1 Timotheus 3:16: belijdenis van Christus. |
Deze
tekst verwoordt wat het christelijk geloof onderscheidt temidden van
godsdiensten en spiritualiteiten, wereldbeschouwingen en levensvisies:
het verhaal van Jezus. Dat verhaal heeft een menselijke en een
goddelijke kant.
|
|
|
We stemmen er allen mee in: |
|
|
|
|
groot is het geheimenis van ons
geloof: |
|
(1) |
eerste
strofe |
A |
Die |
geopenbaard
is |
in
het vlees, |
(2) |
B |
|
gerechtvaardigd
is |
door
de Geest, |
(3) |
tweede
strofe |
B |
|
verschenen
is |
aan
de engelen, |
(4) |
A |
|
verkondigd
is |
onder de volkeren |
(5) |
derde
strofe |
A |
|
geloofd
is
|
in
de wereld |
(6) |
B |
|
opgenomen
is |
in
heerlijkheid |
In
1Timotheus 3 noemt Paulus (volgens sommige
uitleggers: iemand die bedoelt
te schrijven "in de geest van Paulus") de
kriteria waaraan een opziener (episkopos)
en een diaken (diakonos)
moeten voldoen. De ambten hebben binnen de
christelijke kerk een hele
ontwikkeling doorgemaakt en doen dat nog steeds; we kunnen de opziener
en diaken die Paulus voor ogen stond, niet zonder meer gelijkstellen
met de tegenwoordige katholieke bisschop, priester of diaken;
of de
huidige protestantse predikant, ouderling of diaken - maar Paulus'
kriteria zijn nog altijd veelzeggend!
Die
kriteria liggen grotendeels op het persoonlijke
vlak: gastvrij,
vriendelijk, onbaatzuchtig, enz. Maar ook de inhoud van het christelijk
geloof is een wezenlijk aspect. De christelijke gemeente is pijler en fundament van de
waarheid (vers 15). Daarom moeten ambtsdragers het geheimenis van het geloof
bewaren (vers 9).
Het woord geheimenis
(mystèrion)
wordt duidelijker door vergelijking met Paulus' brief aan de
Efesiërs. De inhoud van het geheimenis is dat
God de hele wereld wil verlossen door Christus (Efese 1: 9-10; 3: 6).
Dat geheimenis
was vroeger niet bekend (Efese 3: 5) / verborgen bij God (Efese 3: 9),
maar nu heeft God dit geheimenis
geopenbaard aan de
heiligen: Zijn apostelen en profeten (Efese 3: 5); aan ons (Efese 1: 9);
aan Paulus zelf (Efese 3: 3) - met de opdracht dit geheimenis
wereldwijd uit te dragen: de bediening
van het geheimenis (Efese
3: 8-10): vrijmoedig
het geheimenis van het Evangelie bekend maken
(Efese 6:19). We denken daarbij aan het verhaal in Handelingen:
Paulus (dan nog Saulus) krijgt via Ananias (Handelingen 9:15 en 22:15)
/ van
de Levende Heer Zelf (Handelingen 26:17-18) de opdracht het
Evangelie van Christus aan alle volkeren te verkondigen.
We noteren uit Efese over het begrip geheimenis:
(a) van nature kennen we dit geheimenis
niet - het is ons door God geopenbaard (Efese 3: 5, 9-10).
(b) het geheimenis
draait om Christus (Efese 1: 3-14)
(c) de reikwijdte van het geheimenis
is wereldwijd: alles in hemel en aarde (Efese 1: 9-10; 3: 6).
(d) het adres van het geheimenis
is eveneens wereldwijd: alle mensen en machten in hemel en aarde (Efese
3: 8- 9).
Deze aspecten klinken ook door in 1Timotheus 3:16. Het geheimenis draait
om de persoon van Christus: Hij is het onderwerp van de zes volgende
zinnen. Dit geheimenis
van Christus is alles-omvattend: het omvat de aardse en hemelse
werkelijkheid, alle volkeren en alle machten (engelen).
Het geheimenis
wordt genoemd het geheimenis der
godsvrucht (NBG) / van
ons geloof (NBV). In het Grieks staat er eusebeia; een
woord dat juist in 1Timotheus vaak voorkomt (8 van de 15 plaatsen in
het Nieuwe Testament: 1Timotheus 2: 2; 3:16; 4:
7 en 8; 6: 3, 5, 6 en 11). Het woord eusebeia
heeft betrekking op het hele christelijke leven: zowel ethiek als
spiritualiteit, zowel leer als leven. In 1Timotheus 3:16 en 6: 3 valt
de
nadruk op de inhoud van het christelijk geloof (NBV: ons geloof). -
Daarbij aansluitend: 1Timotheus 3:16 begint in het Grieks met een woord
dat moeilijk precies is te vertalen: homologoemenôs.
Het is een bijwoord afgeleid van een werkwoord dat betekent: ermee instemmen, toegeven, en
als kerkelijke term: belijden
(bijvoorbeeld in 1Timotheus 6:12). Het bijwoord homologoemenôs komt
enkel hier in het Nieuwe Testament voor. In andere geschriften schijnt
het de algemene betekenis te hebben van ontegenzeglijk, buiten twijfel (NBG),
ongetwijfeld
(NBV). Maar hier, gevolgd door een kernachtige samenvatting van het
Evangelie, klinkt voor mijn gevoel de gedachte van belijden mee; die
gedachte probeer ik weer te geven met We stemmen er allen mee in.
Deze belijdenis gaat over Christus. Hij wordt niet met name genoemd,
maar aangeduid met Die ...
Mogelijk citeert Paulus hier een oude belijdenis of gebedstekst, waarin
aan Die ... de
naam van Christus voorafging.
Deze
belijdenis heeft een doordachte vorm. Ze bestaat uit zes regels. Elke
regel begint in het Grieks met een werkwoord (om precies te zijn een
aoristus) in de passieve vorm: Die
...
(1) geopenbaard werd ...,
(2)
gerechtvaardigd werd ...,
(3)
gezien werd ...,
(4)
verkondigd werd ...,
(5)
geloofd werd ...,
(6)
opgenomen werd ...
Bij
een passief werkwoord kun je de vraag stellen: door wie? In de regels
(4) en (5) is het antwoord logisch: verkondigd en geloofd door mensen.
De passieve vorm in (3) gezien
werd kan ook worden vertaald met: verscheen (in
bijvoorbeeld 1Corinthe 15: 5, 7 en 8 staat precies dezelfde vorm: Hij =
de Opgestane Heer verscheen
aan Cefas = Petrus, ... vervolgens verscheen
Hij aan Jacobus, ... als allerlaatste verscheen Hij ook
aan mij). In (1) kunnen we aarzelen tussen geopenbaard werd ... en
Zich openbaarde (vgl.
Marcus 16:12 en 14).
In (2) gerechtvaardigd
werd en (6) opgenomen
werd
zullen we erbij moeten denken: door God. - Maar in het Nieuwe Testament
is de passieve vorm vaak een eerbiedige aanduiding van God (als Jezus
in Lucas 14:11 // 18:14 zegt: wie
zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, en wie zichzelf vernedert, zal
verhoogd worden - bedoeld Hij: vernederd en verhoogd
door God). Het "door God" kan dus in elk van de zes regels doorklinken.
In heel het gebeuren rond Christus handelt op de achtergrond God Zelf.
Na de passieve werkwoordsvorm volgt telkens (behalve in de 3e regel)
het voortzetsel in,
gevolgd door een zelfstandig naamwoord zonder lidwoord (dat maakt de
zes regels extra kernachtig):
(1) in
vlees
(2) in
Geest
(3) engelen
(4) in
volkeren
(5) in
wereld
(6) in
heerlijkheid
Het voorzetsel in
heeft in het Grieks een ruime betekenis. Voor een begrijpelijke
Nederlandse vertaling moet je verschillende voorzetsels gebruiken, en
vaak een lidwoord toevoegen: in
het vlees, door de Geest, onder de volkeren. Daardoor
verdwijnt de strakke vorm van de Griekse tekst uit het oog.
Op
welke gebeurtenissen hebben deze zes regels precies betrekking? In
eerste instantie ben je geneigd te denken aan zes opeenvolgende
momenten in het leven van Jezus; zoals in Filippenzen 2: 5-11
(menswording - kruisdood - verhoging) en in de Apostolische
Geloofsbelijdenis (ontvangen
..., geboren ..., geleden ..., gekruisigd ..., gestorven ..., begraven
..., nedergedaald ..., opgestaan ..., opgevaren ..., zittende ...,
vanwaar Hij zal komen). Maar het lukt niet goed om de zes
regels van 1Timotheus 3:16 op deze manier chronologisch uit te
leggen.
Met de meeste uitleggers verdeel ik (zie het
schema aan het begin van dit artikel) de
zes regels in drie strofen van telkens twee regels. Die twee regels
vormen telkens elkaars tegenhanger: (A) een aardse, menselijke
werkelijkheid tegenover (B) een hemelse, goddelijke werkelijkheid. In
de eerste en derde strofe is de volgorde
(A) - (B); in de tweede strofe is de volgorde omgekeerd: (B) - (A).
Daardoor correspondeert de eerste regel van de tweede strofe met de
tweede regel van de eerste strofe; en de eerste regel van de derde
strofe met de tweede regel van de tweede strofe: (A) - (B); (B) - (A); (A) -
(B). Sommige
uitleggers zien in de drie strofen een voortgang van (eerste strofe:)
de realisering van het heil - (tweede strofe:) de bekendmaking van het
heil - (derde strofe:) de aanvaarding van het
heil. In elk geval gaat er door de drie strofen heen een beweging van
de aardse werkelijkheid (vlees)
naar de hemelse glorie (heerlijkheid).
Van hieruit kom ik tot de volgende uitleg:
- (A) Verschenen
in het vlees: Vlees
staat voor ons aardse bestaan: menselijk en sterfelijk. Het Woord is vlees geworden
(Johannes 1:14). In andere uitspraken van Paulus (bijvoorbeeld Galaten
5:16-24) heeft vlees
de associatie van zonde
- die gedachte speelt hier geen rol. Wel die van de menselijkheid van
Christus. Voor moderne christenen een open deur: Jezus, de timmerman
uit Nazareth, de Joodse rabbi - natuurlijk was Hij mens. Dat spreekt
voor veel moderne mensen zó vanzelf dat het moeilijk wordt
in Jezus te
gelóven. De Godheid
van Christus
wordt steeds meer een onbegrijpelijk dogma. Voor de eerste christenen
was het precies andersom: ze geloofden in de Levende Heer, Die deelde
in de glorie van God (Filippenzen 2: 9-11). In de apostolische
prediking moest daarom steeds opnieuw beklemtoond worden dat deze
goddelijke Heer aan de
mensen gelijk geworden is (Filippenzen 2:7); dat Jezus Christus in het vlees
gekomen is (1Johannes 4: 2); in alle opzichten aan Zijn
broeders en zusters gelijk
(Hebreeën 2:17): verschenen in het vlees
(1Timotheus 3:16).
- (B) Gerechtvaardigd door de Geest: De
tegenstelling vlees (= menselijke zwakheid) - Geest (goddelijke kracht)
vinden we al in het Oude Testament: De Egyptenaren zijn mensen en
geen God, hun paarden (cavalerie!) zijn vlees en geen Geest
(Jesaja 31: 3). Gerechtvaardigd door de Geest doelt
op de opstanding van Jezus. Door de Gekruisigde op te wekken
uit de dood, toont God dat Hij Jezus in het gelijk stelt. Jullie hebben Hem gedood, maar
God heeft Hem opgewekt uit de doden (Handelingen 3:15). Door Zijn opstanding uit de
doden is Jezus verklaard
Gods Zoon te zijn in kracht (Romeinen 1:4); en ook in die
tekst staat erbij naar
de geest der heiligheid (NBG). De NBV geeft Romeinen 1: 4
weer met: aangewezen
als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij,
Jezus Christus, onze Heer, opstond uit de dood. De
opwekking
van Jezus geschiedt door de Geest. Daarbij moet het dogma van de
Drieëenheid ons niet teveel voor de voeten lopen (zoals in het
bekende
Paaslied Daar juicht
een toon met twee versies: Hij steeg uit 't graf door 's
Vaders kracht en
Hij
steeg uit 't graf op eigen kracht - en dan ook nog door
de kracht van de Geest? dat wordt ingewikkeld). Het is eenvoudig: als
God Zich manifesteert, spreken we van de Geest. De opwekking van Jezus
uit de dood is dan bij uitstek werk van de Geest.
- (B)
Verschenen aan de engelen: Voor zover we de verhoging van
Jezus in momenten uitéén leggen (zoals
de Apostolische Geloofsbelijdenis: opgestaan
- opgevaren - zittend aan Gods rechterhand - komend om te oordelen)
denk ik bij deze regel aan Jezus' hemelvaart. Op Hemelvaartsdag lezen
we meestal uit Handelingen 1: Jezus wordt opgenomen in de hemel en Zijn
leerlingen kijken Hem na tot een wolk Hem aan hun blik onttrekt. In de Messiah van Händel
(deel 35) wordt voor Jezus' hemelvaart niet verwezen naar Handelingen
1, maar naar Hebreeën 1: 6: wanneer God Zijn eerstgeboren
Zoon de (hemelse) wereld weer binnenleidt, zegt Hij: Hem moeten al Gods
engelen hulde bewijzen!
Hemelvaartsdag is niet de dag waarop wij Jezus kwijtraken, maar de dag
waarop God Zijn Zoon ten overstaan van de engelen introduceert.
Natuurlijk is dat beeldspraak: in de hemelse eeuwigheid is er geen
aardse dag. Maar teksten als Hebreeën 1: 5-14 en 1Timotheus 3:
16 bepalen ons
bij de realiteit van Christus' heerschappij ook in de geestelijke
dimensie van engelen en machten. We vinden deze zelfde gedachte ook in
Paulus' brieven aan de Colossenzen en Efesiërs, bijvoorbeeld
in Efese
1:20-21: dat God aan Christus
in de hemelsferen een plaats gaf aan Zijn rechterhand, hoog
boven
alle hemelse vorsten en heersers, alle machten en krachten en elke naam
die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld maar ook in de toekomstige
(NBV)
- (A) Verkondigd
onder de (heiden)volkeren doet ons denken aan Mattheus
28:19: Gaat dan heen,
maakt alle (heiden)volkeren tot Mijn leerlingen.
We noemen die tekst wel het zendingsbevel. Dat begrip roept gemakkelijk
een schuldgevoel op: eigenlijk zouden we allemaal naar de binnenlanden
van Afrika of tegenwoordig naar de binnensteden van Nederland
moeten gaan om mensen te vertellen van Jezus (maar de meesten van ons
komen daar niet toe). Aan ons schuldgevoel mogen in elk geval twee
gedachten vooraf gaan.
1) Met Jezus geeft God aan Zijn heil een wereldwijde verbreding: het heil is uit de Joden
(Johannes 4:22) maar het is bestemd voor alle volkeren; vanuit Gods
uitverkoren volk gaat het z'n weg over heel de wereld. De eerste
(Joodse) christenen hebben dat ervaren als een geweldige doorbraak
(Handelingen 11:18) en Paulus is er vol van (Galaten 3:28; Efese
2:11-22).
2) De verkondiging van Christus aan alle volkeren is een
geweldige realiteit in de wereldgeschiedenis. Toen Jezus
gekruisigd was, bleef een handjevol verslagen volgelingen over. Het is
een wonder dat sindsdien het Evangelie van Christus zich verbreid heeft
over de wereld tot vandaag de dag.
- (A) Geloofd
in de wereld: Deze
regel sluit logisch aan bij de vorige. Christus wordt niet alleen
verkondigd, mensen geloven ook in Hem (in Romeinen 10:14 vinden we de
keten behouden
worden < aanroepen < geloven < horen <
verkondigen < zenden).
Overal in de wereld ontmoet je christenen: het christendom is een
wereldreligie (volgens sommigen de grootste en snelst groeiende
wereldreligie). Bovendien werkt Jezus' oproep tot naastenliefde
wereldwijd door - ook bij mensen die zichzelf geen christen noemen.
Maar daarmee is nog niet alles gezegd. Er zijn meer geestelijke leiders
die in de loop der eeuwen een wereldwijde aanhang hebben gekregen.
Jezus is méér dan een succesvolle
religie-stichter. Over dat méér
spreekt de laatste regel van deze belijdenis:
- (B) Opgenomen
in heerlijkheid: Tegenover de mensenwereld (regel 5)
staat de hemelse werkelijkheid (regel 6). Omgeven door hemelse glorie
is Jezus opgenomen. In Lucas 9:51 is
sprake van de dagen van
Zijn opneming. Uit het meervoud dagen blijkt al dat
de opneming
van Jezus breder is dan enkel de éne dag waarop Hij werd opgenomen
(Handelingen 1:11) - die wij vieren als Hemelvaartsdag. Het gaat om
héél Jezus' verhoging. Zoals
Mozes en Elia verschenen in
glorie (Lucas 9:31), zo is Jezus
opgenomen
in glorie (Grieks doxa - een
interessante parallel is Psalm 73:24). Het
woord glorie / heerlijkheid (NBG) / majesteit (NBV)
staat voor Gods onbeschrijflijke stralende
manifestatie (zie bijvoorbeeld Ezechiël 1). In de Kerstnacht
omstraalt deze heerlijkheid / glorie de herders in het veld, en zij vreesden met grote vreze
(Lucas 2: 9). Christus moest lijden en sterven om in deze heerlijkheid
in te gaan (Lucas 24:26). In deze hemelse heerlijkheid zal Hij ons
eenmaal laten delen (Filippenzen 3:21: gelijkvormig maken aan het
lichaam van Zijn glorie). Deze majesteit van God,
waarin Jezus is opgenomen en waarin ook wij eens zullen delen, is het
slot-accoord van deze belijdenis.
terug
naar exegetische schetsen
TERUG
NAAR OPENINGSPAGINA