EEUWOUT VAN DER LINDEN: De appel van Adam en Eva. Liefde en seksualiteit in bijbelse en buitenbijbelse verhalen. Zoetermeer / Kapellen, 2006, 432 pag.
VAN DER LINDEN houdt van verhalen. Als predikant (van de Protestantse Gemeente van Goes) werkt hij in het bijzonder met bijbelse verhalen. In veel van die verhalen spelen man- vrouw-relaties een rol; en daarmee liefde, erotiek en seksualiteit. Man-vrouw-relaties: de volgorde is in dit geval niet helemaal toevallig. Doorgaans vormen de mannen de doorgaande lijn. De vrouwen treden op als "vrouw van", "dochter van" of "moeder van". Niet enkel in de bijbel overigens - ook in onze geëmancipeerde cultuur. Ook in de zeldzame verhalen waarin een vrouw de hoofdrol speelt (bijvoorbeeld het bijbelboek Ruth), gaat het meestal uiteindelijk om een man: Ruth wordt een voormoeder van koning David.
Over zulke bijbelverhalen gaat dit boek. Een dik boek: meer dan 400 bladzijden. Maar het is met kennelijk plezier geschreven en het leest makkelijk. En naast opmerkelijke en soms bizarre verhalen staat er heel veel herkenbaars in. Relatie-lief en -leed zijn immers van alle tijden en culturen.
De aanpak van VAN DER LINDEN is telkens als volgt. Hij neemt zijn uitgangspunt in een bijbelverhaal. Hij geeft het verhaal kort weer en maakt opmerkzaam op saillante details. Ook stelt hij vragen aan het verhaal, bij voorkeur vanuit het gezichtspunt van de vrouw: wat betekent het gebeuren voor haar? wat zijn haar gevoelens? Daarna vertelt hij hoe latere geschriften voortborduren op het verhaal: apokriefen en legenden, rabbijnen en (soms) kerkvaders. Ook horen we iets over de verbeelding van kunstenaars. Uit onze eigen tijd laat hij vooral vrouwelijke en feministische exegeten aan het woord. Ook verbindt hij het verhaal met andere bijbelverhalen met een verwante thematiek; zo is het verhaal van Juda en Tamar (Genesis 38) aanleiding tot een excurs over het zwagerhuwelijk (pag. 203-204); en van de voor Simson fatale Delila (Richteren 16) komt VAN DER LINDEN op andere fatale bijbelse vrouwen, zoals Jael (die in Richteren 4 - 5 Sisera vermoordt) en Salomé (de in de bijbel anonieme dochter van Herodias in Marcus 6) (pag. 258-259).
De volgende bijbelgedeelten / bijbelse figuren komen aan bod.
1. | Genesis 1-2 | de schepping van man en vrouw | |
2. | Genesis 3 | Adam en Eva | |
3. | Genesis 4-10 | Kain en Abel; Lamech; Noach | |
4. | Genesis 12-23 | Abraham, Sara en Hagar | |
5. | Genesis 19 | Lot | |
6. | Genesis 24-27 | Isaak en Rebekka | |
7. | Genesis 29-31 | Jakob en zijn vrouwen: Lea, Rachel, Bilha en Zilpa | |
8. | Genesis 34 | Dina. Tamar (2Samuel 13) | |
9. | Genesis 38 | Juda en Tamar | |
10. | Genesis 39 | Jozef en de vrouw van Potifar | |
11. | Exodus 2-4; Numeri 12 | Mozes en Sippora | |
12. | Numeri 27 en 36 | de dochters van Selofchad | |
13. | Richteren 13-16 | Simson en zijn Filistijnse vrouwen | |
14. | Ruth | Ruth en Boaz | |
15. | 1Samuel 1 en 2 | Elkana, Hanna en Peninna | |
16. | 1 en 2 Samuel | David en zijn vrouwen: Michal, Abigail, Batseba, Abisag | |
17. | Hosea 1-3 | Hosea en Gomer | |
18. | Ezechiel 16 en 23 | Ohola en Oholiba | |
19. | Daniel | ||
20. | Hooglied en andere liefdesliederen | ||
21. | Evangeliën | Jozef en Maria | |
22. | Evangeliën | Jezus en Maria Magdalena | |
23. | Handelingen en brieven | Paulus en Tekla |
Ongeveer de helft van het boek (205 van de 404 bladzijden tekst) gaat over verhalen uit Genesis.
Al lezend leerde ik allerlei nieuws, vooral uit Joodse verklaringen en verhalen rond de bijbeltekst. Lilit (het nachtspook uit Jesaja 34:14 NBG) was mij bekend, maar ik wist niet dat ze door God was bestemd als vrouw voor Adam. Omdat het niks werd tussen die twee, bleek vervolgens Eva de ware voor Adam (pag. 29-33). Maar dat Eva uit de staart van Adam zou zijn geschapen, is een middeleeuws volksverhaal, geen rabbijnse uitleg (pag. 42-43). Wel zijn er rabbijnen die in Genesis 4:1 lezen: Adam merkte dat Eva zwanger was van Sammael (een gevallen engel). Kain was dus een duivelskind (pag. 65-66). Ook mooi is de uitleg die het boek Jubileeën (tweede eeuw voor Christus) geeft van Genesis 2:17: ten dage dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven. Adam en Eva aten van de boom, maar stierven niet nog diezelfde dag. Heeft God Zich vergist? Nee, want bij Hem zijn 1000 jaar als één dag (Psalm 90: 4). En géén mens heeft die 1000 jaar gehaald. Zo werd Adam 930 jaar (Genesis 5: 5) (pag. 68). Hoe weten wij dit allemaal? omdat God de geschiedenis van Adam en Eva aan Mozes heeft geopenbaard toen Hij hem de stenen tafelen gaf (pag. 69). Ook de christelijke traditie was heel creatief met bijbelverhalen. Dat blijkt bijvoorbeeld aan de figuur van Maria Magdalena. Dat zij in de loop der eeuwen is vereenzelvigd met de zondares die Jezus' voeten zalfde (Lucas 7:36-50), met de vrouw die Jezus zalfde vóór Zijn sterven (Marcus 14: 3- 9 en Mattheus 26: 6-13) en met Maria, de zus van Martha en Lazarus (Lucas 10:38-42 en Johannes 11: 2 en 12: 1) was mij bekend. Dat zij ook dezelfde was als de Samaritaanse vrouw bij de bron (Johannes 4) en de bruid van de bruiloft te Kana (Johannes 2), althans volgens de (oosterse) traditie, was voor nieuw voor mij (pag. 372-373). Dat zij de geliefde of de vrouw van Jezus zou zijn geweest, is een recente veronderstelling zonder enig bewijs (pag. 391- 393). Zo zou ik nog een poos kunnen doorgaan. Het zijn al dergelijke bijzonderheden die het boek boeiend maken.
Meer dan alleen wetenswaardig is de paragraaf over Genesis 3 (pag. 57-59). De traditionele uitleg leest Genesis 3 als de geschiedenis van de zondeval. God had de mens verboden te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Hadden ze dat gedaan, dan hadden ze eeuwig in het paradijs mogen leven. Maar ze gaven toe aan de verleiding van de slang (duivel) en aten toch: de eerste zonde. Als straf daarvoor werden ze verdreven uit het paradijs. Op een vervloekte aarde wachtte hun een moeitevol leven tot de dood erop volgt. En door deze val en ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders, Adam en Eva in het paradijs ... is onze natuur zo verdorven dat wij allen in zonde ontvangen en geboren zijn (Heidelbergse Catechismus zondag 3). Maar je kunt Genesis 3 ook veel positiever lezen: als verhaal van (sexuele) volwassenwording. Kennis van goed en kwaad betekent geslachtsrijpheid. Een mens kan niet blijven leven in de kinderlijke onschuld. Een mens (een meisje doorgaans wat eerder dan een jongen, vgl. Genesis 3: 6) moet tot de jaren des onderscheids komen: volwassen worden. Met het besef van vrouw- en man-zijn komt de schaamte tegenover de ander en de behoefte die te bedekken (Genesis 3: 7). Met de volwassenwording komen de lasten van het leven: met pijn en moeite kinderen baren (Genesis 3:16) en zwoegen en zweten voor je brood (Genesis 3:19). Naar het verloren paradijs van onze kindertijd kunnen we terug-verlangen, maar een weg terug is er niet (Genesis 3:24). Deze gedachtenlijn heeft altijd veel sterker geleefd in de joodse dan in de christelijke traditie (pag. 57). Als christenen danken we de opvatting van Genesis 3 als zondeval overigens aan de Joodse rabbi Paulus (Romeinen 5:12-21).
VAN DER LINDEN vertelt bijbelverhalen. Daarmee geeft hij te denken. Al lezend ga je zelf over de vertelde verhalen nadenken.
De waarde van dit boek zie ik
vooral in het
volgende.
1) VAN DER LINDEN maakt ons ervan bewust in hoeveel bijbelse
verhalen liefde en seksualiteit een rol spelen, expliciet of
impliciet. De verhalen zijn allemaal wel bekend (in elk geval aan
de geroutineerde bijbellezer); maar als je ze zo op een rijtje
leest, besef je opnieuw: de bijbel is als het leven. Alle
hoogtepunten en dieptepunten van man-vrouw- relaties kom je erin
tegen. En dan te bedenken dat dit boek met zijn meer dan 400
bladzijden nog in de verste verte niet volledig is. Over Spreuken
en Prediker was nog veel meer te zeggen dan VAN DER LINDEN doet
in de pag. 325-328; al was het maar over Spreuken 31 (de
konings-instructie
van de wijze moeder: verspil je krachten niet aan vrouwen!
en het loflied op de sterke vrouw). En over Izebel en Achab
schreef GUUS KUIJER een roman en onze collega JOBSEN een studie.
2) Verbluffend is de enorme hoeveelheid materiaal die VAN DER
LINDEN opdiept uit buitenbijbelse bronnen: de Misjna, de Talmoed,
de Midrasjiem, apokriefen en pseudepigrafen (Joods en Christelijk),
Josephus en Augustinus. De literatuurlijst aan het eind van het
boek is werkelijk indrukwekkend. Bij alle behandelde verhalen
horen we hoe ze in de loop der eeuwen op vele verschillende
manieren zijn uitgelegd en uitgewerkt. Die verscheidenheid
relativeert ons eigen exegeses: waarom zouden wij na zoveel
eeuwen opeens de énig juiste uitleg weten? De stemmen uit de
(vooral
Joodse) traditie maken ons er ook van bewust hoezeer in de uitleg
de uitlegger zelf meekomt. Twee tendensen vallen daarbij op. Het
seksuele wordt óf versterkt óf
weggemoffeld (pag. 16).
Enerzijds hebben de rabbijnen bij de bijbelverhalen soms
ongehoorde seksuele fantasieën (pag. 413);
bijvoorbeeld over
de verleidingen van Potifars vrouw in de richting van Jozef (pag.
212- 213) - anderzijds proberen ze al te vrijmoedige teksten te
fatsoeneren; bijvoorbeeld over Hosea's huwelijk met de hoer Gomer
(pag. 294-295).
3) In dit laatstgenoemde hoofdstuk maakt VAN DER LINDEN een
opmerking die voor bijna alle behandelde bijbelverhalen geldt. Mannen
en hun emoties en gevoelens staan centraal. We weten vaak veel
beter wat de mannelijke personages beleven dan de vrouwelijke. De
blikrichting is meer dan eens mannelijk, patriarchaal (pag.
292). De bijbel is grotendeels een boek van mannen over mannen.
VAN DER LINDEN vraagt consequent naar de beleving van de vrouwen
in de verhalen. Wanneer Adam voor het eerst Eva ziet, is hij
dolgelukkig. Was het trouwens liefde van twee kanten? Het
enthousiasme van Adam kent geen grenzen, hij komt woorden te kort,
van Eva horen we niets (pag. 42). Izaak kreeg Rebekka lief
(Genesis
24:67), maar of Rebekka ook van Izaak is gaan houden vermeldt de
bijbel niet. Is het liefde van één
kant? (pag. 150).
Slechts van één vrouw in de bijbel wordt verteld
dat ze van
haar man houdt: Michal houdt van David (1Samuel 18:20 en 28, pag.
269 en GERLEMANN, Ruth. Das Hohelied, pag. 73) -
een
uiteindelijk ongelukkige liefde (pag. 280-283). Hoe beleefde de
vrouw het gebeuren? Het zijn vragen die de bijbelschrijver
zich niet stelt, maar die bij moderne lezing toch op kunnen komen
(pag. 300). Wat het voor de vrouw van Lot kan hebben betekend
om Sodom te verlaten, geeft VAN DER LINDEN weer met een gedicht
van STANLEY J. SAMARTHA: De zoutpilaar spreekt
(pag. 127-129).
De mogelijke gevoelens van Mozes' vrouw Sippora verwoordt hij in
een fictief dagboekfragment (pag. 241). Schokkend zijn de
bijbelverhalen waarin vrouwen het slachtoffer worden van
relationeel of seksueel geweld: Dina en Tamar (pag. 171-189) en
de profetische beeldspraak van Hosea en Ezechiel (pag. 292-315).
Voor de rol en gevoelens van vrouwen in de bijbelverhalen heeft
VAN DER LINDEN dankbaar gebruik gemaakt van vrouwelijke en
feministische exegeten. Hun bevindingen lopen uiteen. Volgens
sommigen (zoals DOROTHEE SÖLLE) ontmoeten we in de bijbel krachtige
vrouwen, die wegen vinden om voor zichzelf en hun eigen doelen op
te komen (pag. 413). Volgens anderen (zoals ESTER FUCHS) is
de hele bijbel reddeloos patriarchaal. (pag. 16 en 413).
Hoe de relatie was tussen de historische Abraham en Sara, Izaak en Rebekka, David en Michal, enz. kunnen we moeilijk achterhalen. We hebben enkel de verhalen van de bijbelschrijvers. Met hen gaat VAN DER LINDEN in gesprek. Hij doet dat vanuit onze hedendaagse invalshoek. Bijbelschrijvers zouden waarschijnlijk geen idee hebben waarover we het hebben en waarom we deze invalshoek zo belangrijk vinden. Dat neemt niet weg dat we onze hedendaagse vragen kunnen hebben bij hun verhalen over bijbelse mannen en vrouwen (pag. 14). Maar het gesprek is wederzijds. Als je oude verhalen leest en je legt daar weer je eigen moderne visies tegenaan kom je in een heel proces terecht van een verhaal lezen en herlezen. Uiteindelijk lees en herlees je jezelf (pag. 16).