BIJBELKRING
ROND DE BRIEVEN VAN JOHANNES
In het seizoen
1994/1995 leidde ik in onze gemeente een Bijbelkring rond de drie
brieven van Johannes, achter in het Nieuwe Testament. Een deel van het
materiaal dat ik schreef voor de deelnemers, volgt hierna.
DE BRIEVEN VAN
JOHANNES
Schrijver:
Drie brieven in het
Nieuwe Testament staan op naam van Johannes. We
denken daarbij aan de apostel Johannes, de zoon van Zebedeus. Deze naam
staat enkel in de (latere) opschriften, niet in de brieven zelf. De
eerste brief (1Johannes) vermeldt helemaal geen afzender. De schrijver van de
tweede en derde brief (2Johannes en 3Johannes) noemt zich: "de oudste" =
ouderling - zonder verder zijn naam te noemen.
Deze drie brieven lijken qua inhoud en stijl sterk op het vierde
evangelie. Dit is geschreven door "de discipel dien Jezus liefhad" (Johannes
21:24). Ook hierbij denken we meestal aan Johannes. Alleen de
Openbaring noemt Johannes met name als schrijver (Openbaring 1: 1,4,9). Het
boek Openbaring heeft een heel andere stijl dan het evangelie en de brieven.
Dat kan komen door de bijzondere inhoud: visioenen.
In het vervolg noem ik de schrijver van de drie brieven zoals hij
zichzelf aanduidt: de oudste.
Geadresseerden:
- De eerste brief vermeldt geen adres. De
inhoud heeft een algemene strekking, maar de oudste lijkt zijn lezers
wel persoonlijk te kennen. Wellicht had hij een kring van gemeenten (in
Klein-Azië?) op het oog, waarmee hij nauwe banden had (vgl.
Openbaring 2-3: de zeven gemeenten!)
- In de tweede brief richt de oudste zich
tot "de uitverkoren vrouwe en haar kinderen". Blijkbaar bedoelt hij
daarmee een bepaalde zuster-gemeente.
- De derde brief is gericht aan een
zekere Gajus "die ik in waarheid liefheb": blijkbaar een vooraanstaand
gemeentelid in een nabuur-gemeente en een vertrouweling van de oudste.
Inhoud:
De oudste legt alle nadruk op het geloof
in Christus, Gods Eniggeboren Zoon (1Johannes 4:9), Die is van den beginne
(1Johannes 2:13), Die echt mens geworden is (gekomen in het vlees 1Johannes 4:2),
Die Zijn leven voor ons heeft gegeven (1Johannes 3:16) en Wiens bloed ons
reinigt van alle zonde (1Johannes 1:7), Die de Heiland der wereld (1Johannes 4:14)
en onze Voorspraak bij de Vader (1Johannes 2:1) is, en Die in heerlijkheid
zal wederkomen (1Johannes 2:28).
De oudste verbindt daaraan onmiddellijk
het gebod van de liefde. Voortdurend horen we de echo van de
afscheidswoorden van Jezus uit Johannes 15:9-17: "Dit is Mijn gebod: dat gij
elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. Niemand heeft grotere
liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden. ... Dit gebied
Ik u, dat gij elkaar liefhebt". Zo lezen we in de brieven: "Hieraan
hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij Zijn leven voor ons heeft
ingezet. Dan horen ook wij voor de broeders ons leven in te zetten"
(1Johannes 3:16). De schrijver gaat zelfs nog een stap verder:
"Gód is liefde" (1Johannes 4:8,16)
Stijl:
De brieven hebben een spiralende stijl. De oudste draait om z'n onderwerp heen en valt nogal eens in (bijna)
herhalingen. Het betoog vordert daardoor maar langzaam. Waarschijnlijk
werd deze stijl toentertijd ervaren als plechtig en indringend.
Voortdurend drukt de oudste zich uit in tegenstellingen. "Als wij
zeggen, dat wij geen zonde hebben ... Maar als wij onze zonden belijden
..." (1Johannes 1:8-9) "Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet
weet, maar omdat gij haar weet ..." (1Johannes 2:21).
Doel:
Enerzijds hebben deze brieven een pastorale bedoeling: de lezers
troosten en bemoedigen: "Mijn kinderkens, dit schrijf ik u opdat gij
niet tot zonde komt. Maar als iemand gezondigd heeft, wij hebben een
Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus ..." (1Johannes 2:1).
Anderzijds keert de oudste zich krachtig tegen "antichristen" (1Johannes
2:18) en "valse profeten" (1Johannes 4:1). "Wie is de leugenaar dan wie
loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader
en de Zoon loochent" (1Johannes 2:22). "Er zijn vele misleiders uitgegaan in
de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden"
(2Johannes 7).
Dwaalleraars:
Deze misleiders schieten tekort in waarheid (1Johannes 4:6) en liefde (3Johannes
10). Wat wilden en beweerden zij dan wèl? Daarover bestaan
allerlei uiteenlopende theorieën. Volgens veel uitleggers
waren deze dwaalleraars gnostici. De gnostiek is een breedvertakte
geestelijke stroming uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. Zij
stelt een absolute tegenstelling tussen de geestelijke God en de
stoffelijke wereld. De menselijke geest is een goddelijke vonk, die
verzeild is geraakt in de stoffelijke wereld, gevangen zit in een
materieel lichaam en zijn hemelse oorsprong is vergeten. De geest wordt
uit haar gevangenis verlost door bewustwording van haar hemelse
oorsprong en mystieke kennis (= gnosis) van God. Deze gnosis is enkel
voor een elite weggelegd.
Daartegenover stelde de vroege christelijke kerk (apostelen en
kerkvaders):
- De materiële wereld is op zich
niet slecht, want ze is door God geschapen en dus goed: "alles wat God geschapen heeft, is goed" (1Timotheus 4:4).
- Ons probleem is niet onze onwetendheid
(van onze hemelse oorsprong) maar onze ongehoorzaamheid (aan Gods
geboden) (1Johannes 1:3).
- We worden niet verlost door mystieke
kennis van God, maar door geloof in Jezus Christus (1Johannes 5:4-5).
- Christus is niet een enkel-geestelijke
macht, maar Hij is"gekomen in het vlees": écht mens geworden
in Jezus (1Johannes 4:2).
- God kennen is geen elite-zaak: "Gij
hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat állen" (1Johannes 2:20).
- Daarom wordt de christelijke gemeente
gekenmerkt door onderlinge liefde (1Johannes 3:11-17; 3Johannes 5-8).
Betekenis:
Sinds de oudste zijn brieven schreef, is de wereld totaal veranderd.
Ook de geestelijke uitdagingen. Hoewel: in allerlei geestelijke
stromingen van tegenwoordig herleeft veel van de gnostiek! Wat blijft
is het levensbelang van geloof en liefde. Het geloof in Jezus Christus
heeft de oudste uiteengezet in z'n wezenlijke kernpunten, die voor mij
nog altijd het hart van het christelijk geloof omschrijven. En nog
altijd is de onderlinge liefde absolute voorwaarde om samen gemeente
van Christus te zijn. Daarin blijven de brieven van de oudste actueel.
DE TOEKOMST IN DE EERSTE
JOHANNES-BRIEF
1. Het eeuwige leven.
11 In de bijbel wordt voor de toekomst die ons wacht vaak de
uitdrukking "het eeuwige leven" gebruikt. Bijv. Lucas 10:25, waar een
wetgeleerde Jezus vraagt: "Wat moet ik doen om het eeuwige leven te
beërven?" Ook in Johannes (Evangelie en Brieven) is vaak
sprake van "het eeuwige leven", maar dan in de zin: door het geloof in
Christus ís de grote toekomst al begonnen!
12 Je kunt zeggen: het eeuwige leven = het leven van God: het was al
van den beginne bij de Vader (1:2). In Christus is dit goddelijke leven
aan ons mensen geopenbaard (1:2). Daarom kan Johannes aan het eind van z'n
brief zeggen: Jezus is de waarachtige God en het eeuwige leven (5:20).
God zendt Jezus, het eeuwige leven in persoon, opdat wij door Hem het
eeuwige leven zouden ontvangen (4:9). Jezus Zelf belooft ons daarom het
eeuwige leven (2:25) en Zijn apostelen verkondigen ons het eeuwige
leven (1:4); vandaar dat Johannes ook als thema van zijn brief kan noemen het
Woord des Levens (1:1). Door het geloof in Christus zijn wij overgegaan
van de dood in het (eeuwige) leven (3:14). Wie in Christus gelooft
hééft het eeuwige leven (5:11-12-13: 3x!). Wie
niet in Christus gelooft (5:12) en z'n zusters en broeders niet
liefheeft (3:15) heeft het (eeuwige) leven niet. God geeft ook het
(eeuwige) leven op voorbede (5:16).
13 In Christus is de grote toekomst / het eeuwige leven al begonnen.
Daarom kan Johannes bijv. ook de belofte van de zondeloosheid (Jesaja 60:21 en Ezechiel
36:27) al op ons leven nú toepassen: wie uit God geboren is, doet geen
zonde / kan zelfs niet zondigen (3:9). Ongetwijfeld een gewaagde
uitspraak, vgl. 1: 8: als wij zeggen dat wij geen zonde hebben,
misleiden wij onszelf.
2. Blijven.
21 Als de grote toekomst al begonnen is, komt het er niet zozeer op aan
dat er iets verandert, maar dat de begonnen toekomst blijft. Vandaar
dat Johannes telkens over "blijven" spreekt; in deze korte brief maar liefst
± 23x! Jezus' woord uit Mt 7:21: "Wie de wil Mijns Vaders
doet, zal het Koninkrijk der Hemelen binnengaan", drukt Johannes uit met "Wie
de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid" (2:17). Het is
ook belangrijk om bij de gemeente van Christus te blijven (2:19).
22 Telkens spreekt Johannes erover, dat wij in God / Christus (moeten) blijven,
dwz: door het geloof met God / Christus verbonden blijven en
dienovereenkomstig leven. Omdat Johannes zegt: God is licht (1:5) en God is
liefde (4:8 en 4:16), kan hij ook zeggen: in het licht blijven (2:10)
en in de liefde blijven (4:16). Omdat God / Christus Zelf het eeuwige
leven is, betekent in God / Christus blijven voor ons het (blijvende)
eeuwige leven (2:6,24,27,28; 3:6).
2a Johannes kan het ook omgekeerd zeggen: God / Christus blijft in
ons
(4:12). Met ongeveer de zelfde betekenis kan Johannes zeggen dat het Woord
van God (2:14), dat wij van den beginne gehoord hebben
(2:24), de zalving van de Heilige (2:27), het zaad van God (3:9), het
eeuwige leven (3:15) en de liefde van God (3:17) in ons blijven.
24 Wij (moeten) blijven in God / Christus - God / Christus blijft in ons. Dat dat zijde en keerzijde van hetzelfde zijn, blijkt in twee
teksten. Wie Zijn geboden bewaart, blijft in God en God in hem (3:24).
Wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem (4:16). Wat
volgens Paulus nog in de toekomst ligt (God alles in allen: 1Cor
15:28), is volgens Johannes door het geloof in Christus al werkelijkheid
geworden: het eeuwige leven is al begonnen!
3. Wat hebben we dan nog
te verwachten?
31 Na het bovenstaande lijkt het of wij als christenen niets meer te
verwachten hebben. Toch is dat niet het geval. Immers het kwaad is nog
altijd een realiteit. Maar: een realiteit die tot verdwijnen is
gedoemd. De duisternis (2:8) en de wereld (2:17) gaan voorbij.
32 Dat duurt niet lang meer, want het is de laatste ure (2:18). Zoals
het gehele Nieuwe Testament (bijv. Lucas 9:27: nog tijdens deze
generatie - Filippenzen 4:5: de Heer is nabij - Openbaring 22:20: Ja Ik kom
spoedig) benadrukt ook Johannes dat we moeten rekenen op een spoedig einde.
Zoals Christus heeft gewaarschuwd (Marcus 13:22), wordt deze laatste
tijd gekenmerkt door het optreden van anti-christussen (2:18 en 4:3) en
valse profeten (4:1).
33 In deze situatie hebben wij onze hoop op Christus (3:3). "Hoop"
betekent in het Nieuwe Testament altijd: gegronde verwachting. We
verwachten de komst (Grieks: parousia, spreek uit:
paróésia) van Christus (2:28). Op de dag des
oordeels (4:17) zal Hij verschijnen (geopenbaard worden: 2:28 en 3:2);
dan zullen wij Hem zien zoals Hij is (3:2). Over die laatste zin
verschillen de uitleggers van mening. Ik vermoed dat Johannes bedoelt: We
hebben Jezus in Zijn aardse verschijning gekend, maar hoe Hij sinds
Zijn opstanding in Zijn verheerlijking is, zullen we pas werkelijk
weten als Hij in heerlijkheid is wedergekomen.
34 Waarom is dat belangrijk? Omdat wij aan Hem (Christus)
gelijk zullen wezen (3:2). Hij is immers Gods Zoon en wij
mogen door Hem Gods kinderen zijn. Dat zíjn we (nu al), maar wat dat
inhoudt, weten we nog niet ten volle. Dat zullen we zien aan
de Heer bij Zijn komst in heerlijkheid. Als de Zoon verschijnt, zullen
de kinderen begrijpen wat het inhoudt om kind van God te zijn. Dat is
inmiddels wel een aansporing om nu al zoveel mogelijk naar het
voorbeeld van Christus te gaan leven: zich te reinigen zoals Christus
rein is (3:3)!
Conclusie:
Johannes benadrukt sterk, dat de
toekomst door het geloof in Christus al begonnen ís (het
eeuwige leven). Maar wat dat concreet betekent, zullen we pas ten volle
weten als Jezus wederkomt. Daar zien we naar uit.