1 Corinthe 13:13: HOOP.

Nu blijven er drie dingen: geloof, hoop en liefde
- maar de grootste daarvan is de liefde!


DE GROTE DRIE

In zijn beroemde loflied op de liefde 1Corinthe 13 maakt Paulus onderscheid tussen wat voorbijgaat en wat blijft. Profetieën, tongentaal en kennis zijn voorbijgaand; al worden ze door sommige charismatische christenen hoog gewaardeerd: ze horen tot deze gebrekkige wereld en zullen met deze wereld verdwijnen (vers 8- 9). Tegenover het charismatische drietal profetieën, tongentaal en kennis stelt Paulus een ander drietal: geloof, hoop en liefde (vers 13). Deze drie blijven tot in de nieuwe wereld die komt. Althans in zekere zin. Want geloven wordt daar aanschouwen en onze hoop wordt daar vervuld. Maar de liefde zal zich daar ten volle ontplooien. Dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben (1Corinthe 13:12). Daarom is de liefde de grootste.

De Nieuwe Bijbel Vertaling begint vers 13 met: Ons resten geloof, hoop en liefde. Omdat de voorafgaande verzen 8- 12 duidelijk handelen over de toekomst, zou ik ook in de vertaling van vers 13 tot uitdrukking willen brengen dat het gaat om de drie grootheden die tot in de toekomst zullen blijven: Drie dingen hebben blijvende waarde ...

Het gaat Paulus tenslotte om de liefde, die blijft gelden tot in eeuwigheid. Daarmee verwoordt hij op zijn eigen manier de boodschap van Jezus. Het kriterium voor de toegang tot Gods Rijk is volgens Jezus niet religieus: Heer Heer zeggen, profeteren, demonen uitdrijven of wonderen verrichten - maar ethisch: de wil van God doen (Mattheus 7:21-23); dat houdt in: behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden  (Mattheus 7:12); in een ander  - speciaal - verband spreekt Jezus van hongerigen te eten geven, dorstigen te drinken geven, vreemdelingen ontvangen, naakten kleden, zieken verzorgen en gevangenen bezoeken (Mattheus 25:31-46) - in één woord: je naaste liefhebben als jezelf. Deze aanhaling uit het Oude Testament (Leviticus 19:18) door Jezus (Mattheus 22:38) wordt overgenomen door Paulus: alle geboden worden samengevat in dit woord: je zult je naaste liefhebben als jezelf (Romeinen 13: 9). Zo zijn we weer terug bij Paulus.

Geloof, hoop en liefde - dankzij Paulus een spreekwoordelijke drieslag. Het kruisje van het geloof, het anker van de hoop en het hartje van de liefde zijn een bekend christelijk symbool. In de rest van dit artikel gaat het over de middelste van deze drie.

HOOP

Wat is hoop? Over het Nederlandse woord hoop kun je twee dingen zeggen:
a) Hoop heeft voor ons altijd een positieve inhoud. Ik hoop dat het morgen goed weer zal zijn. Je kunt niet hopen op slecht weer. Je kunt wel hopen op regen (bijvoorbeeld voor de plantjes in je tuin), maar dan is regen "goed weer". We hopen altijd op iets positiefs.
b) Hoop heeft bij ons een subjectieve grond. Waarom hoop ik op goed weer? Omdat ik dat graag wil. De weerman voorspelt wel regen, maar die weerman zit er ook wel eens naast. Misschien valt het met die regen wel mee (even aannemend dat de mijn plantjes geen dorst hebben). Als ik in de Staatloterij zou spelen, zou ik hopen op de hoofdprijs (al weet ik best dat de kans daarop minimaal is).

HOOP IN HET GRIEKS

Paulus schreef zijn brieven in het Grieks. In het Grieks staat er voor hoop: elpis. Het Griekse begrip elpis kan in de beide bovengenoemde opzichten verschillen van het Nederlandse hoop. Ik demonstreer dat aan een bekende Griekse mythe: de doos van Pandora. Dat verhaal is de Griekse tegenhanger van de Bijbelse zondeval. In Genesis 3 is het de eerste vrouw (Eva) die bezwijkt voor de verleiding te zijn als God, kennende goed en kwaad. In de Griekse mythe heet de eerste vrouw Pandora.
Aan Pandora en haar man schonk de oppergod Zeus een vat waarin alle rampen opgesloten zaten. Zolang het vat gesloten bleef, konden die rampen niemand treffen. Maar Pandora kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en opende het vat. Toen kwamen alle rampen, ziekten en zorgen eruit tevoorschijn en verspreidden zich over de aarde: aan het onbezorgde bestaan van de mensen was een einde gekomen. Pandora wilde nog gauw het deksel dichtklappen, maar toen zat alleen nog de hoop (elpis) in het vat.
Zó wordt het verhaal meestal verteld. Als een bemoedigende boodschap: het verklaart alle onheil in de wereld, maar ook dat mensen ondanks alles toch altijd hoop houden. Maar is deze interpretatie terecht? In twee opzichten wringt ze:
1) In de doos van Pandora zitten alle rampen, ziekten en zorgen. Maar blijkbaar zit ook de hoop in die doos. Dat is vreemd: de hoop is toch geen ramp?
2) Dat de rampen, ziekten en zorgen zich hebben verspreid over de wereld, zien we dagelijks voor ogen. Maar volgens de Griekse mythe heeft de elpis zich juist niét verspreid over de wereld. Dat zou dus juist betekenen dat de hoop ons onthouden blijft - een pessimistische opvatting!

De deskundigen Verdenius en Kassies vertalen in de Griekse mythe (Hesiodus Werken en Dagen regel 116-133) elpis niet met hoop, maar met voorgevoel. De (metrische) vertaling van Kassies wil ik u niet onthouden:
Want vroeger leefde het menselijk geslacht op aarde
op verre afstand van ellende, ver van zwaar
gezwoeg en pijn van ziekten, die de mens doen sterven.
Maar toen de vrouw de grote deksel van het vat
er eigenhandig afnam, deed zij al die rampen
ontsnappen en bracht kommer en verderf de mensen.
Alleen bleef daar, in onverbrekelijk verblijf,
het Voorgevoel onder de rand van 't vat nog achter,
want dat vloog er niet uit; vóór dat moment liet zij
de deksel al weer vallen, naar het raadsbesluit
van die de aegis zwaait, de wolkengaarder Zeus.
Maar de andere ellenden zwerven rond bij mensen,
ontelbaar veel, want vol van onheil is de aarde
en vol de zee. De ziekten komen over mensen
des daags, en andere 's nachts, geheel op eigen kracht,
de stervelingen onheil brengend, zonder spreken,
want stem heeft hun de welberaden Zeus onthouden.
Zo kan men nooit aan het beleid van Zeus ontsnappen.
Talloze rampen teisteren ons: ziekten, ongelukken, natuurrampen, oorlogen - maar één ramp blijft ons gelukkig bespaard: het voorgevoel (misschien kun je ook zeggen: de voorkennis). Ik kan morgen mijn been breken; volgende week kan mijn huis afbranden; volgende maand kan de derde wereldoorlog uitbreken - maar gelukkig: ik weet het nu nog niet. Zoals mensen wel eens tegen me zeggen nádat ellende hen heeft getroffen: "het is maar goed dat je het niet allemaal vooruit weet".

Het Griekse elpis en de ermee samenhangende werkwoorden verschillen dus in twee opzichten van ons Nederlandse begrip hoop:
a) Elpis is in principe een neutraal woord: verwachting. De inhoud van verwachting kan positief of negatief zijn. Je kunt zonneschijn of regen verwachten. Zo kan het werkwoord elpomai (samenhangend met elpis) ook vrezen betekenen (bijvoorbeeld in Herodotus Historiën IX 113).
b) De verwachting heeft een objectievere grond dan enkel dat wij zelf iets graag willen. Ik wil graag mooi weer; maar de weerman verwacht regen, en daar heeft hij goede metereologische redenen voor.

HOOP IN HET OUDE TESTAMENT

Nu moet je voor een woord in het Nieuwe Testament nooit enkel naar de Griekse oudheid kijken. Het Nieuwe Testament is gebaseerd op het Oude, dat al in de eeuwen vóór Jezus was vertaald in het Grieks: de Septuaginta. In de Septuagita is elpis enz. (volgens Kittels Theologische Woordenboek) de vertaling van allerlei verschillende Hebreeuwse begrippen, zoals: tikwa (bijvoorbeeld in Ezechiël 37:11: onze hoop is vervlogen); batach (bijvoorbeeld in Psalm 22: 5- 6: op U hebben onze voorouders vertrouwd); chasa (bijvoorbeeld in Psalm 5:12: er is vreugde bij allen die schuilen bij U), yachal (bijvoorbeeld in Psalm 33:18: wie op Hem vrezen en hopen op Zijn trouw); sèver (in Psalm 145:15: allen zien hoopvol naar U uit) en kèsel (in Psalm 78: 7: opdat zij op God vertrouwen). Deze verschillende Hebreeuwse woorden hebben elk hun eigen nuances; ze worden in onze vertalingen dan ook met verschillende Nederlandse begrippen weergegeven, niet altijd met hoop / hopen. Enkele algemene opmerkingen:
a) De genoemde oudtestamentische begrippen hebben een positieve inhoud.
b) Verschillende van deze begrippen drukken vertrouwen uit.
c) De grond van dit vertrouwen is objectief: de betrouwbaarheid van God.
De inhoud van het oudtestamentische begrip hoop kun je typeren met Psalm 84:13:
Heer van de hemelse machten
gelukkig de mens die op U vertrouwt

(in het Hebreeuws een vorm van batach - in het Grieks: elpizoon).

TERUG NAAR HET NIEUWE TESTAMENT

In het Griekse Nieuwe Testament komen hoop (elpis) en hopen (elpizo) samen zo'n 83x voor. In de Evangeliën maar heel weinig (5x): hoop is blijkbaar geen typisch "Jezus-woord". Helemaal niet in het boek Openbaring. Heel vaak (zo'n 54x) komen hoop en hopen voor in de brieven van Paulus - je kunt hoop een echt Paulus-woord noemen. Dat wordt bevestigd door het voorkomen van hoop / hopen  in het boek Handelingen (zo'n 10x - waarvan 6x in woorden van Paulus!). In de andere nieuwtestamentische brieven komt hoop / hopen nog zo'n 14x voor. In de Nederlandse vertalingen worden de Griekse woorden elpis en elpizo met verschillende woorden weergegeven: hopen, verwachten, enz. Het is niet mijn bedoeling hier alle teksten te bespreken. Een paar opmerkingen.
  1. Enkele malen heeft hoop / hopen dezelfde gevoelswaarde als in het Nederlands. Herodes hoopt dat Jezus voor hem een wonder zal vertonen (Lucas 23: 8). Felix hoopt dat Paulus hem geld zal aanbieden voor zijn vrijlating (Handelingen 24:26). Ze willen het graag en daarom hopen ze het. Tijdens de storm verliezen de schepelingen alle hoop op redding (Handelingen 27:20). Paulus schrijft regelmatig ik hoop (Romeinen 15:24; 1Corinthe 16: 7; 2Corinthe 1:13; 5:11; 13:6; Filippenzen 2:19 en 23; Filemon 22) in het kader van zijn relatie met zijn lezers: ik hoop wat langer bij u te blijven - uit zulke teksten spreekt zijn persoonlijke betrokkenheid en verlangen (vgl. ook 2Johannes 12 en 3Johannes 14).
  2. Paulus kan ook in het meervoud spreken: wij hopen (Romeinen 8:25; 1Timotheus 4:10; vgl. 1Corinthe 15:19). Dan doelt hij op de toekomstverwachting van Joden en Christenen. Met opzet schrijf ik het zo. Paulus staat bewust in de Farizeese traditie (Handelingen 23: 6; 26: 4- 8 en 28:20): de verwachting (elpis) van de opstanding der doden. Ook in 1Corinthe 15:19 en 1Thessalonicenzen 4:13 gebruikt Paulus het begrip hopen in verband met de opstanding. In Romeinen 8 gebruikt Paulus voor dezelfde verwachting andere begrippen: de verlossing van ons sterfelijke bestaan (Romeinen 8:23) en delen in de luister van de Heer (Romeinen 8:17 en 36 - NBG: verheerlijking / verheerlijken). In dat verband schrijft hij: In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden (Romeinen 8:24-25 NBV). Het is de vraag of hoop / hopen hier een gelukkige vertaling is; verwachten / verwachting lijkt mij beter (minder subjectief). En of afwachting een Bijbels begrip is? - In deze zelfde geest noemt Hebreeën 11: 1 het geloof de zekerheid van wat we verwachten (NBG en NBV: hopen) en het bewijs van wat we niet zien. Geloof heeft in de Hebreeënbrief twee richtingen: "naar boven" (de onzichtbare wereld) en "naar voren" (de toekomstige wereld). Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat (de onzichtbare wereld) en dat Hij een beloner is van wie Hem ernstig zoeken (de toekomstige wereld). Zowel de onzichtbare wereld als de toekomstige wereld liggen voor ons achter de horizon - we hebben enkel de gerichtheid erop: het geloof. Verwachting is een wezenlijk element van ons christelijk geloof.
  3. a) De Farizeese traditie binnen het Jodendom verwacht de opstanding der doden en de komende heerlijkheid. Die verwachting is in de geest van het Oude Testament gebaseerd op de betrouwbaarheid van God. Dat geldt van Jezus, Die de opstanding van de doden verwacht, want God is een God van levenden (Lucas 20:38). Dat geldt voor Paulus, die spreekt over de God van de hoop (Romeinen 15:13 - NBV: God, Die ons hoop geeft); op God baseert hij zijn hoop dat er een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen zal zijn (Handelingen 24:15).
    b) Deze toekomst is inmiddels al begonnen met de opstanding van Jezus. Door de opstanding van Jezus is de verwachting nog gegronder en concreter geworden. Door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft God ons doen wedergeboren worden tot een levende hoop (christenen zijn als het ware één en al verwachting); God heeft Hem opgewekt uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven, zodat uw geloof tevens hoop is op God (1Petrus 1: 3 en 21 NBG - hier wordt in één adem alles genoemd: de basis van onze verwachting in God en in de opstanding van Jezus - de opstanding en de verheerlijking). Zo kan Paulus Christus noemen: de hoop = verwachting van de heerlijkheid (Colossenzen 1:27) en kortweg onze hoop = verwachting (1Timotheus 1:1). 

TERUG NAAR 1CORINTHE 13:13

Geloof, hoop en liefde is een gevleugelde uitdrukking. Maar gezien de bovenstaande overwegingen is (in elk geval) de vertaling hoop misleidend. Het gaat over veel meer dan over moed houden ("zolang er leven is, is er hoop"); laat staan om de vervulling van onze wensen ("ik hoop dat ..."). Het gaat om de verwachting van Gods Koninkrijk (de opstanding der doden en de komende heerlijkheid), gebaseerd op de betrouwbaarheid van God en de opstanding van Jezus.

terug naar exegetische schetsen

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA