1Samuel 17:29: slechts een woord?

1Samuel 17 vertelt het bekende verhaal van David en Goliath. De Filistijnse reus Goliath daagt het leger van Israël uit. Op dat moment komt David, door zijn vader Isaï gestuurd naar zijn broers in het leger, in het legerkamp van Israël aan. Hij informeert bij de soldaten wat er aan de hand is. Toen Davids oudste broer Eliab hem met de soldaten hoorde praten, viel hij woedend uit: ‘Wat doe je hier eigenlijk? Hoor jij niet in de woestijn op je schaapjes te passen? Echt iets voor jou, om met je brutale neus vooraan te willen staan als er gevochten gaat worden.’ ‘Wat doe ik nu weer verkeerd?’ antwoordde David. ‘Ik vraag het toch alleen maar!’  (1Samuel 17:28-29 NBV). Het gaat me om die laatste woorden: "Ik vraag het toch alleen maar!" In het Hebreeuws staat er: הֲל֖וֹא דָּבָ֥ר הֽוּא. Dat kun je woord-voor-woord vertalen met: Is dat niet een woord?  Het blijkt dat dit voor het oog simpele zinnetje in de loop der tijden op verschillende manieren is vertaald.

Over 1Samuel 17: David en Goliath.

Eerst iets over het grotere verband. Het verhaal over David en Goliath laat zich lezen als een populair volksverhaal. In die zin is het zelfs spreekwoordelijk geworden, ook bij mensen die maar zelden of helemaal nooit in de Bijbel lezen: kleine jongen wint het van geweldige reus. Een Bijbelse variant op het sprookje van de Reus en Klein Duimpje.

Bij dit hoofdstuk twee algemene opmerkingen.
  1. Volgens 1Samuel 17 (de bekendste versie van het verhaal) is het David die Goliath verslaat. Maar in 2Samuel 21:19 lezen we: Opnieuw was er strijd met de Filistijnen te Gob; en Elchanan, de zoon van de Betlehemiet Jaare-Oregim, versloeg de Gatiet Goliat, die een speer had met een schacht als een weversboom (NBG). Wie heeft Goliath nu verslagen: David of Elchanan?
    - Je kunt natuurlijk op verschillende manieren proberen 1Samuel 17 en 2Samuel 21 te harmoniseren. Je kunt bijvoorbeeld veronderstellen dat het over twee verschillende reuzen Goliath gaat. Of dat Elchanan en David de zelfde persoon zijn, met Elchanan als oorspronkelijke naam en David als latere "troonnaam" (dan moet Jaare-Oregim dus een andere naam zijn voor Isaï). Erg overtuigend klinkt dat allemaal niet.
    - In de parallel-tekst (1Kronieken 20: 5) staat: Elchanan, de zoon van Jaïr, versloeg Lachmi, de broeder van de Gatiet Goliat, die een spies had met een schacht als een weversboom. Dat lijkt een mooie oplossing: David heeft Goliath verslagen; Elhanam heeft Lachmi (broer van Goliath) verslagen. Probleem opgelost. Maar dan zouden dus in 2Samuel 21 de woorden < Lachmi, de broeder van > moeten zijn weggevallen; en de meeste uitleggers gaan ervan uit dat 1Samuel eerder is geschreven dan 1Kronieken.
    - Een vrijmoedige oplossing van het probleem "Elchanan of David?" is dat een bestaand heldenverhaal rond Elchanan vervolgens zou zijn toegepast op de grote koning David.
    - Ik ga hier geen eigen oplossing aandragen; maar ik herinner er enkel aan dat de Bijbelschrijvers en -samenstellers heel vaak verhalen enz. naast elkaar hebben laten staan die wij historisch of logisch moeilijk of niet kunnen combineren. Ik schreef daarover het artikel Dubbel.
  2. Bij een tekst uit het Oude Testament kijk ik graag naar de Septuaginta: de Griekse vertaling van het Oude Testament. Die Griekse vertaling is in de eeuwen vóór het begin van onze jaartelling gemaakt door en voor Griekssprekende Joden; waarschijnlijk in Alexandrië in Egypte, waar een grote Griekssprekende Joodse gemeenschap was. Door deze vertaling werden de Joodse Heilige Schriften ook toegankelijk voor geïnteresseerde niet-Joden (die doorgaans geen Hebreeuws konden lezen). De Septuaginta heeft tevens een belangrijke rol gespeeld in de vroege christelijke kerk: door deze vertaling hadden niet-Joodse christenen toegang tot de Heilige Schriften van Israël. Zelf vind ik de Septuaginta belangrijk om twee redenen.
    (a) De Septuaginta kan ons mogelijk zicht geven op tekst-vormen die eeuwen ouder zijn dan de Hebreeuwse tekst waarop wij onze vertalingen en uitleg baseren (ouder wil niet persé zeggen: beter; maar vaak wel interessant).
    (b) In de Septuaginta vinden we een oer-oude Joodse interpretatie van de Schriften. Ik onderstreep Joodse. Voor ons betekent een Joodse uitleg doorgaans: een uitleg in de Hebreeuwse rabbijnse traditie die doorloopt tot vandaag de dag. Maar ook de Septuaginta biedt een Joodse interpretatie (namelijk van Grieks sprekende en vaak Hellenistisch denkende Joden).
    Wat doet de Septuaginta met David en Goliath? Wat het meeste opvalt: in de Septuaginta ontbreken een hele serie verzen uit de Hebreeuwse tekst (en onze daarop gebaseerde vertalingen). Wat ontbreekt er in de Septuaginta?:
    - vers 12-31: Vader Isai stuurt David naar het leger van Israël. David ziet en hoort Goliath. Gesprek tussen David en soldaten. Boze reactie van Davids broer Eliab. Saul hoort over David.
    - vers 55-58: Saul informeert bij zijn legeroverste Abner wie die jongen is, die Goliath verslagen heeft. Deze lijn loopt door in hoofdstuk 18: daarin ontbreken in de Septuaginta de verzen 10-11; 12b; 17-19; 29b-30: het verhaal over de toenemende spanning tussen Saul en David.
    Dat betekent dus dat het verhaal van 1Samuel 17 in de Septuaginta beperkt is tot
    + vers   1-11: Goliath daagt Israël uit.
    + vers 32-54: David verslaat Goliath.
    De Septuaginta reduceert het verhaal dus tot de confrontatie tussen David en Goliath. De confrontaties tussen David en zijn broers en tussen David en Saul blijven buiten beeld.
    Voor 1Samuel 17:29 betekent dit dat we aan de Septuaginta niets hebben. Het hele vers ontbreekt daar. Later zijn de gaten in de Septuaginta opgevuld door Griekse vertalers zoals de christelijke theologen Origenes (overleden circa 254) en Lucianus (overleden 312). Dankzij hen toch een regeltje Grieks hieronder.
1Samuel 17:29: tekst en vertalingen

Na deze inleiding het vers waar het hier om gaat: 1Samuel 17:29. Ik geef de Hebreeuwse tekst en een aantal verschillende vertalingen.

De Hebreeuwse tekst: וַיֹּ֣אמֶר דָּוִ֔ד מֶ֥ה עָשִׂ֖יתִי עָ֑תָּה הֲל֖וֹא דָּבָ֥ר הֽוּא׃

Het woord waar het om draait is דָּבָ֥ר (davaar). Dat betekent in het algemeen zoiets als "woord, daad, zaak". Hoe zwaar moeten we dit woord "woord" wegen? Is het "maar een woord" of is het een woord van belang?

De oude vertalingen: woord-voor-woord.

In de Septuaginta ontbreekt de hele passage  (zie boven).

Origenes en Lucianus (zie boven): και ειπεν δαυιδ τι εποιησα νυν ουχι ρημα εστιν.

Vulgata: et dixit David quid feci numquid non verbum est.

In de twee geciteerde Griekse vertalingen en in de Latijnse Vulgata is de Hebreeuwse tekst woord-voor-woord vertaald. Wat de Vulgata betreft: de betekenis van numquid (= toch niet?) wordt door het volgende non omgekeerd; numquid non is dus een vraagwoord dat een positief antwoord verwacht.

De klassieke protestantse vertalingen: een goede reden!

De Staten-Vertalingen van 1637: Doe seyde David, Wat heb’ ick nu gedaen [noot 31]? is daer geen oorsake? [noot 32]
Kanttekeningen:
31 Te weten, waarom gij mij dus bekijft en beschuldigt van hovaardij?
32 Alsof hij zeide: Mijn vader heeft mij immers hier tot ulieden gezonden. Anders: Is het niet dit woord of oorzaak? Dat is, naar sommiger mening: Is dat woord dat ik daar gesproken heb, oorzaak dat gij op mij zo vergramd zijt en mij zo bekijft? Anders: Is dat de zaak niet?

Staten-Vertaling 1977: Toen zeide David: Wat heb ik nu gedaan? Is er geen oorzaak?

Herziene Staten-Vertaling: Toen zei David: Wat heb ik dan gedaan? Is er geen reden voor?

King James Version: And David said, What have I now done? Is there not a cause?

Lutherbibel: David antwortete: Was habe ich dir nun getan? Ist mir's nicht befohlen?

In deze vertaal-traditie krijgt het woord דָּבָ֥ר (davaar) = woord een flinke lading. Het wordt opgevat als "reden, oorzaak". Die reden wordt dan vaak gezocht in het voorafgaande: David is hier niet zomaar op eigen houtje gekomen, maar hij heeft een goede reden om hier te zijn: vader Isai heeft hem gestuurd om aan zijn broers proviand te brengen en om te informeren hoe zij het maken (vers 17-18). Om zijn vader juist en volledig te kunnen inlichten, moet David zich goed op de hoogte stellen. Een goede reden om vragen te stellen!

Nieuwere vertalingen: alleen maar een vraag ...

NBG-1951: Maar David zeide: Wat heb ik nu misdaan? Het was maar een vraag.

NBV-2004 + NBV21: ‘Wat doe ik nu weer verkeerd?’ antwoordde David. ‘Ik vraag het toch alleen maar!’

Willibrordvertaling 2012: David antwoordde: ‘Ik doe toch niets verkeerds! Ik vraag het toch maar?’

Bijbel in Gewone Taal: ‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ zei David. ‘Ik stelde alleen maar een vraag.’

Lutherbijbel (bewerking 1964): David antwortete: Was hab ich denn getan? Ich habe doch nur gefragt!

English Standard Version 2016: And David said, “What have I done now? Was it not but a word?”

The Amplified Bible (AMP): But David said, “What have I done now? Was it not just a [harmless] question?”

Bijna alle nieuwere vertalingen zijn het erover eens: "Het was enkel maar een vraag". En een vraag stellen, dat moet toch kunnen? Vragen staat vrij! zegt het spreekwoord. - De verschillende commentaren in mijn boekenkast komen tot de zelfde uitleg. Goslinga: "niet meer dan een woord", "het was toch maar een woord?". Van den Born: "Mag ik soms niet praten?". Hertzberg: "Man wird doch noch een Wort sagen dürfen?" - "wörtlich: 'Es war doch bloss ein Wort'". Volgens Hertzberg staat er dus letterlijk: Het was toch enkel maar een woord? Maar dat "enkel maar" (bloss) staat er nu juist letterlijk niet. - Ik vraag me af of in deze interpretatie niet onze moderne inflatie van het woord doorklinkt. Woorden - we verzuipen erin. Eindeloos veel gedrukte woorden (bibliotheken vol); gesproken woorden op radio en televisie; woorden op websites (zoals de woorden die u nu leest) en op social media. Blablabla. Omgekeerd evenredig met dit gigantische aantal woorden lijkt hun gewicht. Het zijn "enkel maar woorden".

Nu kan "zomaar een vraag" natuurlijk een soort understatement zijn. Met of zonder opzet kun je met "zomaar een vraag" een heleboel teweeg brengen. Door de vraag van David gebeurt dat ook. Zijn broer Eliab wordt kwaad en koning Saul roept David bij zich. Het kan zijn dat bovengeciteerde vertalers het op deze manier hebben bedoeld. Blijft de vraag of de Bijbelschrijver het woord davaar zo argeloos heeft bedoeld.

Nu nog enkel een woord ...!

Naardense Bijbel: David zegt: wat heb ik nú helemaal gedaan? - het was nog maar een spreken!

Nico ter Linden: 'Wat heb ik misdaan?' vroeg David, 'ik sprak slechts een wóórd.' Maar David is natuurlijk wel een man om de daad bij het woord te voegen ...

R.H. Reeling Brouwer: Een davar namelijk is een gebeuren, waarin zich tussen wezens van alles afspeelt in wat ze zeggen en in wat ze doen – zie, ze doen wat ze zeggen, en ze zeggen wat ze doen, zonder holle woorden of naakte feiten:
In 1 Samuël 17:29 reageert David, wanneer zijn grote broer Eliav hem van een optreden tegen Goljat wil afhouden, met de woorden: ‘wat heb ik nu helemaal gedáán? Het was nog maar een woord’ [Naardense Bijbel]. Dit moeten we niet met de NBG-vertaling van 1951 weergeven als: ‘wat heb ik nu mis(?!)daan? het was maar een vraag’. Zo psychologiseren we hoe het kleine zich verweert en zich tegelijk een beetje brutaal toont. Nee, een echt davar is een woord, dat men in het vervolg dan ook zal doen.”

Ook in deze interpretaties klinkt iets door van "slechts een woord" - maar in het besef dat davaar de dubbel-betekenis heeft van woord + daad. David zal bij het woord de daad voegen. Zo krijgt davaar hier toch een zwaardere lading dan "enkel maar een onschuldige vraag".

Overwegingen

1. Vaak is het leerzaam om te bekijken hoe een zinswending elders in het Oude Testament wordt gebruikt. Maar ik weet geen andere teksten waarin de zinswending הֲל֖וֹא דָּבָ֥ר הֽוּא = is dit niet een woord? voorkomt. Deze invalshoek helpt ons dus niet direct verder.

2. Iets anders valt me wel op: het gebruik van de wortel dbr (zowel het zelfstandig naamwoord davaar = woord / daad / zaak als het werkwoord dibber = spreken). Nu komt dit woord in het Oude Testament verschrikkelijk vaak voor; er wordt in de Bijbel heel wat afgepraat (er zijn overigens nog meer Hebreeuwse woorden voor woord en spreken). Maar in dit Bijbelgedeelte (1Samuel 17:23-31 komt dbr (werkwoord + zelfstandig naamwoord) wel opvallend vaak voor: als ik goed tel 11x (ter vergelijking: verder in heel de rest van dit lange hoofdstuk nog maar 1x, in vers 11). En van die 11x is het 6e, dus het middelste, het zinnetje dat ons hier bezighoudt. Dat wekt op z'n minst het vermoeden dat dit woord in vers 29 meer lading heeft dan "het was maar een vraag".

3. Dat vermoeden wordt versterkt door het grotere verband. Voor zijn oudste broer Eliab, gelet op diens geïrriteerde reactie, is David niet meer dan een snotaap die tussen volwassen mannen zijn mond moet houden: Echt iets voor jou, om met je brutale neus vooraan te willen staan als er gevochten gaat worden (1Samuel 17:28 NBV). Maar wij weten meer. In het vorige hoofdstuk 1Samuel 16 is David door de oude Samuel gezalfd tot de nieuwe koning van Israël. Sindsdien is David de messias (1Samuel 16: 6!): de voorvechter van Gods Koninkrijk op aarde. Van toen af aan was David doordrongen van de geest van de HEER (1Samuel 16:13 NBV). En nu, in 1Samuel 17, hoort David Goliath brallen; en hij roept verontwaardigd uit: ‘Wat gebeurt er met degene die die Filistijn daar verslaat en Israël van deze schande bevrijdt? Wat denkt die onbesneden Filistijn wel, dat hij de gelederen van de levende God durft te beschimpen!’  (1Samuel 17:26). Dat is niet "enkel maar een vraag". De toekomst van Israël en de eer van de Levende God staan op het spel.

4. Kritische vragen bij een vertaling is niet zo moeilijk, een betere vertaling voorstellen is heel wat lastiger. Gezien de rol van David (de gezalfde des HEREN) en gezien de direct voorafgaande zinnen ben ik geneigd de betekenis van davaar te maximaliseren: Is dit (het verslaan van Goliath voor de verlossing van Israël en de eer van de Levende God) niet een záák? Een zaak namelijk van het allerhoogste belang. Een woord en daad inéén: het verslaan van deze onbesneden Filistijn. Blijkbaar vatten de soldaten van Israël het ook zo op. Dáárom melden ze de woorden (devarim) van David aan koning Saul en laat Saul David bij zich komen (vers 31: de laatste twee keren dat de wortel dbr in dit hoofdstuk voorkomt).

terug naar exegetische schetsen

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA