GELOVEN IN EEN GOD DIE BESTAAT
0. Sinterklaas-effect en liefde tot God.
Ds. Klaas
Hendrikse haalde in 2007
het nieuws met zijn boek Geloven in een God die niet
bestaat. Prof. Frits de Lange schreef in Trouw van 11 juni 2016 een artikel: En God sprak: Ik besta niet. Onvermijdelijk
vragen gemeenteleden mij
herhaaldelijk: "Wat vindt u daar nu van, dominee?" Vaak tonen ze zich
boos, verdrietig en teleurgesteld. Die reacties kunnen voortkomen uit
het Sinterklaas-effect.
Ouders vertellen (ongetwijfeld met de beste bedoelingen) hun
kleine kinderen verhalen over Sinterklaas. Sinterklaas kan wonderen
doen, zoals paardrijden over de daken en pakjes bezorgen via de
centrale verwarming. Sinterklaas heeft zijn feestdagen (intocht en
pakjesavond), compleet met onbegrijpelijke liederen (Sinterklaas
kapoentje) en rituelen (pakjes en pepernoten). Hij heeft zijn
organisatie, waarin veel geld omgaat (de middenstand). Op een bepaald
moment verklappen ouders hun kinderen het geheim: Sinterklaas bestaat
niet. Na deze ontnuchtering uit mijn eigen kindertijd heb ik me
voorgenomen om mijn eventuele kinderen nooit zo beet te nemen. Tot uw
geruststelling: die kinderen zijn er nooit gekomen, dus ze hoeven mij
als excuus voor hun criminele gedrag niet hun klaasloze kleutertijd te
verwijten - maar dit terzijde.
Dominees vertellen (ongetwijfeld met de beste bedoelingen) verhalen
over God. God kan wonderen van bevrijding en verlossing doen. God heeft
Zijn feestdagen, compleet met (soms onbegrijpelijke) liederen en
rituelen. God heeft Zijn organisatie, waarin veel geld omgaat (de
kerk). En dan zegt of schrijft een theoloog of dominee opeens: God
bestaat niet. Ik kan me de ontnuchtering, boosheid, verdrietigheid en
teleurstelling van onze gemeenteleden wel voorstellen. Ben ik mijn
leven lang beetgenomen?
Een positievere emotie komt voort uit liefde tot God. Als je
God liefhebt, hoor je graag positief over Hem spreken. Wat je ervaart
als negatief, doet je pijn. Ik denk dat Hendrikse
en De Lange het niet negatief bedoelen. Maar in dit artikel ga ik geen
bespreking van boek of artikel geven. Liever zet ik op
een rijtje wat ik zelf geloof over het bestaan van God. Uit liefde voor
Hem.
1. Geloven.
Het begint met geloven. Geloven
in een God
die niet bestaat - zo noemt collega Hendrikse zijn boek. Geloven
in een God Die bestaat - schrijf ik boven dit stukje. Voor
ons allebei begint het dus met geloven. Geloven
is
liefhebben (het eerste grote gebod, volgens Jezus), vertrouwen en
gehoorzamen, zingen en bidden, lofprijzen en protesteren, vrezen
(in de zin van de vreze des Heren) en danken, en
nog een
heleboel meer. Waarom gelooft een mens? omdat-ie het niet laten
kan. Niet op grond van redeneringen of argumenten. Geloven: dat
doe je gewoon - of je doet het niet. Maar geloven is ook nadenken;
ook dat kunnen we nu eenmaal niet laten. Vandaar de onderstaande
gedachten over het bestaan van God.
2. God.
- Allereerst het woord God.
We gebruiken dat woord alsof het vanzelf spreekt. Dat is niet helemaal
het geval. God is een mensenwoord, in dit geval:
een Nederlands woord. Engelsen en Duitsers verstaan ons Nederlandse
woord God nog wel zo'n beetje, maar de Fransen
zeggen Dieu en de Russen zeggen Bog.
Het zit dus niet in het woord (ik bedoel: in de klank).
- Nee, zult u zeggen: het zit in
de betekenis. Wat is de betekenis van God? De
reformatoren omschreven God als "datgene waarop je je vertrouwen stelt"
(Heidelbergse Catechismus zondag 34): de diepste grondslag van je leven
en je laatste strohalm in nood; waar je dus ook helemaal voor
gáát, want zonder zo'n grondslag en strohalm kun
je niet leven. Maar Wie of Wat is die God op Wie we ons vertrouwen
stellen? Dat verschilt per religie en per mens. Er zijn een
heleboel goden, weet de apostel Paulus (1Corinthe 8:5).
Mensen vertrouwen op van alles en nog wat: op Baäl, Zeus,
Wodan - op geld, bewapening, wetenschap; of simpel op zichzelf. Wat is
de échte God? Wie of wat is ons laatste vertrouwen waard?
- Het volk Israël
belijdt: De HEER is onze God (Deuteronomium 6:4;
vgl. 1Koningen 18:39). De HEER is de weergave in
onze bijbel van het Hebreeuwse JHWH. Dat is geen woord, maar een naam.
Over die weergave hebben de NBV-vertalers zich het hoofd gebroken. JHWH
zou lezers verleiden om de Godsnaam uit te spreken; daarmee kwetsen we
Joden die deze naam uit eerbied niet uitspreken. De HEER klinkt
eenzijdig mannelijk en autoritair. De Leeswijzer van de NBV doet de
volgende alternatieven aan de hand: Aanwezige, Eeuwige,
Enige, God, He(e)re, Levende, De Naam, Onnoembare.
- JHWH heeft iets te maken met
het Hebreeuwse werkwoord zijn. In Exodus 3:14
wordt de Godsnaam omschreven als Ik ben Die Ik ben (NBG)
of Ik ben Die er zijn zal (NBV). In Openbaring
1:8 wordt daarop teruggegrepen met Die is en Die was en Die
komt. De Godsnaam drukt Gods trouw en betrouwbaarheid uit.
Maar Hij laat Zich niet vatten in een woord of naam; zoals we zingen in
Gz 422 uit het Liedboek van 1973: want ieder draagt zijn eigen naam behalve Gij, Wie
kan U noemen?
3. Bestaan.
- Wat is bestaan? Uw
pc of laptop bestaat (tot u hem in een vlaag van wanhoop het raam uit gooit).
Onze poes bestaat (en herinnert ons daar luidkeels aan tegen haar
etenstijd). Ik zelf besta (cogito ergo sum = ik denk dus ik
ben,
aldus Descartes). Demokratie bestaat: als een ideaal
waaraan verschillende landen met meer of minder succes proberen vorm te
geven. Sinterklaas bestaat, zoals ik hierboven al schreef: in verhalen,
in liederen, in feestdagen en als maatschappelijke realiteit.
- Ook God bestaat
in verhalen (bijbelse geschiedenis), liederen (het vorige en nieuwe Liedboek staat er
vol mee), rituelen (kerkdiensten en feestdagen) en als maatschappelijke
realiteit (christelijke kerken en organisaties). Maar God is
méér dan Sinterklaas: Sinterklaas bestaat
enkel binnen ons menselijke denken en doen; daarbuiten niet. God
is méér. Als ik bid (persoonlijk; op huisbezoek;
in de kerk) dan praat ik niet enkel in mijzelf of tegen de kerkgangers.
Biddend richten we ons tot Iemand buiten of boven onszelf - Jezus
drukte dat "boven" uit met Onze Vader Die in
de hemel is.. In die zin
kunnen we zeggen: God bestaat (écht).
- Maar wat betekent dat bestaan
van God? Bestaat God op dezelfde manier als
computers, poezen, mensen en idealen bestaan? De kerkvaders wisten al
beter. Computers, poezen, mensen en idealen bestaan binnen
onze werkelijkheid. Als God op diezelfde manier zou bestaan, dan zou
Hij een dinges tussen de dingesen zijn (de kerkvaders zouden zeggen: een
zijnde tussen de zijnden). God is van een totaal
ándere orde. De kerkvaders konden zeggen: God is
niet één van de zijnden, maar het Zijn van de
zijnden - in het al geciteerde Gz 422 uit het Liedboek van 1973 wordt God toegezongen
als Oneindig, eeuwig wezen van alle ding dat wezen heeft.
In de Psalmberijming van 1773 (bijvoorbeeld in Ps 81) wordt God wel
genoemd Het Opperwezen.
- Je kunt op deze weg een stap
verder gaan en zeggen: God bestaat niet. Het is
de vraag wat je daarmee bedoelt.
* Als je met God bestaat niet bedoelt: de
term "bestaan" gebruiken we voor computers, poezen, mensen en idealen;
en is dús geen adekwate term voor God - dan zeg
je iets waars, maar niets nieuws: de kerkvaders wisten het al.
* Als je met God bestaat niet iets bedoelt te
zeggen over God, stuit je op precies hetzelfde probleem als met de zin God
bestaat. Ook niet bestaan is een
menselijke uitdrukking, die enkel betekenis heeft bínnen
onze werkelijkheid. We kunnen nu eenmaal niet buiten onze werkelijkheid
treden, nóch met onze gedachten, nóch met onze
begrippen.
- Dit probleem met het woord bestaan
is niet typisch christelijk. Het wordt gevoeld in alle religies die met
menselijke begrippen iets proberen te zeggen over wat onze
werkelijkheid en dus ons begrip te boven gaat. Ik noem een analogie uit
het Boeddhisme. Een monnik vroeg aan de Boeddha: Bestaat het zelf? - toen zweeg de Boeddha. Daarop vroeg de monnik: Bestaat het zelf niet? - wederom zweeg de Boeddha. Door zijn dubbele zwijgen gaf de Boeddha aan dat het zelf het alternatief to be or not to be te boven gaat (Woorden van de Boeddha, pag. 99).
- In de bijbel vinden we geen
abstracte discussies over het bestaan van God. In de bijbelse verhalen
ontmoeten we de Levende God (één
van de vele teksten: 1Thessalonicenzen 1: 9): God Die ons kent en
liefheeft, Die spreekt en hoort, Die boos wordt (over het onrecht op
aarde) en vergeeft (als we Hem daarom vragen). Allemaal menselijke
begrippen die hun betekenis ontlenen aan onze menselijke werkelijkheid,
wie zou dat kunnen ontkennen? Maar concreet en persoonlijk genoeg om op
God te vertrouwen en Hem te dienen, om tot Hem te bidden en Hem lief te
hebben.
4. Geloven en leven.
- De dwaas zegt in zijn
hart: er is geen God (Psalm 14 en 53). Dat lijkt een
bijbelse veroordeling van alle atheisme: zeggen "God bestaat niet" is
dwaasheid. Dat bedoelde de Psalmdichter niet. In de oudtestamentische
tijd waren er nog geen atheïsten, afgezien misschien van een
enkele Griekse filosoof. In die tijd geloofde iedereen wel in een of
(meestal:) meer goden - net zoals nu nog steeds échte
atheisten wereldwijd gezien een nietige minderheid vormen, veruit de
meeste mensen op aarde zijn ontzettend religieus. De dwaas die zegt er
is geen God is niet de atheïst die het bestaan van
God theoretisch ontkent, maar de (misschien bijzonder godsdienstige)
mens die praktisch geen rekening houdt met God: verdorven
zijn ze, en gruwelijk hun daden, geen van hen deugt. Met
andere woorden: geloven dat God bestaat is mooi, maar het zegt weinig.
- Jezus noemt in
één adem het eerste grote gebod (God
liefhebben) en het tweede (uw naaste liefhebben).
Als voorbeeld van dat laatste stelt Hij tegenover de ongetwijfeld
rechtzinnige priester en leviet: de Samaritaan die begaan was met zijn
medemens in nood (Lucas 10). Jezus' broer Jacobus relativeert het
geloven van godsdienstige waarheden: U gelooft dat God de
enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook (Jacobus
2:19). Échte godsdienst is volgens Jacobus niet het voor
waar houden van geloofswaarheden (zoals "God bestaat"), maar weduwen en wezen
bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en
onberispelijk blijven (Jacobus 1:27). Want iemand
kan onmogelijk God, Die hij nooit gezien heeft, liefhebben, als hij de
ander die hij wel ziet, niet liefheeft (1Johannes 4:20).
5. Tenslotte.
Collega Klaas Hendrikse noemt zijn
boek: Geloven
in een God die niet bestaat. Boven dit stukje schreef ik: Geloven
in een God Die bestaat. De tegenstelling tussen deze twee
zinnen is kleiner dan ze lijkt. Het verschil zit vooral in de
vraag of je het woord bestaan in verband met God
wilt
gebruiken. Niet doen, schrijft collega Hendrikse, want God is van
een andere orde dan de orde van het bestaande. Het woord God
reikt juist naar wat onbegrensd en oneindig is (artikel uit
VolZin van 15 juni 2007). - Als we maar beseffen
dat God
van een andere orde is dan onze werkelijkheid, gebruik ik rustig
het woord bestaan. Deze discussie is al zo oud
als de
christelijke kerk. Het is geen discussie waar ik van wakker lig,
want ze gaat meer over onze woorden dan over God.
terug
naar diversen
TERUG
NAAR OPENINGSPAGINA