EERBIED VOOR HET LEVEN
Regelmatig krijg ik ethische vragen rond leven en dood, bijvoorbeeld:
"Dominee, hoe denkt u over euthanasie? wat vindt u van voltooid leven?" Over zulke vragen gaat dit
artikel.
Vooraf noteer ik al direct twee beperkingen.
- Een eerste beperking: ik
ben geen ethicus, medicus of jurist - ik ben
predikant (Schriftgeleerde dus) met een behoorlijk lange pastorale
ervaring; niet meer en
niet minder.
- Een tweede beperking: verwacht u van mij geen panklare
antwoorden; als u die wilt hebben, moet u elders zoeken. Ik zet u
liever aan het denken.
Dit artikel is ontstaan in gesprek en correspondentie met verschillende
wijze mensen. Zij zullen er soms iets van hun wijsheid in terugvinden.
Een artikel over vragen rond leven en dood lezen of schrijven is mooi.
Over zulke vragen met elkaar praten in maatschappelijk en kerkelijk
verband is belangrijker. Het allerbelangrijkste maar ook het
allermoeilijkste is het om over deze vragen te praten met onze
allernaasten. Zeker op het moment dat ze niet langer theoretisch zijn,
als de nood aan de mens komt. "Wat zou jij willen als ..." Wat zou ik
willen als ...". Angst voor diepe emoties kan ons blokkeren. Het
gesprek rond leven en dood vraagt om vertrouwen in elkaar en openheid
voor elkaar - en vertrouwen in en openheid voor God.
Ik noem dit artikel EERBIED VOOR HET LEVEN. Niet helemaal een Bijbelse
uitdrukking, eerder een eerbetoon aan Albert Schweitzer (1875-1965): de
Duitse theoloog, filosoof en musicus, die koos voor de medische zending
in Afrika. Eerbied voor het leven
was voor Schweitzer de sleutelformule die zijn levensbeschouwing en
levenshouding samenvatte. Hij vond deze formule toen hij op een avond,
samen met anderen, in een uitgeholde boomstam op de Ogowe voer, door
een kudde nijlpaarden. Toen viel Schweitzer dit woord te binnen.
Eerbied, omdat dat woord nog meer aspecten omvat dan liefde of
medelijden. Fundamenteel is daarin de idee: Ik ben leven dat leeft
temidden van leven dat leven wil. Goed is: leven behouden, bijstaan,
leven dat vatbaar is voor ontwikkeling tot de hoogste waarde brengen.
Slecht is: leven vernietigen, benadelen, leven dat voor verdere
ontwikkeling vatbaar is onderdrukken. Ethiek is voor Schweitzer het
beseffen van onze universele verantwoording voor al wat leeft. Maar dit
beginsel kunnen we niet absoluut doorvoeren. Vleesetende dieren kunnen
we enkel in leven houden door ze vlees te voeren, anders gaan ze dood.
Als arts moest Schweitzer microben doden om mensen te redden (naar: H.
van der Linden, Johann Sebastian Bach. Een die de weg wijst, Baarn 1985, pag. 158-159).
Ik begin dit artikel met een aantal Bijbelse overwegingen rond leven en
dood. Ze staan min of meer los naast elkaar - zoals in de Bijbel vaak
overwegingen naast elkaar staan (de Bijbel geeft geen afgerond ethisch
systeem). Daarna vermeld ik een aantal situaties
waarin vragen rond leven en dood opkomen. Ik doe dat in grote
bescheidenheid en met respect voor alle diepe emoties van betrokkenen.
OVERWEGINGEN
1. Onze eindigheid.
Ons leven is eindig. Dat weten we uit ervaring. Om het werkelijk te
accepteren - daar kunnen we een heel leven voor nodig hebben. De droom
van de onsterfelijkheid zit diep in onze ziel. De Bijbel ontnuchtert
ons al gauw, al in Genesis 6: 4. Daar beperkt de HEER het mensenleven
tot 120 jaar. In de latere Bijbelse geschiedenis bereikt enkel Mozes
die leeftijd (Deuteronomium 34: 7). Mozes zelf schrijft over zeventig jaar, en als wij sterk
zijn tachtig jaar (Psalm
90:10). Opmerkelijk dat dat nu, duizenden jaren later, nog steeds
reële
getallen zijn. De gemiddelde leeftijd ligt in Nederland rond de 80
(mannen wat jonger, vrouwen wat ouder). En die 120 lijkt ook voor de
alleroudsten nog steeds een magische grens. Ik vond in de recente
geschiedenis maar
één persoon die ouder werd: de Franse Jeanne Calment zou
122 jaar geworden zijn: geboren in 1875 en overleden in 1997; maar
Russische onderzoekers trokken recentelijk haar leeftijd in twijfel,
zulks tot ergernis van de Fransen (TROUW, 14 februari 2020).
In een bespreking van het boek Bloed
van hematoloog (= bloed-deskundige) Marc Boogaerts vond ik een medische
verklaring. Door stamcellen in ons beenmerg worden voortdurend nieuwe
bloedcellen aangemaakt. Maar daarbij verslijten de stamcellen (zo vat
ik het medische verhaal in lekentaak samen). Als onze bloedstamcellen
helemaal versleten zijn, gaan we onherroepelijk dood. De meeste mensen
gaan al veel eerder dood door andere oorzaken. Maar de oudste inwoner
van Nederland, Hendrikje van Andel-Schipper, kwam in de buurt. Toen zij
in 2005 overleed op de leeftijd van 115 jaar, had ze bijna geen
werkende bloedstamcellen meer in haar beenmerg. Zij had nooit ouder dan 120 kunnen worden - weer die 120 jaar ...
Afgezien daarvan: God heeft ons mensenleven
getermineerd. Wij zijn geen onsterfelijke goden. Enkel God Zelf bezit
de onsterfelijkheid (1Timotheus 6:16).
2. De mens als beeld van God.
Mensen zijn onverbeterlijk
gewelddadig (Genesis 6: 13 en 8:21). Om het geweld in te dammen zegt
God tegen
Noach en zijn
nakomelingen: Wie des
mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden,
want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt
(Genesis 9: 6 NBG).
De vertaling "door de
mens" (NBG en
HSV) / "door mensen" (NBV) is omstreden. Er zijn argumenten
om te
vertalen: "om die mens" (= omwille van het slachtoffer). Het bloed van
het
slachtoffer wordt verzoend door het bloed van de dader. Je kunt deze
tekst beschouwen als Bijbelse basis voor de doodstraf. Maar als je op
Bijbelse gronden de doodstraf wilt verdedigen, moet je
óók rekenen met de vele Bijbelse verhalen over
gerechtelijke dwalingen, van Nabot (1Koningen 21) tot Jezus. En een
voltrokken doodstraf kun je nooit meer ongedaan maken.
God beschermt het leven van mensen, want naar het beeld Gods heeft
Hij de mens gemaakt.
Niet enkel de mens zoals hij uit Gods scheppende hand kwam (Genesis
1:26-27), maar ook de concrete mensen die we vandaag tegenkomen en die
we in de spiegel zien: gemaakt
naar het beeld van God. Daarom is het leven van ieder mens
het beschermen waard.
3. Het zesde gebod.
Het tweede vijftal van de Tien Geboden begint met Gij zult niet doodslaan (Exodus
20:13 NBG) / Pleeg geen
moord
(Exodus 20:13 NBV). De plaats binnen de Tien Geboden:
vóór het verbod op overspel, op diefstal en op
valse
getuigenis, geeft het belang van dit gebod al aan. Het gebruikte
werkwoord is opmerkelijk. Er staat niet "je mag niet doden" (dat had er
kunnen staan, het Hebreeuws heeft daar woorden voor; maar het staat er
niet). Voor doodslaan /
een moord plegen staat er in het Hebreeuws ratsach.
Dat woord komt in de Hebreeuwse Bijbel niet zo vaak voor; nog het meest
in Numeri 35, het hoofdstuk over de asielsteden voor mensen die
doodslag hebben gepleegd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen dood
door schuld en moord met voorbedachten rade (in haat ... met opzet ... in
vijandschap Numeri
35:20-21 NBG). Die laatste betekenis zal bedoeld zijn in het zesde
gebod. De HEER verbiedt om een medemens opzettelijk en kwaadaardig om
het leven te brengen. Pleeg
geen moord (NBV) is daarom een goede vertaling. Moorden is
doden, maar niet alle doden is moorden.
4. De liefde.
In het Nieuwe Testament worden de oudtestamentische geboden gebracht op
de noemer van de liefde. De verboden om te moorden, overspel te plegen,
te stelen enz. hebben de bedoeling om onze medemens geen schade toe te
brengen (de uitdrukking "geen mens kwaad doen" komt ook voor in het
begin van de eed van Hippocrates). De positieve kant van deze gouden medaille
is de liefde (Romeinen 13: 8-10). Jezus noemt de liefde tot God en
medemensen het grote gebod (Marcus 12:28-31). Hij vult dat gebod
concreet in
met de zogenaamde gulden regel (Lucas 6:31): Behandel andere mensen
zó, als je zelf behandeld wilt worden.
Dat is in veel gevallen een hanteerbaar kriterium. Gesteld dat ik zelf
in die situatie zou verkeren, hoe zou ik dan door mijn medemensen
behandeld willen worden?
5. De Voorzienigheid.
We mogen vertrouwen dat ons leven in Gods hand is. Hij
bestuurt
alle dingen (Mattheus 10:29-31) en Hij doet alle dingen meewerken ten
goede (Romeinen 8:28). Dit kostbare geloofsvertrouwen horen we terug in
de Psalmregel Mijn
tijden zijn in Uw hand (Psalm
31: 16). Al vóór onze geboorte stonden alle dagen
van ons
leven geschreven in Gods Boek (Psalm 139:16). Sommmige christenen trekken daaruit de
conclusie dat we het
moment van ons sterven moeten overlaten aan God.
Ook moslims trekken die zelfde conclusie. Bert Keizer schreef vanuit zijn jarenlange ervaring met het sterven van moslims: Het
idee dat je de dood binnenvraagt of versnelt is hen een gruwel. Het is
niet aan de mens om zich op een dergelijke sturende wijze met de dood
te bemoeien. Wij zijn allemaal in Gods hand en Hij zal besluiten
wanneer een mens sterft (TROUW van 3 maart 2017).
Voor moslims kan ik niet spreken, maar als christen plaats ik een
kanttekening bij deze redenering: wij mensen zijn (in tegenstelling tot
de dieren)
voortdurend bezig ons leven zowel te verlengen als te
verkorten.
- We verlengen ons leven door onze voedselvoorziening, door
de moderne hygiëne, door veiligheidsmaatregelen
(er kan geen risico opduiken of onze zorgzame overheid bedenkt een
maatregel om ons er tegen te beschermen), door onze moderne medische
mogelijkheden. Die medische mogelijkheden
roepen tegelijk ook
vragen op. Je kunt een behandeling beginnen (bijvoorbeeld medicatie of
sondevoeding geven), maar hoe lang moet je doorgaan en wat zijn de
kriteria om te stoppen?
- Maar we zijn ook
voortdurend bezig om ons leven te verkorten: door ongezonde
levensstijl, door het gebruik van producten (van tabak tot asbest)
waarvan we de schadelijkheid pas later gewaar worden, door ons sneller
en
hoger te verplaatsen dan onze menselijke maat: per fiets, per auto, per
vliegtuig ...
We zijn dus voortdurend bezig om, direct of indirect,
invloed uit te oefenen op het moment van ons levenseinde. Als ik nu een
acute blindedarmontsteking krijg, berust ik niet zomaar in Gods
Voorzienig bestel, maar ik laat me opereren en ik bid God dat Hij de
chirurg wil zegenen. Maar er kan een moment komen dat ik er
dankbaar voor ben als een infectie een eind maakt aan mijn leven
(longontsteking als the
old man’s friend).
Samengevat: het heeft de Voorzienigheid behaagd om een grote
verantwoordelijkheid voor onze levensduur bij onszelf te leggen.
6. Plezierig leven.
We zijn niet enkel bezig, vaak met succes, om ons leven te verlengen
(de gemiddelde leeftijd in de ontwikkelde wereld is de laatste eeuw met
sprongen gestegen). We willen ook graag plezierig leven (natuurlijk,
wie niet? ik tenminste wel). Een volgende stap is de gedachte dat we
récht hebben op een plezierig, makkelijk en gelukkig leven; en dat we
verongelijkt zijn als het met dat plezierig, makkelijk en gelukkig
tegenvalt. Ook in dat opzicht is er in de laatste eeuw veel veranderd.
Een eeuw geleden maakten onze overgrootouders zich weinig illusies over
het leven:
voor de meesten was het leven voornamelijk afzien.
Die ervaring werd
bevestigd door de grote religieuze tradities.
Elders schreef ik:
Alle bestaan is lijden, zegt de
Boeddha.
Zelfs het beste van ons
leven is moeite en leed, zegt Mozes (Psalm 90:10).
IJdelheid der
ijdelheden, alles is ijdelheid, zegt de Prediker.
Het aardse leven van een
mens is een slavendienst, zegt Job (Job 7: 1).
Door veel verdrukkingen
moeten we Gods Rijk binnengaan, zegt de apostel (Handelingen 14:22).
Het menselijk leven op
aarde is een voortdurende beproeving, zegt Augustinus (Confessiones
X paragraaf 39 slot).
Wie had er eigenlijk beloofd dat het leven altijd leuk zou zijn?
De moderne verwachting van het plezierige leven werkt ook door in de
verwachting van een plezierige dood. We vinden het moeilijk (moeilijker
dan vroeger, denk ik) om aftakeling en afhankelijkheid, lichamelijk en
geestelijk lijden te accepteren.
7. Geneigd tot alle kwaad.
Deze onsympathieke uitdrukking heb ik uit zijn verband gerukt. Dat
verband is de Heidelbergse Catechismus zondag 4, waar gezegd wordt dat
we geneigd zijn tot
alle kwaad, tenzij we door Gods Geest worden wedergeboren
- die laatste hoopgevende zin hoort er wel bij! Ik zou ook een
Bijbeltekst kunnen citeren: Arglistig
is het hart boven alles; ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? (Jeremia
17: 9). U mag mij verdenken van een negatief calvinistisch mensbeeld.
Het punt dat ik wil maken: mensen zijn geen heiligen. We hebben
allemaal onze belangen; en vaak zijn we ons onvoldoende bewust van onze
diepste motieven. - Om een concreet voorbeeld te noemen. We hopen
natuurlijk dat familieleden en verzorgenden een terminale
patiënt
met pure liefde omringen. Vaak doen ze dat ook. Maar ze kunnen
óók hun eigen (bewuste of onbewuste, openlijke of
verborgen)
belangen hebben.
Dat kunnen grove materiële belangen zijn (geld); dat kunnen
ook
subtielere belangen zijn (behoefte aan vrijheid, behoefte om te
verzorgen, moeite met lijden en dood, schuldgevoelens tegenover de
patiënt, moeite om los te laten, eigen angst voor de dood).
Persoonlijk vind ik het grootste
belang van de euthanasie-wetgeving dat zij patiënten enigszins beschermt
tegen onzuivere belangen van familieleden, artsen, verzorgenden en
andere
betrokkenen.
8. De komende
heerlijkheid.
"Dominee, als de hemel werkelijk zo mooi is als in de kerk wordt
gepreekt, waarom willen we dan nog langer hier op aarde blijven?" - die
vraag wordt me wel eens spottend-kritisch gesteld. Bij die
onvoorstelbaar mooie toekomst kunnen we denken aan wat Paulus schrijft:
Wat geen oog heeft
gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is
opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem
liefhebben (1Corinthe 2: 9 NBG). Over zichzelf schrijft
Paulus: Ik
word naar twee kanten getrokken: enerzijds verlang ik er naar te
sterven
en bij Christus te zijn, want dat is het
allerbeste; anderzijds is
het omwille van u beter dat ik blijf leven (Filippenzen
1:23-24
NBV). Die laatste zin betekent een relativering van een ongebreideld
verlangen naar de hemel: blijven leven om wille van onze naasten. En om
wille van de lofprijzing van de HEER, zingt koning
Hizkia in zijn danklied na genezing van zijn ernstige ziekte: Nee,
het dodenrijk zal U niet loven, de dood prijst u niet ... Maar
hij
die leeft - leeft! - zal U loven, zoals ik doe op deze dag
(Jesaja 37:18-19).
9. Terug naar God.
Wat is sterven? De Bijbel en de geloofstraditie reiken troostrijke
beelden aan. In het nieuwe Jeruzalem zal God al onze tranen afwissen
(Openbaring 21: 4). Het lied Er
is een land van louter licht
(Nieuwe Liedboek 753) doet me denken aan een bijna dood-ervaring.
Het Bijbelboek Prediker gebruikt veel kleinere woorden. De hele wereld
is een
voortdurende kringloop. Alles keert terug. Dat maakt in eerste
instantie een indruk van zinloosheid. Zo begint het boek
Prediker (Prediker 1: 2-11). Aan het eind komt Prediker terug op
die
kringloop. Ook sterven is terugkeren. Als we sterven keert het stof terug tot de
aarde zoals het is geweest, en de geest / levensadem keert terug tot
God Die hem geschonken heeft (Prediker 12: 7).
Naar mijn overtuiging bedoelt Prediker dat positief. Ons leven keert
terug tot zijn Schepper. Voor mij persoonlijk is dat troostrijker dan
gouden straten en paarlen poorten.
10. Altijd van de Heer.
Of we nu leven of
sterven, we zijn altijd van de Heer
(Romeinen 14: 8). Leven en dood ervaren we als een absolute
tegenstelling. Maar Paulus relativeert die tegenstelling. In leven en
dood zijn we het eigendom van de Heer. Volgens de Heidelbergse
Catechismus zondag 1 is dat onze
enige troost: de vertrouwensbasis bij uitstek onder ons
leven.
Opvallend is de motivatie
die Paulus geeft bij deze geloofsuitspraak. Hij schrijft niet: ook
Jezus heeft geleefd en is gestorven, net als wij allemaal. Dat had
Paulus kunnen schrijven, maar hij schrijft wat anders: Want daartoe is Christus
gestorven en levend geworden: om Heer te zijn over doden en
levenden (Romeinen
14: 9). Dat we het eigendom van de Heer zijn, baseert Paulus dus niet
op de (mede)menselijkheid van Jezus, maar op de dood en opstanding van
Christus.
We zijn altijd (het
eigendom) van de Heer:
deze geloofsuitspraak doorkruist radicaal alle liberale autonomiegeloof
("ik ben eigen baas over mijzelf en ik bepaald zelf mijn leven en
dood"). Maar in Romeinen 14 geeft Paulus zelf een andere toepassing.
Ook de ánder is "in leven en sterven" het eigendom van de
Heer.
Dus oordeel niet over een ander. Laat het oordeel over je medemensen
over aan de Heer. Tegenover Hem zal ieder mens zich eens persoonlijk
moeten
verantwoorden (Romeinen 14:10-11). Vanuit dát besef schrijft
Paulus: Laat iedereen
zijn eigen overtuiging volgen (Romeinen
14: 6 NBV). In persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover de
Heer mag ieder mens haar / zijn eigen afwegingen maken - ook inzake
leven en
dood (voeg ik er aan toe). Zoals iemand het wijs uitdrukte: Over je
eigen leven moet je zélf beslissen - in overleg met God.
SITUATIES
a. Zelfdoding.
Zelfmoord zeiden we vroeger. In dat woord klonk afkeuring door.
Tegenwoordig zeggen we zelfdoding of suicide. Die woorden klinken
neutraler. De afkeuring van zelfdoding loopt door de hele christelijke
traditie. Die traditie kon zich beroepen op afschrikwekkende
voorbeelden uit
de Bijbelse geschiedenis: Saul, de koning die Gods spoor bijster raakte
(1Samuel 31); Achitofel, de adviseur die partij koos voor de opstandige
prins Absalom (2Samuel 17); Judas, de apostel die Jezus overleverde aan
het
arrestatieteam (Mattheus 27 en Handelingen 1). Daar staat tegenover dat
suicidale gevoelens in de Bijbel geen taboe zijn. Elia wil dood
(1Koningen 19: 4- 5); sommige passages in Job zijn onverbloemd
suicidaal (bijvoorbeeld Job 7). Maar Elia wordt opgebeurd door een
engel en Job blijft worstelen met God. In sommige andere culturen werd
/ wordt zelfdoding milder beoordeeld. De Romeinse wijsgeer Seneca
(circa 4 - 65 na Christus) maakte - zij het op bevel van keizer Nero -
zelf een einde aan zijn leven, in gezelschap van zijn vrouw en
vrienden. De Japanse Samoerai pleegden seppuku of harikiri om verlies
van eer te voorkomen. Ik denk dat we met een algemene uitspraak over
geoorloofd of
ongeoorloofd niet verder komen. Soms kunnen mensen het leven niet
(meer) aan. Ik begrijp dat. Ik houd het ervoor dat God dat ook wel
begrijpt: Hij Die ons
door en door kent (Psalm 139). Zalig
de treurenden, want zij zullen troost vinden bij God
(Mattheus 5: 4). Maar haast elke zelfdoding betekent een
traumatische ervaring voor de omstanders. Zij blijven achter met
vragen, met schuldgevoelens en met boosheid. Het is een vreselijke
gedachte dat je geliefde in alle eenzaamheid een zelfgekozen dood
gestorven is. En het is een vreselijke ervaring voor degene die getuige
is van de zelfdoding (de treinbestuurder) of die de overledene vindt.
b. Zelfopoffering en
martelaarschap.
Van zelfdoding naar zelfopoffering: de stap is kleiner dan hij lijkt.
Telkens weer zijn er mensen geweest die hun leven hebben gewaagd of
zelfs gegeven voor medemensen, voor hun overtuiging of voor een hoger
ideaal. Socrates had kunnen ontkomen, maar dronk de gifbeker voor zijn
overtuiging. In de tijd van de Makkabeeën lieten sommige
orthodoxe
Joden zich liever doodmartelen dan de wet van de HEER te overtreden (in
het deuterokanonieke boek 2Makkabeeën vindt u de gruwelijke
verhalen).
Jezus had Zichzelf kunnen verlossen maar Hij gaf Zijn leven, gehoorzaam
aan
de wil van Zijn Vader en als losprijs
voor velen (Marcus
10:45). Volgens sommige historici liet Julius Caesar het erop aankomen
dat hij werd vermoord, als offer voor de toekomst van Rome. Er wordt
wel verondersteld dat Bonifacius opzettelijk naar de Friezen ging
óm te worden vermoord (aan zijn kerkelijke
carrière
ontbrak nog slechts het martelaarschap). In de zestiende eeuw gingen
protestanten én katholieken voor hun geloofsovertuiging het
schavot of de brandstapel op. Veel onbekenden gingen in de
(medische) zending naar de tropen om mensen te helpen en bekochten hun
menslievendheid met de dood. Jan Carel van Speijk ging liever
de lucht in
dan een infame
Brabander te
worden; nadien werd hij bejubeld als een nationale held, maar volgens
een recente biograaf was hij een depressieve zelfmoordenaar.
Bewondering en verguizing liggen dicht naast elkaar.
Voor een aantal van de
hierna te noemen situaties heb ik de website van de NVVE (
www.nvve.nl)
geraadpleegd. NVVE was een afkorting van Nederlandse Vereniging voor
Vrijwillige Euthanasie, maar heet tegenwoordig Nederlandse Vereniging
voor een Vrijwillig Levenseinde. De NVVE geeft voorlichting en
informatie over euthanasie en hulp bij zelfdoding, verstrekt
wilsverklaringen, doet onderzoek en ondersteunt en faciliteert
initiatieven met betrekking tot het zelfgewilde levenseinde. De NVVE
zet zich in voor keuzevrijheid aan het einde van het leven. De
autonomie-gedachte van de NVVE deel ik niet, maar op haar website staat
veel
goede informatie.
c. Euthanasie.
Volgens de Euthanasiewet (officieel: Wet toetsing
levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding) kan een
arts
volgens een nauwkeurig geformuleerd protocol het leven van een
patiënt
beëindigen als die arts ervan overtuigd is dat er sprake is van
een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt
en dat
er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de
patiënt. In het jaar 2016 werden er ruim 6000 gevallen van euthanasie gemeld.
Rond een euthanasie zijn er verschillende "rollen".
- De patiënt: Dat kunnen we morgen allemaal zelf zijn. Wat
zouden
wij zelf willen als we bij vol bewustzijn uitzichtloos en ondraaglijk
lijden? Dit is geen suggestieve of retorische vraag. Sommigen van ons
zullen tot elke prijs willen doorleven. Voor anderen
kunnen pijn,
aftakeling en uitzichtloosheid te zwaar worden om nog langer te
dragen. Ik weet eerlijk niet hoe dat in een dergelijke situatie voor
mijzelf zal zijn.
- De familie: Je allerliefste vreselijk zien lijden is soms een nog
erger lijden. Ik kan me voorstellen dat familieleden rond het ziekbed
ongeduldig worden. Waarom mag hij / zij nu nog niet sterven? De
wettelijk voorgeschreven procedure kost enige
tijd. Voor de familie kan elk uur uitstel er één
te veel
zijn.
- De arts: Voor bijna alle artsen is het uitvoeren van een
euthanasie erg ingrijpend. Je maakt actief een eind aan een
mensenleven. Ook al doe je dat op uitdrukkelijk verzoek van de
patiënt om haar / hem verder lijden te besparen. Het is
belangrijk
te beseffen dat een arts niet verplicht is om een euthanasie uit te
voeren. Als de
arts de gevraagde euthanasie niet kan uitvoeren, moet hij doorverwijzen
naar een collega.
- De SCEN-arts: SCEN staat voor Steun en Consultatie bij Euthanasie in
Nederland. De SCEN-arts is beschikbaar om als tweede arts een
onafhankelijk advies aan de behandelend arts te geven bij een
euthanasieverzoek. Deze formele consultatie is een wettelijke vereiste. De SCEN-arts toetst of aan de
zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet is voldaan en geeft hierover
een advies aan de behandelend arts.
- De pastor: Als predikant maak ik een enkele keer mee dat een
gemeentelid euthanasie ontvangt (mij is overigens nooit gevraagd bij de
euthanasie zelf aanwezig te zijn). Als de patiënt bij het
afscheidsbezoek in vol geloofsvertrouwen tegen mij zegt: "Vanavond ga
ik naar Jezus", dan kan ik daar geen ethische bezwaren tegen hebben. In
het algemeen moet ik zeer terughoudend zijn met afkeuren of goedkeuren
van zulke persoonlijke keuzes. Wel mag ik aan deze mens aan het eind
van het leven de zegen van de HEER geven: ...de HEER geve u vrede.
- De wetgever: De wetgeving heeft - voor mijn gevoel - allereerst ten
doel om alle mogelijke vormen van onzorgvuldigheid en misbruik tegen te
gaan. Daarom formuleert de wet allerlei voorwaarden waaraan moet worden
voldaan en een zorgvuldig protocol om euthanasie uit te
voeren.
Euthanasie is een niet-natuurlijke dood en moet daarom achteraf worden
getoetst. Wie euthanasie in alle gevallen onaanvaardbaar vindt, zal ook
de euthanasiewet afwijzen. Op mij maakt de huidige euthanasiewet een
zorgvuldige indruk.
d. Palliatieve sedatie.
Palliatieve sedatie is het
toedienen
van onder andere slaapmedicatie ... tijdens de stervensfase van een
patiënt als het overlijden binnen een tot twee weken wordt
verwacht. Hierbij wordt de onderliggende ziekte niet meer behandeld en
overlijdt een patiënt uiteindelijk aan zijn ziekte; een
natuurlijke doodsoorzaak (Wikipedia). Bij continu sederen
"slaapt" de patiënt tot het moment van overlijden. Anders dan
bij
euthanasie wordt het moment van overlijden niet rechtstreeks door
menselijk handelen bepaald. Voor het toepassen van palliatieve sedatie
zijn er richtlijnen, maar niet zo'n strak protocol als voor euthanasie.
Palliatieve sedatie geldt als een natuurlijke dood.
Als het levenseinde duidelijk nabij is en als de patiënt
lichamelijk of geestelijk erg lijdt, heb ik alle begrip voor
palliatieve sedatie.
e. Dementie.
Voor de meesten van ons is dementie een schrikbeeld. Er zijn
verschillende soorten dementie met heel uiteenlopende ziektebeelden;
maar in
het algemeen ervaren we dementeren als mens-onterend en het gaandeweg
verliezen van een geliefde door dementering als intens verdrietig. Een
begrijpelijke reactie is: Zó wil ik zelf nooit worden; als
ik
dement word, wil ik euthanasie. Gezien vanuit de euthanasiewet is dat
lastig. Want de euthanasiewet veronderstelt dat de patiënt
wilsbekwaam is. Euthanasie wegens dementie is dus wettelijk enkel
mogelijk als de patiënt nog wilsbekwaam is en tegelijk al zo
dement dat hij / zij daaraan ondraaglijk lijdt. Bij gevorderde
dementie is een weloverwogen verzoek van de
patiënt niet meer
mogelijk. En het is soms moeilijk in te schatten of een diep-demente
patiënt
ondraaglijk lijdt. Sommige demente patiënten lijden zeker: ze
zijn
onrustig en angstig, ze voelen zich duidelijk ongelukkig (wat nog niet
hoeft te betekenen dat ze dood willen). Andere
demente patiënten maken op mij geen ongelukkige indruk: ze
genieten van liefdevolle aandacht, ze kunnen
lekker eten en enthousiast meezingen met bekende liederen. Weer anderen
reageren voor het oog
helemaal niet meer. Volgens welke kriteria zou je op welk moment
euthanasie mogen toepassen? dat los je niet eenvoudig op door een
wilsverklaring-bij-voorbaat. Wie in elk geval lijden, zijn de
familieleden. Maar de euthanasiewet is er voor de patiënt
zelf,
niet voor de omstanders.
De jurisprudentie ontwikkelt zich. In
2019 ontsloeg de rechtbank in Den Haag een verpleeghuisarts van
rechtsvervolging. Zij had op grond van een schriftelijke wilsverklaring
het leven beëindigd van een zwaar demente vrouw. Volgens de
rechtbank had de arts daarbij voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen van
de euthanasiewet, ook al kon de patiënt vanwege haar dementie geen
"actuele stervenswens" meer tot uitdrukking brengen. De NVVE ziet in de
uitspraak van de rechtbank een bevestiging van het recht op
zelfbeschikking. Sommige artsen vrezen een tendens in de richting van
het recht op euthanasie en dus de plicht van de arts om daaraan mee te
werken (de schriftelijke wilsverklaring als "waardebon voor
levens-beëindiging").
f. Psychiatrie.
Sommige mensen met een psychiatrisch ziektebeeld lijden vreselijk. Voor
mijn gevoel kan psychisch lijden erger zijn dan lichamelijk lijden. En
psychisch lijden kan veel langer duren. Sommige psychiatrische ziekten
duren levenslang; en dat kan heel lang zijn. Maar net zoals er allerlei
verschillende lichamelijke ziekten zijn, zijn er allerlei verschillende
psychiatrische ziekten. Ook de ervaring van lijden kan enorm
verschillen. Zelfs bij één en de zelfde
patiënt.
Bijvoorbeeld bij een bipolaire stoornis. Tijdens depressieve periodes
kan het psychische lijden vreselijk zijn. Tijdens manische
periodes lijdt de omgeving soms meer dan de patiënt zelf.
Mensen
die ondraaglijk psychisch lijden, zien soms geen andere uitweg dan
zelfdoding (zie boven).
Is het dan niet beter dat de patiënt door een arts geholpen
wordt
om op een waardige wijze en zo mogelijk omringd door familie zelf een
einde aan zijn of haar leven te maken? Deze "hulp bij zelfdoding"
vertoont veel overeenkomst met euthanasie, met als verschil dat de
patiënt hier zelf de medicatie tot zich neemt. Er bestaat een
uitvoerige Richtlijn
omgaan met het verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënten
met een psychiatrische stoornis.
Het probleem zit in de kriteria. Bij psychisch lijden is het veel
moeilijker om te beoordelen of er geen behandeling of verbetering meer
mogelijk is. Ik maak het herhaaldelijk mee: iemand lijdt psychisch
vreselijk, mogelijk maanden lang - maar voelt zich een jaar later veel
beter en is blij nog te leven. Voor zover ik weet wordt er in Nederland
maar enkele malen per jaar door een arts hulp bij zelfdoding verleend.
Dat is een fractie van het totale aantal zelfdodingen in Nederland:
1871 in 2015.
Het
grootste probleem bij verzoeken als gevolg van psychisch lijden is het
vaststellen van de uitzichtloosheid, zegt ouderenpsychiater Sisco van
Veen, tevens onderzoeker bij 113 Zelfmoordpreventie en Amsterdam UMC.
“Psychische aandoeningen zijn bijna nooit dodelijk, dus bij
uitzichtloosheid draait het in feite om de vraag: zijn er nog
behandelingen die het lijden kunnen verlichten? Dat is niet objectief
vast te stellen, maar een kwestie van interpretatie, met alle
onzekerheid van dien.” (TROUW, Maurice Timmermans, 26 juli 2023).
g. Voltooid leven en
geestelijk lijden.
Mensen die hun leven
voltooid vinden,
zijn meestal niet ongeneeslijk ziek. Wel kunnen ze lichamelijk
aftakelen, afhankelijk worden van anderen en te maken krijgen met het
verlies van regie over het leven, het wegvallen van het sociale netwerk
en het verlies van doel en zingeving. In combinatie kunnen dit
soort factoren leiden tot levensmoeheid (Website NVVE).
Bij
"voltooid leven" denken we al gauw aan ouderen. Ik ontmoet veel van
zulke ouderen in mijn werk als predikant. Het leven kost steeds meer
moeite en het levert steeds minder vreugde op. Het ergste is vaak de
zinloosheid. "Ik beteken niets meer voor de samenleving. Ik voel me tot
last voor mijn kinderen (al zijn ze nog zo lief voor me). Voor de
overheid ben ik een kostenpost waarop zo veel mogelijk wordt bezuinigd.
Waarvoor leef ik eigenlijk nog?". Wat daarbij ook een rol speelt is het
wegvallen van bijna alle leeftijdgenoten: er zijn geen familieleden en
vrienden
meer om herinneringen aan vroeger mee te delen.
Een mens geeft
zin aan de dingen door er over te vertellen. Als je met niemand je
verhaal meer kunt delen, wordt je leven zin-loos. Daarom is het zo
waardevol als mensen echt geïnteresseerd zijn in het
levensverhaal van ouderen: een kleinkind, een verzorgster, een pastor
... - maar dit terzijde.
Vaak hoor ik "Ik hoop dat dit mijn laatste
verjaardag was" en "Ik wilde wel dat ik morgenochtend niet meer wakker
word". Het is geen schande om dat gevoel uit te spreken. Job stierf oud en van het leven
verzadigd
(Job 42:17). Het mag een keer genoeg zijn. Prediker typeert de ouderdom
als de jaren waarin je zegt: "D'r is niks meer aan"
(Prediker 12:1). - De ervaring van zinloosheid kan er ook midden in het
leven zijn. U kunt
daar allerlei omstandigheden bij bedenken (verlies van partner, verlies
van werk, verlies van contacten, verlies van mobiliteit, enz.). Is dat
altijd te
diagnostiseren als een psychische ziekte? Ik zou willen spreken van geestelijk lijden.
"Voltooid leven" verdeelt de Nederlandse politiek. D66 (wetsontwerp van
Pia Dijkstra) wil hulp bij zelfdoding legaliseren aan 75-plussers die
hun leven voltooid achten. Paul Schnabel (ook D66) meent dat de
bestaande euthanasiewet voldoende ruimte biedt voor euthanasie in geval
van "voltooid leven". Volgens de commissie-Van Wijngaarden (rapport
januari 2020) gaat het om een groep van ruim 10.000 55-plussers; maar
hun doodswens is geen constant gegeven: als iemands lichamelijke of
financiële situatie erop vooruitgaat, de woonsituatie verbetert,
of als mensen zich minder eenzaam of afhankelijk voelen, kan het
verlangen om te sterven verminderen. - Bij legalisering van hulp bij
zelfdoding in geval van "voltooid leven" is een vervolgvraag: hoe dan
in de praktijk?: door een arts (zoals bij euthanasie)? of door "de pil
van Drion" (een door de Nederlandse rechtsgeleerde Huib Drion in 1991
voorgestelde hypothetische pil waarmee een (hoog)bejaarde die 'klaar is
met leven' op humane wijze een einde aan zijn of haar leven zou kunnen
maken op een zelfgekozen tijdstip)?
Enkele kritische vragen bij het legaliseren van hulp bij zelfdoding in geval van voltooid leven:
- Achtergrond is het liberale geloof in
de individuele autonomie. Dat uitgangspunt deel ik niet (zie boven). Ik ben niet van mijzelf, we zijn van de Heer.
- Maar uitgaande van individuele autonomie is elke
leeftijdsgrens willekeurig en aanvechtbaar. Waarom zou ik tot mijn 55e of tot mijn
75e moeten wachten om te mogen sterven?
- Bij de individuele autonomie past consequent doorgeredeneerd de "pil
van Drion" (zie boven): ik wil helemaal zelf het moment kunnen kiezen
waarop ik wil sterven. Dat zou betekenen een dodelijk
medicijn ter beschikking stellen zonder enig toezicht. Dat lijkt
me letterlijk levensgevaarlijk.
- Als de mogelijkheid eenmaal geopend is, gaat daarvan
een
suggestieve werking uit. Het aanbod roept de vraag op.
- Naast de zorgvuldige procedure van de euthanisatiewet (hoe men ook oordeelt over euthanasie) zou deze
mogelijkheid een alternatieve eenvoudiger route vormen. Dat lijkt me onwenselijk.
In de serie Handreikingen voor het
Pastoraat publiceerde de Protestantse Kerk in Nederland enkele jaren
geleden een brochure over voltooid leven: Levensmoe. Deze brochure neemt een duidelijk ethisch standpunt in: dat
wanneer iemand levensmoe is, euthanasie en zelfdoding niet als ethisch
verantwoorde opties beschouwd kunnen worden. Dit standpunt is gebaseerd
op de interpretatie van de Bijbel en de christelijke traditie (pag. 7). Afgaande op de gegevens uit de Bijbel en de christelijke traditie is het uitgesloten dat zelfdoding bij levensmoeheid moreel verantwoord kan zijn (pag. 16). Het leven is een gave van God (pag. 16). Het
gebod 'Gij zult niet doden' (Exodus 20:13), is vrijwel altijd
verstaan als een gebod om ook het eigen leven te beschermen en te
bewaren en dus als een verbod op zelfdoding (pag. 17). Maar
de brochure wil in geval van zelfdoding niet spreken van een
onvergeeflijke zonde, zoals in de christelijke traditie soms is
gebeurd. Gods vergeving is nooit te klein voor het menselijk handelen (pag.
17). De brochure wijst ons als omgeving (gemeente - familiekring -
huisarts - zorginstelling) op onze verantwoordelijkheid voor de
ouderen. Aan het zesde gebod 'Gij zult niet doden' gaat het vijfde
gebod vooraf: 'Eer uw vader en uw moeder' (pag. 17-18). Voor het
pastoraat is het uitgangspunt: nabij zijn en toch niet meegaan in een vraag om een zelfgekozen einde (pag. 18). De brochure werkt dat praktisch uit met: Het
gaat erom de pastorant weer als mens tussen anderen te plaatsen. Om de
pastorant weer zijn betekenis te laten ervaren en daarmee de zin van
het er nog steeds zijn (pag.
27). - Ook bijvoorbeeld de ChristenUnie wijst op de
verantwoordelijkheid van overheid en samenleving voor "waardig ouder
worden", onder meer door eenzaamheid van ouderen te doorbreken en door
zorg en ondersteuning thuis te verbeteren.
h. Versterving.
Vooral bij mensen op hoge leeftijd komt het regelmatig
voor -
ook zonder aanwijsbare lichamelijke of psychische ziekte - dat dorst en
honger verdwijnen. Op de aansporing van familie of verzorgenden "U moet
wel genoeg drinken hoor!" is de reactie: "Ja maar ik heb geen dorst".
Alsof de lichamelijke processen gaandeweg tot stilstand komen. -
Versterving kan ook een bewuste keuze zijn: door het weigeren van vocht
en voedsel zelf een einde maken aan het leven. Meestal volgt binnen
enkele weken de dood door uitdroging. Versterving wordt wel beschouwd
als
een alternatief voor euthanasie: je bent niet afhankelijk van een arts,
je doet het zelf. In mijn werk als predikant heb ik nooit
een versterving in deze zin van het woord meegemaakt. De
ervaringen met versterving lopen uiteen. Soms lees je dat het
met
de dorst en honger in de loop van het verstervingsproces meevalt. Soms
hoor je dat er een grote wilskracht nodig is om vocht en
voedsel
te weigeren: een lijdensweg voor de stervende en de omstanders.
i. Orgaandonatie.
Zo'n 20 jaar geleden (midden jaren '90) organiseerde de overheid een
campagne om je te
laten registreren als orgaandonor. Ik heb dat toen gedaan zonder veel
diepere gedachten dan "als ik dood ben, heb ik mijn organen niet meer
nodig; en als iemand anders er dan plezier van kan hebben ...". Nog
altijd sta ik geregistereerd als donor. Als predikant maak ik mee hoe
een donor-orgaan (nier, hoornvlies) voor de ontvanger een uitkomst kan
zijn. Iemand noemde zijn donor-nier "mijn grootste schat". Maar een
donor-orgaan is voor de ontvanger niet probleemloos; voortdurend is er
de angst voor afstoting en de medicijnen
daartegen zijn ingrijpend.
Het kriterium voor het uitnemen van organen is hersendood; enkele
deskundigen (Van Lommel, Eindeloos Bewustzijn, 328-336) stellen daar
vragen bij: is hersendood wel echt en
definitief dood? Uit levensbeschouwelijk oogpunt wordt soms de
schending van de integriteit van het lichaam als bezwaar aangevoerd.
Maar volgens Jezus kun je beter met een hand, voet of oog minder in
Gods Rijk komen, dan met een ongeschonden lichaam in de hel (Marcus
9:43-48 - het gaat Jezus in deze krasse uitspraak uiteraard niet om
orgaandonatie; maar de integriteit van ons lichaam is blijkbaar voor
Jezus niet absoluut). Voor familieleden kan het moeilijk zijn om
afscheid te nemen van een warm en ademend lichaam met een kloppend
hart. Dat vraagt grote zorgvuldigheid en inlevingsvermogen van
behandelende artsen en verpleegkundigen. Hier valt nog wel wat te
winnen.
Wat doet een donor-orgaan
met de
identiteit van de ontvanger? Volgens de neurobioloog Swaab "zijn wij
ons brein": ons bewustzijn (gedachten, herinneringen, gevoelens) is
gelocaliseerd in onze hersenen. Dan kun je dus, behalve de hersenen,
alle organen gerust transplanteren. - Volgens
Van Lommel (Eindeloos
Bewustzijn, 276-277) bemiddelt het DNA in élke lichaamscel tussen het "eindeloze
bewustzijn" en de individuele persoon. Dat geeft merkwaardige effecten
bij transplantatie van een orgaan:
het
DNA in het getransplanteerde orgaan blijkt soms nog als
resonantieplaats of interface van het bewustzijn van de donor te
dienen, zodat de orgaanontvanger zich flarden van gevoelens en
ideeën bewust kan worden die later lijken te passen bij de
persoonlijkheid en het bewustzijn van de overleden donor.
Wie heeft gelijk: Van Lommel of Swaab? of geen van beiden?
In het najaar van 2016 heeft de Tweede Kamer (met 75
tegen 74 stemmen) het initiatiefvoorstel van (opnieuw) Pia Dijkstra (D66) voor
actieve donor-registratie aangenomen. Wie zich niet actief laat
registreren als
voor of tegen, wordt geregistreerd als "geen bezwaar". Tegenstanders
vrezen dat de overheid nu kan beschikken over onze organen. Het laatste
woord is nog niet gezegd. Voor mij is het eerste woord: zoals u zelf
wilt worden behandeld door uw medemensen, zó moet u hen
behandelen (Lucas 6:31).
j. Abortus.
Onlangs zag ik een film over een meisje van 15 dat zwanger was geraakt.
Haar vriendje hield het voor gezien, maar zelf wilde ze heel graag
moeder worden: "Ik houd nu al van mijn baby". Ouders, vriendinnen en
leerkrachten praatten stevig op haar in. Je bent zelf nog een kind. Je
overziet het niet wat het betekent om moeder te zijn. Hoe kun jij nu
alleen een kindje opvoeden? Je wilt toch eerst nog van je
tienertijd genieten? Denk aan je opleiding, denk aan je toekomst! -
Tenslotte laat ze het vruchtje weghalen. Iedereen opgelucht. Probleem
opgelost. - Ik kon die opluchting niet meemaken. Natuurlijk:
tienermoeders hebben het heel zwaar, dat weet ik uit pastorale
ervaring. Maar
uit pastorale ervaring weet ik ook dat een abortus een grote en
soms levenslange impact op het leven van een vrouw kan
hebben. Over abortus schrijf ik nog
terughoudender dan over euthanasie. Het is immers goed denkbaar dat ik
zelf
ooit ondraaglijk en uitzichtsloos zal lijden en dan snak naar het
einde;
maar ongewild zwanger raken zal mij niet overkomen. Met die
terughoudendheid: in het geding zijn twee mensenlevens: dat van de
vrouw én dat van haar ongeboren kind. God kent een
mensenkind
al in de moederschoot. Met een algemeen oordeel ("Baas in eigen buik"
of "Abortus is moord") komen we niet veel verder. Meisjes en vrouwen in
nood
moeten in elk geval hulp krijgen. Daarom ben ik al lang
geleden donateur geworden van de VBOK (Vereniging ter
Bescherming van het Ongeboren Kind). Uit de VBOK is Siriz voortgekomen: een
professionele organisatie voor iedereen die met onbedoelde zwangerschap
te maken krijgt. Siriz biedt hulp bij het maken van een keuze en biedt
waar nodig opvang. Siriz gaat het open gesprek met jongeren aan met het
oog op preventie en bewustwording.
Over preventie
gesproken: in Nederlands is abortus gratis; sinds 2011 moeten vrouwen
boven de 21 jaar zelf betalen voor de anticonceptiepil. Aborteren is
dus goedkoper dan
voorkomen: een ongewenste financiële prikkel. In december 2020
sloot de Christen Unie zich daarom aan bij de linkse partijen die
eerder al vroegen om de pil weer te vergoeden voor alle vrouwen.