DEUTERO-CANONIEKE BOEKEN

Na het verschijnen van de Nieuwe Bijbel Vertaling (2004) is mij verschillende keren de vraag gesteld: wat zijn deutero-canonieke boeken? De Nieuwe Bijbel Vertaling is immers leverbaar in twee edities: zonder en met deutero-canonieke boeken. Dat gold trouwens ook al voor de Groot Nieuws Bijbel. Maar wat zijn nu precies de deutero-canonieke boeken? De vraag is simpel - het antwoord haalt nogal wat overhoop.

1 Deutero-canoniek en Aprokrief.

Deutero-canoniek betekent letterlijk: tweede-canoniek. De canon is de lijst van Bijbelboeken. Kanoniek betekent dus: behorend tot de canon, en daarom maatgevend en gezaghebbend. Jesaja en Mattheus zijn canonieke boeken. Deutero-canoniek betekent dan dus zoiets als: "in tweede instantie aan de canon toegevoegd". Judit is een deutero-canoniek bijbelboek.

De deutero-canonieke boeken werden in protestantse kring vroeger ook wel apokriefe boeken genoemd. Apokrief betekent letterlijk: verborgen. De term apokriefe boeken wordt echter in twee betekenissen gebruikt. De boeken die we nu deutero-canoniek noemen, heetten vroeger: apokriefe boeken van het Oude Testament. Er zijn echter ook apokriefe boeken van het Nieuwe Testament, zoals het Evangelie van Thomas, het onlangs (2006) gepubliceerde Evangelie van Judas, Evangeliën over de kinderjaren van Jezus, de Handelingen van Petrus, enz. De waarde van de nieuwtestamentische apokriefen loopt ver uiteen. De meeste verhalen over de kinderjaren van Jezus zijn veel later ontstane vrome legenden. Aan bijvoorbeeld het Evangelie van Thomas wordt door sommigen veel waarde gehecht.

Om verwarring te voorkomen is het het beste om de term apokriefe boeken alleen te gebruiken voor de (latere) toevoegingen aan het Nieuwe Testament. Het gaat hier uiteraard om christelijke geschriften / geschriften van christenen. De deutero-canonieke boeken zijn joodse geschriften, waarvan ter discussie staat of ze wel of niet moeten worden gerekend tot de canon van het Oude Testament. Hoe is die discussie ontstaan?

2. De Hebreeuwse en de Griekse versie van het Oude Testament.

De term Oude Testament is een christelijke term. Er kan pas sprake zijn van een Oud Testament nadat er een Nieuw Testament is ontstaan. "Oud" kan dan makkelijk de bij-betekenis hebben van: verouderd en afgedaan (vgl. Hebreeën 8:13). De Joden (er)kennen het Nieuwe Testament niet als heilig boek, en spreken dus nooit over het Oude Testament. Wat wij het Oude Testament noemen, heet in de joodse godsdienst meestal de Tenach. Tenach is een letterwoord dat de drie delen van de joodse canon aangeeft: de T van Tora (de vijf boeken van Mozes), de N van Neviim (= profeten: Jozua, Samuel en Koningen en de profetische boeken) en de K van Ketoebim (= geschriften zoals de dichterlijke boeken en de vijf feestrollen Ruth, Hooglied, Prediker, Klaagliederen en Esther). Ik gebruik hier verder de gangbare term Oude Testament.

Rond het begin van de jaartelling (dus ten tijde van Jezus) bestonden er van het Oude Testament twee versies naast elkaar: een Hebreeuwse en een Griekse versie. Het Hebreeuws was in die tijd al geen levende omgangstaal meer. De Joden in Palestina spraken Aramees, een taal die ongeveer zoveel op Hebreeuws lijkt als Nederlands op Duits. Jezus sprak in het dagelijkse leven dus Aramees. In de godsdienst werd het Hebreeuws gebruikt. De Aramees sprekende Joden in Palestina gebruikten het Oude Testament dus in een Hebreeuwse vorm. - Er woonden echter ook heel veel Joden buiten Palestina, bijvoorbeeld in Egypte, Klein-Azië, Griekenland en Italië. Neem Paulus, zelf afkomstig uit Klein-Azië (Tarsus). Op zijn zendingsreizen treft hij in alle steden Joodse gemeenschappen aan. Deze Joden in de verstrooiing spraken meestal Grieks, toen de internationale taal (te vergelijken met wat nu het Engels is). Zij gebruikten een Griekse vorm van het Oude Testament: de Septuaginta.

Het woord Septuaginta betekent Zeventig. Vandaar de afkorting LXX (het romeinse cijfer voor 70). Volgens de legende maakten 72 joodse vertalers in 72 dagen op het eiland Pharus (voor Alexandrië in Egypte) rond het jaar 250 voor Christus deze vertaling voor de koninklijke bibliotheek van Alexandrië. Het getal 70 of 72 komt terug in Lucas 10: 1 en 17. Volgens de legende zouden de vertalers allemaal individueel het hele Oude Testament hebben vertaald; nadien zouden die 72 vertalingen woordelijk gelijk zijn gebleken. Deze legende is zeker niet historisch. Wel zal het kloppen dat de Septuaginta is ontstaan binnen de Joodse gemeenschap in Alexandrië.

De Septuaginta (LXX) is niet zonder meer een Griekse vertaling van het ons bekende Hebreeuwse Oude Testament (MT = Masoretische Tekst). Het ligt ingewikkelder.
(a) In sommige passages is de Septuaginta gewoon een meer of minder letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst.
(b) In andere passages is de Septuaginta meer een omschrijving of uitleg van de ons bekende Hebreeuwse tekst.
(c) Op weer andere plaatsen geeft de Septuaginta een eigen, afwijkende versie van de tekst. Het is mogelijk dat deze versie teruggaat op een verloren gegane Hebreeuwse tekst, ouder of jonger dan de ons bekende Hebreeuwse tekst.
(d) De Septuaginta heeft een andere volgorde dan de Hebreeuwse Bijbel. De Hebreeuwse Bijbel ordent de boeken van het Oude Testament in Wet - Profeten - Geschriften; we kunnen dat een concentrische opbouw noemen: de Wet (Tora) is het centrum, de Geschriften vormen de buitenste ring. De Griekse Bijbel ordent de boeken van het Oude Testament in historische - dichterlijke - profetische boeken; daarin herkennen we een lineaire tijdlijn: verleden - heden - toekomst.
(e) De Septuaginta is een paar honderd bladzijden dikker dan de ons bekende Hebreeuwse versie van het Oude Testament. Dat laatste komt met name door een aantal extra Bijbelboeken en hoofdstukken: de deutero-canonieke boeken
NB: Soms verwijst de Nieuwe Bijbel Vertaling in de noten naar de Septuaginta; bijvoorbeeld bij 1Samuel 13.

Als deutero-canonieke boeken zijn in de Nieuwe Bijbel Vertaling opgenomen: Tobit, Judit, Esther (Griekse vorm), 1 en 2 Makkabeeën, Wijsheid, Wijsheid van Jezus Sirach, Baruch, de brief van Jeremia, de toevoegingen aan Daniël en het Gebed van Manasse. Daarnaast zijn er overigens nog meer; zo kent de Septuaginta naast 1 en 2 Makkabeeën nog een 3e en 4e boek Makkabeeën; en een deutero-canonieke Psalm 151 ("een eigen geschrift Davids", berijmd te vinden in de bundel van Datheen, maar pas ná de "Eenige Gezangen").

3. Hoe het verder ging.

De eerste christenen waren Joden (zoals Jezus Zelf en Zijn leerlingen) Zij kenden en gebruikten beide versies van het Oude Testament naast elkaar. Het ligt voor de hand dat ze buiten Israël vooral de Griekse versie hebben gebruikt (wie in Athene verstond er Hebreeuws?). Ook het Nieuwe Testament zelf is geschreven in het Grieks. Als daarin het Oude Testament wordt aangehaald, gebeurt dat soms vanuit de Hebreeuwse versie en soms vanuit de Griekse versie (Septuaginta).

Het christelijke gebruik van de Griekse versie leidde tot een reactie van Joodse zijde. Het Jodendom trok zich terug op de Hebreeuwse versie. In de synode van Jamnia bij Asdod (+ 100 na Christus) werd de canon en de tekst van de Hebreeuwse versie definitief vastgesteld. We noemen dit de Masoretische Tekst (MT). Sindsdien is dit voor de Joden de Heilige Schrift.

De christenheid bleef de Griekse canon gebruiken (dus mét de deutero-canonieke boeken). Toen Hieronymus (+ 400) de Bijbel in het Latijn vertaalde, baseerde hij zich voornamelijk op de Hebreeuwse versie, maar nam uit de Griekse versie de volgorde en ook de meeste deutero-canonieke boeken over. Deze Latijnse vertaling van Hieronymus heet: de Vulgata (= onder het volk verbreide vertaling). Dit is de Bijbel van de Rooms-Katholieke Kerk. Vandaar dat de Katholieke Bijbel Stichting (KBS) voor haar medewerking aan de Nieuwe Bijbel Vertaling de voorwaarde stelde, dat er ook een editie met deutero-canonieke boeken zou komen.

Tot aan de Reformatie (na 1500) lazen de Christenen dus het Oude Testament in het Grieks (Septuaginta) of Latijn (Vulgata). Dit lezen was natuurlijk enkel weggelegd voor de geschoolden (velen konden niet lezen), geleerden (velen kenden geen Latijn) en gegoeden (handgeschreven boeken waren duur). Na 1500 verandert er veel. De boekdrukkunst brengt boeken onder veler bereik. Daarmee groeit de behoefte om te leren lezen. En dan natuurlijk in de eigen taal. Luther en Calvijn benadrukken het belang van de Bijbel. Luther zelf vertaalt de Bijbel in het Duits (Nieuwe Testament 1522). Een stroom van Bijbelvertalingen volgt: in Engeland de King James-vertaling (1611); in Nederland de Staten-Vertaling (1637).

Met name in Calvinistische kring greep men daarbij terug op het Hebreeuwse Oude Testament (dus zónder de deutero-canonieke boeken). Daaraan liggen verschillende motieven ten grondslag: het gevoel dat de Hebreeuwse versie "oorspronkelijker" was; contact met joodse geschriften en geleerden; in het algemeen besef van de waarde van het Oude Testament (de voorliefde van Calvinisten voor de Psalmen en de Wetslezing) en het Jodendom; maar ook het beroep op de deutero-canonieke boeken door de Rooms-Katholieke Kerk voor dogma's als het vagevuur en de voorspraak der heiligen. Overigens ordenen we de Bijbelboeken van het Oude Testament nog altijd volgens het Griekse versie (Septuaginta) in historische (Genesis tot en met Esther), dichterlijke (Job tot en met Hooglied) en profetische (Jesaja tot en met Maleachi) boeken. Ook onze namen van verschillende Bijbelboeken gaan op de Septuaginta terug (Genesis, Exodus, enz.).

In de Nederlandse Geloofs Belijdenis van 1559 worden in art. 6 een aantal deutero-canonieke ("apokriefe") boeken opgesomd. Dewelke de kerk wel lezen kan, en daaruit ook onderwijzingen nemen, voor zoveel zij overeenkomen met de canonieke boeken; maar ze kunnen niet dienen als basis voor een christelijk dogma en zeker niet het gezag van de canonieke boeken aantasten. In de eerste uitgaven van de Staten-Vertaling van 1637 werden de deutero-canonieke ("aprokriefe") boeken wel afgedrukt, maar als een afzonderlijke afdeling (net als in de Nieuwe Bijbel Vertaling); in een kleiner lettertype; zonder kanttekeningen; en met een waarschuwend woord in de geest van Nederlandse Geloofs Belijdenis artikel 6. Maar de deutero-canonieke boeken waren in die tijd nog wel toegankelijk voor de nederlandse Calvinisten!

Curieus is het gesteld met de vier boeken van de Makkabeeën. De nummering suggereert een doorgaande geschiedenis (zoals bij 1 en 2 Samuël), maar het zijn vier afzonderlijke geschriften.
1Makkabeeën verhaalt de geschiedenis van de opstand van de Joden tegen de Griekse overheersing (circa 170 voor Christus).
2Makkabeeën geeft een aantal verhalen uit deze zelfde periode, onder meer over de marteldood van de priester Eleazar en van de zeven broers en hun moeder.
3Makkabeeën vertelt van de redding van de Joden in Alexandrië, als de Farao hen wil laten vertrappen door olifanten.
4Makkabeeën illustreert met indringende voorbeelden (onder meer uit 2Makkabeeën) dat de vrome geest kan heersen over aardse hartstochten.
Deze vier boeken vinden we in de Septuaginta. In de Vulgata (latijnse Bijbel) zijn enkel 1 en 2 Makkabeeën opgenomen; hetzelfde geldt voor de edities van Groot Nieuws Bijbel en Nieuwe Bijbel Vertaling met deutero-canonieke boeken. Ook de Nederlandse Geloofs Belijdenis artikel 6 noemt enkel de (eerste) twee boeken van de Makkabeeën; maar in de Staten-Vertaling staat ook 3Makkabeeën! 

4. De huidige situatie.

Het Oude Testament wordt wereldwijd door gelovigen gelezen in verschillende versies

  1. De Joden gebruiken de in 100 na Christus in Jamnia vastgestelde Hebreeuwse tekst (MT); uiteraard zónder de deutero-canonieke boeken.
  2. In de oosters-orthodoxe christenheid wordt over de deutero-canonieke boeken verschillend gedacht. In de Confessio Dosithei (1672) worden ze tot de canon gerekend. Daar staat tegenover dat calvinistische invloeden in de eeuw der Reformatie de kwestie van de apocriefen in de Oosterse kerken weer in beweging hebben gebracht. De contacten tussen Calvinisten en Cyrillus Lukaris hebben er mede toe geleid dat - althans voor de Russische kerken - de Oud-testamentische apocriefen buiten spel zijn gekomen (G.P. Hartvelt, Goed voor Gods Woord, pag. 44). In de Grote Catechismus van Philaret (1839) worden ze niet tot de Heilige Schrift gerekend "omdat ze niet in het Hebreeuws zijn geschreven".
  3. Voor de Rooms-Katholieke Kerk is de officiële Bijbel de Vulgata: qua omvang (aantal Bijbelboeken) en qua volgorde gebaseerd op de Griekse versie (Septuaginta) - qua vertaling meer gebaseerd op de Hebreeuwse versie (dankzij Hieronymus). In bijvoorbeeld de Willibrordvertaling staan de deutero-canonieke boeken gewoon tussen de canonieke boeken is. 
  4. Als protestanten wereldwijd gebruiken we Bijbelvertalingen die (voor het Oude Testament) gebaseerd zijn op de Hebreeuwse versie (maar met de Griekse volgorde en met een aantal Griekse namen voor de Bijbelboeken). Het is goed te beseffen dat we daarmee binnen de christenheid een minderheid zijn! - De Lutherse traditie heeft de deutero-canonieke boeken in ere gehouden, als aparte afdeling tussen het Oude en Nieuwe Testament in. De Calvinisten zijn de deutero-canonieke boeken enkele eeuwen kwijt geweest, maar leren ze nu opnieuw kennen door nieuwere Bijbelvertalingen waarin ze opgenomen zijn.

Welke vorm van het Oude Testament is nu de beste, of het enig ware Woord van God? Misschien leert deze geschiedenis ons wel dat Gods Woord te rijk is om vast te leggen in één bepaalde vorm. De Geest spreekt vele talen.

terug naar diversen

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA