FRÉDÉRIC LENOIR: God? Utrecht, 2013, 224 pag.

Frédéric Lenoir (geboren 1962) is een Franse filosoof en godsdienstwetenschapper. Hij heeft verschillende bestsellers op zijn naam staan, die ook in het Nederlands zijn vertaald. Dit boek is gewijd aan de Godsvraag. In principe zonder enige vooringenomenheid ten aanzien van het geloof bestudeer ik religiositeit in al haar gedaanten en met name de verschillende voorstellingen die mensen zich maken van een hogere macht waaraan ze meestal de naam 'God' geven (pag. 7).

In de eerste zeven hoofdstukken geeft Lenoir een overzicht van de ontwikkeling van de godsdienst(en). In de geschiedenis van de mensheid begint godsdienst met het geloof in geesten, met wie een sjamaan door zijn of haar riten in contact kon treden (hoofdstuk 1). In een volgende fase van de culturele ontwikkeling werden mensen veehouders en landbouwers. In deze fase van de geschiedenis ontstond het geloof in godinnen en later (!) ook goden (hoofdstuk 2). De Egyptische Farao Amenhotep IV (ongeveer 1340 vóór Christus) propageerde het geloof in de éne God Aton. In ongeveer diezelfde periode verbleven de Israëlieten in Egypte. Mozes groeide op aan het Egyptische hof. Heeft hij zich door het monotheïsme van Amenhotep laten inspireren? Lenoir stelt die fascinerende vraag (pag. 29) zonder er dieper op in te gaan. Wel legt Lenoir een verband tussen het Joodse monotheïsme en het Zoroastrisme, dat de Joden veel later tijdens de Babylonische ballingschap leerden kennen. Hoe dan ook: het Jodendom werd bij uitstek het geloof in de éne God: de HEER is één! (Deuteronomium 6: 4). Lenoir voegt hieraan een uiteenzetting toe over het ontstaan en de interpretatie van de Bijbel (hoofdstuk 3). Jezus was een Jood. Met Zijn boodschap van barmhartigheid, vergeving en liefde wilde Hij het Joodse geloof hervormen. De eigenlijke stichter van het Christendom is volgens Lenoir: Paulus. Binnen het Christendom werd het geloof in Jezus verder ontwikkeld: Jezus is de Messias, Jezus is de Zoon van God, Jezus is God-de-Zoon: de tweede Persoon van de Goddelijke Drieëenheid (hoofdstuk 4). Parallel aan deze geschiedenis van de verschillende godsdiensten ontwikkelt zich vanaf de vijfde eeuw vóór Christus wereldwijd een spirituele traditie, die voorziet in de behoefte aan zingeving die leefde bij de afzonderlijke mens (pag. 67). Door middel van het gebed (Jezus), de filosofie (Socrates) of meditatie (Boeddha) kon het individu voor zijn heil zorgen zonder de voorgeschreven rituelen van de traditie te doorlopen (pag. 73). Dat heil werd ook uitgedrukt in het persoonlijke voortbestaan na de dood. De oude Egyptenaren hadden daar al een voorstelling van (en namen passende maatregelen: het mummificeren van overledenen). De algemeen oud-oosterse voorstelling van het schemerige onderaardse dodenrijk ontwikkelde zich tot het geloof in hemel en hel en tot de verwachting van de opstanding der doden (hoofdstuk 5). In India voltrok zich een andere ontwikkeling die uitliep op het Hindoeïsme en Boeddhisme. Het Hindoeïsme vereert vele goden, maar de essentie van het Hindoeïsme is het besef dat onze individualiteit slechts een deel is van het Al; door dat besef worden we verlost uit de eindeloze kringloop van dood en wedergeboorte. Boeddha wijst de weg naar datzelfde doel door loslaten van alle begeerte en gehechtheid. Lenoir behandelt hier verder het Chinese Confucianisme en Taoisme. Chinezen kunnen die combineren met de verering van goden, natuurgeesten en voorouders (hoofdstuk 6). Als laatste grote godsdienst behandelt Lenoir de Islam. Hij plaatst Mohammed in de beweging van de hanoefa : mensen die op zoek waren naar het oorspronkelijke monotheïstische geloof van Abraham. In de Islam neemt de Koran een nog centralere plaats in dan in het Christendom de Bijbel: de oorspronkelijke Koran ligt tot in alle eeuwigheid ter rechterzijde van Allah (pag 113 - zoals wij geloven in Christus "gezeten aan de rechterhand van de Vader"). Discussies over het ontstaan en de interpretatie van de Koran liggen binnen de Islam buitengewoon gevoelig (hoofdstuk 7).

Na deze geschiedenis van de godsdienst(en) in vogelvlucht gaat Lenoir in op de verhouding van geloof en filosofie: van Plato en Aristoteles tot intelligent design. Kant markeert een keerpunt met zijn strikte scheiding tussen geloof en kennis: in God kunnen we enkel geloven, we kunnen Hem nooit wetenschappelijk bewijzen (hoofdstuk 8). Daarbij sluit hoofdstuk 9 over het atheïsme aan. Nietzsche treedt op als de profeet van de dood van God. Meer systematisch werd het atheïsme beredeneerd door Comte (geloof wordt vervangen door wetenschap), Feuerbach (God is een projectie van onszelf), Marx (religie is de opium van het volk, dat zucht onder sociaal-ekonomische onderdrukking) en Freud (God is een projectie vanuit onze onbewuste behoeften en angsten). De evolutie-theorie van Darwin ondermijnde het geloof in God als onze Schepper. Hedendaagse atheïsten als Stephen Hawking en Richard Dawkins tonen aan waarom God overbodig en zelfs schadelijk is. Vandaar is het een kleine stap naar hoofdstuk 10: het zwartboek over God, waarin Lenoir ingaat op godsdienstig gemotiveerd geweld (inclusief Jodenhaat en de Holocaust), religieuze vrouwenhaat in de verschillende religies, religieuze onderdrukking van de seksualiteit, en seksueel misbruik door priesters. Geen hoofdstuk om vrolijk van te worden.

Tegenover de zwarte bladzijden van de godsdienst(en) laten zich witte bladzijden stellen: godsdienst(en) als bron van bevrijding en emancipatie, ontwikkeling en beschaving, schoonheid en kunst, menswaardigheid en naastenliefde. Maar met zulke argumenten valt het pleit niet te beslechten. Het gaat erom wat geloof in wezen is. Gelovigen ontmoeten God in de eerste plaats in hun hart (pag. 188). Geloof is dus niet het resultaat van een verstandelijke redenatie (pag. 188). God bemoeit zich niet met wereldse aangelegenheden (pag. 189-190). God grijpt nooit rechtstreeks in, maar enkel door middel van het geloof van mensen (pag. 191). Deze mystieke geloofservaring is universeel. Terwijl de institutionele godsdiensten met hun geestelijkheid en organisaties, hun dogma's en hun rituelen onverenigbaar zijn, verenigt de mystiek gelovigen uit verschillende religies. Eenieder die diep in zichzelf afdaalt en oprecht op zoek gaat naar waarheid vindt uiteindelijk hetzelfde of iets zeer vergelijkbaars (pag. 193): het goddelijke dat wordt ervaren als iets wat zowel persoonlijk als onpersoonlijk, zowel transcendent als immanent is, iets waarmee vereenzelviging en versmelting mogelijk is (pag. 195). In deze zin heeft God toekomst (hoofdstuk 12). Hoe de traditionele godsdiensten zich in de toekomst zullen ontwikkelen, valt niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk zullen ze langzaam maar zeker terrein verliezen. Maar Lenoir neemt drie ontwikkelingen waar in het Godsbeeld: een persoonlijke God heeft plaatsgemaakt voor een onpersoonlijk goddelijk principe; een mannelijke God die de wet voorschrijft voor een goddelijk principe dat vrouwelijke eigenschappen als liefde en bescherming vertegenwoordigt; een God die buiten ons in een hemel bestaat voor een goddelijk principe dat we in onszelf ontmoeten (pag. 202). Het is duidelijk dat Lenoir hiermee ook zijn eigen geloof verwoordt. In de Epiloog vertelt hij zijn persoonlijke religieuze ontwikkeling. De uitspraak van Jezus dat we God niet moeten aanbidden op de berg Samaria, noch in de tempel van Jeruzalem, maar in geest en waarheid, want God is Geest (Johannes 4:24) betekende voor hem een openbaring: alle religies kunnen tot de waarheid leiden, maar geen enkele bezit de hele waarheid, en de ware tempel is de menselijke geest. Daar, en alleen daar, kan de mens in zijn zoektocht naar de waarheid God vinden (pag. 216). Christen is Lenoir om twee redenen: een persoonlijke ervaring van de levende Christus en een voortdurende verwondering over de kracht, de spirituele verhevenheid, de menselijkheid en de universaliteit van de evangeliën (pag. 219). Maar God blijft een mysterie, waarover we niets kunnen zeggen behalve dat het bestaat uit liefde en licht (pag. 219). In het spoor van de grote mystici maakt Lenoir dan onderscheid tussen een onkenbaar goddelijk principe (Godheid) en een gemanifesteerd goddelijk principe (God). Dankzij dat onderscheid kunnen we begrijpen dat het goddelijke zowel persoonlijk als onpersoonlijk, transcendent als immanent, geopenbaard als onbenoembaar is. Het kan worden beschouwd als een wezen, in de hoedanigheid waarin het zich in de wereld kenbaar heeft gemaakt (God), maar de diepste aard ervan ontstijgt het wezen (Godheid). Zo kunnen we mediteren en vanbinnen de onuitsprekelijke diepzinnigheid van de geest ervaren, maar ook God aanspreken zoals je een 'vader' aanspreekt (pag. 221). De grootste kloof tussen mensen is niet die tussen gelovigen en niet-gelovigen, maar die tussen verdraagzame en onverdraagzame, dogmatische en ondogmatische mensen (pag. 223). Waarin we ook geloven, gaat het er niet om dat we de universele waarden cultiveren en bevorderen die ons binden en waarvan de toekomst van de hele mensheid afhangt: gerechtigheid, vrijheid en liefde? (pag. 224).

Na deze samenvatting enkele opmerkingen bij dit boek.
  1. Lenoir geeft blijk van een grote deskundigheid op het brede terrein van godsdienst(en) en filosofie. Hij geeft ook blijk van een grote integriteit bij zijn weergave van de meest uiteenlopende opvattingen. Het is een knappe prestatie om zo'n breed terrein te behandelen in ruim 200 goed leesbare pagina's.
  2. Hierboven schreef ik over een geschiedenis van de godsdienst(en) in vogelvlucht. Die vogelvlucht leidt hier en daar tot algemene uitspraken die voor discussie vatbaar zijn. Ik noem twee voorbeelden.
    - Lenoir legt een causaal verband tussen politieke centralisering en het aanwijzen van een oppergod: in Mesopotamië Anu, in Egypte Amon, in Griekenland Zeus, in Fenicië Baäl, enzovoort (pag. 27). Natuurlijk zijn er vaak verbanden tussen politiek en godsdienst. Maar ik betwijfel of het eenvoudig een kwestie is van oorzaak (politiek) en gevolg (godsdienst). In de Griekse mythologie is Zeus inderdaad de koning en huisvader bij uitstek, maar ook Zeus is onderworpen aan het Lot. Volgens sommige godsdienstwetenschappers is de High God een veel oorspronkelijker concept dan Lenoir hier suggereert. Ik bedoel maar: de religieuze werkelijkheid is complexer dan het hier lijkt.
    - Bij de latere profeten van het Oude Testament ziet Lenoir een ontwikkeling naar een liefdevoller, meelevender God, een God die meer tot het hart van de gelovigen sprak (pag. 69-70). Dat kan ik moeilijk rijmen met de apokalyptiek in latere profeten als Daniël en Zacharia, waar God zó hoog verheven is dat Hij op aarde voornamelijk handelt door Zijn engelen. In de Geschriften (het derde deel van de Joodse Canon: Job, Psalmen, Prediker) voelt Lenoir een diepe persoonlijke drang naar antwoorden op spirituele vragen, evenals het verlangen naar een gevoelsmatige toenadering tussen de mens en God (pag. 70). Een intens verlangen naar God spreekt uit verschillende Psalmen, maar die kunnen ook best heel oud zijn. Prediker zoekt naar de zin van het leven, maar spiritueel zou ik hem niet willen noemen.
  3. Uit de samenvatting hierboven blijkt de voorkeur van Lenoir voor de spirituele en mystieke kant van godsdienst. Zo schrijft hij ook over Jezus: Zijn discipelen verwachtten een aards koninkrijk en Jezus stelde hun een hemels, dat wil zeggen innerlijk koninkrijk in het vooruitzicht. Zij verwachtten een politieke Messias, maar Jezus was een spirituele Messias die politiek en religie strikt gescheiden hield: "Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld" (Joh. 18:36) (pag. 59). Wat Jezus betreft kwam verlossing voort uit gebed en uit onze betrekking tot God. Hij wilde de mens opnieuw in contact brengen met zijn goddelijke oorsprong (pag. 60). Lenoir beschouwt Jezus dan ook als mijn innerlijke meester, de ware gids van mijn spirituele leven (pag. 216). - Dat Jezus inging tegen de verwachting van Zijn volgelingen om als een politieke Messias een aards Koninkrijk te realiseren, zal waar zijn. Als Lenoir Jezus typeert als een spirituele Messias, die ons opnieuw in contact wil brengen met onze goddelijke oorsprong, begint het bij mij toch een beetje te kriebelen. Met evenveel of meer recht kun je Jezus typeren als een apokalypticus, Die in krasse beelden de dramatische komst van Gods Rijk aankondigde (Marcus 13) of als een profeet, Die rijken dreigde met de hel (Lucas 6 en Lucas 16). 
  4. En Lenoir kan blijkbaar weinig met Jezus als de Mensenzoon Die gekomen is om Zijn leven te geven voor de verlossing van velen (Marcus 10:45); over Jezus als het Lam van God dat de zonden van de wereld (weg)draagt (Johannes 1:29) of over Christus, gestorven voor onze zonden, naar de Schriften (1Corinthe 15: 3). Volgens de Joodse (!) Nieuwtestamenticus Pinchas Lapide verwijst naar de Schriften concreet naar het vierde lied over de Knecht des HEREN in Jesaja 53: om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld... Na uitvoerige analyse van citaten uit Jesaja 53 in het Nieuwe Testament schrijft Lapide dat de centrale gedachte van Jesaja 53 zo goed als alle auteurs van het Nieuwe Testament tot een bijbels verstaan van het lijden van Jezus heeft gebracht: niet mensen maar God zelf is Degene die ten laatste handelt, zodat Jezus' aanvaarding van zijn kruisiging gelijkstaat met een aanvaarding van het raadsbesluit Gods hetgeen verzoening voor anderen en verhoging voor hemzelf (Jes. 53:13) bewerkt (Pinchas Lapide, Geen nieuw gebod, pag. 110). Lenoir schrijft: Jezus was geen politieke Messias, maar een spirituele Messias. Met Lapide zou ik willen schrijven: Jezus was geen strijdende Messias, maar een lijdende Messias. Dan is de uitspraak van Lenoir Wat Jezus betreft kwam verlossing voort uit gebed maar een halve waarheid. Volgens de verschillende schrijvers van het Nieuwe Testament komt verlossing voort uit het sterven en de opstanding van Jezus. Lenoir noemt dat een terugkeer van de aloude offergedachte, waarvan Christus de wereld nu juist had willen bevrijden (pag. 218).
  5. Na zijn theologische en filosofische uiteenzetting vertelt Lenoir in een epiloog (pag. 211-224) over zijn persoonlijke geloofsweg. Centraal in zijn getuigenis staat een diepe religieuze ervaring op negentienjarige leeftijd. Bij het lezen van het Evangelie van Johannes werd ik een van liefde zinderende aanwezigheid gewaar: de Jezus over wie dit evangelie sprak voelde ik diep in mijn wezen. ... Daarop voelde ik een enorme vreugde. Jezus leste de dorst van mijn hart ... (pag. 215-216). Het getuigenis van Lenoir maakt een heel integere indruk en heeft veel lezers ontroerd. Maar niet alle gelovige mensen hebben zulke ervaringen. Waar Lenoir schrijft: Jezus leste de dorst van mijn hart, zegt de Psalmdichter: Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God ... (Psalm 42: 3). God voedt Zijn kinderen met honger, en Hij laaft ze met dorst.
  6. Het Godsbeeld van Lenoir sluit nauw aan bij het Godsbeeld van de geschriften van Johannes, samen te vatten in de drie korte zinnen God is Licht (1Johannes 1:5), God is liefde (1Johannes 4: 8) en God is Geest (Johannes 4:24) - de drie zinnen die samen bijna een triniteits-theologie vormen. Tegen dat Godsbeeld ga ik vanzelfsprekend niets inbrengen. Maar het Godsbeeld van de Bijbel is veel breder. Het dikke boek over dat boeiende onderwerp ga ik niet schrijven, maar ik noem één aspect dat mij zelf na aan het hart ligt: God als de God van het recht, de laatste hoop voor verdrukte weduwen, wezen en vreemdelingen (Psalm 94 en Psalm 146). Wij verwachten een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont (2Petrus 3:13). Voor mijn gevoel heeft God meer te maken met gerechtigheid dan met spiritualiteit. Auteurs als Dorothee Sölle en Huub Oosterhuis wisten beide aspecten overigens te combineren.
  7. Hoezeer ook het boek van Lenoir over de innerlijkheid en de eeuwigheid gaat, ook dit boek blijft een kind van zijn tijd. In 2011 / 2013 kon hij de democratische lente in de Arabische landen nog aanvoeren als blijk van de wereldwijde tendens naar persoonlijke vrijheid. De ontwikkeling sindsdien in verschillende Arabische landen lijkt minder hoopgevend. Met de universele waarden ... die ons binden en waarvan de toekomst van de hele mensheid afhangt: gerechtigheid, vrijheid en liefde (pag. 224) is het er sinds 2011 niet beter op geworden.
terug naar boeken

TERUG NAAR INDEX