DE
BIJBEL OVER DE KERKDIENST
Inleiding.
In de christelijke kerken heeft de
kerkdienst
een centrale plaats. Voor het besef van veel mensen is geloven zo
ongeveer hetzelfde als naar de kerk gaan. Vraag ik aan iemand:
gelooft u ook? - dan verontschuldigt hij zich vaak waarom hij
niet naar de kerk gaat. Maar wat is de betekenis van de
kerkdienst?
"Waarom zou ik naar de kerk gaan?"
onder die titel schreef prof. A. A. van Ruler jaren geleden een
boek waarin hij maar liefst 21 redenen opsomt om naar de kerk te
gaan.
In het onderstaande artikel spits
ik de vraag
toe op de bijbel. Wat zegt de Bijbel over de kerkdienst?
Ik neem mijn uitgangspunt in het Nieuwe Testament en grijp
vandaar soms terug op het Oude. De christelijke kerkdienst heeft
oudtestamentische en Joodse wortels, maar onderscheidt zich qua
vorm en inhoud van de tempel-liturgie en de synagoge-samenkomst.
Wat het Nieuwe Testament
over de kerkdienst
niet zegt.
Eredienst?
We noemen een kerkdienst wel: een eredienst.
Op zichzelf een prachtig begrip. We komen samen als gemeente om
God te eren. Hij troont immers op de lofzangen
Israëls (Psalm
22: 4 - overigens: zijn wij als christelijke gemeente het zelfde als "Israël"?). Houdt dan
de lofzang gaande voor God Die leven laat (Ps 107 strofe 1)!
- Maar laten we het woord eredienst eens opzoeken
in het
Nieuwe Testament. Het Griekse woord voor eredienst is
latreia.
Dat woord vind je in het Nieuwe Testament 5x: driemaal met
betrekking tot de Joodse eredienst (Romeinen 9:4; Hebreeën 9:
1
en 6) en éénmaal figuurlijk over het Jodendom in
Johannes 16: 1-2.
In christelijke zin vinden we latreia enkel
figuurlijk in
Romeinen 12:1 waar Paulus spreekt over onze redelijke
eredienst. Maar daarmee bedoelt hij niet een zondagse
kerkdienst, maar ons dagelijkse leven: in het
vervolg van
Romeinen 12 en 13 gaat het over ethiek en politiek! Dáárin moeten
we God eren: niet één dag in de week, maar alle
zeven dagen;
niet enkel in de kerk, maar in heel ons leven en de hele
samenleving!
Liturgie?
Ook dat woord gebruiken we
tegenwoordig voor de
kerkdienst. Niet enkel voor het liturgie-boekje, maar voor het
hele gebeuren in de dienst. Liturgie komt van het
Griekse
woord leitourgia. In het Griekse Oude Testament een
gangbare term voor de eredienst in de tabernakel en de tempel. In
die zin wordt het ook gebruikt in het Nieuwe Testament. We lezen
bijvoorbeeld dat de priester Zacharias de dagen van zijn dienst (leitourgia)
had vervuld (Lucas 1:23; voorts: Hebreeën 9:21 en 10:11).
Paulus
kan leitourgia gebruiken voor zending en diakonaat
(Romeinen
15:16 en 27; 2Corinthe 9:12; Filippenzen 2:17, 25 en 30) en voor
het werk van de overheid (Romeinen 13: 6). De brief aan de
Hebreeën
spreekt over de dienst (leitourgia) van de engelen
(Hebreeën
1: 7 en 14) en van Jezus in de hemel (Hebreeën 8: 2 en 6).
Slechts éénmaal wordt leitourgia
gebruikt voor een
christelijke samenkomst: de gebeds-samenkomst bij de uitzending
van Paulus en Barnabas (Handelingen 13: 2). Zo bewaart het Nieuwe
Testament het besef dat een christelijke samenkomst iets anders
is dan de Joodse liturgie in de tempel. Als christenen kennen we
maar één liturgie: de liturgie in de
hemel waar Christus
dienst doet als onze Hogepriester bij God!
Viering?
Een kerkdienst moet een viering
zijn, zeggen we
tegenwoordig. Niet enkel het aanhoren van de preek van de
dominee, maar een viering van de gemeente. Maar ook het woord viering
zoeken we tevergeefs in het Nieuwe Testament. Wel is er een
aanknopingspunt: in het Avondmaal. Doet
dit tot Mijn gedachtenis,
zegt Jezus bij Zijn laatste Pascha-viering (Lucas 22:10 en 1Corinthe
11:24-25). Gedachtenis verwijst naar het Pascha als
gedenkdag
(Exodus 12:14). Het Hebreeuwse woord voor gedenken
kan
ook vieren betekenen. Jezus gebiedt ons dus om
brood en
wijn te delen ter ere van Hem, om Zijn verlossend lijden en
sterven te vieren. Avondmaal is een feest ter ere van de Heer.
Overigens: feest vieren komt wèl enkele
malen voor in het
Nieuwe Testament: bij de thuiskomst van de verloren zoon (Lucas
15:24, 29 en 32) en bij ons christelijke Pascha/Mazzes-feest (1Corinthe
5: 8) - in Avondmaals-verhalen dus!
Wat zegt het Nieuwe
Testament dan wèl?
Samenkomst.
De meest kenmerkende
nieuwtestamentische
uitdrukkingen voor "kerkdienst" zijn samenkomst
en bij elkaar zijn. Waar twee of drie
vergaderd zijn in
Mijn Naam ... (Mattheus 18:20): zij vonden de elf
apostelen vergaderd (Lucas 24:33); zij waren allen
tesamen
bijeen (Handelingen 2: 1); toen wij op de eerste
dag der
week samengekomen waren om brood te breken (Handelingen 20:
7);
wanneer gij als gemeente samenkomt (1Corinthe 11:17,
18,
20, 33, 34); als dan de gehele gemeente bijeengekomen
is (1Corinthe
14:23, 26); wij moeten onze eigen bijeenkomsten niet
verzuimen
(Hebreeën 10:25); stel, er komt in uw
vergadering iemand
binnen ...
(Jacobus 2:2).
In deze laatste tekst staat
overigens in het
Grieks: synagoge. Dat woord kennen we natuurlijk.
Het
Jodendom ten tijde van Jezus had immers een dubbele eredienst.
Enerzijds in de tempel: het éne heiligdom in Jeruzalem waar
de
priesters en Levieten de (offer)liturgie vierden - anderzijds in
de synagogen: de gebedshuizen in alle steden en dorpen waar men
bij elkaar kwam rond de Wet en de Profeten, met uitleg van (later:)
een rabbijn. Nadat in 70 na Christus de tempel was verwoest door
de Romeinen, hielden de Joden enkel de synagogale samenkomst over
- tot in onze tijd toe.
Bij de christenen was deze stap al
eerder gezet.
Wij als Christenen hebben geen liturgie in een tempel meer, waar
priesters offers brengen. Of liever gezegd: ons heiligdom
is in de hemel, waar Jezus als onze Hogepriester ons door Zijn
offer en voorbede met God verzoent (Hebreeën 8-10). Maar op aarde
kennen wij als christenen enkel samenkomsten. Een
heel
alledaags woord. Een christelijke kerkdienst als zodanig is niet
heilig, gewijd, plechtig, statig of sacraal. Nee, heel gewoon: we
komen samen als gemeente en we ontmoeten elkaar. Daarom dat heel
gewone woord samenkomst. In evangelische gemeenten
gebruikt
men dit woord nog altijd. Het is de meest Bijbelse uitdrukking.
Daar ben Ik in hun midden.
Een kerkdienst is: we komen samen
en we ontmoeten
elkaar. Maar niet zómaar. We komen samen in de Naam van
Jezus.
En daarom onder de belofte: Waar twee of drie vergaderd zijn
in Mijn Naam, daar ben Ik in hun midden
(Mattheus 18:20).
Door Zijn Geest komt de Heer Zelf in ons midden. We
ontmoeten elkaar en daarin ook de Levende Heer. Verschillende Paas-verhalen vertellen daarvan.
De Emmaüsgangers (Lucas
24:13-35): twee
discipelen in de avond, een wel heel mager bezette avonddienst!
maar de Heer komt in hun midden, en zo wordt het een volwaardige
dienst van Schrift (Hij legde hun uit, wat in al de Schriften
op Hem betrekking had) en Tafel (en het geschiedde,
toen
Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het
brak en hun toereikte
).
Op de avond van de eerste dag der
week waren de
discipelen bijeen: eerst zonder, later met Thomas (Johannes 20:19-29).
Waarom 's avonds? Omdat de zondag een gewone
werkdag was -
de zaterdag (7e dag) was immers voor hen als Joden de rustdag (sabbat)! Alle eeuwen
dóór hebben christenen de eerste dag der week (Handelingen 20: 7)
gevierd: de dag van de opstanding van Jezus. Maar in die eerste
eeuwen was dat nog geen vrije dag. Ze konden dus enkel samenkomen
vóór hun werk (dus 's morgens vroeg) of
ná hun dagtaak (dus 's
avonds). Ze beseften dan: de Levende Heer Zelf is in ons midden.
We kunnen ons voorstellen dat de dienst begon met de vredegroet: Vrede
zij u! (Johannes 20:19, 26). In de prediking werden ze
bemoedigd in het geloof: Zalig zij die niet gezien hebben en
toch geloven (Johannes 20:29) en aan de tafel ontvingen ze
tastbaar Jezus' lichaam (Johannes 20:27). Daarop beleden ze hun
geloof in Jezus: Mijn Heer en Mijn God!
(Johannes
20:28).
Zo schemert door dit Paasverhaal Johannes 20:19-29 al een christelijke kerkdienst heen.
Zo mogen we nog altijd samenkomen
op de eerste
dag der week (voor de meesten van ons een vrije dag - wat een
luxe!) om de Levende Heer te ontmoeten!
Dan heeft ieder iets
(1Corinthe 14:26).
Als we zó samenkomen in
de Naam van Jezus, is
de Heer Zelf in ons midden door Zijn Geest. En de Geest
brengt Zijn gaven mee. Een geïnspireerd lied, woorden van Jezus,
een
openbaring over de toekomst, een uiting van enthousiasme -
allerlei gaven worden in 1Corinthe 14 genoemd. En waarom zou de
Geest niet nog allerlei andere gaven kunnen schenken?: een woord
van bemoediging, aansprekende muziek, visie op een
maatschappelijk probleem, een kinderlied (Mattheus 21:15-16),
uitleg van onze geloofs-traditie, enz. De rijkdom van de Geest is
onuitputtelijk!
In de samenkomsten van de eerste
christenen was
er niet één vaste voorganger. Er was alle ruimte
voor ieders
inbreng. Een spontaan en informeel gebeuren! Het moest natuurlijk
geen rommeltje worden. Daarom geeft de apostel Paulus in 1Corinthe
14 enkele vuistregels.
* Wat je zegt en doet moet begrijpelijk
zijn voor
de andere gemeenteleden (vers 1-20) en ook voor buitenstaanders (vers
23-25). Geen kerkelijke geheimtaal!
* De samenkomst moet de gemeente
stichten (vers
12): je komt niet enkel voor jezelf persoonlijk, we worden in het
geloof verbonden met elkáár.
* Het moet geen chaos worden (vers 26-33)
en we
moeten niet door elkaar heen-praten (vers 34-36). Paulus
waarschuwt daarvoor speciaal de vrouwen. Dat "de vrouw in de gemeente
moet zwijgen" betreft volgens mij eerder vrouwelijke kerkgangers dan
vrouwelijke voorgangers; de eerste prediker van het Paas-Evangelie was
immers een predikster: Maria Magdalena (Johannes 20:17-18).
* We moeten het enthousiasme van een ander
niet
belemmeren (vers 39; vergelijk 1Thessalonicenzen 5:19). Later zei
men: want dát is de zonde tegen de Heilige Geest!
Schrift en Tafel -
gebeden en gaven.
Waren de samenkomsten van de
eerste christenen
dan zó spontaan, dat er helemaal geen model in zat? In de
hierboven genoemde Paasverhalen herkennen we al een bepaalde
lijn. Met de Emmaüsgangers spreekt Jezus over de Schriften en
deelt Hij aan hun tafel het brood (Lucas 24:13-35). Tot Zijn
discipelen komt de Levende Heer met Zijn Woord en met Zijn
Lichaam (Johannes 20:19-29). In deze verhalen herkennen we al
iets van wat we noemen: de dienst van Schrift en Tafel
.
In Handelingen 2:42 lezen we over
de eerste
christelijke gemeente: Ze bleven volharden bij het onderwijs
van de apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en
de gebeden. Met verschillende uitleggers denk ik dat Lucas
hier doelt op vier wezenlijke elementen van de christelijke
kerkdienst - tot vandaag de dag toe!
* Het onderwijs van de
apostelen: de apostelen gaven de boodschap van en over Jezus
door. Die boodschap is voor ons bewaard in de geschriften van het
Nieuwe Testament. Wij verdiepen ons in de Schriften in de dienst
van het Woord.
* Bij de gemeenschap moeten
we niet enkel
denken aan de onderlinge hartelijkheid van de eerste christenen,
maar ook heel concreet aan de gemeenschap van goederen: delen ten
behoeve van de armen. Wij doen dat in onze kerkdiensten in de
vorm van de (diakonale) collecte.
* Het
breken van het
brood is de dienst van de Tafel. Op
gewone zondagen
werd het Avondmaal toen waarschijnlijk veelal gevierd met enkel brood - wijn was een
feestelijke drank. Calvijn trok uit deze tekst de conclusie: ten
minste elke zondag Avondmaal vieren - waren we maar wat
calvinistischer!
* Voor gebeden staat een Grieks
woord (proseuchai)
dat duidt op gebeden in de breedste zin van het woord. Zo kennen
we in onze kerkdiensten een verscheidenheid van gebeden
.
Met name denk ik aan het grote gebed met dankzegging - voorbeden
- stilte - Onze Vader.
Ook de Heidelbergse Catechismus
heeft
Handelingen 2:42 opgevat als het grondmodel van de kerkdienst,
als hij ons in zondag 38 oproept om trouw naar de kerk te komen om
Gods Woord te horen, de Sacramenten te gebruiken, God de Here
openlijk aan te roepen en de armen christelijke hulp te betonen.
Vanouds hebben christenen in hun
samenkomsten
natuurlijk ook liederen gezongen (1Corinthe 14:26;
Efese 5:19;
Collossenzen 3:16). De hemelse lofliederen in de Openbaring
vonden en vinden hun weerklank op aarde.
Tenslotte: twee
opmerkingen.
Het Nieuwe Testament vertelt over
de
samenkomsten van de eerste christenen in de Naam van Jezus. De
Heer heeft ons beloofd dat Hij dan Zelf in ons midden is. Hij is
in ons midden door Zijn Geest. Die Geest brengt allerlei gaven
mee. Daar moet dan ook volop ruimte voor zijn. In de meeste grote
kerken is van die oorspronkelijke spontaneïteit (helaas) niet
veel meer over. Wel bewaard gebleven is de grondstructuur die we
al vinden in het Nieuwe Testament: de dienst van Schrift en
Tafel, met gebeden en gaven - zij het dat in onze protestantse
kerken (opnieuw: helaas) de dienst van de Tafel vaak
weggelaten wordt. Dat is mijn antwoord op de vraag: Wat zegt
de Bijbel over de kerkdienst? Maar ik moet er nog wat omheen
vertellen.
1. Eerbied, vrijheid en
liefde.
Met opzet schreef ik: "Het Nieuwe
Testament vertelt". Vertellen ("zo deden ze het")
is iets anders dan voorschrijven ("zo moet het"). Het
Nieuwe Testament geeft haast geen liturgische voorschriften.
Dat is heel opmerkelijk! Het Nieuwe Testament is, samen met het
Oude, de grondslag voor onze christelijke godsdienst. Van zo'n
Heilige Schrift zou je verwachten dat erin voorgeschreven wordt
hoe de kerkdienst moet worden gevierd. Zo geeft het Oude Testament
in Exodus tot en met Deuteronomium een uitvoerige reeks
voorschriften voor de eredienst van Israël. Des te opvallender
is het dat het Nieuwe Testament bijna niets
voorschrijft. Tenminste niet over de kerkdienst. Liturgische
voorschriften en geboden ontbreken. Waarom? In onze samenkomsten
wil de Heer Zelf bij ons zijn. De ontmoeting met de Levende Heer
is iets geweldigs. Dat heeft Johannes ervaren in zijn ontmoeting,
op de dag des Heren (!), met de Levende Heer (Openbaring 1:9-20).
Diens aanwezigheid vervult ons met diepe eerbied.
Eerbied
is voor mij het eerste grondwoord voor de kerkdienst. De
Heer is bij ons door Zijn Geest. En waar de Geest is, daar is vrijheid
(2Corinthe 3:17). Daar krijgt ieder ruimte voor zijn of haar
eigen beleving en inbreng. Daar smoren we het enthousiasme en de
geloofsblijheid van de ander niet met onze kritiek. We houden wel
rekening met elkaar. Het moet geen chaos worden waarin het recht
van de (geestelijk) sterkste overheerst (1Corinthe 14). Dat is
eenvoudig een kwestie van de liefde
(1Corinthe 13)
die je
onder christenen verwachten mag.
Dat betekent: alle liturgisch
wetticisme is uit
den boze - of het nu reformatorisch, evangelisch of hoogkerkelijk wetticisme
is. Dat gevaar dreigt voortdurend. De kerkdienst wordt heel gauw
dwangmatig: "het moet zus! het kan enkel zó!" - en wie
het anders doet, doet het fout: "dat is liturgisch gezien
onjuist! zo hoort het toch niet! dat mag toch niet in de kerk!". Het Nieuwe
Testament spreekt anders. Voor de christelijke samenkomst gelden
maar drie kriteria: de eerbied voor God, de liefde
voor elkaar en de vrijheid van alle dwang. Verder
mag
alles. Niets is "fout".
2. Onze eigenlijke
eredienst.
Het christendom kent dus geen tot
in
bijzonderheden voorgeschreven eredienst met allerlei liturgische
geboden en verboden. Of liever: onze christelijke eredienst
speelt zich ergens anders af dan in de samenkomst in de kerk.
Onze eigenlijke eredienst zit in ons dagelijkse leven,
schrijft Paulus (Romeinen 12: 1) - om vervolgens allerlei
ethische en politieke regels te geven (Romeinen 12-13). Dat is
helemaal in de geest van Jezus Zelf. Lees de Bergrede (Mattheus 5-7)
maar: niet één liturgisch voorschrift - wel
allerlei praktische
geboden voor onze omgang met God en met elkaar. Het christendom
is in wezen geen liturgische, maar een ethische en politieke
godsdienst. Christelijk geloof is meer dan naar de kerk gaan. Het
Nieuwe Testament geeft nauwelijks voorschriften voor de eredienst
- maar des te meer voor ons dagelijkse leven.
Dáár komt het
erop aan de Heer te eren en te dienen!