MAARTEN DEN DULK, Voor een nieuw begin. De agenda van Genesis, Skandalon Middelburg, 2017, 96 pag.

Bij mijn afscheid als predikant kreeg ik van collega Harm van Eerden, geestelijk verzorger in Emergis en het Clarahofje, dit boekje ten geschenke. Maarten den Dulk (geboren 1941) is emeritus hoogleraar praktische theologie en was rector van het seminarie Hydepark. Hij begint zijn boekje met de vraag of er toekomst is voor onze veelgeplaagde planeet, voor de omstreden christelijke overlevering in onze cultuur. Is er een nieuw begin mogelijk? Daarvoor grijpt Den Dulk terug op het eerste begin: de oerverhalen van Genesis 1-11. Daarbij gaat het hem niet om historische tekstuitleg maar om actuele verwerking. Ik lees Genesis 1-11 als een agenda waarin ik bijhoud wat me te wachten en te doen staat (pag. 8).

Om te beginnen legt Den Dulk naast Genesis 1-11 het begin van de Metamorphosen van Ovidius, een dichtwerk uit het begin van onze jaartelling. Daarmee pakt hij mij onmiddellijk, want 50 jaar geleden, in de derde klas van het gymnasium, lazen we deze teksten onder de inspirerende leiding van classicus W. van Alkemade; en toen al werd ik gefascineerd door de vele overeenkomsten én verschillen tussen de Bijbel en Ovidius. Ook Ovidius verhaalt over de woeste chaos van den beginne; over de schepping van een bewoonbare wereld; over de schepping van de dieren en van de mens; over de verloeding van het mensdom en de zondvloed, inclusief de redding van twee vrome mensen - kiemcel van een nieuwe mensheid. Vergeleken met Ovidius ligt het accent in de Bijbelse verhalen over het begin op onze verantwoordelijkheid jegens mens en samenleving (pag. 12). Daarin ligt hun actuele betekenis. Ze vormen een cursus over God, de wereld en de mens (pag. 23-24).

Den Dulk wil het scheppingsverhaal van Genesis 1: 1- 2:3 lezen als een commentaar op het sabbatsgebod. Het gaat dus niet om intelligent design of oerknal, maar om een manier van leven: zes dagen werken en de zevende dag rusten (pag. 31). De God van Israël is de eerste die Zijn eigen gebod vervult (pag. 32). De zin van ons dagelijkse werk is het doorbreken van de eenzaamheid (Genesis 1: 1-13 - pag. 33-35) en gemeenschap stichten (Genesis 1:14-31 - pag. 35-38). Maar het is niet de bedoeling dat we ons doodwerken, maar dat we ons samen-leven vieren (Genesis 2: 1- 3 - pag. 38-39).

Bij de uitleg van Genesis 2- 4 zet Den Dulk eerst twee leeswijzen tegenover elkaar. Volgens Karel Deurloo draait dit verhaal om de verbondsbreuk - volgens Ellen ten Wolde is dit verhaal een gelijkenis van de menselijke ontwikkeling. Volgens Den Dulk zit er waarheid in beide opvattingen: het verhaal wordt gekenmerkt zowel door ontwikkeling als door breuk (pag. 43-44). De centrale vraag is: hoe leren mensen leven? De kennisboom wijst op het leren in de tuin - de levensboom wijst naar het leven op aarde; dat laatste, dáár gaat het om (pag. 44-47). Het is een misverstand dat het verbod om van de kennisboom te eten betekent dat God de mens verbiedt om kennis te verwerven van goed en kwaad. Het verhaal gaat immers direct verder met Het is niet goed dat de mens er alleen voor zichzelf is (Genesis 2:18). En kennen is meer dan informatie kennen, het is de ander kennen, de partner (pag. 48-51). Maar de slang weet dat de wereld een slangenkuil is. In de harde realiteit gaat het niet om liefde en hulp, maar om macht. Ondanks dat alles gunt God de mensen hun waardigheid. Hij kleedt ze met eer en heerlijkheid ... zodat iedereen kan zien dat ze naar Gods beeld gemaakt zijn (Genesis 3 en Psalm 8 - pag. 51-55). Na het leren in de tuin volgt het leven op aarde. God zendt de mensen uit op de aarde om hun missie te vervullen en laat engelen waken over de levensboom, zodat de mensen dagelijks gezegend worden met de gave van het leven - een belangrijke positievere duiding van het slot van Genesis 3 dan we gewend zijn (pag. 55-56). Maar mensen worden elkaars rivalen, uitgerekend in de sfeer van de arbeid: de grondbezitter Kain wil niet omzien naar de rondzwervende veehouder Abel. Daarbij is God tweezijdig partijdig: Hij kiest eerst partij voor het slachtoffer Abel - maar Hij kiest óók partij voor de misdadiger Kain (pag. 56-59). Kain bouwt een stad: een nieuwe vorm van gemeenschap met een spectaculaire culturele en technologische revolutie - maar ook met een Sterke Man als Lamech, de karikatuur van de koning (pag. 60-61). Adam en Eva beginnen opnieuw - bij de geboorte van hun kind worden de naam van Abel en de daad van Kain weer in herinnering geroepen. En hun kleinzoon heet Enosj = mensje. Waar het slachtoffer niet in de vergetelheid verdwijnt en waar het onrecht niet wordt verdoezeld, en waar mens zich bewust is van de broosheid van het bestaan ... leert men Gods naam kennen: Toen begon men de naam van de HEER uit te roepen (Genesis 4:25-26 - pag. 62).

Het zondvloedverhaal van Genesis 5-11 vat Den Dulk samen onder het kopje Geschiedenis maken. Genesis 5: 1 (NBG: het geslachtsregister van Adam - NBV: de lijst van Adams nakomelingen) parafraseert hij als het boek van de geschiedenis van de mens (pag. 69). Den Dulk verdeelt Genesis 5-11 in drie delen.
- In Genesis 5- 8 is het thema: de last van het verleden. De vitale en potente hoofdrolspelers van Genesis 5 hebben moeite met hun sterfelijkheid: ze dromen ervan duizend jaar te worden, maar geen van hen haalt het. Volgens Den Dulk (en andere uitleggers) zijn de gewelddadige Lamech (de zoon van Metusaël uit Genesis 4:18-24) en Lamech (de zoon van Metuselach uit Genesis 5:25-31) de zelfde persoon. Aangrijpend is de klacht van Lamech. We weten nog hoezeer hij zelf met alle geweld heeft meegedaan aan de strijd. Nu ziet hij hoe het leven daardoor alleen maar zwaarder is geworden. Op een bepaald moment is voor hem de maat vol. Hij breekt als hij zijn pasgeboren zoon ziet en hoopt dat er met dit kind een nieuw begin gemaakt wordt. Hij geeft het de naam Noach, wat zoveel betekent als 'troost' ... Wie had ooit kunnen denken dat die Messiaanse verwachting zou klinken uit de mond van Lamech? (pag. 70-71). De oorzaak van alle ellende is de neiging van (vooral) mannen om zichzelf te beschouwen als 'godenzonen': grote politici, titanen van de industrie, financiële experts, wetenschappelijke genieën, of geestelijke leiders, sporthelden en sterren ... Het begint met het afdwingen van machtsongelijkheid, het eindigt met uitbuiting, roof en moord (pag. 71). Het verhaal van Noach biedt daarop Gods antwoord: niet door totale vernietiging, maar door verlossing van het kwaad. Noach handelt zoals God hem geboden heeft: hij vervult de Tora die gericht is op het redden, bewaren en onderhouden van het leven. De crisis (de zondvloed) duurt lang en de tijd herstelt zich tergend langzaam (pag. 72-75).
- In Genesis 9 is het thema: hoe maak je geschiedenis? God sluit een verbond met mens en milieu. Mensen mogen dieren doden om vlees te eten, maar zo pijnloos mogelijk. Mensen doden mag een mens niet, want een mens lijkt op God. God geeft de belofte van een duurzaam milieu, en om Zichzelf aan die belofte te herinneren kijkt Hij naar de regenboog. In het verhaal over de dronkenschap van Noach gaat het om respect en zorg voor de ouderen en zwakken; zó werkt de Tora (pag. 75-79).  - Genesis 10 en 11 bieden een schets van de toekomst. Mensen verspreiden zich over de wereld en onderscheiden zich in verschillende gemeenschappen, culturen en volken, met verschillende talen. Dat wordt verbeeld in de drie zonen van Noach. De naam Jafet doet denken aan de stamvader van de Grieken Japetos, de vader van de hemelbestormer Prometheus. Hij legt de grondslag voor de Westerse samenleving. Cham is behoudender: hij belichaamt de eerste wereldrijken van de geschiedenis: Egypte, Babel, Assur, Perzië, en daartussen Kanaän. Sem betekent naam, en daarmee herinnert Sem aan de roeping van de mens. Zijn zoon Peleg = Spelverdeler geef aansturing aan de pluriforme samenleving ... en vormt daarmee een tegenbeweging, tegen de centralisatie van de macht onder Cham en tegen de grensverleggende drift van Jafet (pag. 80-83). De torenbouw van Babel ziet Den Dulk als typering van de totale heerschappij - daartegenover stelt de HEER een vorm van gemeenschap, waarbij mensen elkaar moeten leren kennen in hun vreemdheid en verscheidenheid (pag. 83-86). Het boek van de geschiedenis van de mens loopt uit op Abram (Genesis 11:26): De zin van de geschiedenis van de mensheid zal worden ontsloten in de weg die het volk Israël gaat ... als eersteling onder de volken (pag. 86-88).

Den Dulk eindigt met enkele opmerkingen over het mensbeeld van deze verhalen. Mensen verwekken mensen, zij vormen een duurzame samenleving en zij maken geschiedenis. Maar diezelfde mensen verwekken ook allerwege kwaad met hun zelfverheerlijking en met hun politieke branie. Maar God sluit een verbond met de mensen tégen het kwaad dat zij zelf aanrichten. Zo vormt zich een samenzwering tegen het kwaad en voor de menselijkheid (pag. 88-89).

Genesis 1-11 vormen de inleiding op de vijf boeken van Mozes: de Tora. De Tora eindigt met de dood van Mozes (Deuteronomium 34). De HEER laat Mozes plaatsen zien die de geschiedenis van Israël en de geschiedenis van heel de wereld oproepen (Rashi). Mozes schrijft zijn Tora in tranen, omdat het hem zelf niet gegeven wordt de vervulling van Gods beloften te zien. Zo leert Mozes dat de aarde is bedoeld voor het mensenvolk, voor Israël en voor de volken, om er samen in vrede te leven (pag. 90-92).

Het boekje van Den Dulk is een bricolage zonder voetnoten, maar in de laatste pagina's onthult hij wie hem hebben geïnspireerd, van Rashi (Joodse uitlegger in de 11e eeuw) tot Nico ter Linden, en van Martin Buber tot Claus Westermann.

Het boekje van Den Dulk leest plezierig. Hij schrijft creatief met allerlei aardige toespelingen. Het gaat Den Dulk niet om historische tekstuitleg, maar hij leest Genesis 1-11 als een agenda voor nu: wat me te wachten en te doen staat (pag. 8). Bij de historische tekstuitleg denk ik bijvoorbeeld aan exegese als een anatomische les, die de tekst ontleedt in allerlei stukjes zonder enig leven (bronnensplitsing); inderdaad schieten we daar vaak weinig mee op. Persoonlijk vind ik het wèl inspirerend om in de Bijbelse verhalen steeds te luisteren naar stem en tegenstem. Een aardig voorbeeld is de dubbele overlevering over Lamech: in Genesis 4:19-24 de macho (pag. 60-61) en in Genesis 5:25-31 de troostzoeker (pag. 70-71). Wat de agenda voor nu betreft: ik deel de mening van Den Dulk dat we Genesis 1-11 te kort doen als we deze tekst enkel lezen als geschiedenis van een grijze oudheid, maar bij de invulling van de agenda voor nu is de verleiding groot om actualiteit in de teksten in te lezen. Ik vind het bijvoorbeeld niet zo evident dat het thema van Genesis 1: 1-13 is "de eenzaamheid doorbreken" (pag. 33). Genesis 1 en 2 heeft ook iets profetisch: belofte van een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont, en waar de leeuw gras eet als de koeien.

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA