C. J. Labuschagne, Vertellen met getallen. Functie en symboliek van getallen in de bijbelse oudheid, Zoetermeer, 1992, 135 pag.

Wat elke Bijbellezer kan zien

Voor ik u wat vertel over dit boek en zijn schrijver, eerst iets over het onderwerp: getallen in de Bijbel. Elke Bijbelschrijver weet dat getallen in de Bijbel een rol spelen. We hebben tegenwoordig wel eens het gevoel dat wij beheerst worden door cijfers (zoals de pincode van je bankpas). Maar ook in de Bijbel zijn cijfers en getallen belangrijk. Maar op welke manier precies? dat is niet altijd zo duidelijk. Ik geef een paar voorbeelden, die iedereen eenvoudig kan nalezen in de Bijbel.

In Genesis 5 wordt een lijst gegeven van de zogenaamde oudvaders: de nakomelingen van Adam in de mannelijke lijn tot aan de zondvloed. Wat ons opvalt zijn de onwaarschijnlijk hoge leeftijden: Adam 930 jaar, Set 912 jaar, Enos 905 jaar, en zo voort - met als leeftijdskampioen Metuselach / Metusalem 969 jaar. Naar verhouding doet Henoch het nog het slechtste, want hij leefde "maar" 365 jaar - maar Henoch is dan ook niet overleden, maar opgenomen (NBG) door God. Nu hebben deze hoge leeftijden altijd vragen opgeroepen. Zouden deze getallen echt letterlijk bedoeld zijn? Of hebben ze misschien een symbolische betekenis? Zo is er wel eens een verband gelegd tussen de 365 jaar van Henoch en de lengte van het zonnejaar: 365 dagen.
Omdat ik u nu natuurlijk nieuwsgierig heb gemaakt, alvast maar de oplossing van Labuschagne (pag. 67). De leeftijden van Mahalaleël (895 jaar), Jered (962 jaar), Henoch (365 jaar), Methusalah (969 jaar) en Lamech (777 jaar) hebben te maken met de omlooptijden van de planeten - hoe precies, vermeldt Labuschagne niet. Van de vermelde leeftijden van Adam (930 jaar), Seth (912 jaar), Enos (905 jaar), Kenan (910 jaar) en Noach (950 jaar) trekt Labuschagne 840 jaar af en houdt daarmee vijf heel 'normale' mensenleeftijden over. Waarom 840? 840 = 7 x 120 (volgens Genesis 6:3 is 120 jaar de maximum-leeftijd van een mens; nu nog altijd - duizenden jaren later - wel zo'n beetje onze maximale levensduur: onze Nederlandse recordhoudster Hendrikje van Andel-Schipper werd 115 jaar - dat een Franse dame 122 jaar oud zou zijn geworden, schijnt op een misverstand te berusten). Of u de oplossing van Labuschagne overtuigend vindt, moet u zelf bepalen.

Sommige getallen komen in de Bijbel zó vaak voor, dat ze een symbolische betekenis lijken te hebben. Ik noem drie voorbeelden (vergelijk ook pag. 30-45).
* Het getal 7. Genesis 1 vertelt over de schepping van de wereld en de mens in 6 dagen, en vervolgt dan in Genesis 2: 1- 3 dat God op de 7e dag rustte van Zijn scheppingswerk en daarom die 7e dag zegende. Voor "rusten van" staat er in het Hebreeuws sjavat, waarvan het woord sabbat is afgeleid. Sjavat betekent: ergens mee ophouden (dus meer "laten rusten" dan "uitrusten"). De heiliging van de 7e dag komt vervolgens in heel de Bijbel telkens terug (Exodus 16: de instelling van de sabbat - het 4e gebod in Exodus 20 en Deuteronomium 5, enzovoort). Het ritme van de week van 7 dagen bepaalt tegenwoordig de kalender van de hele wereld. - Terug naar het getal 7. Ik moet me geweldig beperken. Jakob werkte bij zijn oom Laban voor elk van diens dochters Lea en Rachel 7 jaar (Genesis 29). Simson droeg zijn lange haar in 7 vlechten (Richteren 16). Naäman moet zich 7x wassen in de Jordaan (2Koningen 5). 7x daags loof ik U, zegt de Psalmist (Psalm 119:164). De sadduceeën leggen Jezus het denkbeeldige geval voor van een vrouw die achtereenvolgens was getrouwd met 7 broers (Mattheus 22 // Marcus 12 // Lucas 20). Van Maria van Magdala zijn 7 boze geesten uitgegaan (Lucas 8); maar iemand die bevrijd is van een boze geest, moet oppassen dat die niet terugkomt met 7 kornuiten, bozer dan hij zelf (Mattheus 12 // Lucas 11). In Handelingen 6 worden naast de 12 apostelen 7 mannen aangesteld voor de dienst van de tafels (NBV21: de zorg voor de gemeenschappelijke maaltijden). En in het boek Openbaring wemelt het van de 7-tallen: 7 gemeenten. 7 kandelaren, 7 sterren, 7 geesten, 7 fakkels, 7 zegels, een Lam met 7 horens en 7 ogen, 7 engelen, 7 bazuinen, 7 donderslagen, 7 schalen, ... Op catechisatie leerde ik al: 7 is "het getal van de volheid". Maar wat houdt dat precies in?
* Het getal 12. Aartsvader Jakob had 12 zonen. Het volk Israël had later ook 12 stamgebieden; de stam Levi had geen eigen stamgebied, maar de twee zoons van Jozef Efraim en Manasse hadden elk een eigen stamgebied, zodat het totale aantal stamgebieden toch weer op 12 kwam. 12 verspieders, één uit elke stam, gingen Kanaän verkennen (Numeri 13-14). In het Nieuwe Testament stuurde Jezus er 12 apostelen op uit. Die kwamen hoogstwaarschijnlijk niet ieder uit één van de 12 stammen, maar Jezus belooft hun wel dat ze in Gods Koninkrijk zullen zitten op 12 tronen om de 12 stammen van Israël te richten (NBV: rechtspreken - Mattheus 19 // Lucas 22). Het nieuwe Jeruzalem heeft 12 fundamenten met daarop de namen van de 12 apostelen, en ook 12 paarlen poorten (Openbaring 21); en het geboomte des levens draagt 12x vrucht, iedere maand zijn vrucht gevende (NBV21: twaalf vruchten, elke maand zijn eigen vrucht - Openbaring 22).
* Het getal 40. In het verhaal van de zondvloed komt de periode van 40 dagen herhaaldelijk voor (Genesis 7- 8). Mozes was 40 dagen op de berg Sinai (Exodus 24 en 34). Mozes werd 120 jaar (Deuteronomium 31 - de maximale mensenleeftijd, zie boven): volgens Stefanus leefde Mozes 40 jaar aan het hof van farao, woonde hij 40 jaar in Midian, en gaf hij 40 jaar leiding aan het volk Israël (Handelingen 7). Jona preekte de ondergang van Ninevé over 40 dagen (Jona 3). Jezus vastte 40 dagen in de woestijn (Mattheus 4 // Marcus 1 // Lucas 4) - vandaar de vastentijd van 40 dagen, tegenwoordig vaak "veertigdagentijd" genoemd. Na Zijn opstanding verscheen Jezus 40 dagen aan Zijn leerlingen (Handelingen 1) - vandaar Hemelvaartsdag 40 dagen na Pasen (over die datum schreef ik een apart artikel). 
Hierboven schreef ik: ... dat ze een symbolische betekenis lijken te hebben. De vraag is wat dat precies betekent. Zo wordt wel gezegd: 40 jaar staat voor één generatie: de periode tussen de opéénvolging van de geslachten. Zo betekent de straf-periode van 40 jaar van de Israëlieten in de woestijn de tijd waarin de volwassenen zijn opgevolgd door hun kinderen (Numeri 14). Maar in de Bijbelse tijd was de feitelijke duur van een generatie (dus de leeftijd waarop jonge mensen hun eerste kind kregen) veel korter dan 40 jaar, eerder rond de 20 à 25 jaar. Als je een periode van 40 jaar in de Bijbel alleen maar opvat als "de duur van een generatie", is Mozes dus niet 120 jaar geworden, maar eerder pakweg 75 jaar. De vraag is dus: betekent de symbolische betekenis van een getal dat de betekenis alleen maar symbolisch is, of staat dat getal voor het letterlijke aantal met een symbolische meerwaarde?
Ter illustratie: als ik met mijn boodschappen bij de kassa van de supermarkt kom, kan het totale bedrag € 6,66 zijn. Ik kan daarbij de associatie hebben van het getal van het beest (Openbaring 13) (symbolisch), maar ik moet evenzogoed wèl € 6,66 afrekenen (letterlijk). Symbolisch en letterlijk hóéven elkaar niet uit te sluiten.

Veel van de bovenstaande voorbeelden kende u waarschijnlijk al, en anders kon u ze in de Bijbel zelf terugvinden. De volgende voorbeelden staan óók zwart op wit in de Bijbel, maar helaas enkel in de Hebreeuwse Bijbel. In de marge van de Hebreeuwse Bijbel en na elk Bijbelboek staat namelijk een hoeveelheid informatie, die wij tegenwoordig waarschijnlijk "statistische gegevens" zouden noemen. Ik neem een paar voorbeelden van Labuschagne over (pag. 16-20):
* Aan het eind van Genesis staat dat het boek 1534 verzen telt. Aan het eind van elk boek van het Oude Testament staat zo het aantal verzen van dat Bijbelboek vermeld.
* Aan het einde van Deuteronomium staat bovendien dat de Tora (Genesis tm. Deuteronomium) 5845 verzen = 79856 woorden = 400945 letters telt.
* Gemarkeerd worden het middelste vers van de Tora (Leviticus 8: 8); de twee middelste woorden van de Tora (in Levicius 10:16) en de middelste letter van de Tora (in Leviticus 11:42).
De totalen van verzen, woorden en letters worden wel beschouwd als controle-instrument voor de overschrijvers, die daarmee konden nagaan of ze niets hadden overgeslagen. Maar het markeren van het middelste vers, het middelste woord en de middelste letter is op die manier niet te verklaren. Labuschagne concludeert daarom dat de schrijvers blijkbaar a) de vermelde getallen als zodanig belangrijk vonden; en b) waarde hechtten aan het wiskundige centrum van een tekst (pag. 19).

Naast expliciet genoemde getallen vertoont de Bijbel ook veel getalsmatige structuren. Ik vermeldde er één in mijn artikel over 1Koningen 19: de openbaring van de HEER aan de profeet Elia op de berg Horeb. Ik noem het daar de 3 + 1 structuur. Die komt herhaaldelijk voor in de vorm 3x niet + 1x wèl. Op die vierde (de wèl) ligt de nadruk. Enkele voorbeelden om deze abracadabra te verduidelijken:
* In 1Koningen 19 uit Elia tot tweemaal toe 4 klachten: Ze hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergegooid, Uw profeten vermoord - en ik alleen ben overgebleven.
* Daarop verschijnt de HEER aan Elia niet in de storm, niet in de aardbeving, niet in het vuur, maar in het suizen van een zachte koelte (NBV: het gefluister van een zachte bries).
* De HEER geeft aan Elia daarop 3 opdrachten: Zalf Hasaël tot koning over Syrië, zalf Jehu tot koning over Israël, en zalf Elisa tot je opvolger - en een troostwoord / belofte: Ik zal in Israël 7000 getrouwen overlaten.
Wat is het exegetische belang van deze 3 + 1 structuur? De correspondentie van de 4e klacht van Elia, de manier waarop de HEER wèl verschijnt, en de 7000 getrouwen in Israël. Het diepste probleem van Elia is zijn eenzaamheid ("ik alleen ben overgebleven"). De HEER verzekert hem dat hij niet zo eenzaam is als hij denkt. Bij het gefluister van een zachte briesmoeten we dus niet romantisch wegzwijmelen over Gods openbaring in de natuur. Het gaat erom dat de HEER niet te vinden is in het geweld van Hasaël, Jehu en Elisa - maar bij de 7000 stillen in den lande die zelfs Elia over het hoofd had gezien. Bij dat getal 7000 kunnen we ons natuurlijk weer afvragen hoe letterlijk de Bijbelschrijver het bedoeld heeft. De symbolische betekenis van het getal 7 noemde ik hierboven al. 1000 staat - ook in de Bijbel - vaak voor een onbepaald zeer groot aantal. 7000 heeft op z'n minst een duidelijke symbolische meerwaarde.
Driemaal niet + de vierde maal wèl: die structuur komen we vaker tegen in de Bijbel. 
* Om bij Elia te blijven: in 2Koningen 2 neemt Elia afscheid van zijn opvolger Elisa. Driemaal zegt Elia tegen Elisa dat hij "hier" moet blijven: hier in Gilgal (vers 2), hier in Bethel (vers 4), hier in Jericho (vers 6). Driemaal tevergeefs: Elisa gaat tòch met Elia mee. Pas het vierde afscheid is definitief: wanneer Elia ten hemel opstijgt (vers 11-12).
* In Richteren 16 probeert Delila om Simson te beroven van zijn kracht. Haar eerste drie pogingen mislukken (vers 6-14) - haar vierde poging (wanneer ze Simsons haar afscheert) slaagt (vers 15-20).
* In 1Samuel 3 roept de HEER de jonge Samuel. De eerste drie keren denkt Samuel dat het Eli is die hem roept. Dan pas begrijpt Eli dat het de HEER is die Samuel roept. Als daarna de HEER Samuel voor de vierde keer roept, antwoordt Samuel volgens de instructie van Eli: Spreek, want Uw knecht hoort.
* In 1Samuel 19:18-24 stuurt Saul tot drie keer toe een arrestatieteam naar het profetenhuis in Rama om David gevangen te nemen. Maar elk van de drie teams wordt overweldigd door de Geest van God. Tenslotte gaat Saul er zelf op af; dan wordt ook hijzelf overmand door de Geest van God: Is Saul ook onder de profeten? (in dit voorbeeld gaat het niet zozeer om "driemaal niet + de vierde maal wèl", maar wel om een 3 + 1-structuur).

Labuschagne

Dit lijkt me een goed moment om iets te vertellen over de auteur. Ik citeer dankbaar uit het biografische artikel van Wikipedia:
C.J. (Casper) Labuschagne (Heilbron Zuid-Afrika, 4 april 1929 – Haren, 5 oktober 2019) was een theoloog en oudtestamenticus van Zuid-Afrikaanse afkomst. Casper Labuschagne studeerde van 1947–1956 theologie en Semitische talen aan de universiteit van Pretoria en de Rijksuniversiteit Groningen. In maart 1962 promoveerde hij cum laude bij E.S. Mulder op het proefschrift Die onvergelyklikheid van Jahwe in die Ou Testament ... Van 1957–1967 was Labuschagne predikant voor de Nederlandse Hervormde Kerk in Zuid-Afrika en vanaf 1959 tevens lector aan de universiteit van Pretoria. Als predikant sprak hij zich nadrukkelijk uit tegen de apartheid. Dit vormde de directe aanleiding voor zijn ontslag als predikant (1967) en vormde tevens een obstakel voor loopbaanperspectief aan de universiteit van Pretoria. Vanaf 1967 tot zijn emeritaat in 1991 was Labuschagne lector en later hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen in de vakgebieden Oud-Israëlitische Letterkunde en exegese van het Oude Testament. Labuschagne bleef tegelijkertijd wel betrokken bij de strijd voor sociale rechtvaardigheid in Zuid-Afrika en tegen de apartheidsideologie in de kerk.... In wetenschappelijke context publiceerde Labuschagne over de door hem ontwikkelde logotechnische analyse, een tekstverklaring op basis van de analyse van de getallenreeksen en getalscomposities in de Hebreeuwse tekst. ... De methode van de logotechnische analyse is niet onomstreden en heeft onder wetenschappers geen brede weerklank gevonden.

Het boek: Vertellen met getallen

Het gaat in dit boek om het recentelijk verworven inzicht dat de bijbelse geschriften getalscomposities zijn (pag. 11). Het gaat dus om een hèr-ontdekking (pag. 29). De Bijbelschrijvers hebben hun geschriften geschreven en bedoeld als getalscomposities, maar die kennis is grotendeels verloren gegaan. In de Joodse Kabbala is dit besef op een bepaalde manier bewaard gebleven. Labuschagne bestrijdt de opvatting dat de Kabbala pas in de Middeleeuwen is ontstaan, de Kabbala gaat ten minste terug tot de eerste eeuwen van onze jaartelling (pag. 82); ze verbindt ons dus met de tijd waarin het Oude Testament zijn definitieve vorm heeft gekregen. Pas in de laatste tijd is deze kennis weer opnieuw aan het daglicht getreden. Labuschagne vermeldt met veel waardering Oskar Goldberg (1885-1953) (pag. 90-91); en vooral de Oostenrijkse geleerde Claus Schedl (1914-1986) (pag. 81, 100-106 en elders). Ook noemt Labuschagne de Russische Jood Ivan Panin (1855-1942) (pag. 131-132). Zeer kritisch schrijft hij over Friedrich Weinreb (1910-1988) (pag. 129-131).

Hierboven viel al enkele malen het begrip getalscomposities. Het gaat niet enkel om bepaalde veelvoorkomende getallen in de Bijbel (zoals het getal 7 in het boek Openbaring). Het gaat om de structuur van Bijbelboeken, perikopen, verzen en versdelen, gelet op aantallen woorden (en letters, maar zo diep graaft dit populair-wetenschappelijke boek niet) in de Hebreeuwse en Griekse grondtekst. In de vorige zin vragen twee begrippen om een nadere toelichting.
- Perikopen: Met de letters p en s wordt de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament in kleinere eenheden verdeeld. Bijvoorbeeld Genesis 1 in de verzen 1- 5; 6- 8; 9-13; 14-19; 20-23; en 24-31. Deze indeling ziet er bekend uit: we herkennen er de zes scheppingsdagen in. Maar het volgende stukje tekst is Genesis 2: 1- 3, ná vers 3 staat een p - terwijl veel uitleggers de scheiding leggen ná vers 4a en dus vers 1- 4a beschouwen als een eenheid. Labuschagne hamert erop dat we ons aan de indeling van de Hebreeuwse Bijbel moeten houden (pag. 97-99). In Genesis 2 doet de NBV21 dit ook.
- Versdelen: Een volledig vers uit de Hebreeuwse Bijbel bestaat uit twee delen. In de Hebreeuwse tekst is die tweedeling te zien aan bepaalde tekentjes ("versdelers"). Zo valt Genesis 1: 1 uitéén in de twee delen: In begin schiep God / de hemel en de aarde; de eerste helft van dit vers telt in het Hebreeuws 3 woorden, de tweede helft 4 woorden.

Labuschaghe kwam tot zijn logotechnische analyse door zijn onderzoek van wat hij noemt de godsspraakformules. Hij schrijft daar uitvoerig over (pag. 46-64). Zo vond hij in de hoofdstukken Exodus 25-34 (Gods voorschriften voor de tabernakel en de eredienst) 7x de formulering De HEER sprak tot Mozes. In de tweede tabernakel-passage Exodus 35-40 telde hij in hoofdstuk 35-38 7x wat de HEER bevolen heeft; in hoofdstuk 39 7x zoals de HEER Mozes bevolen had; en in hoofdstuk 40 eveneens 7x zoals de HEER Mozes bevolen had (pag. 47-52). Hij schrijft over deze godsspraakformules nog veel meer, maar daarvoor moet u het boek maar lezen.

Het getal 7 heeft een centrum, met 3 aan de ene kant en 3 aan de andere kant. Labuschagne noemt dat het menora-model, verwijzend naar de zeven-armige kandelaar (pag. 52 en 109-113). De menora herinnert aan het middelste (!) van de 7 (!) nachtgezichten van Zacharia (in de NBG-vertaling bevat Zacharia 1-  6 in totaal 8 nachtgezichten, maar de rechtvaardiging van Jozua (Zacharia 3) moeten we waarschijnlijk niet als een apart nachtgezicht beschouwen). In het middelste van de 7 nachtgezichten (Zacharia 4: 1-14) ziet de profeet een standaard met 7 lampen. Met het menora-model bedoelt Labuschagne een analyse van een Bijbelgedeelte in 7 elementen, waarin het middelste element een bijzondere betekenis heeft. Zo analyseert Labuschagne het 4e gebod volgens Deuteronomium 5:14: het telt 26 woorden (zie voor dat getal 26 hieronder), verdeeld over 7 zinsdelen - het middelste van die 7 gaat over de rust voor de dienstknecht en de dienstmaagd: dáár gaat het om in dit gebod (pag. 109-110).

Door formuleringen, verzen en woorden te tellen, komt Labuschagne enkele bijzondere getallen op het spoor. Let wel: het gaat hier dus niet om getallen die in de tekst zelf uitdrukkelijk worden genoemd, zoals de vele 7-tallen in het boek Openbaring! Het gaat hier om getallen die je vindt door de Hebreeuwse en Griekse woorden enz. te tellen.
* Het getal 7 zijn we al tegengekomen (7-tallen godsspraakformules). De bijzondere betekenis van het getal 7 is niet specifiek Israëlitisch, maar algemeen oud-oosters. Het getal 7 verwijst niet naar de 7 planeten, maar naar de 4 x 7 dagen van de maancyclus (pag. 66). Bovendien kon het worden opgevat als de som van 3 (de drie "verdiepingen" hemel - aarde - onderwereld) en 4 (de 4 windstreken). Vandaar de betekenis van compleetheid en totaliteit. Vaak komt 7 voor in de samengestelde patronen 7 + 3 + 1 of gewoon 7 + 4 (pag. 58).
* Twee bijzonder belangrijke structuur-getallen zijn volgens Labuschagne 17 en 26 (pag. 71-93). Zo telt het hele hoofdstuk Exodus 20 (dat begint met de Tien Geboden) 26 verzen met in totaal 312 (= 12 x 26) woorden. De Tien Geboden tellen 17 verzen; het verbod van het misbruiken van Gods Naam (vers 7) telt 17 woorden, die samen 51 (= 3 x 17) letters tellen (pag. 76). De getallen 17 en 26 vertegenwoordigen in de Joodse traditie allebei de getalswaarde van de Godsnaam YHWH. In het Hebreeuws hebben de letters tevens een getalswaarde. Wanneer je die getallen optelt (Y = 10 + H = 5 + W = 6 + H = 5), dan is dat bij elkaar 26. Maar wanneer je de cijfers optelt (1 + 0 + 5 + 6 + 5) krijg je 17. Door de structuurgetallen 17 en 26 wordt de Naam van God als het ware ingeweven (dat woord gebruikt Labuschagne herhaaldelijk) in de tekst (pag. 81-82). Ook het Hebreeuwse woord voor Gods Heerlijkheid (kavood) kun je door twee manieren van tellen verbinden met de getallen 17 en 26 (pag. 85). De getalswaarde van de belijdenis van Deuteronomium 6: 4 De HEER is één is: 26 (YHWH) + 13 (èchad) = 39: dat is het aantal boeken van de Hebreeuwse Bijbel! namelijk 26 (het aantal boeken van de Tora en de profeten) + 13 (het aantal van de Geschriften) (pag. 89-90).

Naast het menora-model ontleent Labuschagne aan Schedl nog enkele andere compositie-modellen, die ik hier zonder toelichting vermeld:
* de kleine tetraktys: 55 = 23 + 32 (pag. 105-106).
* het pentateuch-model: 5 = 4 + 1 (pag. 106-107).
* het dekaloog-model: 10 = 4 + 6 of 6 + 4 (pag. 107).
* het YHWH èchad-model: 39 = 26 + 13 (pag. 107 - zie ook hierboven).

Soms kunnen we de numerieke compositie-modellen combineren met gematrie: de getalsbetekenis van de Hebreeuwse letters. Hierboven vermeldde ik al de getalswaarde van YHWH (26) en èchad (13). Nog een ander voorbeeld vindt Labuschagne in Jesaja 8:19 - 9: 6. Hij vindt daarin de kleine tetraktys: 55 = 23 + 32 (zie boven). Nu loopt deze profetie uit op de bekende belofte Een kind is ons geboren ...Wie is hier bedoeld? Het getal 55 vertegenwoordigt de getalswaarde van de naam Hizkia (de zoon van Achaz) (pag. 124-126). Deze belofte van de geboorte van een kind heeft dus betrekking op de tijd van Jesaja zèlf. Wat we zonder meer uit ons hoofd moeten zetten is het idee dat er in de Bijbel gecodeerde 'profetieën' staan, die op onze tijd betrekking zouden hebben. Dat beschouwt Labuschagne als bijbelmisbruik van het grofste soort en een belediging voor de bijbelse auteurs (pag. 128).

Vragen

Volgens Labuschagne - in navolging van Schedl - hebben vele bijbelse geschriften tijdens de Babylonische ballingschap hun definitieve vorm gekregen en hebben de schrijvers de door getallen bepaalde vormgevende principes uit de Babylonische cultuur overgenomen. Uiteraard hebben ze die daarbij van heidense smetten gezuiverd (pag. 103-104). Labuschagne meent zelfs dat de compositie van teksten volgens numerieke principes in Israël reeds in de vóór-exilische tijd bekend en in gebruik geweest kon zijn (pag. 104). Ik denk daarbij zelf aan Psalmen "van David" en Psalm 90 "van Mozes": die opschriften suggereren dichtvormen van eeuwen vóór de Babylonische ballingschap. - Maar ondanks die oer-oude principes baseert Labuschagne zijn onderzoek op de definitieve Hebreeuwse Bijbeltekst, de zogenaamde Masoretische Tekst (MT), die vaste vorm kreeg in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Met allerlei veronderstelde vóór-vormen en hypothetische bronnen kan Labuschagne bij zijn onderzoek niets beginnen. Dat is een gezond principe - immers de Masoretische Tekst is de enige vorm van het Hebreeuwse Oude Testament die we in handen hebben (afgezien van enkele vondsten zoals te Qumran); het is de tekst waarop onze Bijbelvertalingen (zoals de NBV21) zoveel mogelijk zijn gebaseerd. - Maar ik zou wel benieuwd zijn wat Labuschagne dan kan beginnen met de Septuaginta (LXX): de Grieke vertaling van het Oude Testament. De LXX is ontstaan in de eeuwen vóór onze jaartelling, mogelijk in de Joodse gemeenschap in Egypte. De LXX is éven Joods als de MT maar wijkt zeker qua vorm hier en daar sterk af van de MT. Vinden we de compositie-modellen van de MT (bijvoorbeeld qua aantallen woorden) ook terug in de LXX? (daarbij moeten we bedenken dat Hebreeuws en Grieks totaal verschillende talen zijn). Als zou blijken dat de Joodse (!) vertalers van de LXX de compositie-technieken van de MT niet hebben overgenomen (al dan niet in aangepaste vorm), was dat dan omdat zij die technieken niet kenden of omdat ze ze niet belangrijk vonden?

Van de LXX (Griekse versie van het Oude Testament) naar het (in het Grieks geschreven) Nieuwe Testament is maar een kleine stap. Nu is Labuschagne zelf oudtestamenticus. Daarom concentreert hij zich begrijpelijkerwijze op het Oude Testament. Maar hij vermeldt ook voorbeelden uit het Nieuwe Testament (pag. 40-44) - ook het Nieuwe Testament is immers een product van het Jodendom (pag. 104). Ik noem een paar voorbeelden van Labuschagne.
* Mattheus structureert het geslachtsregister van Jezus in 3 x 14 geslachten (Mattheus 1). Mattheus construeert die 3 x 14 door een paar namen weg te laten, die wel voorkomen in de lijst van de nakomelingen van David in 1 Kronieken 3 (pag. 40-41). Labuschagne attendeert ons erop dat 14 de getalswaarde is van de naam David. In het geslachtsregister van Jezus in Lucas 3 komen 77 namen voor. 77 is de getalswaarde van het woord Ichthus (= Jezus Christus, Gods Zoon, Verlosser; ichthus = vis, vandaar de vis als een oud christelijk symbool). 14 = 2 x 7 en 77 is 11 x 7 - in beide geslachtsregisters zien we dus het getal 7 terug.
* Dat getal 7 vindt Labuschagne ook elders in de Evangeliën terug. Bijvoorbeeld in de beschrijving van Simeon (Lucas 2:25-26): hij was (1) rechtvaardig en (2) vroom, en (3) hij verwachtte de vertroosting van Israel, (4) en de Heilige Geest was op hem. En (5) hem was door de Heilige Geest een godsspraak gegeven, (6) dat hij de dood niet zou zien, (7) eer hij de Christus des Heren gezien had. Hier aarzel ik. Volgens mij zijn (5), (6) en (7) één bijeenhorende zin. - Een zelfde twijfel heb ik bij het 7-tal beden dat Labuschagne telt in het Onze Vader (pag. 33). Dat klopt alleen als je en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de Boze telt als twee aparte beden. Ik ben (met de Heidelbergse Catechismus zondag 52) geneigd om die als één bede te tellen. Daarmee krijg je dan wel weer een mooie getalsmatige opbouw van het Onze Vader: na de aanhef (Onze Vader Die in de hemelen zijt) 3 delen: 3 beden voor God (Uw Naam - Uw Rijk - Uw Wil) - 3 beden voor onszelf (brood - vergeving - bewaring voor en verlossing van het kwaad) - de 3-delige lofverheffing (Koninkrijk - kracht - heerlijkheid). - Inderdaad: de vier Evangeliën samen vermelden 7 kruiswoorden van Jezus (pag. 33 - ze inspireerden Joseph Haydn tot Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze); maar ik zie niet in hoe er achter dit 7-tal enige opzettelijke bedoeling van de Evangelisten kan zitten: Marcus wist toch niet wat Johannes veel later in diens Evangelie zou schrijven?).
Eerlijk gezegd twijfel ik eraan of de logotechniek van Labuschagne in het Nieuwe Testament duidelijk herkenbaar is.

Volgens Labuschagne hebben we bij de getalscomposities ongetwijfeld te maken met een esoterisch schrijversgeheim, dat wil zeggen met een techniek die alleen aan ingewijden bekend is geweest (pag. 12, vgl. pag. 20). Ik heb moeite met dat esoterisch. Het idee dat de Bijbel - naast de duidelijke betekenis - óók een verborgen betekenis zou hebben, enkel bestemd voor ingewijden, staat voor mijn gevoel haaks op de oproep van Oude en Nieuwe Testament om het Evangelie en de Wet van de Heer bekend te maken aan alle mensen. Hierbij nog twee opmerkingen.
- Natuurlijk kun je denken aan getalsverhoudingen in een tekst als een esthetische techniek, die niet iedereen persé hoeft te kennen. Je kunt een schilderij prachtig vinden zonder te weten dat de kunstenaar zijn vlak heeft ingedeeld met de gulden snede. Een kunstkenner ziet dat direct; en ik hoop dan maar dat hij daardoor nog méér geniet van de schoonheid van het kunstwerk, want kennis kan je ook in de weg zitten. - En ook "techniek" zonder "esthetisch": ik kan met plezier naar de televisie kijken zonder énige notie van de werking van zo'n apparaat. In dié zin hoeft niet iedereen alles te weten. Maar iedereen moet wel alles mógen weten. In die zin heb ik moeite met dat esoterische schrijversgeheim.
- Ik denk nu concreet aan de apostel Paulus. Paulus was een Jood, hij leefde in de tijd toen de tekst van de Hebreeuwse Bijbel zijn vaste vorm ging aannemen (eerste eeuw van onze jaartelling), hij studeerde in Jeruzalem bij de beroemde rabbijn Gamaliël (Handelingen 22: 3). Als er toen zo'n esoterisch schrijversgeheim zou hebben bestaan, dan móét Paulus daarvan geweten hebben. Wat heeft hij daar dan vervolgens mee gedaan toen hij als apostel van Jezus Christus de wijde wereld introk? Heeft hij de Galaten, de Efesiërs, de Corinthiërs en de Romeinen gezegd dat ze éérst Hebreeuws moesten leren om in de Masoretische tekst (in wording) de bijzondere getalsstructuren te ontdekken? In Handelingen en in Paulus' brieven merk ik daar niets van. Of heeft hij dit esoterische schrijversgeheim enkel gedeeld met een kleine groep ingewijden? Uit Paulus' brieven krijg ik de indruk dat Paulus het niet zo begrepen had op die ingewijde clubjes, die zichzelf al gauw veel geloviger voelen dan de goe-gemeente. Bovendien zou ik me een beetje bekocht voelen als ik moet aannemen dat Paulus ons in zijn brieven niet het volledige Evangelie vertelt. Of vond Paulus dat esoterische schrijversgeheim - àls het bestond in zijn tijd - helemaal niet belangrijk (meer)?

Van de eerste tot de laatste bladzijde spat de Entdeckerfreude van dit boek af. Hier spreekt iemand die een geweldige ontdekking heeft gedaan en in zijn enthousiasme woorden te kort komt om die sensationele ontdekking met iedereen te delen. Al op de eerste bladzijde van het Woord vooraf spreekt Labuschagne van de ontdekking recentelijk van een feitelijk onbekend en tot dusver verborgen gebleven kant van de bijbelse geschriften (pag. 9). Zo gaat het door tot het einde van het boek. Ik word daar een beetje moe van. Het Wikipedia-artikel dat ik plunderde, eindigt met ... heeft onder wetenschappers geen brede weerklank gevonden. Inderdaad: ik heb van deze benadering niet meer zo heel veel gehoord. Na al het tel- en cijferwerk van Labuschagne een beetje een sneue conclusie.

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA