KLAUS BERGER: Mag
je in
wonderen geloven?, Kampen 1997, 170 pag. Berger
(nieuwtestamenticus
in Heidelberg) is een eigenzinnig theoloog. Dat blijkt al uit de
titel van dit boek: mag je in wonderen geloven
(wonderen
zowel in het nieuwe testament als in onze tijd). Van kritische
theologen mág je niet in wonderen geloven - van
fundamentalistische theologen móét je in wonderen
geloven.
Berger bepleit een derde weg: de werkelijkheid heeft
verschillende dimensies (daarin deed het boek mij denken aan de
Wijsbegeerte der Wetsidee met haar verschillende
werkelijkheids-aspecten,
vgl. 70-71, 127). In de "mythische" dimensie kunnen ook
wonderen ervaren worden (deze gedachte lijkt sterk op de visie
van wijlen Fortmann op de religieuze waarneming). Enkele
gedachten in dit boek troffen mij in het bijzonder.
1. De wonderen zijn geen randverschijnselen van het evangelie,
maar een wezenlijk onderdeel ervan (oa. 11).
2. De wonderen zijn geen voorteken van Gods koninkrijk (zo heb ik
er zelf ook wel eens over gepreekt), maar kenmerk van de tijd
vóór
Gods koninkrijk (149-151).
3. De wonderen zijn het werk van God, verricht door Jezus o.a..
163). Ze demonstreren: in Jezus is God tegenwoordig (o.a.. 140-141).
Jezus is als een vaas voor God (o.a.. 137).
4. Niet het alledaagse, maar het buitengewone is de maat van het
christelijke: het overschot van de spijzigingen (o.a.. Joh. 6),
de verspilling van de zalfolie (o.a.. Joh. 12), de radicaliteit
van de bergrede (Mattheus 5), de dood van Gods eigen zoon (o.a..
Joh. 3). Alleen het buitengewone redt (169-172).