KLAUS BERGER, Wie was Jezus werkelijk? Kok/Kampen, 1996, 247 pag., prijs (in guldens) fl. 34,90.

Over Jezus verschijnen allerlei boeken. Sommige stichtelijk, maar niet erg wetenschappelijk. Andere wetenschappelijk, maar niet erg stichtelijk. Zowel wetenschappelijk als stichtelijk vind ik het boek over Jezus van KLAUS BERGER, hoogleraar Nieuwe Testament in Heidelberg. Het is een echt studieboek, maar zonder vaktermen, theologen en citaten - en een boek dat je soms echt aan het denken zet. Het is ook in veel opzichten een tegendraads boek. Helaas is de nederlandse vertaling klungelig.

BERGER begint heel uitdagend: met de verheerlijking van Jezus op de berg (Marcus 9: 2- 7): u weet wel, de schitterend-witte kleren, Mozes en Elia, de wolk, de Stem .... - een wonderlijk verhaal. En wonderen vinden we tegenwoordig wetenschappelijk onmogelijk. In de wereld om ons heen (BERGER noemt dat: de buitenkant, 139) regeren enkel de natuurwetten en die laten geen uitzonderingen toe, dus ook geen wonderen. "Het hele terrein van de gedachten, de dromen, gevoelens en religieuze ervaringen verplaatsen wij naar de binnenkant" (139). Als iemand zegt: 'ik heb een wonder beleefd!' dan zit dat tussen haar of zijn oren. Voor de mensen in de tijd van Jezus was dat anders. Zij maakten niet het moderne onderscheid tussen buitenkant en binnenkant, maar tussen wat BERGER noemt: twee buitenkanten: buitenkant I is de gewone zichtbare wereld - buitenkant II is de wereld van God en engelen, satan en demonen; en deze onzichtbare wereld is geen kwestie van geloof, inbeelding of fantasie, maar juist "de belangrijkste, onvergankelijke helft van de werkelijkheid". In bijvoorbeeld wonderen of visioenen werkt de onzichtbare werkelijkheid (buitenkant II) in op de zichtbare werkelijkheid (buitenkant I) (140-141). Daarmee zijn wonderen en visioenen uitzonderlijk, maar zeker niet "wetenschappelijk onmogelijk". Zo is het ook met Jezus' verheerlijking op de berg (140).

Een groot hoofdstuk van het boek is gewijd aan de mens Jezus (44-127). Jezus was een Jood (BERGER weet veel van de Joodse leef- en denkwereld). Jezus was een rechtvaardige, zelfs: dé rechtvaardige; daarom kan Hij plaatsvervangend opkomen voor ons bij God (44). Jezus' gelijkenissen en spreuken laten ons zien hoe Jezus in het leven stond. Bijvoorbeeld: Maak je vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat wanneer deze je ontvalt, zíj (die vrienden!) je opnemen in de eeuwige tenten (Lucas 16: 9): nog nooit is iemand helemaal alleen in de hemel gekomen, maar enkel binnen het netwerk van de gemeenschap; en dat netwerk bouw je met geld (56; 114-115). Wij vinden dat je je naaste moet helpen omwille van die naaste; dat klinkt mooi, maar in de praktijk komt er weinig van terecht. Jezus weet dat we sterkere impulsen nodig hebben. Daarom doet Hij een beroep op ons welbegrepen eigenbelang! (109). Ander voorbeeld: Werpt uw paarlen niet voor de zwijnen (Mattheus 7: 6); dat betekent; doe geen dingen die niet bij jullie passen; gemeen of schunnig gedrag (= zwijnen), dat strookt niet met de waarde van een christen (= paarlen) (57). Jezus vraagt dus van Zijn volgelingen een radicale keuze!

Waarom Jezus dat kan vragen, legt BERGER uit in het volgende hoofdstuk: Jezus als God (128-159). Jezus is God: de unieke plek van Gods tegenwoordigheid, Gods representant op aarde (133-135). Daarom kan Jezus het goedkeuren, dat een vrouw een kapitaal aan zalfolie "verspilt" enkel om Hem te eren, een kapitaal dat ook aan de armen had kunnen worden gegeven (128). In Jezus merken we "buitenkant II": Gods Geest werkt in en door Hem. Daarom doet Jezus wonderen (149-158): daden van redding met een boodschap. Uitvoerig schrijft BERGER over "het meest aanstootgevende wonder": de opwekking van Lazarus (149-158): de daad van redding is dat Lazarus in levenden lijve wordt opgewekt - de boodschap is dat God ons helemaal opeist en ons helemaal bewaart.

Na een kort hoofdstuk over De Jezus van de apocriefe evangeliën (159-178) schrijft BERGER tenslotte over Jezus in Jeruzalem (179-236): Jezus' intocht - de tempelreiniging - Jezus' sterven en opstanding. Jezus heeft Zijn leven gegeven als losprijs voor velen (Marcus 10:45) betekent: zowel in Zijn leven (!) als in Zijn sterven was Hij plaatsvervangend: Hij was rechtvaardig in plaats van onze onrechtvaardigheid (207, 213). Jezus' opstanding was voor Zijn volgelingen een concrete en reële ervaring: het bewijs dat de levende God achter Jezus staat (225) en dat het doel van ons bestaan het leven is (231).

BERGER was zijn boek begonnen met een paragraaf over Was Jezus getrouwd? (25-29; antwoord: nee, want Hij als de Messias wachtte op Israël als Zijn bruid) - BERGER besluit zijn boek met een ontroerende meditatie over Afscheid van Maria Magdalena (231-234): Jezus heeft haar liefgehad en haar vertrouwd, van de vrouwen alleen haar (233). Maria van Magdala leert ons om Jezus te huilen (234).

terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA