Jezus in Filippenzen

In de brief van Paulus aan de Filippenzen neemt Jezus de centrale plaats in. Voor het verstaan van deze brief is het essentieel te begrijpen hoe Paulus hier schrijft over Jezus. Om dat beeld scherper te krijgen begin ik met hoe Paulus hier niet schrijft over Jezus. Daarna tel ik de verschillende aanduidingen van Jezus in deze brief. Vervolgens gaan we na wat Jezus volgens deze brief voor ons betekent. Ik besluit met enkele conclusies, toegespitst op onze kerkelijke situatie.

1. Anders dan in de Evangeliën.In veel morgendiensten wordt altijd gelezen uit de Evangeliën. Preken worden dan makkelijk verhalen over hoe Jezus in het zachte gras  de mensen liefhad en genas  en in hun midden stond (Gezang 463: 3). Terecht wijst VAN KOOTEN erop dat dit een hoogst eenzijdig menu is. De kerk is geen zondagsschool. In de brieven van Paulus vinden we nauwelijks verhalen over de woorden en wonderen van Jezus tijdens Zijn leven op aarde. Voor Paulus concentreert Jezus' aardse leven zich in Zijn weg van vernedering en verhoging (zie hieronder 4.1.). Vooral getuigt Paulus van de Levende Heer, Die nu ons bestaan bepaalt (zie hieronder 4.2.). Waarbij te bedenken valt dat Paulus historisch gezien dichter bij Jezus staat dan de Evangelisten.

2. Anders dan in Romeinen.

In zijn brief aan de Romeinen schrijft Paulus over Jezus als de Zoon van God (1), door Zijn Vader gezonden (2), in onze plaats gestorven (3) tot vergeving van onze zonden (4), zodat wij kinderen van God zijn (5). Dit geloof is mij vertrouwd en dierbaar. Het wordt ook bevestigd door de Evangeliën. Ter illustratie een aantal teksten (vertaling: NBG):
  Voorbeeld uit Romeinen Voorbeeld uit de Evangeliën
(1) de Zoon van God 1: 1- 4: Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften - aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here. Van de talloze teksten wijs ik enkel op de stem die klinkt bij Jezus' doop: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen. (Lucas 3:22) en Jezus' eigen woord: Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is, dan de Zoon, en wie de Zoon het wil openbaren (Lucas 10:22).
(2) gezonden door Zijn Vader 8:32: Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? Johannes 3: 16-17: Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.
(3) gestorven in onze plaats 5: 6 en 8: ... zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven - maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven. God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Marcus 10:45: Want de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.
(4) tot verzoening van onze zonden 3:23-26: Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, ... om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is. Johannes 1:29: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
(5) zodat wij kinderen van God zijn 8:14-16: Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Mattheus 6: 8- 9: God uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt ...
Naast de teksten uit Romeinen zouden uitspraken uit bijvoorbeeld 12Corinthe en Galaten te zetten zijn.  Maar - en dat is het verrassende - Paulus kan ook anders schrijven over Jezus. De hierboven genoemde vijf punten vinden we nauwelijks of niet in Filippenzen:
(1)  Nergens in Filippenzen schrijft Paulus over Jezus als over de Zoon van God. Dat betekent overigens niet dat Paulus hier minder "hoog" over Jezus spreekt. Integendeel: hij spreekt over Christus Jezus, Die vóór Zijn menswording in de gestalte van God was en aan God gelijk (2: 6).
(2) Toen heeft Jezus Zichzelf ontledigd, de gestalte van een dienstknecht aannemend (2: 7). Even verderop gebruikt Paulus daarbij het woord gehoorzaam, ongetwijfeld in de zin van: gehoorzaam aan God. Dat impliceert een opdracht van Godswege. Maar expliciet schrijft Paulus hier enkel over de weg van Jezus Zelf; niet dat God Zijn Zoon heeft gegeven of gezonden.
(3) Paulus schrijft in Filippenzen herhaaldelijk over het kruis van Christus (2: 8 en 3:18), maar zegt nergens in deze brief expliciet dat Christus voor ons heeft geleden en is gestorven. Integendeel: Paulus noemt het genade als wij voor Hem mogen lijden (1:29).
(4) Filippenzen is één van de weinige brieven van Paulus waarin het woord zonde niet voorkomt. Terwijl we tussen de regels door toch kunnen lezen dat ook de Filippenzen beslist niet volmaakt waren.
(5) De uitdrukking kind(eren) van God komt in Filippenzen niet voor. Over God als onze Vader spreekt Paulus in deze brief enkel in de groet aan het begin (1: 2) en in de lofverheffing aan het eind (4:20). Dat zijn blijkbaar vaste formules.
Hiermee bedoel ik niet dat Paulus hier een ander Evangelie (Galaten 1: 6) preekt. Toen Paulus in Filippi verbleef (Handelingen 16:12-40 ), kan hij het Evangelie van Christus natuurlijk best in de bovengenoemde vijf punten hebben verwoord. Waar het me hier om gaat: in deze brief aan de Filippenzen grijpt hij op die (ons vertrouwde) verwoording niet terug. Hij kan hetzelfde over Christus ook anders zeggen. Christus is onze Verlosser omdat Hij ons eens zal doen delen in Zijn heerlijkheid (zie hieronder 4.3.).

3. Het woordgebruik.

Over Jezus schrijvend gebruikt Paulus in deze brief de volgende aanduidingen:
17 x (de) Christus 10x in hoofdstuk 1; 3x in hoofdstuk 2; en 4x in hoofdstuk 3
14 x Christus Jezus 5x in hoofdstuk 1;  2x in hoofdstuk 2;  4x in hoofdstuk 3; 3x in hoofdstuk 4.
9 x de Heer 1x in hoofdstuk 1; 2x in hoofdstuk 2; 1x in hoofdstuk 3; 5x in hoofdstuk 4
3 x Jezus Christus 2x in hoofdstuk 1; 1x in hoofdstuk 2
3 x de Heer Jezus Christus in 1:2; 3:20 en 4:23 (alle drie plechtige formuleringen)
1 x de Heer Jezus in 2:19: ik hoop in de Heer Jezus ...
1 x mijn Heer in 3: 8: de kennis van Christus Jezus, mijn Heer
1 x Jezus in 2:10: opdat in de naam van Jezus zich alle knie zal buigen
    Deze droge cijfers zeggen in elk geval het volgende. In deze korte brief (4 hoofdstukken - in totaal 104 verzen) wordt Jezus bijna 50x expliciet aangeduid. Verder wordt nog enkele malen naar Jezus verwezen in de Hij-vorm (bijvoorbeeld in 4:13 NBG). Dat bevestigt de zin waar ik dit artikel mee begon: in deze brief neemt Jezus de centrale plaats in. Daarom is het ook veelbetekenend wat hier over Jezus niet wordt gezegd (zie hierboven). 
    Jezus neemt de centrale plaats in. Maar Hij heet hier anders dan in de Evangeliën. Daar wordt Hij meestal kortweg Jezus genoemd - zo heet Hij hier in enkel in 2:10. Paulus spreekt het meest over Christus (Jezus). Letterlijk betekent dat: Messias Jezus. We zullen nooit precies weten hoe Messiaans de geadresseerden van deze brief in het Macedonische Filippi het woord Christus hebben opgevat. In elk geval krijgen we niet de indruk dat ze erg Joods dachten. Op het Oude Testament beroept Paulus zich in deze brief nauwelijks. - Ook spreekt Paulus over Jezus als over de Heer (in totaal 14x). Gezien 2:11 is dat een aanduiding van Jezus' verhoging. Zo blijkt al uit deze statistiek dat Paulus niet schrijft over Jezus' leven op aarde, maar over Jezus als Christus en als Heer (in Handelingen 2:36 gebruikt Petrus deze beide termen om de verhoging van de gekruisigde Jezus aan te duiden). In het vervolg werk ik dat uit.

4. De betekenis van Jezus.

4.1. De weg van Jezus.
In 1:27 spreekt Paulus over het Evangelie van Christus. Daarbij moeten we blijkbaar niet zozeer denken aan Evangelie-verhalen over Jezus' woorden en wonderen. Het Evangelie is voor Paulus specifiek het verhaal over (2: 6-11 NBG)
Christus Jezus, die, in de gestalte Gods zijnde,
het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht
(NBV: zijn gelijkheid aan God niet vasthield)
maar Zichzelf ontledigd heeft,
en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen,
en aan de mensen gelijk geworden is.
En in zijn uiterlijk als een mens bevonden,
heeft Hij Zich vernederd
en is gehoorzaam geworden tot de dood,
ja, tot de dood des kruises.

Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd
en Hem de naam boven alle naam geschonken,
opdat in de naam van Jezus zich zou buigen alle knie
van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,

en alle tong zou belijden:
Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
    De weg van Jezus is de weg van vernedering en verhoging. Paulus spreekt over het kruis (2: 8 en 3:18), het lijden en de dood (2: 8 en 3:10) van Christus - en over de kracht van Zijn opstanding (3:10), het verheerlijkte lichaam van de Heer en de kracht waarmee Hij alles aan Zich kan onderwerpen (3:21). Paulus wekt hier niet de indruk iets aan te Filippenzen te schrijven wat ze nog niet weten. Hij herinnert hen eerder aan het Evangelie dat ze al kennen. Volgens veel uitleggers haalt hij hier een reeds bestaande tekst (belijdenis of hymne) aan, hetzij van hemzelf, hetzij van anderen. Dat zou dan één van de oudste teksten over Jezus zijn. Er is hier heel nadrukkelijk sprake van Jezus' goddelijke oorsprong (in de gestalte van God en aan God gelijk) en goddelijke verheerlijking (de Naam boven alle naam = de Naam HEER: Jezus Christus is Heer!). ROUKEMA concludeert hieruit overtuigend dat de "hoge" opvatting over Jezus (Zijn goddelijke oorsprong en verheerlijking) niet een latere speculatie is waarmee de eenvoudige Joodse rabbi Jezus van Nazaret achteraf is opgehemeld, maar dat deze "hoge" opvatting over Jezus al spreekt uit de oudste teksten.
    Paulus haalt deze (bestaande) tekst aan met een praktische bedoeling: om ons de nederigheid van Christus als voorbeeld te stellen. Voor nederigheid (NBG: ootmoedigheid - NBV: bescheidenheid) staat er in 2: 3 in het Grieks tapeino-frosune. De twee delen van dit woord komen in de volgende verzen terug: Hij heeft zich vernederd (etapeinôsen) in 2: 8 en gezindheid (froneite) in 2: 5. Wie zichzelf vernedert, zal (door God) verhoogd worden: dit woord van Jezus in het Evangelie (Mattheus 23:12; Lucas 14:11 en 18:14) is waar geworden voor Jezus Zelf, en zal waar worden voor wie Hem op Zijn weg willen volgen.

4.2. In de Heer.

    Voor wie Hem volgen en in Hem geloven is Jezus niet een figuur uit het verleden, maar de nieuwe werkelijkheid waarin zij leven. Daarvoor gebruikt Paulus het woordje in: in de Heer, in Christus, in Hem. De NBV gebruikt soms andere omschrijvingen. Maar alle vertalingen en parafrases schieten tekort. Het gaat om het nieuwe bestaan, waarin de Levende Heer allesbepalend is. Maar liefst 20x schrijft Paulus daarover in deze brief. De Filippenzen zijn heiligen in Christus Jezus (1:1 en 4:21). Paulus spreekt over in de Heer zich bevinden (3:9 letterlijk),  (vast)staan (4:1), alles kunnen (4:13: alles kunnen doen of alles kunnen verdragen), zich verblijden (3:1; 4:4; 4:10), hopen (2:19 en 2:24), vertrouwen (1:14) en roemen (1:26 en 3: 3). Paulus doet in Christus een beroep op de Filippenzen (2:1 NBG), verzoekt hen Epafroditus in de Heer te ontvangen (2:29) en vermaant Euodia en Syntyche in de Heer eensgezind te zijn (4:2). Zelf zit Paulus in Christus gevangen (1:13 - NBV: omwille van Christus). God roept ons in Christus (3:14); Hij zal in Christus Jezus in al onze behoeften voorzien  (4:19); en Zijn vrede zal onze harten en gedachten behoeden in Christus Jezus (4: 7). Dit grote aantal teksten maakt duidelijk wat voor Paulus de betekenis is van Christus. Het gaat hem niet om de verhalen over rabbi Jezus Die eens (toen nog niet zo lang geleden) rondtrok, wonderen deed, en preekte - het gaat hem om de realiteit van Christus waarin wij nu leven. Met woorden uit een andere brief: Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer. Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen (2Corinthe 5:16).
    Wat het betekent in de Heer te leven, omschrijft Paulus ook met andere uitdrukkingen. Het leven is voor mij Christus (1:21), want Hij is mijn Heer (3: 8) - Paulus weet zich een dienstknecht van Christus Jezus (1: 1). Hij weet zich door Christus Jezus gegrepen (3:12). Hij wenst ons de genade (en vrede) van de Heer Jezus Christus toe (1: 2 en 4:23). We worden vervuld van de vrucht van gerechtigheid door Jezus Christus (1:11) en ervaren de ontferming van Christus Jezus (1: 8) en de bijstand van de Geest van Jezus Christus (1:19).
    Het leven in Christus is meer dan een troostrijke religieuze ervaring. Het vraagt onze volledige inzet. Paulus schrijft het heel persoonlijk. Alles wat hij tot nu toe belangrijk vond, heb ik om Christus' wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus ... (3: 7- 9): om Christus' wil alles weggooien, en dat om Christus te winnen, om Christus te kennen (ook in 3:10), om in Christus te geloven: dat is een actieve geloofshouding. Niet als een prestatie, maar als genade: niet alleen in Christus te geloven, maar ook voor Hem te lijden (1:29). Door hun woorden en daden hebben gelovigen (en zeker ambtsdragers) ook de taak het Evangelie van Christus uit te dragen: de zaak (NBG) / de belangen (NBV) van Christus Jezus te zoeken (2:21), Christus te prediken (1:15), Christus te verkondigen (1:16 en 1:18), Christus groot te maken: hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood (1:20). Ook Epafroditus is om het werk van Christus dicht bij de dood gekomen (2:30). Het leven in Christus vraagt ons hele bestaan.
    In Christus doelt op dezelfde werkelijkheid die Paulus in zijn brieven aan de Romeinen en Corinthiërs (1 en 2) aanduidt met de Geest. In Filippenzen gebruikt Paulus het woord Geest  / geest maar enkele malen (1:19; 1:27; 2: 1; 3: 3; 4:23) - niet altijd is duidelijk of het daarbij gaat om de Geest van God of onze menselijke geest. Het lijkt me belangrijk om het leven in Christus niet te verengen tot "geestelijk leven" in de zin van religieuze ervaring, maar de Geest zo ruim op te vatten als het leven in Christus: het allesomvattende nieuwe bestaan.

4. 3. Delen in Zijn verheerlijking.

    Dat wij in het geloof in de Heer leven, betekent niet dat we in ons huidige aardse bestaan al volledig bij de Heer zijn. Er is tijdens ons leven nog een afstand (vgl. 2Corinthe 5: 6). Paulus verlangt ernaar om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste (1:23). Heengaan moet hier, gezien het verband, wel betekenen: sterven. Maar het is positief: heengaan naar Christus in het hemelse rijk (3:20), waarvan we het burgerrecht al bezitten en waar Christus door God is verhoogd (2: 9).
    Uit het hemelse rijk verwachten we de Heer Jezus Christus als Verlosser (3:20 - vergelijk Handelingen 1:11). De dag van Zijn (weder)komst is de dag van Christus (Jezus) (1: 6; 1:10; 2:16). Dan zal Hij ons vernederd lichaam aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig maken (3:21). En dat duurt niet lang meer: De Heer is nabij! (4: 5). Niet in de zin van: de Heer is altijd dichtbij ons - maar in de zin van: Zijn (weder)komst is aanstaande.
    Ondanks alle nadruk op het leven in de Heer spreekt uit deze brief dus een duidelijke toekomst-verwachting. Met woorden uit een andere brief: als wij delen in het lijden van Christus, zullen we ook delen in Zijn verheerlijking (Romeinen 8:17). Dáárom noemt Paulus Jezus Verlosser (3:20):  Hij is de weg door vernedering naar verheerlijking gegaan, en Hij zal ons bij Zijn komst in Zijn verheerlijking doen delen. Dát is volgens deze brief verlossing.

5. Conclusies.
  1. De Evangelieverhalen over de woorden en daden van Jezus blijven voor het christelijke geloof van groot belang. Maar Christus is meer dan de inspirerende rabbi uit Nazaret die ons naastenliefde geleerd heeft. Hij is de Levende Heer. Dát is het Evangelie dat de kerk mag uitdragen.
  2. Als kerken en christenen moeten we opnieuw de realiteit van het leven in Christus ontdekken en verwoorden. Het gaat om meer dan een religieus gevoel. Het gaat om een nieuw bestaan, dat ons volledig in beslag neemt.
  3. Uit het Oude Testament hebben we geleerd de schepping en ons aardse leven te waarderen. Maar ons aardse bestaan is niet alles. We leven hier op afstand van de Heer. Daarom blijft levenslang het verlangen naar Hem. 
  4. We geloven in Jezus als Verlosser. Met Kerst vieren we: u is heden de Heiland geboren. Maar we vinden het vaak moeilijk om concreet te verwoorden wat heil / verlossing dan betekent. In elk geval: eenmaal mogen delen in het verheerlijkte bestaan van de Heer. 
terug naar exegetische schetsen

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA