In het najaar van 2003 leidden collega Van Ginkel en ik een kring over ons geloofsleven. Aan deze kring deden gemeenteleden mee van zowel de Buitengewone Wijkgemeente De Levensbron als van de Samen op Weg-gemeente Goes. Collega Van Ginkel verzorgde de avonden over de bijbel in ons geloofsleven en de kerkdienst in ons geloofsleven. Zelf behandelde ik het gebed in ons geloofsleven en de ontwikkeling van ons geloofsleven. De notitie over deze beide laatste thema's vindt u hieronder.
HET GEBED IN ONS GELOOFSLEVEN
Algemeen:
1. Bidden = spreken met God. Zoals wij mensen het beeld van God
dragen, zo mag onze menselijke communicatie een beeld zijn van
onze relatie met God. Zo gebruikt Jezus voor ons gebed beelden
als de vragende vriend (Lucas 11: 5- 8) en de volhardende weduwe
(Lucas 18: 1- 8).
2. Bidden als spreken met God veronderstelt enkele geweldige
bijbelse geloofswaarheden: dat God bestaat, dat God een
persoonlijke God is, dat God ons persoonlijk kent en hoort, dat
God belang stelt in ons leven, dat God ons leven daadwerkelijk
leidt. Gebedsleer is geloofsleer in een notedop.
3. HC vr 116: het gebed is het voornaamste stuk van de
dankbaarheid die God van ons vraagt. God Zelf wil dat onze
relatie met Hem de vorm heeft van een gesprek. We bidden dus niet
(enkel) vanuit onze eigen verlangens of religieuze behoefte.
"Het voornaamste stuk": het gebed is het hart van ons
geloofsleven.
4. Jezus leert ons bidden: Onze Vader Die in de hemelen zijt.
Daaruit spreken zowel vrijmoedigheid en vertrouwen ("Vader"),
als eerbied voor Gods heiligheid ("hemel"). Beide samen
zijn wezenlijk voor ons gebed (een bijbels voorbeeld: Abrahams
voorbede voor Sodom in Genesis 18 in grote vrijmoedigheid en
diepe eerbied).
5. Het beeld van gesprek tussen mensen leert ons al iets over
bidden - en in ons gebed spreken we nog wel met de Schepper van
hemel en aarde! Enkele voorbeelden.
a) Zoals we al tegenover medemensen niet altijd enkel maar over onszelf moeten praten, zo leert Jezus ons (allereerst!) te bidden voor Gods zaak: Zijn Naam, Wil en Rijk.
b) Zoals ik mijn buurman niet zal vragen een klusje voor me te doen dat ik zelf kan doen, zo moeten we God niet bidden om wat we zélf kunnen doen.
c) Op audiëntie bij de koningin ga je niet zeuren over kleinigheden - dan zeker niet in het gebed tot de Koning der koningen (Prediker 5: 1: laten uw woorden weinige zijn).
d) Een gesprek tussen vrienden kan allerlei aspecten hebben: vertellen, bedanken, vragen, waardering uiten, gevoelens delen, enz. enz. Bidden is veel méér dan enkel vragen.
e) Wat vragen betreft: aan een goede vriend mag ik vrijmoedig iets vragen - maar dan nog is het aan hem om ja of nee te zeggen. Des te meer heeft God die vrijheid.
De inhoud van ons gebed.
Aansluitend bij punt 4d) hierboven: bidden is veel
méér dan
enkel vragen. Het is goed daarop kritisch te zijn bij onszelf:
dat ons bidden méér is dan "een bestelling
plaatsen".
In ons gebed kunnen we onder andere (met telkens een voorbeeld
uit de bijbel):
1) God loven: Gij zijt groot en doet wonderen, Gij o God
alleen (Psalm 86:10).
2) Schuld belijden: Vergeef mij mijn ongerechtigheid, want
die is groot (Psalm 25: 11).
3) Roepen om hulp: Uit de diepten roep ik tot U, o HERE
(Psalm 130: 1).
4) Klagen: Ik ben afgemat van mijn zuchten (Psalm
6: 7).
5) Concreet om iets vragen: Geef ons heden ons dagelijks
brood (Mattheus 6:11)
6) Protesteren: Ik roep tot U om hulp, maar Gij antwoordt
mij
niet (Job 30:20).
7) God danken: Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord
(Psalm 138: 3).
8) Voorbede doen voor anderen: Vergeef toch hun zonde
(Exodus
32: 32)
9) Beloven: Dan zal ik Uw naam voor immer psalmzingen (Psalm
61: 9).
10) Vertellen / Gedenken: Een zwervende Arameeër
was mijn
vader ... (Deut. 26: 5-10).
11) Uitspreken wat God voor ons betekent: U zoek ik, mijn
ziel dorst naar U (Psalm 63: 2).
De gebedsleer van Jezus.
Het bovenstaande is grotendeels geput uit heel de bijbel (de
Psalmen!). In het kader van de Joodse gebedscultuur van Zijn
dagen geeft Jezus aan Zijn leerlingen in Mattheus 6: 1-14 een
nadere toespitsing:
1) In vers 1 spreekt Jezus over het doen van de gerechtigheid.
Deze "gerechtigheid" bestaat (goed Joods) uit 3
elementen: aalmoezen geven (vers 2- 4), bidden (vers 5-14) en
vasten (vers 16-18).
2) Voor alle drie deze elementen geldt: we doen het niet om onze
vroomheid te demonstreren voor de mensen, maar we doen het voor
onze Hemelse Vader Die ons in het verborgene ziet (vers 5 - 6).
Pas op voor de verleiding van het "mooi bidden" als we
voorgaan in gebed!
3) Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden: we hoeven onze
Hemelse Vader niet te overtuigen ons te helpen, want dat wil Hij
uit Zichzelf al; en we hoeven Hem onze noden niet uitvoerig te
vertellen, want Hij weet al bij voorbaat wat we nodig hebben (vers
7- 8).
4) Zoals in het Jodendom veelal vaste gebedsteksten werden
gebruikt en zoals ook Johannes de Doper zijn leerlingen een gebed
heeft geleerd (Lucas 11: 1), leert Jezus ons het Onze Vader (vers
9 -13). De uitleg daarvan in de Heidelbergse Catechismus zondag
46 tm. 52 is heel waardevol.
5) Het christelijke gebed kent maar één
voorwaarde: gelijk
ook wij vergeven onze schuldenaren (vers 14-15). Geen goede
relatie met God zonder de bereidheid ons te verzoenen met onze
medemensen.
6) Jezus leert ons bidden: Onze Vader. Hij, de
Zoon van
God, deelt Zijn kindschap met ons (Johannes 20:17). Door Hem
mogen wij bidden Abba Vader (Romeinen 8:15 en
Galaten 4:
6). Bidden tot God als Onze Vader = bidden in Jezus' Naam.
7) Ook voor Jezus is bidden: spreken met de Here God. Dat blijft
het uitgangspunt. De christelijke kerk bidt ook tot de Here Jezus
(Christus, ontferm U en Lam Gods dat de
zonden der
wereld wegdraagt, geef ons Uw vrede) en tot de Heilige Geest
(Kom, Schepper Geest, daal tot ons neer) als
delend in
Gods heerlijkheid.
De vorm van ons gebed.
Zoals communicatie tussen mensen allerlei vormen heeft, zo zijn
er ook allerlei vormen waarin we kunnen spreken met God. Enkele
voorbeelden:
1) Het gebed in de kerkdienst door de voorganger (voorbeden,
avondmaalsgebed, enz.)
2) Het gezongen gebed (gebedsliederen in en buiten de kerkdienst).
3) De persoonlijke gebed in stilte in of buiten de kerkdienst.
4) Het gezamenlijk uitgesproken gebed (met name het Onze Vader).
5) Speciale gebedsdiensten geheel in het teken van het gebed.
6) Het kringgebed waarbij ieder bidt naargelang het haar / hem
gegeven wordt.
7) Het gebed voor en na het eten (in gezinsverband of persoonlijk)
8) Het morgengebed en / of avondgebed (gezamenlijk of persoonlijk).
9) Het pastorale gebed op huisbezoek of ziekenbezoek.
10) Het persoonlijke gebed in lief en leed in allerlei
omstandigheden.
11) Het schietgebed (Nehemia 2: 4: Toen bad ik tot de God
des
hemels).
12) Bidden met behulp van gebeden van anderen (Psalmtekst,
gedicht, lied, enz. )
13) Voorbeden met behulp van gebedspunten of van een gebedsbrief.
NB: In allerlei omstandigheden mogen we roepen tot de Heer. Maar
omdat het gebed zelf de uitdrukking is van onze relatie met God,
bidden we niet enkel op de momenten dat wij God acuut nodig
hebben - gebed is vooral een zaak van regelmaat en trouw: Zevenmaal
daags loof ik U (Psalm 119:164 - vandaar de zeven
gebedsdiensten in de kloosters) - bidt zonder ophouden
(1Thessalonicenzen
5:17).
DE ONTWIKKELING VAN ONS GELOOFSLEVEN.
Het beeld van de weg.
Het leven wordt vaak aangeduid als een weg. Ook ons leven met God
is een weg. Een weg is er om te gaan. We blijven niet voortdurend
op dezelfde plaats, maar we gaan voort.
a. In het Oude Testament wordt de weg ons gewezen door de Wet van
de Heer (Psalm 25: 4: HERE, maak mij Uw wegen bekend).
Er zijn twee wegen: de weg der rechtvaardigen en de weg der
goddelozen (Psalm 1: 6), de heilloze weg en de eeuwige weg (Psalm
139:24 - "eeuwig" in de dubbele zin van: de aloude weg
der vaderen en de weg die niet doodloopt). De "weg" is
hier heel praktisch: leven naar Gods geboden.
b. De Israëliet ging in elk geval voor de drie pelgrimsfeesten
pasen, pinksteren en loofhutten op reis naar Jeruzalem: de
gebaande wegen. Ze gaan voort van kracht tot kracht en
verschijnen voor God in Sion (Psalm 84). De pelgrimsreis
naar Jeruzalem kan voor ons een beeld zijn voor onze levensreis
op weg naar de Heer (vgl. de Christenreis van Bunyan).
c. Jezus spreekt van de brede weg die tot het verderf leidt en de
smalle weg die ten leven leidt (Mattheus 7:13-14). Hij noemt
Zichzelf dé Weg (Johannes 14: 6) om te komen tot de Vader.
In
Handelingen 9:2; 19: 9 en 23; 22: 4; 24:14 en 22 wordt het
christelijk geloof zelf "de weg" genoemd - een
dynamisch beeld!
Het beeld van het leren.
a. Leer mij Uw weg, bidt de Psalmist (Psalm
86:11).
Leren veronderstelt een voortgaand proces. We kunnen niet almaar
blijven zitten in dezelfde klas. In Spreuken gaat het bij dit
leren om de praktische levenswijsheid: De wijze hore en
vermeerdere inzicht (Spreuken 1: 5). De
Hebreeënbrief
veronderstelt vordering in de geloofskennis: van "melk"
naar "vaste spijs" (Hebreeën 5:13-14).
b. Jezus Zelf treedt op als leermeester: Hij onderwijst (bijvoorbeeld
Mattheus 4:23). Hij roept leerlingen (discipelen). Na Zijn
hemelvaart zet de Heilige Geest Zijn werk voort: Hij zal u
alles leren en u te binnen brengen wat Ik u gezegd heb (Johannes
14:26), ook wat de discipelen eerst nog niet konden dragen (Johannes
16:12-13). Jezus' volgelingen blijven leerlingen (28x "discipelen"
in het boek Handelingen), op hun beurt geroepen anderen te
onderwijzen (Mattheus 28:20). We blijven "leerjongeren
van Christus" (NGB art. XIII).
Het beeld van de training.
In de nieuwtestamentische brieven vinden we regelmatig beelden
ontleend aan de sport. Belangrijker dan de oefening van het
lichaam is de oefening in de godsvrucht
(1Timotheus 4: 7-8).
Paulus oefende ook zichzelf hierin (Handelingen 24:16). Hij
vergelijkt het geloofsleven met een hardloopwedstrijd en een
bokswedstrijd (1Corinthe 9:24-27); vgl. ook onder andere
Hebreeën
12: 1 (de wedloop lopen, die vóór ons
ligt) en 2Timotheus
4:7-8 (de goede strijd gestreden, mijn loop ten einde
gebracht). In deze beelden horen we onder andere:
a) trainen en werken aan je conditie;
b) bereid zijn jezelf gemakken en genoegens te ontzeggen;
c) alles op alles zetten om de eindstreep te halen en de
overwinning te behalen.
Het beeld van de groei.
Dit beeld vinden we talloze malen in de bijbel. Enkele
voorbeelden:
a. Wie des HEREN Wet overpeinst, is als een boom geplant aan
waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd (Psalm 1:
3).
Zo zal de rechtvaardige groeien als een palmboom, en tot in
de ouderdom nog vrucht dragen (Psalm 92: 13-15). Ook
Johannes de Doper (Lucas 3: 9) en Jezus (Lucas 6:43-45 en 13: 6-
9) gebruiken het beeld van de boom die vruchten draagt. Dit beeld
zegt ons dat ons geloof moet blijken in de praktijk van ons leven.
b. Over de vruchten gaat het ook in de gelijkenis van het zaad (Lucas
8: 4-15). We leren daaruit wat de ontwikkeling van ons
geloofsleven kan bedreigen (de duivel, de beproevingen, de zorgen
en rijkdom en lusten des levens). Pas in de voleinding wordt de
oogst binnengehaald (Mattheus 3:12 en 13:24-35): het laatste
oordeel is aan de Heer.
c. De ontwikkeling van kind tot volwassene kan een beeld zijn
voor onze geloofs-ontwikkeling. Van "melk" groeien we
op tot "vaste spijs" (Hebreeën 5:12-14). Lijden (in
dit geval vervolging) kan tuchtiging zijn, waardoor onze Hemelse
Vader ons opvoedt (Hebreeën 12: 5-11). In Efese 4:13-16
spreekt
Paulus over de groei van de gemeente als het Lichaam van Christus:
van naïeve onmondigheid tot verantwoordelijke volwassenheid:
in
waarheid en liefde.
Groei gaat "vanzelf", je kunt het niet afdwingen. Maar
als groei ontbreekt, is er blijkbaar iets mis. De vrucht is het
werk van de Geest (Galaten 5: 22).
Het werk van de Geest.
Bij de uitleg van de sacramenten onderscheidt de Heidelbergse
Catechismus twee kanten van Gods heilswerk: het
éénmaal
volbrachte werk van Christus en het voortgaande werk van de Geest.
Over dit laatste spreekt de Catechismus als door de Heilige Geest
vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat
wij hoe langer hoe meer de zonde afsterven en in
een
Godzalig onstraffelijk leven wandelen (vr. 70) en door de Heilige
Geest... met Zijn (Christus') Heilig Lichaam hoe langer hoe
meer verenigd worden (vr 76). Negatief: hoe langer
hoe
meer de zonden haten en vlieden (vr. 89) - positief: hoe
langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden (vr
115). Het werk van de Geest in ons leven heeft de vorm van een
proces. Waarbij we overigens in dit leven niet verder komen dan
een klein beginsel (vr. 114) en dikwijls terugvallen door onze
dagelijkse en soms door grove zonden (Dordtse Leerregels V). De
volkomenheid bereiken we pas na dit leven (vr. 115).
Over de praktijk:
1. Het is goed af en toe terug te kijken op ons
leven. Hoe
heeft ons geloof zich ontwikkeld: in dankbaarheid, in vertrouwen,
in toewijding, in wijsheid, in kennis, in trouw, in geduld, in
geloofspraktijk, in levenshouding enz.? Uit het verleden kunnen
we leren voor de toekomst.
2. Hoe heeft God ons geleid? Hoe heeft de
Geest in
ons gewerkt? Terugziend mogen we daarvoor danken. Voor de
toekomst geeft het ons vertrouwen: de Heer zal het werk van Zijn
handen niet loslaten maar voltooien (Psalm 138: 8 en Filippenzen
1: 6).
3. Waardoor is ons geloofsleven belemmerd? Sommige
dingen
hebben we zelf niet in de hand (bijvoorbeeld grote tegenslag).
Maar andere zijn het gevolg van onze eigen keuzes (bijvoorbeeld
verkeerde vrienden, persoonlijke fouten, te veel drukte,
gemakzucht).
4. Waardoor is ons geloofsleven bevorderd? Ten dele
is dat
persoonlijk: de één heeft veel aan een uitvoerige
bijbelverklaring, de ander aan een persoonlijk gedicht, een derde
wordt gesticht door muziek. Bijbel, gebed en geloofsgesprek zijn
voor ieder belangrijk; en vooral in ons dagelijkse leven God en
onze medemensen liefhebben (Jacobus 2:14-26).
5. Ontwikkeling vraagt inzet en investering, inspanning en
trouw, afzien en vooruitzien (zie hierboven over de weg, het
leren en de training). Wat hebben we over voor de ontwikkeling
van ons geloofsleven? Met gemakzucht komen we nergens. Maar groei
kun je niet forceren.
6. We houden het einddoel voor ogen. Voor de
wereld: wij
verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde
waar gerechtigheid woont (2Petrus 3:13). Voor onszelf persoonlijk:
we zijn door het leven op weg naar de Heer: wanneer zal ik komen
en voor Gods aangezicht verschijnen? (Psalm 42: 3)