Ruth 3: een sterke vrouw en een zorgzame man. |
Ruth 3: 1: NBV-2004 = NBV21: Op een dag zei Noömi, haar schoonmoeder: Mijn dochter, zal ik niet een thuis voor je zoeken waar het je goed zal gaan? |
Het gaat me om dat woord thuis. Dat klinkt mooi, want wie wil er niet graag een thuis: "een eigen huis, een plek onder de zon ...". In de vorige vertaling (NBG 1951) stond er letterlijker: rustplaats. Er staat namelijk in het Hebreeuws een vorm van het woord rusten (nwh). Zal Ruth haar rust vinden? - In Exodus 20:11 staat er: In zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat er in leeft, en op de zevende dag rustte Hij; daar staat datzelfde woord nwh = rusten. Ná zes (zes dagen werken) komt zeven (de rust). Die symboliek komt terug in Ruth 3. Aan het eind van het hoofdstuk geeft Boaz aan Ruth zes maten gerst mee (Ruth 3:15). Dat wil zeggen: de zeven = de rust is binnen handbereik. Blijkbaar begrijpt Naomi die symboliek, want nu weet ze zeker: het komt goed! (Ruth 3:18). Misschien is het geen toeval dat het sleutelwoord kennen (Hebreews: yd') ook precies zesmaal voorkomt in dit hoofdstuk: in vers 2 (onze bloedverwant NBG), vers 3 (laat de man niets van u merken), vers 4 (je moet goed opletten), vers 11 (iedereen weet), vers 14 (dat bekend werd) en vers 18 (tot je weet hoe het afloopt). |
Ruth 3: 9: NBV-2004: Wilt u mij bij u nemen, want u kunt voor ons als losser optreden. NBV21: Laat mij bij u schuilen, want u kunt voor ons als losser optreden. |
Wilt u mij bij u nemen - in de NBG-vertaling van 1951 staat er letterlijker: spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd (in sommige Hebreeuwse handschriften staat het meervoud: uw vleugels). De uitdrukking de vleugel(s) uitspreiden komt een aantal malen voor in het Oude Testament. Ik geef een overzicht: a) Vleugels doen ons allereerst denken aan vogels. Is het aan jouw wijsheid te danken dat de valk ... zijn vleugels spreidt? vraagt de HEER aan Job (Job 39:26). De arend die zijn vleugels uitspreidt om zijn jongen te dragen is beeld van de zorg van de HEER voor Zijn volk (Deuteronomium 32:11) - de gier die zijn vleugels uitspreidt om vervolgens neer te duiken op zijn prooi is beeld van de aanval van koning Nebukadnezar van Babel op Moab (Jeremia 48:40) en Edom (Jeremia 49:22); overigens staat er in de aangehaalde teksten voor arend en gier hetzelfde Hebreeuwse woord (nèsjèr) - de vertalers zien blijkbaar de arend / adelaar positief en de gier negatief. b) Hun vleugels uitspreiden doen ook de cherubs in de tabernakel (Exodus 25:20 en 37: 9) en in de tempel (1Koningen 6:27 en 8: 7, en 2Kronieken 5: 8). Vandaar dat de Psalmdichters kunnen spreken over geborgenheid onder de vleugels van de HEER: berg mij in de schaduw van Uw vleugels (Psalm 17: 8); laat mij schuilen, geborgen onder Uw vleugels (Psalm 61: 5); en in de schaduw van Uw vleugels jubel ik (Ps 63: 8). c) In Ezechiël 16: 8 zegt de HEER tegen Zijn volk: Ik spreidde Mijn vleugel over u uit; gezien het verband (de allegorie van de HEER Die met Israël trouwt) duidt die uitdrukking op een huwelijkssluiting. Hier in Ruth 3:9 gebruikt Ruth precies diezelfde uitdrukking: spreid uw vleugel over mij uit. Zij vraagt dus Boaz om met haar te trouwen, want u bent de losser (dat is heel wat klemmender dan NBV: u kunt voor ons als losser optreden!). Bovendien herinneren die vleugel(s) aan het vorige hoofdstuk. Daarin heeft Boaz tegen Ruth gezegd, dat ze is komen schuilen onder de vleugels van de HEER, de God van Israël (Ruth 2:12). De Moabitische Ruth heeft immers niet enkel gekozen voor haar schoonmoeder Naomi, maar ook voor de God van Naomi, de God van Israel: Uw God is mijn God (Ruth 1:16). Daarmee is Ruth komen schuilen onder de vleugels van de HEER (vergelijk de hiervoor aangehaalde Psalmregels 17:8; 61: 5; 63: 8), heeft Boaz gezegd. Ruth spreekt hem daar nu op aan: "Boaz, die vleugels van de HEER - dat moeten jouw vleugels zijn. Geborgenheid bij de HEER kan ik ervaren als jij me geborgenheid biedt". Vrome woorden zijn nooit goedkoop. Wat we belijden over de HEER, moeten we concreet waarmaken tegenover elkaar. |
Ruth 3: 11: NBV-2004: Iedereen in de stad weet immers dat je een bijzondere vrouw bent. NBV21: Iedereen in de stad weet immers dat je een moedige vrouw bent. |
Een bijzondere vrouw - lettterlijk staat er: een vrouw van kracht. a) In het Oude Testament komen herhaaldelijk de uitdrukkingen voor: een man van kracht - een vrouw van kracht. Opvallend is het verschil dat de NBG-vertaling van 1951 (evenals de Staten-Vertaling) maakte tussen man en vrouw. Een man van kracht werd vertaald met: een flink man (1Koningen 1:42), een krijgsman (2Samuel 23:20), een held (Jesaja 5:22), een krachtige man (Richteren 3:29), een dappere man (Nehemia 11:6), een geoefend strijder (2 Samuel 11:16), een sterke man (Prediker 12:3). Daarentegen werd een vrouw van kracht vertaald met: een degelijke vrouw (Spreuken 12: 4 en 31:10), een deugdzame vrouw (Ruth 3:11). Blijkbaar moesten volgens de Bijbelvertalers van 1951 (zelf mannen!) mannen sterk, krachtig en dapper zijn, en vrouwen degelijk en deugdzaam. - In de Nieuwe Bijbel Vertaling van 2004 is de vrouw van kracht weergegeven met een sterke vrouw (Spreuken 12: 4 en 31:10). Daarmee is er nu sprake van gelijke rechten voor sterke vrouwen en sterke mannen. b) Hier in Ruth 3:11 koos de NBV-2004 voor de vertaling: een bijzondere vrouw. Dat vond ik jammer. De NBV21 vertaalt een moedige vrouw. Dat vind ik wel beter, maar nog steeds een beetje jammer. Want nog steeds wordt het verband tussen Ruth 3 en Spreuken 31 aan ons oog onttrokken. U moet weten dat in de Hebreeuwse Bijbel het boek Ruth direct volgt op het boek Spreuken. In het laatste hoofdstuk van Spreuken klinkt de vraag: een sterke vrouw - wie zal haar vinden? (Spreuken 31:10). Op die vraag klinkt direct daarop het antwoord, wanneer Boaz tegen Ruth zegt: Iedereen weet dat jij een sterke vrouw bent! (Ruth 3:11). Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? - Boaz! Geen wonder dat in de Hebreeuwse Bijbel direct op het boek Ruth het boek Hooglied volgt. |