PROF. DR. J. VAN OORT: Het evangelie van Judas. Inleiding - Vertaling - Toelichting. Kampen, 2006, 191 blz., 19.90 euro.
In het voorjaar van 2006 kwam het "nieuw ontdekte" Evangelie van Judas uitgebreid in het nieuws. De reacties in de pers liepen sterk uiteen. Van "eindelijk de waarheid over Jezus die door de kerk altijd geheim is gehouden" tot "een waardeloze tekst, niet de moeite om je druk over te maken". Reeds enkele maanden na alle aandacht in de media geeft VAN OORT in dit boek een uitvoerige inleiding en een vertaling met toelichting op het Evangelie van Judas. Op mij (geen deskundige op dit gebied) maakt het boek een degelijke en verantwoorde indruk. Het is bovendien fraai uitgegeven voor een betrekkelijk lage prijs. Tot het wordt achterhaald door verder onderzoek zal dit boek een standaardwerk blijven voor wie kennis wil nemen van het Evangelie van Judas zonder zelf de koptische tekst te kunnen lezen.
INLEIDING.
Dat er een Evangelie van Judas heeft bestaan, was al bekend door een raadselachtige uitspraak van de kerkvader Irenaeus (ca 180 na Christus). Sindsdien horen we er weinig meer over. Het geschrift werd als verloren beschouwd. In 1983 kwam een oude uit Egypte afkomstige koptische codex (gebonden boek) voor het eerst in wetenschappelijke handen. In 2000 werden op één van de bladen de woorden "Evangelie van Judas" ontdekt. In het voorjaar van 2006 werd de tekst in voorlopige vorm gepubliceerd. Overigens bevat de codex (inmiddels Codex Tchacos genoemd) nog meer geschriften. Ook aan deze geschiften besteedt VAN OORT aandacht in zijn inleiding.
Vervolgens plaatst hij het Evangelie van Judas in het kader van de gnosis (meer in het bijzonder: de Sethiaanse gnosis). De gnosis (letterlijk: kennis) is een buitengewoon gecompliceerde geestelijke stroming binnen en naast het Jodendom en vroege Christendom in de eerste eeuwen van onze jaartelling. VAN OORT legt de hoofdlijnen van dit geloof zo duidelijk uit als in kort bestek maar mogelijk is, maar ingewikkeld blijft het. Volgens de gnosis ontvouwt God Zichzelf in een aantal wezens en stadia (moderne christenen die de klassieke leer van de Drie-eenheid al hogere hersengymnastiek vinden, worden verbijsterd door al deze onderscheidingen en namen). Gods Zelf-openbaring bereikt haar hoogtepunt in de mens: Seth en diens nageslacht (vgl. Genesis 4:25-26); als beeld van God (vgl. Genesis 1:26-27) is de mens in diepste wezen goddelijk (pag. 34). Maar als mensen leven we met een stoffelijk lichaam in deze zichtbare aardse wereld. En die is volgens de gnosis het werk van een lagere scheppergod: Jaldabaoth (een toespeling op de oudtestamentische Godsnaam HEER der heerscharen) of Sakla(s) (Hebreeuws sakal = dwaas). "De God van de Hebreeuwse bijbel, God als de Schepper van deze hemel en deze aarde, heeft voor de gnosticus afgedaan" (pag. 37). Hoe is er verlossing mogelijk uit deze aardse werkelijkheid? door inzicht (gnosis = kennis): bewustwording van onze goddelijke afkomst. "Dat gebeurt door de komst van Christus die neergezonden wordt om de mensen te redden door hen aan hun hemelse oorsprong te herinneren. Alleen zij die gnosis bezitten en daarnaar (ascetisch) leven, kunnen terugkeren naar het rijk van het licht" (pag 42). Op dit punt is er een duidelijke tegenstelling tussen de klassieke christelijke leer en de gnosis. Volgens de klassieke christelijke leer worden we verlost doordat Christus ons bevrijdt van het kwaad (Mattheus 1:21): door Zijn offerdood aan het kruis verzoent Hij onze schuld en door Zijn Geest vernieuwt Hij ons leven. In de gnosis verlost Christus ons door bewustmaking van onze vergeten goddelijke herkomst en identiteit. Verlossing door bewustwording: een oer-oude geloofsovertuiging (al bij Plato ca. 400 voor Christus!) met een grote aantrekkingskracht op moderne mensen.
Qua vorm lijkt het Evangelie van
Judas nog het
meest op het bijbelse Evangelie van Johannes (vooral de
hoofdstukken 14-17) en op het apokriefe Evangelie van Thomas (een
verzameling aan Jezus toegeschreven uitspraken): weinig handeling,
veel gesprek. Over het lijden en sterven van Jezus wordt
bijvoorbeeld niet expliciet gesproken. Geeft het Evangelie van
Judas een beter beeld van Jezus? Als de vier bijbelse
Evangeliën,
met hun uiteenlopende accenten, een enigszins betrouwbaar beeld
geven van Jezus' woorden en daden, dan is de Jezus van het
Evangelie van Judas gnostisch ingekleurd. Dat wil niet zeggen dat
er geen overeenkomstige elementen kunnen zijn, bijvoorbeeld het
opvallende spreken over "de Naam" of het beeld van
Jezus als de Profeet (pag. 59-66). Het is mogelijk dat in het
Evangelie van Judas woorden van Jezus bewaard zijn die we (in die
vorm) niet kennen uit de bijbelse Evangeliën. VAN OORT noemt
drie voorbeelden:
* Zij hebben bomen geplant die geen vruchten voortbrengen, in
mijn Naam, en op schandelijke wijze.
* Een bakker kan niet de gehele schepping onder de hemel
voeden.
* Het is onmogelijk om zaad te zaaien op een rots en daarvan
vrucht te oogsten.
Verder wordt de raadselachtige uitspraak van Jezus in Marcus 4:25
// Mattheus 13:12 // Lucas 8:18: Wie heeft, hem zal gegeven
worden ... misschien verduidelijkt door de versie in het
Evangelie van Judas: Wie in zijn hand heeft (om aan een ander
te geven), die zal gegeven worden; en wie niet heeft, zelfs het
weinige dat hij heeft zal hem ontnomen worden. Het zou dan
in
deze spreuk gaan om: iets voor een ander overhebben en daarvoor
eenmaal beloond worden (vgl. Lucas 6:38).
Tenslotte de figuur van Judas, die in de christelijke traditie bekend staat als de verrader van Jezus. In de oudste delen van het Nieuwe Testament (de brieven van Paulus) komt Judas niet voor. Paulus schrijft dat God Zijn Zoon heeft overgegeven (Romeinen 8:32) en dat Jezus Zichzelf heeft overgegeven (Galaten 2:20). In het oudste Evangelie (Marcus) is het Judas, die Jezus overgeeft (1:19; 14:10,11,42,44). VAN OORT benadrukt dat overgeven (paradidonai) iets heel anders is dan verraden (prodidonai); eerlijk gezegd vind ik het verschil tussen iemand overgeven aan zijn doodsvijanden en iemand verraden aan zijn doodsvijanden niet zo groot; in elk geval noemt Lucas (6:16) Judas uitdrukkelijk verrader (prodotes). In Lucas en Mattheus is het beeld van Judas al negatiever. En in het jongste Evangelie (Johannes) wordt Judas zonder omwegen een dief (12:6) en een duivel genoemd (6:70 vgl. 13:37): de zoon des verderfs (17:12), die heengaat in de nacht (13:30). In het Evangelie van Judas staat Judas juist het dichtste bij Jezus. Jezus neemt hem apart en wijdt hem speciaal in. Judas gaat de lichtende wolk binnen (hetgeen in Mattheus 17:5 wordt verhaald over Petrus, Johannes en Jacobus) en ontvangt zo zijn definitieve verlichting. Daarna levert hij Jezus over aan de hogepriesters en schriftgeleerden. Daarmee eindigt het Evangelie van Judas (Jezus' arrestatie, lijden en sterven worden niet verteld). De betekenis van dit overleveren wordt echter al eerder aangegeven, als Jezus tot Judas zegt: Jij zult hen allen overtreffen, want jij zult offeren de mens die mij draagt. "De mens die mij draagt" is Jezus' menselijke omhulsel, dat zal lijden en sterven. Maar Zijn goddelijke essentie (de eeuwige Christus) kan niet lijden en sterven, maar wordt door Judas' overleveren bevrijd uit het aardse omhulsel, zelfs al voordat er sprake kan zijn van een dood aan een kruis. De traditie dat Jezus niet wérkelijk (naar Zijn eeuwige wezen) is gestorven aan het kruis, vinden we ook in de Koran (soera 4:157-158): Zij (= de Joden) hebben Hem (= Jezus) niet gedood en niet gekruisigd, maar zo léék het voor hen (...) Nee, God heeft Hem tot Zich verhoogd (pag. 56-59). VAN OORT gaat ervan uit dat Judas een historische figuur is (pag. 70-71). Mogelijk bevat het Evangelie van Judas enige oude traditie over hem, evenals over Jezus. Maar evenals Jezus verschijnt Judas bovenal in gnostisch licht (pag. 83).
VERTALING EN TOELICHTING.
Inleiding.
Het boek heeft als opschrift Het geheime verslag van de openbaring die Jezus eens openbaarde in een gesprek met Judas Iskarioth. Het dient zich dus aan als een geheime (esoterische) traditie (vgl. pag. 54-56). Het bevat meer gesprek dan handeling. Jezus en Judas zijn de hoofdrolspelers. Het gesprek wordt gedateerd in de week voor Pasen (de exacte interpretatie van de datum is lastig). Jezus' voorafgaande werk op aarde wordt kort getypeerd: Hij heeft wonderen gedaan, discipelen geroepen en gepredikt (in gelijkenissen); deze drieslag in de volgorde prediking-roeping-wonderen vinden we ook in bijvoorbeeld Mattheus 4:12-25; het zijn de drie werken van de Messias waarop wordt gedoeld in Mattheus 11:2. Er wordt aan toegevoegd dat Jezus vaak in hun midden werd aangetroffen als een kind. In Mattheus 18:2 zet Jezus een kind in het midden - in het Judas-Evangelie is Hij Zelf dat kind.
1. Jezus, Judas en de andere leerlingen.
Jezus treft de discipelen aan tijdens hun maaltijd, waarbij ze hun dankzegging doen. Hij lacht, want Hij ziet in hun godsdienst de dienst aan de lagere scheppergod van het Oude Testament. VAN OORT typeert het Evangelie van Judas als het Evangelie van de lachende Jezus. Terwijl Jezus in de bijbelse Evangeliën huilt (Johannes 11:35), lacht Hij hier herhaaldelijk: om de tegenspraak tussen uiterlijke feitelijkheid en innerlijke werkelijkheid. "De gnosticus weet, lacht en spreekt zich uit" (pag. 100). Daarop belijden de discipelen Jezus als de Zoon van onze God, maar Jezus weerspreekt dat: Hij is niet de zoon van de scheppergod van het Oude Testament. Daarmee roept Hij de ergernis van Zijn discipelen op. Hij daagt ze uit om de volmaakte mens voort te brengen = tot gnosis te komen en te leven in de kracht van de eigen innerlijke persoonlijkheid. Enkel Judas durft dat en belijdt: U komt uit het onsterfelijke rijk van Barbelo (een van de hoogste ontvouwingen van de Onzichtbare Geest, pag. 41). Jezus belooft Judas nader in te wijden, maar voorzegt hem ook veel verdriet, omdat hij door een ander zal worden vervangen (vgl. Handelingen 1:15-26). - De volgende dag verschijnt Jezus opnieuw aan Zijn discipelen. Op hun vraag zegt Hij dat Hij naar een ander groot en heilig geslacht is gegaan, dat voor mensen uit deze wereld onzichtbaar en onbereikbaar is. Dit antwoord brengt de discipelen in verwarring. - Een volgende dag vertellen de discipelen aan Jezus over een visioen van een indrukwekkende tempel met twaalf priesters bij het altaar, die een schandelijk leven leidden. Op het eerste gezicht is dit visioen kritiek op de Joodse offerdienst; met de moraal van de Jeruzalemse priesters was het vaak droevig gesteld. In feite gaat het hier om kritiek op de christelijke eredienst, wanneer die niet voortkomt uit gnosis. Dat blijkt uit de uitleg van Jezus: Die twaalf priesters zijn jullie zelf. Hun offerdieren zijn de mensen die jullie op een dwaalspoor brengen. Daarop vraagt Judas naar de vruchten die het geslacht van Seth (de ware gnostici) zal voortbrengen. Jezus antwoordt dat hun zielen zullen worden opgenomen in heerlijkheid. Judas uit daarop zijn bezorgdheid voor de andere gnosis- loze mensen ("Kennelijk is een gnosticus toch niet de egotripper waarvoor men hem vaak houdt", pag 168). Jezus antwoordt: Het is onmogelijk om zaad te zaaien op een rots en daarvan vrucht te oogsten (vgl. de gelijkenis van het zaad in Mattheus 13 // Marcus 4 // Lucas 8). Daarna gaat Hij heen.
2. Jezus en Judas.
Ook Judas heeft een visioen gezien dat hij aan Jezus wil vertellen. Hij heeft gezien hoe de twaalf discipelen hem stenigden (Jezus noemt hem dan ook: de dertiende geest, die de twaalf kennis-loze discipelen overstijgt) en hoe hij vervolgens na Jezus komt in een huis met veel mensen (vgl. Johannes 14:2: in het huis van Mijn Vader zijn vele woningen). Jezus verklaart dit huis in termen van het Nieuwe Jeruzalem uit Openbaring 21-22: daar is geen zon en geen maan ... Omdat Judas het Koninkrijk van God heeft aanschouwd, zal hij veel moeten lijden: hij zal door de kennis-loze mensen worden vervloekt omdat hij zal worden opgetrokken in de hemel (zoals Paulus verhaalt in 2Corinthe 12:2-4). - Daarna wijdt Jezus hem verder in in het geheim van het Koninkrijk. Daarin riep de Onzichtbare Geest de Zelf-verwekte (Autogenes) tot aanzijn, en vier andere engelen om Hem te dienen. Daarna roept de Zelf-verwekte de vier Lichtrijken (elders geheten: Harmozel, Oroiael, Davithe en Eleleth) tot aanzijn, met voor elk van hen myriaden van engelen om hen te dienen. In het eerste Lichtrijk Harmozel bevindt zich Adamas: de hemelse Adam: het archetype van de mens. Adamas brengt Seth voort: de archetype van de gnosticus (vgl. Genesis 4:25, maar deze gnostische mythe speelt zich af in de hemelse wereld!). Daarna brengt de Zelf-verwekte 12 lichten, 24 lichten, 72 lichten, 360 lichten voort; vervolgens is er sprake van 72 hemelen met elk 5 firmamenten, dus in totaal 360 firmamenten (symbolische getallen vgl. de 12 maanden van het jaar en de 12 tekens van de dierenriem, de 24 uren van de dagen, de 72 volkeren van de wereld, de ongeveer 360 dagen van het jaar - uitdrukking van de zich ontvouwende grootheid van God). Op niet geheel duidelijke wijze ontstaan er ook twee slechte engelen: Nebro (= Afvallige) oftewel Jaldabaoth (zinspeling op de oudtestamentische Godsnaam HEER der heerscharen) en Saklas (Hebreeuws sakal = dwaas), die samen 12 engelen scheppen als helpers. Jaldabaoth en Saklas zijn de kwaadwillende scheppers van de materiele wereld. Saklas schept Adam en Eva. Michael (in dienst van de scheppergod) geeft aan de mensen de sterfelijke levensgeest, maar Gabriel (in dienst van de Grote Geest) geeft aan het geslacht van Seth (de gnostici) gnosis, zodat zij niet gebonden worden door de machten van deze geschapen wereld (vgl. de bevrijding uit de macht van de wereldgeesten, waarover Paulus schrijft in Galaten 4:9). - Opnieuw uit Judas zijn bezorgdheid over de gnosislozen. Jezus antwoordt dat de sterren hen allen tot de ondergang zullen brengen (astrologische beeldspraak). Dan vraagt Judas naar de toekomst van degenen die in Jezus' Naam zijn gedoopt. Jezus antwoordt dat uiterlijke offerdienst in wezen dienst is aan de god van deze stoffelijke wereld: Saklas. Maar Judas zal hen allen overtreffen, want jij zult offeren de mens die Mij draagt: Judas zal het sterfelijke lichaam van Jezus "offeren" en daarmee de innerlijke Christus bevrijden. Daarna spreekt Jezus kort over de toekomst: de kwaadaardige schepper Saklas zal vernietigd worden en de (geestelijke) mens bereikt zijn bestemming in het eerste Lichtrijk Harmozel (de tekst is erg verminkt). Daarmee is Judas geheel ingewijd. Hij ziet de lichtende wolk van Gods aanwezigheid en gaat haar binnen (vgl. Mattheus 17:5): hij ontvangt / bereikt de mystieke verlichting.
Dramatisch hoogtepunt en afsluiting.
Het verhaal wordt afgesloten met elementen van de lijdensgeschiedenis, zoals we die kennen uit de bijbelse Evangeliën. Ze worden uiterst kort aangeduid: Jezus is het gastenvertrek binnengegaan om te bidden (in Lucas 22:11: om met de discipelen het Pascha te vieren). De hogepriesters en de schriftgeleerden hebben het op Jezus gemunt (vgl. Lucas 22:2), [maar heimelijk], want ze vrezen het volk (vgl. Lucas 22:2), omdat allen Jezus voor een profeet houden (vgl. Mattheus 21:46). Zij benaderen Judas (in de bijbelse Evangeliën gaat Judas naar hén toe, Marcus 14:10). Judas ontvangt enig geld (vgl. Marcus 14:11) en hij gaf Hem aan hen over (vgl. Marcus 14:11). Daarmee eindigt het Evangelie van Judas.