R. EVERS en E.S. EVERS: De filosofische achtergronden van de Joodse voorschriften.  Amphora Books, 2008, 244 pag.
Rabbijn Evers (geboren 1954) is een bekende representant van de Nederlandse Joodse gemeenschap: Rabbijn bij het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap en Rector van het Nederlands Israëlitisch Seminarium.  Hij schreef dit boek samen met zijn zoon.

Het boek gaat over de Joodse voorschriften. We zijn geneigd daarbij allereerst te denken aan de geboden in de Bijbel, nauwkeuriger gezegd: dat deel van de Bijbel dat christenen kennen als het Oude Testament en Joden als de Tenach. Daarin telt de Joodse uitleg 365 verboden en 248 geboden, in totaal dus 613. Aan die getallen kan een betekenis worden toegekend: 365 is het aantal dagen van het jaar en 248 is naar rabbijnse opvatting het aantel leden van het lichaam. Gods geboden gelden dus voor elke dag en voor heel ons bestaan. 613 is het getal van de schouwdraden (tsietsiet): de getalswaarde van dit woord is 600, ze bestaan uit 8 draden en 5 knopen: samen 613 (pag. 28). Maar bij deze 613 voorschriften van de Tora blijft het niet. In de eeuw na de ondergang van Jeruzalem (70 na Christus) werden tradities verzameld in de Misjna. In de eeuwen daarna werd de Misjna nader uitgewerkt tot de Talmoed (als belangrijkste geldt de Babylonische Talmoed). Daaruit gaf rabbijn Joseef Caro (ca. 1500) een praktische samenvatting in zijn Sjoelchan Aroech (Gedekte Tafel): de belangrijkste codex voor het orthodoxe Jodendom. Een verkorte versie daarvan is de Kitsoer Sjoelchan Aroech van rabbijn Sjlomo Ganzfried (ca 1850): een samenvatting van de halacha (de Joodse richtlijnen voor het leven). Dit laatste boek vormt het uitgangspunt voor vader en zoon Evers.

Ze geven de filosofische achtergronden van de Joodse voorschriften. Het woord filosofie kan ons op een dwaalspoor brengen. Griekse filosofie zoekt naar het wezen van de dingen. Hier gaat het om iets anders. In de halacha worden de richtlijnen gegeven voor het Joodse leven. In dit boek geven vader en zoon Evers overwegingen over de achtergronden en het doel van deze richtlijnen (pag. 19). Als voorbeeld noem ik de hierboven vermelde tsietsiet.  In Deuteronomium 22:12 staat: Gij zult u gedraaide snoeren maken aan de vier hoeken van het kleed waarmee gij u bedekt. Dat gebod staat er zonder toelichting of zingeving. Numeri 15:37-41 zegt meer: (enkel) hier wordt de benaming tsietsiet (NBG: gedenkkwasten) gebruikt; in de tsietsiet moet een blauwpurperen draad worden verwerkt; en de bedoeling van de tsietsiet is te herinneren aan Gods geboden. Aan de tsietsiet is het tweede hoofdstuk van dit boek gewijd (pag. 27-35). Het vormt een terugkerend thema: juist de uiterlijke kenmerken van het Jodendom zijn belangrijk. Uiterlijkheden moeten het innerlijk mogelijk maken. De voorschriften omschrijven de uiterlijke vormen. Dit boek zoekt naar de innerlijke bedoeling van de voorschriften. In de details (van de wet) vinden we de bedoeling van de Schepper terug. Niet alleen ten aanzien van Zijn schepping, maar ook ten aanzien van Zijn uitverkoren volk en de gehele mensheid (pag. 27). Zo vormen de tsietsiet, door ons ter herinneren aan Gods geboden, een waarschuwende barrière en een buffer tegen de verleidingen van de wereld (pag. 30). Vrijheid betekent ook bestand zijn tegen de druk die de wereld op ons uitoefent. In het massamedia-tijdperk is de wereld heel klein geworden. Dat betekent dat de bescherming nu meer dan ooit nodig is. Wie niet van binnen uit de wereld met Joodse waarden tegemoet kan treden, wordt meegesleurd door het springtij van de waan van de dag (pag. 30). Natuurlijk hebben de tsietsiet ook hun mystieke kant. ... Elk detail van de aardse tsietsiet heeft een tegenhanger in de Hemelse tsietsiet. In Psalm 104: 2 staat dat God Zichzelf met licht bedekt als met een gewaad. Dat slaat op het licht van de Tora (naar Spreuken 6:23). God wordt voorgesteld als bekleed met een talliet (gebedsmantel) met tsietsiet. De Tora werkt pas wanneer zij door de mens wordt uitgevoerd. G'ds talliet is niet compleet totdat het wordt aangevuld door de mens. ...G'ds talliet is ver buiten ons bereik. Maar Zijn tsietsiet hangen naar beneden als een levenslijn die we kunnen vastpakken. Ze worden ons aangereikt, opdat wij G'ds talliet kunnen vervolmaken, wat uiteindelijk ook onze eigen vervulling vormt (pag. 31-32).

Bij de keuze van de onderwerpen en de volgorde van behandeling zijn vader en zoon Evers uitgegaan van de inhoudsopgave van de Kitsoer Sjoelchan Aroech. Hun boek valt globaal in drie hoofddelen uiteen. Het is ondoenlijk dit boek samen te vatten. Ik hoop dat de aangehaalde voorbeelden uitnodigen het te lezen. Om zo op een toegankelijke en laagdrempelige manier in contact te komen met de oude Joodse traditie (achterflap). Kennismaking met het Jodendom, ook al worden wij zelf nooit Joden. Het Jodendom heeft nu eenmaal niet de universele pretenties van bijvoorbeeld Islam of Christendom. Het is de religie van één bepaald volk. Vader en zoon Evers dringen ons (niet-Joden) hun (Joodse) leefwijze niet op. Ze leggen wel de zin van de Joodse leefregels open.

Ze gebruiken daarbij herhaaldelijk het woord spiritualiteit. Daarover een laatste opmerking. Spiritualiteit wordt tegenwoordig vaak gebruikt in esoterische en gnostische zin. Lichaam en uiterlijkheid gelden daarbij als  ondergeschikt; het gaat om ons diepste zelf, waarin we verbonden zijn met het eindeloze bewustzijn. Als heilzaam tegenwicht daartegen twee citaten over Joodse spiritualiteit, uit het begin en het eind van het boek. Alles wat we doen, doen we voor Hem (= God). Lichamelijke verzorging, eten en drinken doen we om het welzijn van het lichaam in stand te houden. Alleen met het lichaam kunnen we handelen.  ... Met dit lichaam doen we mitsvot. Het fysieke doen maakt het uiteindelijke verschil; lichaam en geest zijn partners (pag. 21). Als christen herken ik daarin de intentie van de apostel Paulus, die - goed Joods - de concrete naastenliefde hoger aansloeg dan mystieke kennis (1Corinthe 13) en die ons daarom oproept onze lichamen te stellen tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer (Romeinen 12:1 NBG). - G'd zit verborgen in ons maar het G'ddelijke in de mens moet geactiveerd worden om naar buiten te komen, de Verborgene die de essentie vormt van ons leven. Zelfexpressie van het G'ddelijke in ons is onze levensopdracht (pag. 223).
Terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA