 82).
3) In een vrij technisch verhaal beschrijft Van Lommel drie modellen om het contact tussen het non-lokale bewustzijn en de fysieke hersenen te beschrijven. In alle drie de modellen zijn de subjectieve ervaringen in het (waak)bewustzijn en de objectieve fysieke hersen-activiteiten complementair: ze zijn niet te herleiden tot elkaar, maar vormen twee fundamenteel verschillende manifestaties van één en dezelfde onderliggende non-lokale werkelijkheid (pag. 251). Zelf kiest hij voor het model van de kwantumspincorrelatie of kwantumspincoherentie, waarbij mogelijk ook (virtuele) fotonen een rol spelen (pag. 254-256). Dat is voor mij een tamelijk abstracte theorie. Interessant is een concreet voorbeeld van zulk een informatie-overdracht. Bepaalde medicamenten kunnen een non-lokaal therapeutisch effect hebben als het medicament tussen een pulserende (elektro)magnetische bron en de hersenen wordt geplaatst; of zelfs wanneer water wordt gedronken dat was blootgesteld aan zo'n (elektro)magnetische bron waarbij de straling door het medicament was heengegaan. Het medicament wordt niet ingenomen, maar het werkt wel (pag. 256-257)! Ik moest hierbij zelf denken aan de volgens de traditionele geneeskunde onverklaarbare werking van homeopathische medicijnen: zozeer verdund dat van de werkzame stof in het medicijn niets meer aan te tonen valt, en toch werkzaam.

13. De continuïteit van het veranderende lichaam.
Elke twee weken zijn alle moleculen en atomen in alle cellen van ons lichaam vervangen. Hoe kan er dan een continuiteit van bewustzijn worden ervaren? Volgens Van Lommel speelt het DNA daarbij een centrale rol. DNA komt voor in ieder cel en is persoons-specifiek: ieder levend wezen heeft zijn / haar eigen individuele DNA. Omgeveer 5% van het menselijke DNA codeert eiwit - de resterende 95% ("junk-DNA") heeft een nog onbekende functie; mogelijk dient het voor identificatie. Ons individuele DNA ontvangt uit de non-lokale ruimte de informatie die noodzakelijk is voor het functioneren van ons lichaam: zowel erfelijke en morfogenetische informatie als immunologische informatie. Ons individuele DNA is ook de verbindings-schakel (resonantieplaats) tussen het non-lokale bewustzijn (met alle collectieve en individuele herinneringen uit het verleden) enerzijds en ons waakbewustzijn en individuele onderbewustzijn anderzijds; het gemeenschappelijke menselijke bewustzijn is te vergelijken met het collectief onbewuste van Jung, pag. 274). Via het DNA kunnen cellen op afstand communiceren met elkaar en reageren op gedachten en gevoelens van hun oorspronkelijke "eigenaar" (voorbeeld: witte bloedcellen op 20 km afstand van de "eigenaar", pag. 275). Bij een orgaan-transplantatie blijft het DNA de verbindings-schakel met het individuele non-lokale bewustzijn van de (overleden) donor; daardoor kan de ontvanger flarden van gevoelens en ideeën van de (overleden) donor ervaren (geheugentransplantatie); helaas belemmeren transplantatie-centra en -organisaties onderzoek hiernaar (pag. 276). Door non-lokale informatie-uitwisseling kunnen groepen van vele individuen een groepsbewustzijn hebben (voorbeelden: een bijenkoningin met haar volk; vogeltrek; scholen vissen en zwermen vogels, pag. 271-272).

14. Eindeloos bewustzijn.
Dit hoofdstuk heeft dezelfde titel als het hele boek; het vat de visie van Van Lommel het duidelijkste samen. Ons persoonlijke huis- tuin- en keuken-bewustzijn noemt Van Lommel ons waakbewustzijn. Dat bewustzijn heeft doorgaans objecten: gevoelens, gedachten, emoties en herinneringen (pag. 278). Door jarenlange meditatie kan puur bewustzijn zonder inhoud worden bereikt (pag. 279). Hoe het bewustzijn is ontstaan is volgens Van Lommel principieel niet verklaarbaar (pag. 284). Het is niet zichtbaar, niet tastbaar, niet waarneembaar, niet meetbaar en niet aantoonbaar (pag. 279). Ieder levend wezen tot en met elke cel is gevormd door het bewustzijn (pag. 279). Ons individuele bewustzijn is verbonden met het universele of collectieve menselijke bewustzijn (het collectief onbewuste van Jung, pag. 280-281). Het meest omvattend is het eindeloze bewustzijn: de ultieme bron van het bewustzijn in een meerdimensionale ruimte (pag. 285). Onder verschillende omstandigheden kan dit non-lokale of eindeloze bewustzijn worden ervaren. In het begin van het boek zijn al genoemd: bijna-dood ervaringen (BDE), doodsangst-ervaringen, ervaringen van verlichting tijdens meditatie of het gebruik van geestverruimende middelen. Hier noemt Van Lommel nog enkele andere vormen van non-lokaal bewustzijn:

a) Sterfbed-visioenen met de ontmoeting van overleden dierbaren, beelden van een paradijselijke omgeving en een helder licht, en het gevoel van onvoorwaardelijke liefde.

Hierbij moet ik denken aan de eerste christelijke martelaar Stefanus, die bij zijn terechtstelling zei: Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon (= Jezus) Die aan Gods rechterhand staat, en die daarop bad om vergeving voor zijn beulen (Handelingen 7:54-60). In sommige bevindelijke kringen geldt een dergelijk visioen als garantie van eeuwige zaligheid. Verschillende christelijke liederen gebruiken beelden die aan BDE en sterfbed-visioenen doen denken. Ik noem er drie.

Johannes de Heer 140: Ik zie een poort wijd open staat
waardoor het licht komt stromen...
Liedboek Gz 290: Er is een land van louter licht
waar heilgen heersers zijn.
Nooit gaat de gouden dag daar dicht
in duisternis of pijn.

Daar is het altijd lentetijd,
in bloei staat elke plant.
Alleen de smalle doodszee scheidt
ons van dat zalig land.
En van Hanna Lam: De mensen van voorbij
zijn in een ander weten.
Bij God mogen ze wonen,
daar waar geen pijn kan komen.
De mensen van voorbij
zijn in het licht, zijn vrij.

b) Contact met overleden personen wordt door zeer veel mensen ervaren, maar er rust een sterk taboe op. Van Lommel onderscheidt perimortale ervaringen (beseffen, soms op grote afstand, dat een geliefde overlijdt) en postmortale ervaringen (gevoel van contact met overleden geliefden in de weken, maanden of jaren na haar of zijn overlijden). Beide soorten ervaringen vinden vaak 's nachts plaats, in de vorm van een heldere droom. Tijdens de slaap is er een grotere mogelijkheid om non-lokaal bewustzijn te ontvangen omdat het waakbewustzijn normaliteit de 'ontvangstmogelijkheid' van de interface blokkeert (pag. 290). Dergelijke ervaringen kunnen troost geven door het besef dat het goed is met de overledene en dat er een voortbestaan is na de dood. Daardoor kan ook de eigen doodsangst afnemen (pag. 290).

Een tussen-opmerking. In mijn pastorale werk hoor ik regelmatig verhalen over perimortale en postmortale ervaringen. Mensen bespeuren op verschillende manieren de aanwezigheid van hun overleden geliefden. Zulke verhalen neem ik ten volle serieus. Het heeft ook geen zin zulke ervaringen te veroordelen, want een mens neemt waar wat hij / zij waarneemt. Wel adviseer ik om zulke ervaringen niet opzettelijk te zoeken. We moeten onze overleden geliefden niet willen vasthouden, maar ze laten gaan - naar God, zeg ik er als christen bij.

Terwijl de meerderheid van de wetenschappers een persoonlijk voortbestaan na de dood afwijst, gelooft zeker de helft van de Europese bevolking daar in (in Nederland 50%). De dood is een overgang naar een andere staat van bewustzijn in een onzichtbare, immateriële wereld waarin verleden, heden en toekomst besloten liggen (pag. 293 en 300).

c) Tenslotte noemt Van Lommel nog enkele andere vormen van non-lokale informatie-uitwisseling (pag. 294-300):
* Helderziendheid, heldervoelendheid, helderhorendheid en voorspellende dromen.
* Non-lokale waarneming van verleden en toekomst.
* Telekinese (invloed van de gedachten op materie).
* Genialiteit, creativiteit en plotseling wetenschappelijke inzicht.

Inspiratie is voor iedereen herkenbaar. "Er gaat me een licht op!" Je beste ideeën heb je niet van jezelf. Om met Olivier B. Bommel te spreken: 'k Wist niet dat ik het in mij had. Of met Ida Gerhardt (Verzamelde Gedichten pag. 540): Dat wat een vers tot een vers maakt / is niet van sterfelijke oorsprong.

15. Er is niets nieuws onder de zon.
In alle tijden, culturen en religies heeft men geloofd dat de ziel na de dood blijft bestaan, dat men een oordeel krijgt over hoe men geleefd heeft en daarna terechtkomt in een gelukzalige sfeer of in een angstwekkende omgeving (pag. 303). De inhoud van BDE vertoont grote overeenkomsten met religieuze en mystieke ervaringen (pag. 306). Van Lommel citeert teksten uit het Hindoeïsme en Boeddhisme (pag. 306-310) en van Plato (het getuigenis van Socrates voor hij de gifbeker drinkt - pag. 310-312). Ook de Islam gelooft in een voortbestaan van de ziel na de dood, met als alternatieven hemel en hel (pag. 316).

Interessant vind ik wat Van Lommel schrijft over de Joodse mystieke leer (kabbala); vooral het onderscheid van de vijf lagen van het bewustzijn:
1) nefesj = ziel: de individuele essentie
2) ruach = geest: het aandachts-bewustzijn
3) nesjama = adem: het collectieve [onder]bewuste
4) chaya = leven: het boven-individuele bewustzijn
5) yechida = eenheid: het goddelijke bewustzijn.

Zelf ben ik natuurlijk het meest geïnteresseerd in wat Van Lommel zegt over de Bijbel en het christelijk geloof (pag 313-316).
a) De boodschap van een BDE is liefde en acceptatie van zichzelf en de ander. Dat correspondeert volgens Van Lommel met het grote gebod van Jezus: heb uw naaste lief als uzelf (Marcus 12:30). Of dit gebod óók betekent dat wij onszelf moeten liefhebben betwijfel ik, maar met de centrale plaats van de liefde heeft Van Lommel ongetwijfeld gelijk. Ook als hij aan Jezus een verhoogde intuïtieve gevoeligheid toekent (pag. 313).
b) Van Lommel noemt teksten als Johannes 3: 6 en Mattheus 11:14 als een aanknopingspunt voor het geloof in reïncarnatie. Pas gedurende het tweede Concilie van Constantinopel in 553 na Chr. zou de christelijke kerk het idee van een persoonlijke wedergeboorte officieel en definitief verwerpen (pag. 316). Deze uitspraak voedt de verdenking dat de kerkelijke orthodoxie waardevolle oorspronkelijke gedachten zoals reïncarnatie onder het tapijt heeft geveegd. Persoonlijk geloof ik niet dat de genoemde teksten iets met reïncarnatie te maken hebben. De leer van reïncarnatie vind ik in de hele bijbel niet terug. Er valt dus helemaal niets onder het tapijt te vegen. Het troost mij om later (pag. 328) te lezen dat Van Lommel zelf terughoudend is te geloven dat iemands persoonlijkheid later opnieuw in een lichaam (terug)komt. In die zin gelooft hij dus evenmin in reïncarnatie als ik.
c) Sterker staat Van Lommel met zijn verwijzing naar Prediker 12: 7, dat bij het sterven het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is; en de geest wederkeert tot God, Die hem geschonken heeft (pag. 314). Verwijzend naar gedachten uit Genesis 2: 7 en 3:19 zegt Prediker: onze geest is door God gegeven, is tijdens ons leven verbonden met de materie (ons lichaam), en keert bij ons sterven terug naar God. Deze zin besluit het betoog van het hele boek Prediker en krijgt daardoor extra gewicht. Ik schreef er een apart artikel over. Op het begrip "geest" kom ik later nog terug.
d) Vooral interessant is het citaat dat Van Lommel geeft uit 2Corinthe 12: 2- 4: Ik ken een volgeling van Christus die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd – in zijn lichaam of buiten zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen. Maar ik weet dat deze man – in zijn lichaam of zonder zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen – werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die door geen mens mogen worden uitgesproken. Van Lommel tekent erbij aan: De gelijkenis met een BDE is opvallend te noemen (pag. 314).

Op eigen verantwoording ga ik nader in op deze tekst. Paulus schrijft hier over zichzelf. Het is de vraag of het hier gaat over een BDE; mogelijk eerder over een intense mystieke ervaring. Welke ervaring bedoelt Paulus? Uitleggers verschillen daarover van mening. Zelf denk ik aan zijn "bekering" (een ongelukkige term). Over deze ervaring schrijft Paulus vaker in zijn brieven, bijvoorbeeld in Galaten 1:15-16: Maar toen besloot God ... zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem aan de heidenen zou verkondigen. Ik heb toen geen mens om raad gevraagd en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik. Ik ben onmiddellijk naar Arabia gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus; 1Corinthe 9:1: Heb ik dan niet Jezus, onze Heer, gezien? en 1Cortinthe 15: 8: Pas op het laatst is Hij ook aan mij verschenen. In het boek Handelingen wordt over deze ervaring driemaal verteld (Handelingen 9: 3- 9; Handelingen 22: 6-11 en Handelingen 26: 12-18). In deze laatste passage vertelt Paulus zelf: Zo was ik eens, met een volmacht van de hogepriesters en in hun opdracht, op weg naar Damascus, toen ik midden op de dag zag hoe een licht uit de hemel, feller dan de zon, mij en mijn reisgenoten omstraalde. We vielen allen op de grond en ik hoorde een stem in het Hebreeuws tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? Je kwelt jezelf door je zinloze halsstarrigheid!” Ik vroeg: “Wie bent U, Heer?” De Heer antwoordde: “Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar kom nu overeind, sta op, want Ik ben aan je verschenen om je aan te stellen als Mijn dienaar, opdat je bekend zult maken dat je Mij hebt gezien en zult getuigen van alles wat Ik je nog zal laten zien. Ik zal je daarbij beschermen tegen je eigen volk en tegen de heidenen, naar wie Ik je uitzend om hun de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht keren, en van de macht van Satan naar God. Door het geloof in Mij zullen ze vergeving krijgen voor hun zonden, en samen met allen die Mij toebehoren zullen ze deel krijgen aan Mijn koninkrijk.”

In deze verschillende passages vinden we de volgende elementen, die door Van Lommel ook worden genoemd in het kader van een BDE:
* de onduidelijkheid: in of buiten het lichaam (doet denken aan een uittreding);
* de ervaring weggerukt te worden tot in de derde hemel / het paradijs;
* het heldere licht;
* de ontmoeting met een overledene (Jezus, Die de Levende blijkt te zijn);
* een nieuw inzicht van allesomvattende acceptatie (vergeving voor de heidenen);
* de onuitsprekelijkheid van de ervaring;
* de terughoudendheid nadien om erover te spreken;
* een nieuwe levensopdracht.

Door een BDE verandert het leven. Ook Paulus' leven is radicaal veranderd. Ik denk onder meer aan de volgende elementen, die ook na een BDE worden genoemd:

Van Lommel besluit dit hoofdstuk met enkele oude verslagen van een BDE: het visioen van Er uit de Politeia van Plato (ca 400 voor Christus); het verhaal van de BDE van Drythelm, opgetekend door Beda (8e eeuw); en twee BDE-verslagen uit de medische literatuur van de 19e eeuw.

16. Veelgestelde vragen.
a) Waarom zoveel weerstand in de medische en wetenschappelijke wereld tegen onderzoek rond BDE? - De gangbare wetenschap gaat uit van een materialistisch paradigma. Verreweg de meeste topwetenschappers ontkennen elke vorm van religie of spiritualiteit.
b) Als er na onze dood een persoonlijk voortbestaan is, komt dat dan terug in een ander lichaam (reïncarnatie)? - Ik ben terughoudend te geloven dat iemand met zijn hele persoonlijkheid, die samenhangt met zijn huidige individualiteit of ego, later opnieuw in een lichaam komt (pag. 328). Maar Van Lommel is wel overtuigd van de mogelijkheid van herinneringen aan een eerder leven, afkomstig uit het non-lokale bewustzijn (pag. 328).
c) Wat betekenen de BDE-verhalen voor orgaan-donatie? - Van Lommel is geen principiële tegenstander van orgaan-transplantatie, maar stelt wel enkele kritische vragen:
- Het kriterium voor orgaan-donatie is hersendood. Maar dan is nog steeds 96% van het lichaam in leven (pag. 332). Bij uitnemen van organen is narcose nodig om het Lazarus-syndroom (heftige afweer-gebaren van de "overleden" donor) te onderdrukken (pag. 334). Orgaan-donatie betekent een verstoring van het stervens-proces, dat uren tot dagen duurt (pag. 334).
- De behoefte aan donor-organen kan gedeeltelijk worden verminderd door vraagstukken over de zin van ziekte en de angst voor de dood bespreekbaar te maken. (pag. 335). Van Lommel drukt zich voorzichtig uit, maar bedoelt blijkbaar: als we een voortbestaan van ons bewustzijn na de dood verwachten, zullen we minder krampachtig ons leven rekken met "nieuwe onderdelen". Alles wat medisch-technisch mogelijk is hoeft ook niet zinvol te zijn en te gebeuren (pag. 335).

17. De praktische betekenis van BDE.
* Elke hulpverlener zou na een levensbedreigende krisis van een patiënt rekening moeten houden met de mogelijkheid van een BDE. Aan alle gereanimeerde patiënten zou de vraag gesteld moeten worden of zij zich iets herinneren van de periode van hun hartstilstand. Dat is belangrijk voor de verwerking.
* Artsen, verpleegkundigen en familieleden moeten zich realiseren dat een patiënt in coma wellicht alles kan zien en horen van hun omgeving.
* Stervende patiënten moeten alle ruimte krijgen om over eventuele sterfbedvisioenen te vertellen.
* Een stervende moet men "loslaten" in liefde en vertrouwen. Het rugzakje met onafgedane zaken moet worden geleegd (Kübler-Ross, pag. 341).
* Naar verhalen van nabestaanden over contact met overledenen moeten we luisteren met respect.
* Een verzoek om euthanasie is vaak een verzoek om hulp, bij patiënt en familie ingegeven door de angst voor een pijnlijk sterven en voor de dood zelf. Euthanasie bekort de tijd om afscheid te nemen van elkaar en van het leven. De verwachting van een persoonlijk voortbestaan kan de angst voor de dood verminderen (pag. 345).

Toen ik mijn vrouw vertelde over het eindeloze bewustzijn van Van Lommel, was haar eerste vraag: wat heeft dat met God te maken? - Daarover tenslotte enkele opmerkingen.

  1. Veel uitspraken van Van Lommel over het eindeloze bewustzijn hebben hun analogie in geloofsuitspraken over God:
    * Het eindeloze bewustzijn is overal aanwezig in een niet aan tijd en plaats gebonden ruimte, waar verleden, heden en toekomst tegelijk aanwezig en toegankelijk zijn (pag. 24) - God is het Die is en Die was en Die komt (Openbaring 1: 8). De dogmatiek spreekt van Gods eeuwigheid.
    * Het eindeloze bewustzijn is continu [non-lokaal] in en om het lichaam aanwezig (pag. 245) - deze uitspraak vindt zijn analogie in de woorden van de dichter van Psalm 139 (: 1- 5) : HEER, U kent mij, U doorgrondt mij. U weet het als ik zit of sta. U doorziet van verre mijn gedachten. Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op, met al mijn wegen bent U vertrouwd. Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle. U omsluit mij, van achter en van voren ... en van Paulus In Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij (Handelingen 17:28).
    * De Nederlandse Geloofs Belijdenis artikel 1 spreekt over God als over een geheel enig en éénvoudig geestelijk wezen: eeuwig, niet te doorgronden, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig en volkomen wijs - allemaal hoedanigheden die ook Van Lommels eindeloze bewustzijn heeft.
    *
    Van Lommels uitspraak al het zichtbare komt uit het onzichtbare voort (pag. 246-247) heeft betrekking op het eindeloze bewustzijn - De tekst uit Hebreeën 11:3: het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare gaat over de schepping van de wereld door God.
    * Tijdens de slaap is er een grotere mogelijkheid om non-lokaal bewustzijn te ontvangen
    (pag. 290) - In Job 33:15-16 wordt gesproken over Gods openbaring aan een mens in de slaap.
    * De drie Johanneïsche uitspraken over God God is Geest (Johannes 4:24), God is licht (1Johannes 1: 5) en God is liefde (1Johannes 4:16) corresponderen met ervaringen van mensen tijdens een BDE.
    * Volgens Van Lommel is er een continuïteit van het bewustzijn na de lichamelijke dood (pag. 346), in een andere dimensie, een onzichtbare, immateriële wereld waarin verleden, heden en toekomst besloten liggen (= het universele eindeloze bewustzijn, pag. 293). - Als mensen in het pastoraat mij vragen naar het leven na dit leven, dan luidt mijn antwoord kort samengevat: Gods nabijheid. Ik schreef daar al eerder een apart artikel over.
    * In dat artikel noem ik ook het laatste oordeel. Naar mijn overtuiging hoort dat tot het Evangelie. We zullen verantwoording afleggen tegenover de Heer (Romeinen 14:12). Hét kriterium daarbij is de liefde (Mattheus 25:31-46). - Analoog daaraan spreekt Van Lommel over de terugblik op het leven, waarin we de gevolgen van eigen gedachten, woorden en daden op andere personen ervaren. ... Inzicht wordt verkregen of liefde is gegeven of integendeel onthouden (pag. 60).
    * De lofprijzing van Paulus Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen zou Van Lommel zonder meer kunnen toepassen op het eindeloze bewustzijn.
  2. Hierboven plaats ik Van Lommel in de brede traditie van het idealisme (zelf gebruikt hij vaker de term pan(proto)psychisme): de geestelijke wereld is de eigenlijke wereld; de eeuwige geestelijke wereld gaat vooraf aan de tijdelijke materiële wereld; geest schept materie). De Bijbelschrijver die - op het eerste gezicht - het meest idealistisch denkt, is Johannes. Volgens C. H. Dodd (in zijn sublieme boek The interpretation of the Fourth Gospel) is het de bedoeling van Johannes om het Evangelie van Jezus uit te leggen aan zijn idealistisch denkende tijdgenoten. Johannes begint zijn Evangelie met het Woord; idealistische lezers moeten dat begrip wel opvatten in de zin van "concept". In den beginne was het Concept en het Concept was bij God en het Concept was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Concept geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het Concept was leven en het leven was het licht der mensen ... Dit is het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht ... (Johannes 1: 1- 9). Dat klinkt goed idealistisch: God schept eerst een concept (de geestelijke wereld) en dóór dit concept wordt vervolgens de hele materiële werkelijkheid geschapen. Dit concept is ook de bron van leven en licht in ieder mens: de geestelijke vonk in elk mens (die door bewustwording weer kan opstijgen tot zijn geestelijke oorsprong). Zó opgevat, kan het Woord uit Johannes 1 een analogie zijn van het eindeloze bewustzijn van Van Lommel. Maar Johannes zet een beslissende anti-idealistische stap als hij vervolgt: Het Woord is vlees geworden (Johannes 1:14); en als hij daarna gaat vertellen over Jezus: die éne Joodse man die leeft, lijdt en sterft. Door die aardse geschiedenis worden we verlost. Als we van daaruit Johannes 1 opnieuw lezen, is het Woord méér dan het idealistische Concept, het is Gods scheppende Woord: God sprak: Er zij licht! - en er was licht (Genesis 1), het is het Woord dat Jezus spreekt: Dit gebied Ik jullie, dat jullie elkaar liefhebben.
  3. We kunnen de analogie eindeloos bewustzijn // God ook verbinden met het begrip Geest. Van Lommel spreekt over het universele eindeloze bewustzijn en over ons persoonlijke (waak)bewustzijn. Zo wordt in de bijbel het woord geest gebruikt zowel in verband met God als in verband met de individuele mens. God is Geest, zegt Jezus (Johannes 4:24). Het is Gods Geest die ons zowel in ruimte als in tijd volkomen omgeeft (Psalm 139: 7). Gods Geest is (her)scheppend aanwezig (Genesis 1: 2 en Psalm 104: 30). Gods Geest wordt gebruikt in verband met artisticiteit (Exodus 30: 3) en inspiratie (2Timotheus 3:16). In een aantal merkwaardige bijbelteksten (2Koningen 2:16; Ezechiël 8: 3; Handelingen 8:39 ) is sprake van Gods Geest in verband met wat Van Lommel zou kunnen noemen teleportatie op basis van de informatie die opgeslagen ligt in golffuncties in de non-lokale ruimte (pag. 299-300). De vrucht van Gods Geest is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing - in belangrijke mate de waarden die mensen gaan beseffen door een BDE. Van God ontvangen wij onze geest en bij ons sterven keert onze geest terug tot God (Prediker 12:7). Gods Geest getuigt samen met onze geest (Romeinen 8:16) - Van Lommel zou hier het begrip resonantie kunnen gebruiken. En de volgende passage van Paulus kan naadloos worden opgenomen in de visie van Van Lommel: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoorden wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods (1Corinthe 2:9-11). - Maar deze analogie betekent nog niet, dat Van Lommels eindeloze bewustzijn hetzelfde is als God. In Johannes 4:24 staat niet: de Geest is God - maar omgekeerd: God is Geest (ook de uitspraken God is licht en God is liefde kun je niet omkeren). God is Geest kun je een metafoor noemen: het begrip Geest zegt iets belangrijks over God, maar God gaat niet op in dat begrip. Zo zou ik na lezing van het boek van Van Lommel kunnen zeggen: God is eindeloos bewustzijn - een groot aantal dingen die Van Lommel over het eindeloze bewustzijn zegt, roepen bij mij herkenning op vanuit mijn geloof in God. Maar God gaat het model van het eindeloze bewustzijn eindeloos te boven.
  4. Eindeloos bewustzijn kán een metafoor zijn voor God, maar is  - zoals elke metafoor - ontoereikend. De werkelijkheid is altijd méér dan het beeld.
    a) Spreken over God als eindeloos bewustzijn zou ons in de buurt kunnen brengen van de gnostiek: de religie van het bewustzijn en de bewustwording (gnosis = kennis). De prioriteit van het eindeloze bewustzijn ten opzichte van de materie roept diezelfde associatie op. De christelijke kerk is altijd beducht geweest voor gnostiek. Gnostiek betekent doorgaans devaluatie van de schepping (onze aardse werkelijkheid).
    b) Het eindeloze bewustzijn komt bij Van Lommel vooral ten tonele als de bron en bestemming van alle informatie (herinneringen, gedachten, gevoelens; maar ook alle biologische informatie die ons organisme nodig heeft). Ik kan geen bijbelgedeelten bedenken waarin zó wordt gesproken over God.
    c) Van Lommel komt vanuit zijn onderzoek naar menselijk bewustzijn tot het oneindige bewustzijn. Logisch dat er tussen beide continuïteit bestaat. Als de Bijbel spreekt over Gods Geest en onze geest wijst dat op verbondenheid (Genesis 2: 7 en Prediker 12: 7). Maar vooral in ethisch opzicht ziet de Bijbel ook een dramatische breuk tussen God en mens. De Bijbel spreekt dan over ons hart. Veelzeggend is de uitspraak van Jezus: uit het hart van de mensen komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand (Marcus 7:21). Met acceptatie en onvoorwaardelijke liefde naar zichzelf (dus ook acceptatie van de eigen schaduwkanten) (pag. 68) is dan nog niet alles gezegd.
    d) Het eindeloze bewustzijn blijft een onpersoonlijke abstractie (ook al zit het vol met persoonlijke gedachten, gevoelens en herinneringen). Volgens het christelijk geloof is God een Gij, Die ons aanspreekt en tot Wie wij kunnen roepen. Natuurlijk is ook het persoonlijke karakter van God een metafoor (God is geen persoon zoals Jan, Piet en Klaas). Maar het is een metafoor die ik niet graag wil missen.

    Deze opmerkingen zijn geen kritiek op Van Lommel. Hij schrijft immers geen boek over God, maar over bewustzijn: een fascinerend boek! - Ze zijn wel een waarschuwing om Van Lommel niet in de canon op te nemen als het vijfde Evangelie.

Van Lommel schreef ook het voorwoord voor de Nederlandse editie van een andere boek over dit zelfde onderwerp: Eben Alexander, Na dit leven, 2013. Dit boek is een vertaling van het Amerikaanse boek Proof of Heaven, 2012. Eben Alexander is een Amerikaanse neurochirurg. Sinds zijn studie deelde hij de klassieke medische opvatting: onze bewustzijn is een product van onze hersenen. Op een manier die we nog niet helemaal begrijpen, genereren onze hersenen bewustzijn. Dat gebeurt met name in de neocortex: de buitenste laag van onze hersenen. Primair zijn dus onze hersenen (materie) -  bewustzijn (geest) is secundair. Wanneer onze hersenen (en met name onze neocortex) het laten afweten (tijdelijk door ziekte of ongeval; of definitief door onze dood), is er dus ook geen bewustzijn meer. Af en toe hoorde dr. Alexander van één van zijn patiënten een opmerkelijk verhaal, bijvoorbeeld over de verschijning van een geliefde in een droom. Dan ging hij daar natuurlijk empathisch op in: hij gaf die patiënt alle ruimte om te vertellen wat zo'n droom voor haar of hem betekende. Maar zelf geloofde hij geen ogenblik dat zo'n droom iets te maken had met de realiteit. - In november 2008 werd dr. Alexander zélf heel ernstig ziek. Hij bleek een zeer ernstige bacteriële hersen-ontsteking te hebben en raakte in een coma dat zeven dagen zou duren. Zijn neocortex werd door de infectie volledig uitgeschakeld. Volgens de klassieke theorie waren gedachten en bewustzijn dus niet mogelijk. Zijn behandelende artsen (zijn eigen collega's in het ziekenhuis waar hij werkte) geloofden niet dat hij deze crisis kon overleven. Maar tijdens de zeven dagen van zijn coma beleefde dr. Alexander een spirituele reis door een andere dimensie, in een eindeloos verhoogde intensiteit van bewustzijn. Tot verrassing van zijn familie en artsen sloeg hij na zeven dagen zijn ogen op. Na zijn revalidatie zette hij het relaas van zijn Bijna Dood Ervaring op papier. Door deze ervaring was zijn wereldbeeld volkomen omgekeerd. Niet de materie is primair, maar de Geest (God). Dat primaat van de geest vindt hij ook terug in de kwantummechanica (of alle deskundigen op dat terrein het daarmee eens zijn, weet ik niet). Het verhaal van dr. Alexander over zijn Bijna Dood Ervaring vertoont veel overeenkomsten met de verhalen die Van Lommel weergeeft: onuitsprekelijk intense beleving van klanken en kleuren, de ervaring van absolute alles-aanvaardende liefde. Eén element uit de verhalen van anderen miste dr. Alexander aanvankelijk: de ontmoeting met overleden geliefden. Tot hij zich vier maanden na zijn ontslag uit het ziekenhuis realiseerde, dat de engelachtige liefdevolle gestalte die hem had begeleid tijdens zijn spirituele reis, zijn overleden zus Betsy was die hij nooit had gekend.

Het boek van Alexander heeft in twee opzichten meer overtuigingskracht dan het betoog van Van Lommel:
* Van Lommel is cardioloog - Alexander is neurochirurg. Hij schrijft dus over een onderwerp op zijn eigen vakgebied.
* Van Lommel verwerkt verhalen van de Bijna Dood Ervaringen van anderen - Alexander vertelt over zijn eigen ervaring.

Het boek van Alexander kreeg ook fundamentele kritiek. Het bevat niet woordelijk zijn relaas zoals hij dat kort na zijn Bijna Dood Ervaring op papier heeft gezet, maar het is het resultaat van een reflectie van de jaren nadien. In die tijd heeft Alexander intensief kennis genomen van de literatuur over Bijna Dood Ervaringen. Allerlei formuleringen en gedachten die we kennen uit het boek van Van Lommel, herkennen we ook in dit boek. Dat voelt soms als meer van hetzelfde. Alexander heeft dit boek ook niet op z'n eentje geschreven - in het dankwoord aan het eind van zijn boek bedankt hij ruim 150 personen (onder wie enkele bekende aanhangers van het "eindeloze bewustzijn"); het is niet duidelijk hoe groot hun aandeel in dit boek is. Zo wil dit boek een proof of heaven zijn: een bewijs van de absolute realiteit en prioriteit van de geestelijke dimensie.

Dat de geest voorafgaat aan de materie, is voor joden, christenen en moslims geen nieuws. In de beginne schiep God de hemel en de aarde. God schiep de mens naar Zijn beeld. God vormde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus. God Die Geest is, gaat in alle opzichten aan ons vooraf. En ten slotte komen we weer bij Hem terecht. Daar heb ik zelf geen extra bewijs voor nodig. Alexander schrijft dat hij een maand na zijn Bijna Dood Ervaring weer naar de kerk ging. Bij wat hij in die kerkdienst hoorde en zag, resonneerden de herinneringen aan zijn Bijna Dood Ervaring.

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA