Spreuken 30:31: windhond of haan? |
Van verschillende kanten werd mij gevraagd naar het verschil
tussen de NBG-vertaling van 1951 en de Nieuwe Bijbel Vertaling van 2004
in Spreuken 30:31: gaat het hier nu over een windhond (NBG) of over een haan (NBV)
Spreuken 31:29-31 is een stapelende getal-spreuk: drie ..., ja vier ... De
clou zit in zo'n geval in het vierde item, in dit geval de koning die
zelfbewust voor zijn troepen uitstapt. Voor mijn gevoel zit er humor in
zo'n spreuk. In onze kranten staan karikaturen van hooggeplaatsten.
Deze spreuk is een karikatuur in woorden. Het haantjesgedrag van de
machthebber wordt vergeleken met drie dieren. Dier 1 is de leeuw en
dier 3 is de bok.
Dier 2 plaatst ons voor een probleem. Letterlijk staat er in het Hebreeuws: "een zarzir van lendenen". Het spijtige is dat het woord zarzir
enkel hier in het Oude Testament voorkomt en dat we de betekenis van
dit woord niet kennen. Het wordt wel in verband gebracht met een
werkwoord zur dat
"samendrukken" betekent; dan zou het dus gaan om een beest met een
slanke taille; maar het verband met dit werkwoord is niet zeker en er
zijn wel drie verschillende werkwoorden zur.
Dit helpt ons dus niet veel verder. Daarom gaan de vertalers zoeken
naar de meest aannemelijke mogelijkheid. Ik vond de volgende
vertalingen:
- de haan (de oudste vertalingen waaronder de Septuaginta)
- de spreeuw (naar het Misjna-Hebreeuws)
- de adelaar
- de panter
- de windhond van goede lendenen (Staten-Vertaling)
- de windhond (NBG-1951)
- de zebra (vanwege zijn gordel van strepen)
- het oorlogspaard (vergelijk Job 39:22-28).
De kanttekeningen van de
Staten-Vertaling bewijzen dat de vertalers het probleem zorgvuldig
hebben bestudeerd. Bij de vertaling "windhond van goede lendenen"
tekenen ze aan: Het woord heeft zijnen oorsprong van het hebreeuwsche zarah; dat is, spreiden, of gelijk anderen meenen, van het chaldeeuwsche zeraz; dat is, opschorten, opschikken;
en daarom wordt daarbij verstaan een dier, dat van zichzelven moedig,
wèl in het lijf en op de beenen is, en vaardig tot zijn werk,
hetwelk anderen meenen op het paard wel te passen; zie Job 39, vers 22. Anderen vertalen het een haan, of, luipaard van goede lendenen.
Uitgevers van een bijbelvertaling kunnen natuurlijk niet al deze
mogelijkheden opnemen. Ze moeten kiezen. De nieuwere bijbelvertalingen
kiezen voor de haan (New English Bible, Willibrordvertaling, Nieuwe
Bijbel Vertaling van 2004). Waarom? Ik denk dat ze hebben gekeken naar
de Septuaginta. De Septuaginta is de vertaling van het Oude Testament
uit het Hebreeuws in het Grieks, gemaakt door Joden in Egypte zo ergens
tussen 300 en 150 vóór Christus. De waarde van de
Septuaginta voor de vertaling en uitleg van het Oude Testament wordt
verschillend ingeschat; het gaat net als met de aandelenkoersen: op en
neer. Tegenwoordig staat de Septuaginta blijkbaar weer hoger genoteerd.
Ik deel zelf die voorkeur om twee redenen (a) het is één
van de oudste vertalingen van het Oude Testament die we hebben, (b)
gemaakt door Joden. In de noten van de NBV wordt herhaaldelijk naar de
Septuaginta verwezen (bijvoorbeeld bij Genesis 8:13 en Genesis 47:21).
De Septuaginta vertaalt in Spreuken 30:31: een haan die fier tussen de hennen rondstapt - echt haantjesgedrag dus. Zo is de New English Bible gekomen aan the strutting cock en de NBV aan de trotse haan. Maar geen mens weet het zeker.
terug
naar exegetische schetsen
TERUG
NAAR OPENINGSPAGINA