PINCHAS LAPIDE, Geen
nieuw gebod, Baarn 1985, 114 pag.
Pinchas Lapide (1922-1997) was
een Israëlische diplomaat en joodse theoloog van Oostenrijkse
komaf. Hij stond bekend om zijn kennis van het Nieuwe Testament en zijn
belang voor de joods-christelijke dialoog (Wikipedia). Ik
las van hem het boekje Geen
nieuw gebod. Die titel van de Nederlandse vertaling
verwijst naar 1Johannes 2: 7: Geliefden,
ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod dat gij van den
beginne gehad hebt. Een goede typering van de inhoud van
het boekje: Jezus brengt niet iets nieuws, maar staat midden in het
Jodendom van Zijn tijd. Overigens schrijft Johannes verder: Toch schrijf ik u een nieuw
gebod, want de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt
reeds (1Johannes 2: 8) - De oorspronkelijke
Duitse titel luidt: Er
wandelte nicht auf dem Meer
- verwijzend naar het derde
hoofdstuk (zie hieronder). Het boekje bevat te veel waardevolle
informatie om het samen te vatten. Ik noteer hier enkele inzichten die
mij troffen.
Het
Onze vader: een joods of een christelijk gebed?
Zeer gedocumenteerd toont Lapide aan dat het
Onze Vader een door en door Joods gebed is. Dat geldt ook voor de
aanhef Onze Vader Die
in de hemelen zijt (Mattheus) / Vader (Lucas), die
soms als uniek van Jezus en dus als bij uitstek christelijk wordt
beschouwd. Dat Jezus Zelf God aansprak als Vader (in Zijn Aramese
moedertaal: Abba)
is duidelijk; maar Lapide citeert
verschillende Joodse gebeden uit die tijd waarin God eveneens wordt
aangesproken als (onze) Vader.
Lapide geeft van elk van de beden van het Onze Vader een
mooie uitleg op grond van Joodse teksten. Ik haal een paar punten naar
voren.
- Uw wil geschiede is geen uiting van berusting, maar een
verlangen naar een wereld waarin alle mensen Gods wil volbrengen.
Lapide geeft dan ook de voorkeur aan de Engelse vertaling Thy will be done =
Uw wil worde gedaan; zoals ook inmiddels de NBV de derde bede vertaalt: laat uw wil gedaan worden ...
Deze uitleg stemt overigens overeen met die van de aloude Heidelbergse Catechismus zondag 49: geef dat wij en alle mensen ...
- Geef ons
heden ons dagelijks brood: Wat "dagelijks" (in het Grieks
staat er: epiousios)
precies betekent, is omstreden. Lapide bespreekt twee mogelijkheden,
allebei met een oudtestamentische achtergrond: òfwel "brood
voor de dagelijkse behoefte" (zoals het manna in de woestijn uit Exodus
16: 4), òfwel "het brood mij toebedeeld" (waar Agur om bidt
in Spreuken 30: 8). Deze laatste opvatting lijkt Lapide het
waarschijnlijkste.
- Vergeef ons onze
schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren:
Lapide kiest voor de
vertaling zoals ook wij
hebben vergeven.
In Mattheus 6:12 staat er in het Grieks
een tijdvorm (de aoristus), die je in het Nederlands soms moet vertalen
als een verleden tijd, soms als een tegenwoordige tijd. De NBG-1951
koos voor de tegenwoordige tijd: gelijk ook wij vergeven ... De NBV-2004 vertaalt - net als Lapide - een verleden tijd: zoals ook wij hebben vergeven .... De NBV21 is teruggekeerd tot het vertrouwde zoals ook wij vergeven ... In Lucas 11: 4 staat in het Grieks een tegenwoordige tijd, en zo vertaalt de NBV die ook: want ook wijzelf vergeven iedereen ...
Pas nádat wij zelf hebben
vergeven wat anderen ons hebben aangedaan, kunnen we aan God vragen om
vergeving voor wat wij Hem hebben aangedaan (vgl. Mattheus 6:14-15): de 'horizontale' verzoening is
een absoluut noodzakelijke voorwaarde vooraf voor het recht voor God te
treden en de 'verticale' verzoening af te smeken (pag.
27). Uit de passages die Lapide aanhaalt blijkt ook dat het onjuist is
wat wel wordt beweerd: dat de aandacht voor schuld en vergeving een
afwijking is van het christendom, meer in het bijzonder van het
gereformeerde protestantisme. Het is ten volle een Joods thema. De grootste feestdag van het Jodendom is
de Grote Verzoendag!
Welke wijn in welke
zakken?
In Mattheus 9, Marcus en Lucas 5 staat de
gelijkenis (ik citeer Lucas 5:37-39 NBG): Niemand doet jonge wijn in oude
zakken; anders zal de jonge wijn de zakken scheuren en weglopen en de
zakken gaan verloren; maar jonge wijn moet men in nieuwe
zakken doen. En niemand, die oude gedronken heeft, wil jonge,
want hij zegt: De oude is voortreffelijk. Jezus vertelt
die gelijkenis wanneer Hem gevraagd wordt hoe het zit met het
vasten. De
discipelen van Johannes vasten dikwijls en doen hun gebeden, en zo ook
die der Farizeeën, maar die van U eten en drinken (Lucas
5:33). Over deze gelijkenis heb ik herhaaldelijk gepreekt volgens de gangbare
uitleg: de oude bedeling inclusief het vasten loopt tot en met Johannes
de Doper - Jezus brengt de nieuwe vreugde van de komst van Gods Rijk,
waarbij het vasten niet meer past. Maar voor wie vertrouwd is met de
oude bedeling, is dat een geweldige omschakeling; wie gewend is aan de
oude wijn, wil geen jonge; want hij zegt: de oude is voortreffelijk.
Dat laatste vers van het verhaal zou dan een verklaring geven voor de
weerstand die Jezus ondervindt: mensen zijn nu eenmaal gehecht aan hun
vertrouwde manier van denken, geloven en doen. "Oud" en "nieuw" staan
dan ongeveer tegenover elkaar als het Jodendom en
de boodschap van Jezus (voor de latere lezers van het
Marcus-Evangelie: het Christendom).
Lapide geeft een verrassende andere uitleg.
"Nieuw" slaat volgens Lapide op het vasten van de Farizeeën en
de volgelingen van Johannes. Dit
vasten vond echter geen enkele grond in de bijbel en gold derhalve voor
de meeste joden als een nodeloze nieuwigheid (pag.
41). Ook Jezus wijst dit demonstratieve extra vasten ondubbelzinnig af
als nieuw. Volgens
de profeten is het ware vasten: praktische barmhartigheid jegens onze
medemensen (Jesaja 58) en volgens Jezus is het een zaak van de binnenkamer
(Mattheus 6:16-18). Jezus was niet afkerig van eten en drinken
(Mattheus 11:19) en kiest daarmee voor het klassieke Jodendom dat Gods goede gaven waardeert; alle vastenpredikers, vernieuwers
en aanprijzers van nieuwigheden (pag 46) wijst Hij af,
want de oude
(godsdienst) is
voortreffelijk. - Een (voor mij) verrassende uitleg.
Passend bij de benadering van Lapide, die Jezus zo dicht mogelijk bij
het Jodendom houdt. Of het helemaal klopt, weet ik niet zeker. Het
woord nieuw
(in het Grieks van het Nieuwe Testament neos of kainos) geeft in
een aantal teksten aan dat Jezus wel degelijk iets nieuws brengt: het nieuwe verbond
(Lucas 22:20; 1 Corinthe 11:25 en 2Corinthe 3: 6; en
Hebreeën 8: 8 en 13; 9:15; 12:24), een nieuw gebod
(1Johannes 2: 8). In Christus zijn we een nieuwe schepping
(2Corinthe 5:17 en Galaten 6:15).
Wandelde Jezus over het
water?
heet het derde hoofdstuk. De Duitse titel van het
hele boekje geeft al direct het antwoord: Er wandelte nicht auf
dem Meer. In dit hoofdstuk legt Lapide Marcus 6:45-52 uit. Het
beslissende vers 48 luidt: Hij
(Jezus) kwam tot hen (de leerlingen in het schip) wandelende op de
zee (Staten-Vertaling: wandelende op de zee; NBG: gaande over de zee; NBV: ... liep Hij ... over het water). In het
Grieks staat er: epi tes
thalasses. Volgens Lapide betekent dat: op het strand langs de zee.
Hij geeft daarvoor twee argumenten:
1) In het Bijbelse taal-eigen zou
"op de zee" worden uitgedrukt door "op het oppervlak van de zee".
2) In Johannes 21: 1 wordt dezelfde uitdrukking epi tes thalasses
gebruikt voor op het
strand van de zee.
Dat laatste argument van Lapide was
voor mij reden om even wat verder te zoeken naar de betekenis van deze
uitdrukking. Nu vind ik de exacte betekenis van de voorzetsels
(zoals epi)
één van de lastigste problemen bij het vertalen uit het
Grieks. De Griekse voorzetsels hebben eindeloos veel betekenis-nuances.
Bovendien kan het Griekse voorzetsel epi worden gevolgd door een tweede, derde en vierde naamval (elk met eigen betekenissen).
* In epi tes
thalasses hebben
we een tweede naamval. Die uitdrukking vinden we in ons verhaal in
Marcus 6:48 en 49 // Mattheus 14:26 // Johannes 6:19. Voor mijn gevoel
betekent de uitdrukking - gezien het verband - in alle drie de gevallen
"op / over de zee"; in het vorige vers Marcus 6:47 gebruikt Marcus
het voorzetsel in die zelfde betekenis: epi tes ges
= "op het land".. Maar inderdaad: dan gebruikt de evangelist Johannes
de uitdrukking met twee verschillende betekenissen: "over de zee"
(Johannes 6:19) en "op het strand van de zee" (Johannes 21: 1).
* In de versie van Mattheus van dit zelfde verhaal komt - zonder duidelijk verschil in betekenis - naast epi met de tweede naamval, óók epi met de vierde naamval voor. Vlak vóór epi tes thalasses in Mattheus 14:26 (tweede naamval, // Marcus 6:49) lezen we in Mattheus 14:25 epi ten thalassan
(vierde naamval, in plaats van de tweede naamvan van Marcus 6:48!); en
in het vervolg, als Petrus naar Jezus toegaat, lezen we twee maal
(Mattheus 14:28-29) epi ta hudata
(vierde naamval) = "op / over de golven" (dat is zeker de bedoeling van
Mattheus, want als Petrus gaat twijfelen, zinkt hij weg in het water).
De opvatting dat Jezus letterlijk over
het water liep, is volgens Lapide toe
te schrijven aan een latere tekstontwikkeling waarin Jezus al
bovenaardse trekken begon te krijgen (pag. 50). Van die
visie op Jezus als bovenaards moet Lapide blijkbaar weinig hebben.
Lapide beroept zich regelmatig op een
meer Joodse versie van de verhalen over en woorden van Jezus, die
àchter de ons bekende vier Evangeliën ligt. Maar die
gereconstrueerde oorspronklijke oer-versie blijft helaas hypothetisch.
Ik vind het
altijd wat flauw als een wonder uit het Bijbel historisch, natuurkundig
of taalkundig wordt "wegverklaard". Dat Jezus over het strand liep, zou
dat voor Marcus belangrijk genoeg zijn geweest om er een passage aan te
wijden? Uit de uitgebreidere versie van het zelfde verhaal in Mattheus blijkt dat
deze Evangelist wel degelijk gedacht heeft aan lopen óp het water (Mattheus 14:22-33).
Waardevol in dit hoofdstuk vind ik de aardrijkskundige uitleg. Lapide
maakt aannemelijk dat Jezus Zich 's avonds regelmatig terugtrok (hetzij
per schip, hetzij over de oever) in Betsaïda aan de
noordoostelijke oever van het meer / de zee van Tiberias, omdat
Betsaïda buiten het machtsbereik van Herodes Antipas lag.
Lapide tekent uitvoerig en overtuigend het beeld van een vogelvrije
Jezus, Die voortdurend moet uitwijken voor de wrede Herodes, om niet
hetzelfde lot te ondergaan als Johannes de Doper (die door Herodes was
onthoofd). De
Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen (Mattheus
8:20) - Zo weemoedig kan alleen maar een vluchteling spreken die uit
vrees voor zijn vervolgers elke vaste verblijfplaats moet schuwen
(pag. 71).
Jezus is een vluchteling vanwege Zijn politieke standpunten.
Verschillende van zijn leerlingen waren Zeloten: verzetsstrijders.
Jezus Zelf was geen Zeloot of Galilese bendeleider, maar Hij was ook
geen absolute pacifist of prediker van het hiernamaals (pag. 76). Lapide typeert Jezus als een militante theopoliticus, een revolutionair van de strijdbare liefde. Een dergelijke opstelling moest onvermijdelijk voeren tot een conflict met de zonen van Herodes en de met hen verbondenen, de Romeinen ... (pag. 76). Toen de vier Evangeliën werden geschreven, geruime tijd na het jaar 70
(pag. 72 - verschillende uitleggers dateren zeker het Evangelie
van Marcus vroeger), was Jeruzalem verwoest en werden in het Romeinse
Rijk Joden beschouwd als oproerkraaiers en rustverstoorders
(pag. 72). Omwille van hun eigen veiligheid was het voor de christenen
in die tijd belangrijk om afstand te nemen van het Jodendom en
zich loyale burgers van het Romeinse Rijk te tonen. Daardoor wordt in
de Evangeliën de schuld van de Romeinen aan de kruisdood (een
Romeinse straf!) van Jezus geminimaliseerd en worden de Joden
voorgesteld als boosaardig, vijandig tegenover Jezus en verraderlijk
(pag. 72). Sindsdien kunnen we dus spreken van anti-judaïsme in
het Nieuwe Testament (zo hard formuleert Lapide het niet, maar daar
komt zijn uitleg wel op neer).
Stierf Jezus in
vertwijfeling?
- Ja, zeggen veel uitleggers, vanwege de
schreeuw waarmee Jezus volgens Mattheus (27:46) en Marcus (15:34)
stierf: Mijn God, Mijn
God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Nee,
zegt Lapide. De
eerste regel van Psalm 22 staat voor de hele Psalm: de hele weg van
ellende naar verlossing, van eenzaamheid naar verbondenheid, van gebed
naar verhoring. Volgens Lapide
heeft Jezus aan het kruis héél Psalm 22 gebeden (dat veronderstelt ook Joachim Jeremias, Neutestamentliche Theologie I, pag. 184).
Lapide maakt een
waardevolle opmerking over dat waarom? "Waarom?" suggereert
een vraag naar de reden van het lijden, het getuigt van een zekere skepsis
(pag. 85). Maar in de grondtekst staan niet waarom? maar waartoe?: in het
Hebreeuws: lama
(Psalm 22: 2), in het Grieks hinati
(Mattheus 27:46) of eis
ti (Marcus 15:34). Het zal wel geen toeval zijn dat in de Hebreeuwse bijbel slechts zes vragen die aan God worden gesteld met waarom beginnen, terwijl er zesenveertig met het woordje waartoe aanvangen (pag. 85). Het gaat hier in Psalm 22 dus om de vraag naar de zin van het lijden
(pag. 85): Gods handelen volgt een duidelijk doel, en de bidder smeekt
om de openbaring van de door God gewilde zin van zijn lijden (pag. 85).
Die zin wordt geopenbaard in het vervolg van Psalm 22. Volgens de
Talmoed heeft Esther Psalm 22 gebeden voordat ze naar koning Ahasveros ging:
op de eerste dag riep ze: Mijn
God!, op de tweede dag: Mijn God!, en op de
derde dag: Waartoe hebt
Gij mij verlaten? Waarom drie dagen? Omdat de Heilige, geloofd zij
zijn Naam, de kinderen Israëls nooit langer dan drie dagen in
nood laat. Zó ging Esther naar de koning: om
haar volk te redden. Zó sterft Jezus: om Zijn volk te
redden. In het vertrouwen dat Zijn Vader Hem nooit langer dan drie
dagen in de nood zou laten (pag. 86-87).
Nog veel meer moois vindt
Lapide in Psalm 22. Zo sluit de reactie van de omstanders "Hij roept
Elia" volgens Lapide niet aan bij de eerste woorden van Psalm 22 (eli eli, volgens
Marcus: eloi eloi),
maar bij vers 11: eli
atta (Gij zijt mijn God), dat net zo klinkt als elia-ta (Elia,
kom!). Het kruiswoord Mij
dorst! (Johannes 19:28) herinnert aan Psalm
22:16: Mijn tong kleeft
aan mijn gehemelte.
Het slot van Psalm 22: dat Hij het gedaan heeft (Psalm
22:32 NBG - de NBV vertaalt: Hij
is een God van daden) geeft de Evangelist Johannes weer met het laatste
kruiswoord: Het is
volbracht (Johannes 19:30). En het geloofsvertrouwen van
Psalm 22 als geheel vat de Evangelist Lucas samen in zijn laatste kruiswoord: Vader, in Uw handen beveel Ik
mijn geest
(Lucas 23:46). In Hebreeën 2:11-12 wordt Christus in Zijn lijden
sprekend ingevoerd met woorden uit het tweede deel van Psalm 22: ...
daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen, en Hij zegt:
Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der
gemeente zal ik U lofzingen. Zo laat Lapide zien dat de
verschillende auteurs van het Nieuwe Testament het lijden van Jezus
beschrijven in het licht van Psalm 22 als geheel: Zoals hij had geleefd, zo stierf
hij ook: moedig in de hoop, een voorbeeld van vast vertrouwen, zich
geheel en al op God verlatend en zijn lot in handen stellend van de
Gever en Nemer van alle leven (pag. 96).
Het lijden van de knecht
des Heren.
In dit laatste hoofdstuk behandelt Lapide Joodse pogingen tot interpretatie
van het vierde lied over de Knecht des HEREN uit Jesaja 53. Ik citeer
daaruit enkele regels in de NBG-vertaling:
5 Maar om onze overtredingen
werd hij doorboord,
om onze ongerechtigheden
verbrijzeld;
de straf die ons de
vrede aanbrengt, was op hem,
en door zijn striemen is
ons genezing geworden.
6 Wij allen dwaalden als
schapen,
wij wendden ons ieder
naar zijn eigen weg,
maar de Here heeft ons
aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.
7 Hij werd mishandeld,
maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open;
als een lam dat ter
slachting geleid wordt,
en als een schaap dat
stom is voor zijn scheerders,
zo deed hij zijn mond
niet open.
De ambtenaar uit Ethiopië stelde terecht de vraag: Over wie gaat deze
passage, over de profeet zelf of over iemand anders? (Handelingen
8:34).
Lapide behandelt vijf Joodse interpretaties van dit lied:
1) De autobiografische uitleg: het lied gaat over de profeet Jesaja
zelf, die door koning Manasse levend in tweeën werd gezaagd
(vgl. Hebreeën 11:37).
2) De profetische uitleg: het lied gaat over alle profeten die als
knecht van de HEER hebben geleden, zoals Jeremia, Ezechiël en
vele anderen.
3) De historische uitleg: het lied gaat over belangrijke
martelaarsfiguren uit de geschiedenis van Israël, zoals Mozes
of rabbi Akiba, koning Uzzia of koning Hizkia.
4) De messiaanse uitleg: door zijn vrijwillige lijden brengt de
messias verlossing.
5) De collectieve uitleg: het volk Israël lijdt
plaatsvervangend en verlossend voor alle volkeren.
Deze collectieve uitleg heeft drie varianten (pag. 112): de lijdende knecht =
a) een toekomstig ideaal-Israël;
b) de heilige rest als de morele elite van Israël;
c) geheel-Israël als collectieve heilsgrootheid en onscheidbare lotsgemeenschap.
Voor de uitleg van het Nieuwe Testament is vooral de messiaanse
uitleg (4) interessant. Vaak is beweerd dat het Jodendom geen
lijdende messias kent. Lapide toont aan dat het Palestijnse Jodendom
Jesaja 53 sinds de tijd
van de Makkabeeën messiaans geïnterpreteerd heeft en
dat in vroegchristelijke tijd vooral de school van rabbi Akiba (circa
50-130) de messianiteit van de lijdende knecht heeft benadrukt
(pag. 105). Elders
schreef ik over de Makkabese rechtvaardigen, die leden en stierven ten
behoeve van zondaars. Lapide toont uitvoerig aan dat de verschillende
auteurs van het Nieuwe Testament het lijden en sterven van Jezus duiden
in het licht van Jesaja 53: Jezus leed en stierf voor onze overtredingen ... de
straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem. Deze
interpretatie gaat al terug vóór de tijd dat de
eerste geschriften van het Nieuwe Testament op papier werden gezet. Zo
schrijft Paulus in 1Corinthe 15: 3: Christus is gestorven
voor onze zonden naar de Schriften. Daarmee verwoordt Paulus een in zijn tijd blijkbaar reeds lang bestaande traditie die de dood van Jezus als
zoenoffer "voor onze zonden" vertolkt met de woorden van Jes. 53: 3 (pag.
110).
Voor Lapide sluiten de messiaanse / christologische (4) en de collectieve (5) uitleg elkaar niet uit. Jesaja 53 blijft het tijdloze antwoord op de oervraag van alle gelovige mensen: Waarom lijdt de rechtvaardige? Jesaja zegt: we moeten niet vragen waarom, maar waartoe
(vergelijk het vorige hoofdstuk: over Psalm 22!). Het antwoord van
Jesaja: het lijden van de rechtvaardige is niet zinloos, en de dood van
de rechtvaardige is het einde niet. Dat
geldt zowel voor de man uit Nazaret als voor zijn volk die beiden in de
bijbel herhaaldelijk 'zoon Gods' en knecht des Heren' worden genoemd (pag. 113-114).
Die laatste opmerking grijpt terug op
wat Lapide schrijft op pag. 110: het Hebreeuwse woord voor "knecht"
in Jesaja 53 wordt in de Septuaginta (Griekse vertaling van het Oude
Testament) vertaald met het Griekse woord pais, dat zowel knecht als zoon kan betekenen.
Lapide is geen christen, maar Jood. Maar ik wenste wel dat alle
christenen zó'n groot geloof in Jezus hadden, overeenkomstig de
Heilige Schriften van Israël.