C.H. Dodd, The interpretation of the Fourth Gospel, Cambridge, 1970, 478 pag.

Wie tegenover een theoloog (van mijn generatie in elk geval) de naam van C.H. Dodd laat vallen, krijgt als automatische reactie: realized eschatology = gerealiseerde eschatologie: de voleinding ís er al. Terwijl theologen als Herman Ridderbos voortdurend opereren met de spanning tussen het "reeds" en het "nog niet" van het Koninkrijk van God, valt bij Dodd alle nadruk op het "reeds". In Christus ís het Koninkrijk van God gekomen. Dodd kan zich daarvoor beroepen op het Evangelie van Johannes: terwijl in de Evangeliën Mattheus, Marcus en Lucas het eeuwige leven een zaak van de toekomst is (Marcus 10:30: wie nú alles verlaat om Jezus' wil, zal in de toekomende eeuw het eeuwige leven ontvangen), is het eeuwige leven in Johannes nú al realiteit (Johannes 6:47: Wie gelooft, heeft eeuwig leven - niet: die zál eeuwig leven hebben, maar: die hééft - door het geloof in Jezus - nú al het eeuwige leven). Dat heet realized eschatology. Dodd is er bekend door geworden. Maar hij is veel meer dan enkel de profeet van een bepaald theologisch concept. Charles Harold Dodd (1884–1973), afkomstig uit Wales, was onder meer hoogleraar in Cambridge. Hij was geweldig geleerd en hij kon ook geweldig helder schrijven (een gelukkige maar zeldzame combinatie).

Dit artikel gaat over zijn belangrijke boek over de uitleg van het Johannes-Evangelie. Het is geen commentaar van hoofdstuk naar hoofdstuk en van vers naar vers. Dodd biedt een allesomvattende benadering van Johannes, waarbij bepaalde sleutelbegrippen zoals woord, licht en leven een belangrijke rol spelen. Ik heb het met plezier nog eens gelezen. Het boek bestaat uit drie delen.

Deel I gaat over de achtergrond van Johannes: het geestelijke klimaat waarin Johannes en zijn lezers leefden. Volgens Dodd schrijft Johannes (waarschijnlijk in Efese) voor mensen die (nog) geen christen waren maar die wel geïnteresseerd waren in spiritualiteit; mensen die wat wisten van en voelden voor de verschillende geestelijke bewegingen van die tijd (de eerste eeuw van onze jaartelling) (pag. 8). Dodd behandelt vijf van die stromingen: de meer verfijnde Hellenistische religie zoals we die kennen uit de Hermetische geschriften; het Hellenistische Jodendom zoals we dat kennen uit de geschriften van Philo van Alexandrië; het rabbijnse Jodendom; de gnostiek / het gnosticisme (het Engels gebruikt maar één term: gnosticism); en het mandeïsme. Dodd schetst die verschillende stromingen met uitvoerige citaten, vaak in de Griekse (en soms Latijnse, Hebreeuwse en Aramese grondtekst). Van deze stromingen krijgen Philo en de Hermetica de meeste aandacht - die indruk kreeg ik bij het lezen, en het buitengewoon uitvoerige register (24 pag.) bevestigt het. Volgens Dodd schrijft Johannes zoveel mogelijk in de begrippen van deze niet-gelovige tijdgenoten. Dat is het basis-principe van alle evangelisatie: je moet de taal spreken van je hoorders / lezers. Dodd wijst dat heel duidelijk aan in het begin van het Evangelie. Terwijl in Marcus 1 Jezus onaangekondigd verschijnt, blijkbaar omdat Marcus ervan uitgaat dat zijn lezers weten wie Jezus is; en terwijl Mattheus en Lucas in hun eerste hoofdstukken verwijzen naar het Oude Testament; begint Johannes zijn Evangelie met een tekst vol begrippen die zijn niet-christelijke tijdgenoten begrepen, begrippen zoals woord (logos), God, leven, licht, wereld (kosmos). Het is de gangbare godsdienstige taal van die tijd. Tót vers 14: Het Woord is vlees geworden ...- dat de Logos (de goddelijke ratio van het heelal, zeg maar) één bepaald concreet mens zou zijn geworden, dát was binnen de spirituele kaders van die tijd ongehoord en aanstootgevend. En vanaf Johannes 1:14 heeft de evangelist geen enkele belangstelling meer voor metafysica; alleen nog maar voor de openbaring van het archetypische licht en leven in de persoon van Jezus Christus (pag. 204). Zó verkondigt Johannes, met maximale nadering tot zijn lezers, het Evangelie van Christus. Zoals Johannes de bedoeling van zijn Evangelie formuleert aan het slot: het is geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam (Johannes 20:31) (pag. 9).

In Deel II gaat Dodd eerst in op de symboliek in het Johannes-Evangelie (pag. 133-143). In Mattheus, Marcus en Lucas vertelt Jezus gelijkenissen - in Johannes gebruikt Jezus symbolische begrippen. Zo lezen we in Lucas 15 // Mattheus 18 de gelijkenis van het verloren schaap: het verhaal over het zoek geraakte schaap en de herder die het gaat zoeken en het terugvindt - in Johannes 10 zegt Jezus: Ik ben de goede herder. Een symbolische uitspraak zonder verhaal. Op die zelfde manier noemt Jezus Zichzelf het brood des levens (Johannes 6:35); het licht der wereld (Johannes 8:12); de goede herder (Johannes 10:11) en de deur der schapen (Johannes 10: 7); de opstanding en het leven (Johannes 11:25); de weg, de waarheid en het leven (Johannes 14: 6); de ware wijnstok (Johannes 15: 1); enz. - symbolische uitspraken die religieus geïnteresseerde mensen uit de tijd van Johannes verstonden. Maar voor Johannes zijn dit geen tijdloze religieuze symbolen, maar verwijzen ze allemaal naar het historische feit van de dood en opstanding van Jezus (pag. 142).
Vervolgens (pag. 144-285) behandelt Dodd een aantal fundamentele begrippen van het Johannes-Evangelie: eeuwig leven, God kennen, waarheid, geloof, eenzijn met God, licht, heerlijkheid, oordeel, Geest, Messias, Zoon des Mensen, Zoon van God, logos. Begrippen die de religieuze tijdgenoten van Johannes herkenden. Maar Johannes geeft er zijn eigen invulling aan. Dodd bespreekt die religieuze achtergronden en de toepassing van Johannes diepgravend. Ik noem een paar interessante voorbeelden.
* Eeuwig leven (pag. 144-150): Hierboven noemde ik al de verschuiving van het eeuwige leven ná de Jongste Dag (Mattheus - Marcus - Lucas) naar het eeuwige leven nú, door het geloof in Jezus Christus (Johannes). Maar verwachten wij dan niet de opstanding van de doden en het leven in de wereld die komt (geloofsbelijdenis van Nicea)? Johannes ontkent dat algemene christelijke geloof niet: de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar de stem van de Zoon des Mensen zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel (Johannes 5:28-29). Maar daarvóór heeft Jezus al gezegd: Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven (Johannes 5:25). Jezus spreekt in Johannes 6 maar liefst viermaal over opwekken op de jongste dag (vers 39, 40, 44, 54) en spreekt Martha's verwachting van de opstanding ten jongsten dage niet tegen; maar Hij voegt daaraan toe: Ik ben de opstanding en het leven (Johannes 11:24-25) (pag. 148).
* Het eenzijn met God (pag. 187-200): Als Jezus tot Zijn Vader bidt: ... opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn (Johannes 17:21), dan kun je dat gemakkelijk pantheïstisch opvatten. Maar het gaat hier volgens Dodd om de liefde tussen de persoonlijke God en ons mensen, liefde die God heeft betoond door het historische feit van de offerdood van Zijn Zoon (Johannes 3:16 en 1Johannes 4:10 - pag. 200) en daarom om de liefde tussen mensen, concreet: van christenen onder elkaar (1Johannes 4:11). Deze gedachte van Johannes lijkt sterk op het veelvuldige "in Christus" van Paulus. Zowel voor Paulus als voor Johannes is er geen één-zijn van de gelovige met God of met Christus denkbaar zonder eenheid van de gelovigen met elkaar in de kerk (pag. 196 noot 1).
* Messias (pag. 228-240): Uit deze informatieve paragraaf vermeld ik één element: wat betekent precies de proclamatie van Johannes de Doper: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt (Johannes 1:29, vgl. 1:35)? Zowel NBG als NBV21 vertalen: wegneemt. Letterlijk staat er: wegdraagt. Dodd behandelt 4  opvattingen (pag. 233-238):
i. Christus is het lam dat wordt geofferd ter verzoening van de zonde; of de zondebok die de zonde van het volk wegdraagt naar de woestijn (Leviticus 16: de Grote Verzoendag). Maar in het Evangelie van Johannes komt de dood van Christus als zoenoffer niet voor (wel in 1Johannes 2: 2). Wegdragen is iets anders dan verzoenen.
ii. Christus is het Paaslam. Daarom: geen been van Hem zal gebroken worden (Johannes 19:36 als een verwijzing naar Exodus 12:46 en Numeri 9:12). Maar Johannes 19:36 kan ook verwijzen naar Psalm 34:21: van de rechtvaardige zal geen been gebroken worden. Dodd vindt weinig Pascha-symboliek in Johannes.
iii. Johannes verwijst naar Jesaja 53: 7: ... als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders ... Volgens Dodd is deze associatie onwaarschijnlijk.
iv. Lam is een symbool voor de Messias. Als Johannes de Doper zegt: Zie het Lam Gods! (Johannes 1:36), geeft Andreas die boodschap door met: We hebben de Messias gevonden! (Johannes 1:42). Het lam is niet het vertederende lammetje, maar de belhamel, de leidersfiguur, de koning van Gods volk, het Lam uit het boek Openbaring (in Johannes 1 staat ἀμνὸς - in Openbaring staat ἀρνίον). Tot de taken van de Messias behoort het verwijderen van de zonde (1Johannes 3: 5: opdat Hij de zonden zou wegdragen), vergelijk bijvoorbeeld ook Mattheus 1:21: ... want Hij zal Zijn volk verlossen van hun zonden.
Verhelderend - maar of er echt helemaal niets van verzoening in Johannes 1:29 doorklinkt?
* De Zoon des Mensen (pag. 241-249): De uitdrukking herinnert aan Daniël 7:13. In Daniël 7:18 wordt deze figuur collectief opgevat: de Zoon des Mensen de heiligen des Allerhoogsten. Volgens Dodd is het zeer de vraag of in het Jodendom vóór Christus de Zoon des Mensen een titel was van de Messias. In Griekse oren klinkt Zoon des Mensen als "de ware mens (in ieder mens)", "de archetype van het mens-zijn", "de idee 'mens'" in de zin van Plato. Het specifieke van het Johannes-Evangelie is dat Zoon des Mensen hier méér is dan een collectieve of idealistische grootheid: Hij is de éne concrete mens Jezus van Nazareth.
* Logos (pag. 263-285): Bijzonder vernuftig is de uitleg die Dodd geeft van Johannes 1: 1-18 (de proloog). Ik geef een paar hoofdlijnen van deze uitleg:
- Je kunt Johannes 1 grotendeels begrijpen vanuit het Oude Testament: Het Woord van de HEER // de Tora (Jesaja 2: 3). Door het Woord van de HEER is de wereld geschapen (Psalm 33: 6). Het Woord van de HEER in de schepping openbaart Zich aan ieder mens (Psalm 19: 3- 5), maar de mensheid als geheel heeft het Woord niet (h)erkend. Door de profeten sprak de HEER Zijn Woord tot Israël, maar Israël als geheel verwierp het; behalve een trouwe rest, die daardoor kinderen van God werden. Tenslotte concentreerde het Woord van de HEER Zich in Zijn eniggeboren Zoon Jezus (pag. 269-272).
- Aanvullend kunnen we denken aan de het Woord van de HEER // de Wijsheid. De Wijsheid was in den beginne bij de HEER (Spreuken 8:22-31). Door de Wijsheid heeft de HEER aarde en hemelen geschapen (Spreuken 3:10). De Wijsheid doordringt de hele schepping, maar veel mensen willen niet naar haar luisteren (Spreuken 1:20-32) (pag. 273-275).
- Hellenistische lezers zullen Logos (Woord van God) opvatten als: de ratio van de kosmos: voor stoïcijnse lezers is dat de immanente ratio van de kosmos en voor (neo)platooonse lezers de transcendente ratio van de kosmos (pag. 280). De Hellenistische Jood Philo (pag. 276-281) denkt hier meer (neo)platoons: de Logos is de goddelijke ratio van de kosmos, als goddelijke hypostase waarin de eeuwige God Zich openbaart en werkt (pag. 280). Eén element van deze Logos is de goddelijke ratio van de mensheid: de Ware Mens (pag. 279). Vandaar lijkt het maar een kleine stap naar Johannes' Zoon des Mensen. Hij kwam tot het Zijne (Johannes 1:11): voor de ratio van de mensheid is de mensheid het Zijne (pag. 281 noot 1).
- Johannes' niet-christelijke hellenistische lezers kunnen Johannes 1: 1-13 lezen vanuit het Hellenistische Logos-begrip in de geest van Philo. De breuk komt dan in vers 14: Het Woord is vlees geworden: één concreet mens: Jezus van Nazareth (pag. 282-283). Maar vanuit het geloof in Jezus kun je Johannes 1 nóg een keer lezen; en dan gaat het al vanaf vers 4 over het leven en werk van Jezus op aarde. Hij kwam tot het Zijne (het Joodse volk), maar Zijn volksgenoten accepteerden Hem niet; maar degenen die Hem wel accepteerden, gaf Hij de volmacht (! pag. 270) om kinderen van God te worden (pag. 284-285).
Samenvattend: De proloog is een relaas over het leven van Jezus in de vorm van een beschrijving van de eeuwige Logos in zijn relaties met wereld en mensheid; en de rest van het Evangelie is een relaas over de Logos in de vorm van een relaas over het leven van Jezus. De koppeling tussen beide is Johannes 1:14: het Woord is vlees geworden (pag. 285).

In deel III (pag. 289-443) behandelt Dodd de opbouw van het Johannes-Evangelie. Sommige uitleggers herschikken de stof van het Johannes-Evangelie grondig (Dodd noemt hem niet uitdrukkelijk, maar bijvoorbeeld Bultmann versnippert en herschikt het Johannes-Evangelie volledig). Dodd is door deze herschikkingen niet overtuigd (pag. 289-290); ook niet van het voorstel om de volgorde van de hoofdstukken 5 en 6 om te draaien (pag. 340). Dodd wil het Evangelie uitleggen in de vorm waarin het voor ons ligt (pag. 290; 389; 399-400; 406-409; en passim) - een lofwaardig streven.

A. INLEIDING: Johannes 1:
* 1: 1-18: Proloog (zie boven).
* 1:19-52: Getuigenissen van Johannes de Doper, twee leerlingen van Johannes (onder wie Andreas), Filippus en Natanaël, en Jezus Zelf (pag. 292-296).
In Mattheus, Marcus, Lucas en Paulus heeft eschatologie te maken met nu < > straks: Het oude is voorbijgegaan, het nieuwe is gekomen (2Corinthe 5:17). Voor Johannes gaat het om de aardse werkelijkheid < > de goddelijke werkelijkheid: Het Woord is vlees geworden (Johannes 1:14): realized eschatology (pag. 295-296). In de brief aan de Hebreeën zie ik beide denkrichtingen gecombineerd: het geloof is de zekerheid van wat we verwachten (toekomst) + het bewijs van wat we niet kunnen zien (transcendentie) (Hebreeën 11: 1). Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat (transcendentie) + dat Hij een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken (toekomst) (Hebreeën 11: 6).

B. HET BOEK VAN DE TEKENEN: Johannes 2-12:
Zeven episodes met de structuur: verhaal + duidend gesprek.
In het duidende gesprek gaat de dialoog vaak met een "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u ..." over in een monoloog (3:11; 5:19; 10: 1). Op het duidende gesprek volgt vaak nog een epiloog (3:22-36; 6:60-71; 10:22-39; 11:45-53).
1) Johannes 2: 1- 4:42: Het nieuwe begin (pag. 297-317):
* 2: 1-25: Twee verhalen: wijnwonder en tempelreiniging.
* 3: 1- 4:45: Twee gesprekken: met Nicodemus en met de Samaritaanse.
2) Johannes 4:45- 5:47: Het leven-gevende Woord (pag. 318-332):
* 4:46-5: 9: Twee genezingswonderen: de zoon van de hoveling en de verlamde in Bethesda.
Aan de verlamde vraagt Jezus: Wil je gezond worden? (Johannes 5: 6). Het probleem van de verlamde zit in zijn wil. De Wet van Mozes wijst de weg ten leven, maar geeft niet de wil ten leven; dat doet enkel het Woord van Christus (pag. 320).
* 5:10-47: Gesprekken over drie thema's:
a) 5:10-18: Er komt kritiek op de genezing op sabbat. Dodd verwijst naar rabbijnse discussies over de vraag: Houdt de HEER Zichzelf aan het sabbatsgebod of werkt Hij alle dagen? Een conclusie was: ook op sabbat gaat de HEER door met levengeven en met oordelen. Daar beroept Jezus Zich op (vers 17).
b) 5:19-30: Zo gaat de Zoon door met het werk van de Vader: levengeven (vers 21) en oordelen (vers 22). Een verrassende verbinding van deze thema's met de rabbijnse achtergrond!
c) 5:31-47: Jezus beroept Zich op het getuigenis van Johannes de Doper, maar vooral dat van de Vader: door de werken die de Vader aan Jezus heeft gegeven + door de Schriften die van Jezus getuigen.
3) Johannes 6: Het brood des levens (pag. 333-345):
* 6: 1-25: Het teken van de broodvermenigvuldiging (vergelijk Mattheus 14 // Marcus 6 // Lucas 9).
* 6:26-71: Gesprekken over het brood des levens, te verdelen in
a) 6:26-34: Tegenover het tijdelijke manna (symbool van de Tora van Mozes) staat Jezus als het ware brood des levens.
b) 6:35-50: Jezus gééft niet enkel het brood des levens, Jezus is Zèlf het brood des levens: het brood dat eeuwig leven geeft.
c) 6:51-59: Jezus geeft het eeuwige leven doordat Hij Zijn eigen leven geeft: Zijn vlees en Zijn bloed (heenwijzing naar Zijn gewelddadige dood).
* 6:60-71: Epiloog over de Geest Die levend maakt (vs 63). Ongeloof en geloof staan tegenover elkaar. Tot Christus kan enkel komen wie het van de Vader gegeven is (vs. 65).
4) Johannes 7 - 8 (afgezien van 7:53-8:11): Licht en leven - openbaring en verwerping (pag. 345-354):
Plaats van handeling: Galilea > Jeruzalem. Situatie: het Loofhuttenfeest. In dit centrale deel van het Boek van de Tekenen een reeks discussies in het kader van het toenemende conflict tussen Jezus en de godsdienstige leiders, met de voortdurende dreiging van geweld tegen Jezus: 7x is sprake van het doden (ἀποκτεῖναι) van Jezus. Vanuit de symboliek van de ceremonies van het Loofhuttenfeest openbaart Jezus Zich als de bron van Levend Water (7:38 - Stromen van levend water zullen uit Zijn binnenste vloeien heeft betrekking op Jezus, niet op de gelovige) en als het Licht der Wereld (8:12), kortom: als de Ik ben (8:24 en 28). Deze Zelf-openbaring van Jezus staat in het kader van Zijn Zelf-verberging (7: 4 en 8:29). Samenvattend maakt Dodd 3 opmerkingen:
* De komst van Jezus brengt scheiding / oordeel (κρίσις).
* Zo ontstaat er scheiding (σχίσμα) tussen gelovigen en tegenstanders van Jezus.
* Het komende lijden en sterven van Jezus kondigt zich steeds duidelijker aan.
5) Johannes 9: 1- 10:39: Oordeel door het Licht (pag. 354-362):
Johannes 9 (de genezing van de blinde) en Johannes 10 (de goede herder) lijken twee afzonderlijke verhalen. Volgens Dodd vormen ze toch één episode:
* 9: Het teken van de genezing van de blinde.
* 10: 1-21: Jezus als de deur van de schapen en als de goede herder.
* 10:22-39: Epiloog: conflict op het Feest van de Tempelvernieuwing.
De genezing van de blinde leidt tot een rechtzaak. De farizeeën veroordelen de genezen blinde en in hem veroordelen ze Jezus. Daarmee komt het oordeel over henzelf: Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden (9:39). Het thema van het oordeel loopt dóór in Johannes 10: veroordeeld worden de rovers en de huurlingen. Vanuit Ezechiël 34 is het beeld van de goede herder verbonden met het thema van het oordeel: het oordeel over de slechte herders en het oordeel tussen de vette en de magere schapen (Ezechiël 34:17, 20 en 22). Ezechiël 34:23-24 is een profetie over de komende goede herder van de Heer: David = de Messias. Dat is het strijdpunt in de epiloog (Johannes 10:22-39): is Jezus de Messias (Johannes 10:24 // Marcus 14:61-64: Jezus voor het Sanhedrin)? Dat strijdpunt (dat zich al aankondigt in Johannes 10:19-21) leidt tot verdergaande scheiding der geesten (oordeel). Johannes 10:28: Ik geef hun eeuwig leven wijst vooruit naar Johannes 11:
6) Johannes 11: 1-53 de overwinning van het leven over de dood (pag. 363-368):
* 11: 1-44: het teken van de opwekking van Lazarus.
* 11:45-53: het besluit van het Sanhedrin om Jezus te doden (// Marcus 14: 1- 2).
Jezus is de opstanding en het leven (11:25) - de vraag of het daarbij gaat om het tegenwoordige of toekomstige (eeuwige) leven is van secundair belang. De opwekking van Lazarus is een teken van de opstanding die Jezus belooft in 5:28: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven. De profetie van Kajafas voegt hieraan toe dat Jezus leven geeft door Zijn eigen leven te geven (11:51-52).
7) Johannes 11:53-12:36: Leven door de dood - de betekenis van het kruis (pag. 368-379):
* 11:54-12:11: De zalving van Jezus (// Marcus 14: 9- 9 // Mattheus 26: 6-13 // Lucas 7:36-39) als teken van Jezus' komende begrafenis. Mattheus // Marcus vermelden de zalving pas vlak vóór Jezus' laatste Avondmaal.
* 12:12-19: De intocht in Jeruzalem als teken van het wereldwijde (12:19: ὁ κόσμος!) koningschap van Christus als overwinnaar van de dood en Heer van het leven. In Johannes éérst de zalving (begrafenis), dáárna de intocht (koningschap).
* 12:20-36: Christus' komende verheerlijking. De Grieken vormen de voorhoede van ὁ κόσμος uit 12:19. Hun komst zegt Jezus dat de ure van Zijn verheerlijking is aangebroken. Jezus' verheerlijking (12:23 vergelijk 28) en verhoging (12:32-34) verwijzen naar Jezus' komende kruisdood (12:33 vergelijk 3:14 en 8:28), Voor de dubbelzinnigheid van het verhogen verwijst Dodd onder meer naar de verhoging van de schenker en de bakker uit Genesis 40. Het slot van Jezus' openbare werkzaamheid is dat Hij Zich verbergt (12:36).
Epiloog van het Boek van de Tekenen (Johannes 12:37-50) (pag. 379-383): Dit gedeelte heeft een dubbele functie: het is de epiloog van het voorafgaande episode 7) + van heel het Boek van de Tekenen. Het bestaat weer uit twee delen: teken + duidend gesprek:
* 12:37-43: Het optreden van Jezus getypeerd als een reeks tekenen (12:37).
* 12:44-50: Samenvatting van de voorafgaande duidende gesprekken; nieuwe formulering enkel in 12:44-45 (vergelijk Mattheus 10:40 en Lucas 10:16).
Elke episode bevat impliciet het hele Evangelie van de dood, opstanding en verhoging van Christus. Mattheus // Marcus // Lucas vertellen over Jezus' optreden in Galilea en aansluitend over Jezus' weg naar Jeruzalem om daar te sterven. In Johannes vinden we deze beweging Galilea > Jeruzalem herhaaldelijk, zoals in episode 1): het wijnwonder in Kana > de reiniging van de tempel in Jeruzalem; in episode 4): van Galilea naar Jeruzalem voor het Loofhuttenfeest; en in episode 6): van het Overjordaanse naar Judea. Een subtiel systeem van dwarsverbindingen verbindt de 7 episoden inhoudelijk met elkaar. Er is een voortgaande beweging van (weder)geboorte (episode 1) naar de overwinning op de dood (episode 6) en de transformatie van dood naar heerlijkheid (episode 7) (pag. 383-389).

C. HET BOEK VAN DE PASSIE (Johannes 13-20):
In B. was de opbouw vaak teken > duidend gesprek (zie hierboven).
De opbouw van C. is: duidend gesprek (Johannes 13-17) > teken (Johannes 18-20: lijden, dood en opstanding van Jezus).
I. De afscheidsgesprekken (Johannes 13-17 - pag. 390-423).
In Mattheus // Marcus // Lucas wisselen tot aan het Laatste Avondmaal onderwijs van Jezus aan de scharen en onderwijs aan de leerlingen elkaar af; bij de Bergrede (Mattheus 5- 7) // de Veldrede (Lucas 6) is er sprake van een mengvorm: de leerlingen worden aangesproken, de scharen luisteren mee. Johannes maakt een duidelijke scheiding: in hoofdstuk 2-12 spreekt Jezus (op een enkele uitzondering na) in het openbaar - in hoofdstuk 13-17 in de kring van Zijn leerlingen. Alle thema's uit het onderwijs aan de leerlingen volgens Mattheus // Marcus // Lucas komen terug in Johannes 13-17 (pag. 390-394), op twee uitzonderingen na: de ethiek van de Bergrede en de voortekenen van de voleinding: die twee onderwerpen liggen blijkbaar buiten de belangstelling van Johannes (pag. 391). De dood, de opstanding, de hemelvaart en de parousie van Jezus, die in in de andere evangeliën (het duidelijkst in Lucas) in de tijd uitéénliggen, zijn in Johannes geconcentreerd in het éne beslissende eschatologische gebeuren van Jezus' kruisdood + verheerlijking (pag. 396). Vergeleken met hoofdstuk 1-12 is er een zekere verschuiving: in die hoofdstukken zijn de kernwoorden licht en leven (al vanaf Johannes 1: 4) - in hoofdstuk 13-17 wordt het kernwoord liefde (ἀγάπη) / liefhebben.
In de opbouw van Johannes 13-17 vinden we de zelfde beweging als in de zeven episoden in Johannes 2-12: van teken (Johannes 13: voetwassing) naar duidende gesprekken (Johannes 14-17):
(a) Het teken van de voetwassing (Johannes 13 - pag. 401-403): Wassing suggereert een associatie met de doop (Titus 3: 5: het bad der wedergeboorte). Maaltijd suggereert een associatie met de Maaltijd van de Heer (zowel in Johannes 13: 2 als in 1Corinthe 11:20: δεῖπνον). In Johannes 13:30 vertrekt Judas: de scheiding tussen licht en duisternis is nu definitief.
(b) Gesprek over Christus' vertrek en terugkeer (Johannes 13:31-14:31). Jezus spreekt nu over Zijn verheerlijking in de voltooide tijd: Nu is de Zoon des Mensen verheerlijkt (Johannes 13:31): Jezus spreekt van nu af als de Verhoogde Heer te midden van Zijn gemeente. De parousie wordt tegenwoordige werkelijkheid; niet in de zin van de traditionele eschatologie, maar in de vorm van de liefde: Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven. Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren (Johannes 14:18-21). - Staat op, laten wij vanhier gaan (Johannes 14:31: Ἐγείρεσθε, ἄγωμεν ἐντεῦθεν) lijkt het einde van het maaltijd-gesprek, maar Jezus spreekt nog drie hoofdstukken (Johannes 15-17) verder. Daardoor zijn veel uitleggers aan het herschikken van de volgorde geslagen. Ook hier neemt Dodd de tekst zoals hij er staat. Ἐγείρεσθε, ἄγωμεν staat in de Gethsemane-geschiedenis (Marcus 14:42) en is door Johannes naar voren gehaald. Het betekent zoveel als: Laten we de tegenstander tegemoet treden (ἄγωμεν als militaire term). In Marcus 14 is die tegenstander Judas en de zijnen - in Johannes 14 is het de overste der wereld (Johannes 14:30).
(c) Christus en Zijn kerk (Johannes 15-16) (pag. 409-416): Johannes 15-16 zijn vrijwel geheel monoloog. De wijnstok is een beeld van de liefde tussen de Vader en de Zoon, de Zoon en de Zijnen (15: 1-17). Ná Jezus' verhoging wacht Zijn gemeente vervolging (15:18-16: 4). De Parakleet (juridische term) is daarbij hun rechtsbijstand - in dat rechtsgeding worden de rollen omgekeerd: de rechters worden geoordeeld (16: 8-11 // 9:35-41). In 16:16-33 keren we terug naar de historische situatie: de vooravond van Jezus' dood. Jezus' leerlingen belijden hun geloof (16:29-30) en Jezus kondigt hun vlucht aan (// Marcus 8:29-33; 10:28-31; 10:38-40; 14:29-31). Deel (b) eindigde met: Laten we de tegenstander tegemoet trekken - deel (c) eindigt met het vervolg daarop: Houdt moed, Ik heb de wereld overwonnen (16:33).
(d) Het gebed van Christus (Johannes 17) (pag. 417-423): In Nederland spreken we meestal over het hogepriesterlijk gebed. De inhoud van het gebed is gebaseerd op de behaalde overwinning (16:33 - zie hiervoor) en herinnert voortdurend aan elementen uit Johannes 1-16. Jezus bidt voor Zijn leerlingen die achterblijven (17: 9-19) en voor alle toekomstige gelovenden (17:20-26). In spirituele en ethische zin vormt dit gebed de opgang en verhoging van de Zoon tot de Vader, die hierna historische werkelijkheid zal worden aan het kruis (pag. 419). De niet-christelijke lezers van Johannes zullen in dit gebed overeenkomsten bemerken met het Hermetische gedachtengoed. Maar er zijn ook drie markante verschillen:
* De Hermetische teksten zijn individueel en esoterisch - Johannes schrijft over de christelijke gemeente.
* De kennis van God en de eenheid met God worden in Johannes 17 beschreven in persoonlijke en ethische termen als liefde.
* De kennis van God die eeuwig leven geeft (Johannes 17: 3) wordt geschonken door de offerdood van Jezus aan het kruis.
PS: Toen ik op 12 mei 1991 intrede deed in de Westerkerk in Goes, preekte ik over Johannes 17: 9-19. Ik heb toen gewezen op de centrale plaats van vers 19a: Ik heilig Mijzelf voor hen (ὑπὲρ αὐτῶν). Volgens mij is dat een consecratie-formulering, te vergelijken met de Avondmaalswoorden in de andere Evangeliën zoals vergoten voor velen (Marcus 14:24: ὑπὲρ πολλῶν). Jezus wijdt Zichzelf ten offer voor de Zijnen.
II. De passie-geschiedenis (Johannes 18-20 - pag. 423-443):
In alle vier Evangeliën is de lijdensgeschiedenis een combinatie van feiten en interpretatie. Hoe is dat in Johannes? Een bekend verschil tussen de Evangeliën is de datum van Jezus' laatste Avondmaal en kruisiging. In Mattheus // Marcus // Lucas viert Jezus met Zijn leerlingen het Pascha aan de vooravond van Zijn dood - in Johannes lijkt het Pascha een dag later te vallen. Daarvan wordt vaak een theologische verklaring gegeven (Johannes 1:29 en 36: Jezus is het Lam van God dat de zonden van de wereld wegdraagt = het Paaslam). Dodd acht het waarschijnlijker dat Johannes hier een oudere traditie volgt (pag. 424-425).
Sommige elementen in de lijdensgeschiedenis van Mattheus // Marcus // Lucas ontbreken bij Johannes (pag. 425-426):
- de tekenen rond Jezus' dood (duisternis, aardbeving, opengaan van de graven, scheuren van het voorhangsel).
- het eucharistische karakter van het laatste Avondmaal (maar zie Johannes 6).
- Gethsemane (maar zie Johannes 12:27-28).
- de beschuldiging van Godslastering (maar zie Johannes 10:30-39).
- Simon van Cyrene die Jezus' kruis draagt (< > Johannes 19:17: voor Zichzelf het kruis dragende).
- medeleven met en bespotting van Jezus op weg naar en aan het kruis.
- Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? wel in Mattheus // Marcus < > niet in Lucas // Johannes.
Elementen die Johannes toevoegt of benadrukt, vergeleken met Mattheus // Marcus // Lucas (pag. 426-431):
+ het vrijwillige karakter van Jezus' lijden en dood.
+ het politieke karakter van het proces tegen Jezus.
+ Jezus' Zelfverdediging voor het Sanhedrin en tegenover Pilatus.
+ vervulling van verschillende profetieën rond de kruisiging van Jezus.
+ de moeder van Jezus en de leerling die Jezus liefhad (Johannes 19:26-27).
+ Jezus' uitroep Het is volbracht! en de formulering Jezus gaf de geest (= gaf de Heilige Geest, aan de Zijnen?).
+ het teken van het water en het bloed ná Jezus' dood.
+ de zalving van Jezus' lichaam vóór Zijn begrafenis (Johannes 19:39).
+ de getuigenissen aangaande het lege graf: van de vrouwen én van Petrus en de leerling die Jezus liefhad.
+ de verschijning aan Maria Magdalena.
+ Hij blies op hen en zei tot hen: Ontvang de Heilige Geest (Johannes 20:22).
+ de verschijning aan Thomas.
+ het aanhangsel van het Evangelie: Johannes 21.
Elementen waarin de theologie van Johannes doorklinkt (pag. 432-438):
* Jezus geeft Zichzelf over aan het arrestatieteam en vraagt daarbij vrijheid voor de Zijnen opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan (Johannes 18: 8 vergelijk 17:12, 6:37-40,10:27-28).
* Het Sanhedrin levert Jezus over aan Pilatus opdat het woord van Jezus vervuld werd, dat Hij gezegd had, aanduidende, welke dood Hij sterven zou (Johannes 18:32). De kruisdood is letterlijk verhoging. Jezus' diepste vernedering is tegelijk Zijn verhoging tot heerlijkheid.
* Tegenover Pilatus getuigt Jezus van de waarheid. Zijn Koninkrijk / Koningschap ís de waarheid (in de dubbele zin van waarheid en werkelijkheid). Jezus is Zelf de Waarheid (Johannes 14: 6 vergelijk Johannes 1 over Jezus als Gods Woord en Johannes 17:17: Uw Woord is de waarheid).
* Het is volbracht! (Johannes 19:30): Volbrengen: in het algemeen = voltooien; maar hier waarschijnlijk specifiek: het volbrengen van een godsdienstige ceremonie. Jezus heeft het offer van Zijn leven gebracht.
* Na Zijn dood stroomt uit Jezus' zijde water en bloed (Johannes 19:34-35, vergelijk Johannes 6:51: Jezus' bloed is ware drank en Johannes 7:38-39: het levende water uit Jezus' binnenste = de Geest).
De dood en opstanding van Jezus zijn een teken, zoals de tekenen verhaald in Johannes 2-12; met één beslissend verschil: de eerdere tekenen zijn enkel heenwijzingen (Lazarus is uiteindelijk weer opnieuw gestorven) - de dood en opstanding van Jezus zijn het éne definitieve gebeuren dat tijd en eeuwigheid verenigt (pag. 438-439).
Ná de kruisdood van Jezus móét wel de opstanding volgen. Daarvan getuigen alle vier de Evangeliën (Dodd meent dat Marcus ná Marcus 16: 8 een slotperikoop heeft gehad // Mattheus 28:16-20, pag. 440 noot 1). In Zijn kruisdood is Jezus verheerlijkt en verhoogd - aan die verhoging voegt Jezus' opstanding verder niets toe. Daarom kan Johannes zo concreet over de Opgestane spreken: Zijn opstanding is zowel spiritueel als historisch; beide aspecten blijken in Zijn verschijning aan Thomas (pag. 439-443).

HISTORISCHE ASPECTEN VAN HET JOHANNES-EVANGELIE (pag. 444-453).
Het Evangelie van Johannes is in wezen een theologisch boek. Maar God openbaart Zich in de geschiedenis. Het historische karakter van zijn verhaal is dus voor Johannes wezenlijk. 
Voor geschiedschrijvers in de oudheid (zoals Tacitus) was het heel gewoon om de toespraken en gesprekken in hun relaas zelf te formuleren: ze schreven niet wat er feitelijk gezegd was (daar hadden ze doorgaans geen woordelijk verslag van), maar wat er gezegd had kunnen zijn. Veel woorden van Jezus zijn gehoord door Zijn leerlingen (en kunnen dus in de mondelinge traditie bewaard zijn), maar zij waren niet aanwezig bijvoorbeeld bij Jezus' gesprek met de Samaritaanse vrouw (Johannes 4) en bij het verhoor door Pilatus (Johannes 18-19) (pag. 450).
We kunnen Mattheus // Marcus // Lucas niet stellen als hét historische verhaal tegenover de "theologische" Johannes. Ook de eerste drie evangelisten geven in hun verhaal een theologische duiding: ze vertellen het tegen de achtergrond van de Joodse eschatologie - Johannes schrijft tegen de religieuze achtergrond van zijn beoogde lezers (zie deel I). Alle vier de evangelisten ordenen hun stof tót aan de lijdensgeschiedenis ieder vanuit hun eigen theologische intenties. Dodd betwijfelt zeer of Johannes de eerdere drie Evangeliën of hun bronnen (de hypothetisch Q) in schriftelijke vorm voor zich had; eerder denkt hij aan oude mondeling tradities (pag. 449 en 452).
Dodd laat in het midden of de apostel Johannes de schrijver van dit evangelie is. Hij is er wel vrij zeker van dat het vierde Evangelie is geschreven in Efese (dat is ook van belang met het oog op de veronderstelde lezers van dit Evangelie). De drie brieven van Johannes wijken theologisch duidelijk af van het Evangelie.
Johannes noemt allerlei plaatsnamen. De betekenis van de naam Siloah vermeldt hij uitdrukkelijk: uitgezonden (Johannes 9: 7). Een overtuigende symbolische interpretatie van de andere plaatsnamen is nog niet gevonden. Johannes' lezers te Efese hadden waarschijnlijk geen notie van de topografie van het Heilige Land. Opmerkelijk is dat de meeste plaatsen die énkel door Johannes worden genoemd, in zuidelijk Palestina liggen. Dat kan wijzen op een oude traditie uit die omgeving.

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA