BOB BECKING EN MEINDERT DIJKSTRA red.: Eén God alleen...?
Over monotheïsme in Oud-Israël en de verering van de godin Asjera, Kok/Kampen, 1998, 160 pag.

Met tekeningen van verschillende besproken archeologische vondsten.

Uit het Oude Testament krijgen we de indruk dat Israël maar één God vereerde. Temidden van de heidense volkeren met hun vele goden en godinnen vereerde Israël enkel de HEER (de Godsnaam wordt in dit boek weergegeven als JHWH). Wel vervielen de Israëlieten telkens tot afgodendienst (Baäl, Astarte, enz.), maar in wezen was het bijbelse Israël monotheïstisch. Dit boek zet vraagtekens bij dat beeld. Was de historische werkelijkheid wel zo simpel?

Meindert Dijkstra (pag. 11-30) bespreekt enkele inscripties uit de koningentijd (±1000 - 586 voor Christus). Sommige van deze inscripties zijn religieus. Namen van goden worden erin genoemd: "heidense" goden, zoals Baäl en Asjera; en JHWH, de God van Israël. Opvallend is nu dat enkele malen JHWH en Asjera in één adem worden genoemd; bijvoorbeeld driemaal Gezegend bij JHWH ... en bij (Zijn) Asjera. Voor de schrijvers van deze inscripties was het dus (nog) geen dilemma: óf de heidense Asjera, óf de orthodoxe JHWH, maar én én: de God JHWH met naast Zich (als Zijn echtgenote??) de Godin Asjera.

Karel J. H. Vriezen (pag. 31-58) bespreekt archeologische vondsten: inscripties, altaren, "cultusstaanders" (waarschijnlijk altaren voor spijsoffers), en "figurines" (kleine beeldjes van staande mens- en dier-figuren in verschillende typen). Een veelvoorkomend type figurine is het beeldje van een naakte vrouw, waarschijnlijk de godin Asjera (misschien versmolten met Astarte en Anat): de godin die zorgt, voedt en voorspoed brengt. Waarschijnlijk werden ze gebruikt bij de cultus in de huiselijke kring; een cultus die allereerst werd behartigd door vrouwen. Er zou dan in Israël naast de officiële godsdienst ook een huiselijke godsdienst hebben bestaan, verzorgd door vrouwen, met daarin een duidelijke plaats voor een godin.

Meindert Dijkstra (pag. 59-92) gaat in op de ontwikkeling van het geloof in JHWH. In de Bijbel vinden we twee lijnen. Enerzijds krijgen we de indruk van de verering van JHWH al vrijwel sinds Adam (Genesis 4:26: Toen begon men de Naam des HEREN aan te roepen). Anderzijds wordt volgens Exodus 6:3 de naam JHWH pas geopenbaard aan Mozes. Daarachter gaat een ingewikkelde en nog niet opgehelderde godsdiensthistorische werkelijkheid schuil. De Kanaänieten geloofden in een pantheon met aan het hoofd de oppergod El (NBG-vertaling vaak "God") met zijn echtgenote Asjera. In dit godengezelschap duikt op nog onverklaarde wijze (pag. 73) de figuur JHWH op: JHWH staat in de vergadering van El, Hij spreekt recht te midden van de goden (Psalm 82: 1). Het kan ook zijn dat JHWH een bepaalde manifestatie van El was. In elk geval heette de God van Israël (Isra-El!) oorspronkelijk El. JHWH krijgt of heeft veel trekken van de Kanaänitische El: El, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid en trouw (Exodus 34:6): de schepping en de zegen. Het is dan begrijpelijk dat het godenpaar El en Asjera de vorm kreeg van JHWH en Asjera. De profeten (nauwkeuriger: dié profeten die achteraf het stempel "canoniek" hebben gekregen) bestreden elke god en godin naast JHWH: JHWH is een naijverig God Die geen concurrenten duldt. Sinds koning Hizkia en zeker sinds de ballingschap kreeg hun monotheïsme de overhand.

Marjo Korpel (pag. 93-113) tekent het beeld van Asjera zoals ze voorkomt in de Ugaritische teksten (± 1300 vóór Christus): Asjera, de echtgenote van de oppergod El, (schoon)moeder van het jongere godenpaar Anat en Baäl; Asjera; soms een moederlijke oudere vrouw, soms een hebberige, op intriges beluste godin. In een later stadium smelten de godinnen Asjera, Astarte en Anat vrijwel samen. Vandaar dat ze in het Oude Testament (bijv. Richteren 3: 7) soms wordt genoemd in één adem met Baäl. Buiten de officiële eredienst en vooral voor vrouwen was de eerbiedwaardige oude moedergodin Asjera waarschijnlijk een aanvaardbare partner voor JHWH.

Bob Becking (114-124) gaat vervolgens in op een Assyrisch verslag van de ondergang van Samaria (722 vóór Christus). Koning Sargon II schrijft: De goden op wie zij vertrouwden rekende ik als buit. Met goden is letterlijk een meervoud bedoeld: (waarschijnlijk: mensvormige) goden-beelden. Blijkbaar werd er in het Noordrijk Israël méér dan één god aanbeden, in de vorm van beelden. De ondergang van het Noordrijk Israël werd in Juda gezien als straf voor deze overtreding van het eerste en tweede gebod. Dat heeft het beeldloze monotheïsme in Juda bevorderd.

Meindert Dijkstra (pag. 125-147) schrijft over de rol van vrouwen in de godsdienst van Israël. In het Oude Testament lijkt het beeld vaak negatief. Waarschijnlijk speelden vrouwen vooral hun rol in de volksgodsdienst en de huisgodsdienst (terafim). Soms wordt hun rol niet goed herkend. Zo is in Ezechiël 8:14 niet sprake van een willekeurige groep vrouwen die Tammuz bewenen, maar van drie cultische colleges: 70 staande mannen (vers 11), zittende vrouwen (vers 14), 25 terneergebogen priesters (vers 16) die samen een officiële plechtigheid voltrekken. De qedesjôt vormden samen met de qedesjîm een gemengde oud-kanaänitische priesterkaste (NBV: mannen en vrouwen die zich aan afgoden hadden gewijd), door koning Josia afgeschaft vanwege hun verering van Asjera (2Koningen 23: 7). Qedesjôt zijn dus géén sacrale prostituees, zoals wel eens is gedacht en vertaald (NBG: aan ontucht gewijden). Sacrale prostitutie als een gevestigd religieus instituut om de vruchtbaarheid van land en volk te dienen, heeft naar alle waarschijnlijkheid in Israël niet bestaan (pag. 142). In het oorlogsritueel speelden vrouwen een eigen rol (Mirjam!). Vrouwen namen deel aan de cultus, zij het waarschijnlijk gescheiden van mannen. Vrouwen konden profetes zijn (Mirjam, Debora, Hulda). Met de cultuscentralisatie en het monotheïsme nam het aandeel van vrouwen in de godsdienst van Israël af.

Tenslotte trekt Bob Becking bijbels-theologische conclusies (pag. 148-160). Bijbelse Theologie onderzoekt het belief system achter de teksten. Het Oude Testament getuigt van een verscheidenheid van geloofsvoorstellingen die niet op één noemer te brengen valt. Het is niet eenduidig monotheïstisch. We vinden ook monolatrische (slechts één God vereren), mono-jahwistische (verering van JHWH, maar met lokale variatie) en beperkt-monotheïstische (de verering van de éne God zonder die aan anderen op te leggen) geloofs-systemen. - Monotheïsme roept het probleem van het kwaad op: als er maar één God is, van wie komt dan het kwade? als het van de éne God komt, wat betekent dan Zijn goedheid? - De hervorming van koning Josia (+ 630 vóór Christus) betekende de beslissende stap naar het mono-jahwisme. In Jeremia 44 staan twee visies op de reformatie van koning Josia tegenover elkaar. Jeruzalem is inmiddels gevallen en verwoest. Een groep Judeeërs is uitgeweken naar Egypte en ze hebben de profeet Jeremia meegenomen. Jeremia ziet de val van Jeruzalem als straf voor Israëls afgoderij - de leiders van de uitgeweken Judeeërs zien de val van Jeruzalem juist als gevolg van de reformatie van Josia: nu we gestopt zijn met de cultus van de Koningin des Hemels = Asjera, laat zij ons in de steek! - Elke geloofsvoorstelling berust op existentiële keuzes. Christelijk geloof wil bijbels zijn. Maar de Bijbel is veelvormig. Die veelvormigheid schept ruimte. Monotheïsme spreekt niet vanzelf, maar is een existentiële keuze. Becking hoopt dat het laatdunkend spreken over polytheïsme zal verdwijnen (pag. 160). Veel vrouwelijke trekken zijn in Israëls godsbeeld opgenomen, zoals JHWHs ontferming (in het Hebreeuws verwant met het woord rhm = baarmoeder).

Dit boek geeft heel veel informatie. De verschillende auteurs zijn ongetwijfeld uiterst deskundig op hun vakgebied. Het boek heeft wel het nadeel van een bundel artikelen over het zelfde thema. Dat leidt regelmatig tot herhalingen en het gaat ten koste van de doorgaande lijn. Eén boek van één van deze auteurs over dit onderwerp was waarschijnlijk leesbaarder geweest.

Dit interessante boek roept wel vragen op. Is de Bijbel enkel een bewijs van de veelvormigheid van Israëls geloof? Wat is voor óns de betekenis van de (godsdienst)historische werkelijkheid áchter de teksten (voorzover wij die nog kunnen achterhalen!)? Hoe gezaghebbend is de interpretatie van de bijbelschrijvers? Neem de discussie in Jeremia 44 over de oorzaak van de ondergang van Jeruzalem (zie hierboven). Is voor ons als Bijbellezers en gelovigen niet de visie van de profeet Jeremia gezaghebbend? Inderdaad: over aanhangers van polytheïsme moeten we niet laatdunkend spreken (zoals over geen enkel medemens) - maar dat is voor mij iets anders dan het inhoudelijk accepteren van hun 'belief system'.

Volgens de ondertitel gaat dit boek over monotheïsme in Oud-Israël. Aan de hand van archeologische vondsten en aan de hand van Bijbelteksten, laten de auteurs zien dat het zuivere monotheïsme pas later in de geschiedenis van Israël (pakweg rond de tijd van koning Josia en de ballingschap) overheersend is geworden. Maar wat zegt dat ons, theologisch en gelovig? - Globaal gesproken kun je "monotheïsme" op twee manieren gebruiken.
- In theoretische zin betekent "monotheïsme": er bestaat maar één God. Die theoretische stelling roept dan direct de vraag op wat "bestaan" betekent als je het toepast op God. Mensen, poezen, sterren, beurskoersen en idealen "bestaan" - maar is God niet van een absoluut andere orde?
- Volgens de Heidelbergse Catechismus (in navolging van Luther) is een god datgene waarop de mens zijn vertrouwen zet (HC zondag 34), en waarvoor die mens dan ook alles over heeft, voeg ik eraan toe. Monotheïsme betekent dan heel praktisch: je toevertrouwen en toewijden aan de éne Levende God (wat Becking noemt: een existentiële keuze). Als Jezus zegt: Gij kunt niet God dienen èn Mammon (Mattheus 6:24 // Lucas 16:13), dan opent Hij geen theoretische discussie over de vraag of er nog een tweede god, genaamd Mammon, bestaat. Die god is een realiteit, tot vandaag de dag toe: geld is een geweldige macht, mensen verwachten er alles van en ze hebben er alles over. Het gaat Jezus om ons vertrouwen op en onze toewijding aan Zijn en onze Hemelse Vader. Eén God alleen!

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA