KLAUS BERGER: Zit de duivel achter alle kwaad? Kampen, 2000, 249 pag.

Klaus Berger (geboren 1940) is hoogleraar Nieuwe Testament in Heidelberg. Hij schrijft origineel en provocerend, soms ook wat rommelig. Helaas leest de Nederlandse vertaling nogal stuntelig. Irritant is op den duur de gewoonte van de schrijver (of de vertaler?) om ieder kopje de vorm van een vraag te geven. Ik geef een overzicht van de inhoud van het boek.

1. Inleiding: bestaat de duivel?

Berger vindt dat wij te flets spreken over het kwaad. We moeten het kwaad niet rationalistisch, psychologisch of sociologisch bagatelliseren (23). Het kwaad in z'n vele gestalten is monsterlijk en cynisch. Jezus' boodschap van het Koninkrijk van God heeft als keerzijde de overwinning op de satan. Het evangelie betekent dus strijd; we halen alle dramatiek eruit als we de overwinning vanzelfsprekend maken. Deze strijd voelen we in wat Berger noemt: negatieve spirituele ervaringen. Wie God zoekt (in het gebed, in het kloosterleven), komt ook de duivel tegen. God is immers exclusief (eerste gebod). Dit maakt alle andere goden tot boze geesten. De Joodse mythe vertelt over de hoogmoed van één van de aartsengelen die aan God gelijk wilde worden en daardoor ten val kwam. Wie aan God gelijk wil zijn, wordt een duivel. Het dilemma is (ook voor ons): kind van God of concurrent van God.

De strijd tegen de duivel was een reële ervaring van mensen als de pastoor van Ars, Luther en Blumhart sr. In de Oude Kerk was dé strijder tegen de satan: de martelaar. Hij onthult de macht van het kwaad als haat tegen mensen en God, als kwaad ter wille van het kwaad. De duivel is dus ervaring, maar niet als een blijvende grootheid maar om overwonnen te worden (32). De duivel wordt ervaren op het omslagpunt van onheil naar heil: bijv. historisch bij het werk van Jezus (met name Zijn dood: Hebreeën 2:14) en persoonlijk bij de bekering (1Thessalonicenzen 3:5).

Er is analogie tussen de duivel (Mattheus 6:13: verlos ons van de Boze) en onze eigen begeerte (Jacobus 1:13-14) en zonde (Paulus in Romeinen 7:20). In de hellenistische cultuur kende men geen duivel, zodat Paulus dat begrip moeilijk kon gebruiken. Zonde en duivel hebben een persoonlijk karakter; maar "zonde" is duidelijker een kwalificatie van ons eigen handelen.

2. Wat is het signalement van de duivel?

De theorie dat de duivel zich heeft ontwikkeld van medewerker van God (Job) tot tegenstander van God (Openbaring) is te simpel. Verschillende ervaringen zijn in de loop der tijd geconcentreerd op één figuur (spiegelbeeld van het monotheïsme: enkel het Jodendom, het Christendom en de Islam kennen de duivel!). Deze krijgt daardoor verschillende karaktertrekken en rollen:

a) Verzoeker: In Job maakt de duivel deel uit van Gods hofhouding. Hij dient indirect het belang van God. Maar hij is voor de mens (Job) een bedreiging. Dit is de ervaring van de pas-bekeerden. Je denkt dat je een nieuw leven bent begonnen, maar het oude leven dient zich toch weer aan. Het wordt ervaren als vreemd: "dat ben ik toch niet!", als een ándere persoon. Eigenlijk is het hele leven van een christen tijd van aanvechting en verzoeking, met name: verzoeking van machtswellust (vgl. de verzoeking van Jezus!).

b) Aanklager: God is de Rechtvaardige Rechter: niet enkel ten jongsten dage, maar elke dag. De satan treedt daarbij op als officier van justitie (Zacharia 3: 1- 2). Deze aanklager hééft gelijk maar krijgt het nooit, vanwege de liefde van God en de verdediging door Jezus (Romeinen 8:31-39). Het strafrecht is niet de hele werkelijkheid. Het geding over Gods recht en liefde heeft analogie in de discussies tussen de Farizeeën en Jezus.

c) Vader van de leugen: Leugen in de zin van ontkenning van de aanspraak van God, dus on-gehoorzaamheid. Hier is de duivel duidelijk Gods vijand en negatieve spiegelbeeld, maar in rangorde altijd een positie lager: hij is / wordt aan God onderworpen (hupotassô). In de hellenistische tijd wordt de tegenstelling God-duivel verscherpt. God gaat steeds meer lijken op het Volmaakt Goede van Plato (dat roept de vraag op, of God nog wel gezien kan worden als de Schepper van de onvolmaakte wereld) - alle kwaad wordt geprojecteerd op de duivel. Ook de duivel heeft een rijk (de mensen die afgoden dienen) en engelen (Mattheus 25:41 en Openbaring 12:9). Deze wereld is het rijk van de duivel (daarom is in déze wereld het heil niet te verwachten) - de zending proclameert het koninkrijk van God, dat pas in de toekomstige wereld zichtbaar zal worden. Dit is de ervaring van de eerste christenen als een kleine vervolgde minderheid. De duivel als vijand van God en mensen kan mensen inspireren (Judas in Lucas 22:3-4), kan zich zelfs in mensen incarneren (in Nero, in de antichrist).

d) Heer van de hel?: De gangbare voorstelling van de duivel als bewoner en baas van de hel is niet bijbels. De duivel woont nú op de aarde (Openbaring 12), en zal eenmaal worden gestraft in de hel (Mattheus 25:41).

e) Heer van de heersers dezer wereld: De duivel heeft macht over alle koninkrijken van deze wereld (Lucas 4: 5-8), met name over het Romeinse Rijk (Nero, bedoeld in Openbaring 13). De duivel, de geestelijke machten en de politieke machthebbers vormen één verband. Door de verhoging van Jezus zijn de hemelse machten (oa. de duivel en de dood) tot vijanden geworden. Ze worden onderworpen aan de voeten van de mens (Psalm 8: 7), toegepast op Jezus (1Corinthe 15:25-26) en de christenen (Romeinen 16:20). Deze geloofsuitspraken komen voort uit de spanning tussen het geloof in de verhoging van Jezus en de ervaring van aanvechting en martelaarschap. In de vervolging door de politieke machthebbers wordt de vijandschap van de duivel ervaren én overwonnen. Dit is een zelfstandig, angelologisch model van het heil: de "overheden en machten" zijn al overwonnen voor Gods troon, en moeten nog worden overwonnen door de christenen op aarde met hun geestelijke wapenrusting (Efese 6).

f) Koning van de boze geesten: Vgl. door Beëlzebul, de overste der boze geesten... (Marcus 3:22). Wat zijn demonen? Demonen (1) wonen in individuele mensen, (2) uiten zich in ziekelijk gedrag, (3) hebben een bovenmenselijke kennis en (4) verstaan menselijke taal. Verschil tussen de demonen en de duivel: demonen veroorzaken afwijkend gedrag - de duivel opereert volledig normaal (104). In woord en werk van Jezus spelen demonen een belangrijke rol. Door demonen bezeten zijn is typisch heidens en onrein. Het Koninkrijk van God moet de tegenstand van de demonen overwinnen. Tegenover de apostelen en profeten staan valse profeten en occult-bezetenen (Handelingen 16:16-18). Alle belangrijke nieuwtestamentische kwesties kunnen ook demonologisch worden beschreven. Angelologie en demonologie hebben een militair karakter: Jezus beveelt de demonen uit te varen; Michaël voert oorlog tegen de draak (Openbaring 12); de christen draagt een geestelijke wapenrusting (Efese 6). Heilige Geest, engelen en demonen leven in dezelfde geestelijke dimensie: door een gave van de Geest kun je de geesten onderscheiden, en de demonen herkennen Jezus als Drager van de Geest. Het bestaan van demonen hoeven we niet natuurkundig te bewijzen, netzomin als de bijbel het bestaan van God bewijst; het gaat om belangrijke religieuze ervaringen van een werkelijkheid die enkel zó te benaderen valt. Gevallen van "bezetenheid" moet je interdisciplinair benaderen (medisch + psychologisch + psychiatrisch + pastoraal): niet monocausaal "verklaren" uit de invloed van demonen, maar wel óók de helende kracht van het exorcistische gebed gebruiken. Dat heeft traditioneel een gebiedende vorm (net zoals Jezus' oproep om Hem te volgen). Daarbij is ook de persoon en volmacht van de duivelbanner zélf belangrijk (vgl. Mattheus 17:21: enkel door bidden en vasten). In de bede Verlos ons van de boze verdwijnt het verschil tussen de persoonlijke en onpersoonlijke structuur van het kwaad.

Gemeenschappelijk in al deze ervaringen: er is een bedreigende macht die zich wil indringen tussen God en ons. Die macht benoemen getuigt van grote eerlijkheid (45).

3. Wat heeft de duivel te maken met het geloof in God?

Sommige theologen zien in de duivel een van God losgemaakte ervaring van God. Ze beroepen zich op oude lagen van de bijbel, waarin God Zelf nog wordt aangesproken op het onheil (bijv. Psalm 88). Maar Berger ziet in deze teksten geen theorie over het kwaad, maar een gebed tot de Enige Die helpen kan. Dat God en duivel oorspronkelijk identiek zijn, is vooral ontleend aan Freud. Uitspraken als Jesaja 45: 7 (God schept licht én duister, heil én onheil) gaan niet over veroorzaken, maar over "hun plaats en functie toewijzen". Het verbazingwekkende is niet het kwaad, maar het goede: Gods goede schepping is een eiland in de oceaan. De scheppingstheologie sprak over de chaosmachten als de oceaan of het zeemonster. Later wordt deze rol overgenomen door een figuur als Belial: meer persoonlijk en meer historisch. Dat roept vervolgens de vraag op naar de schepping van de demonen en de duivel, beantwoord met de mythe van de val van een aantal engelen. Daarover nog twee punten:

a) Hoe zinvol is de angelologische / demonologische benadering? Engelen staan symbool voor Gods invloed in de wereld. Engelen voeren Gods Woord uit en verschijnen in visioenen: ervaringen van licht en verheldering. Door te spreken vormen ze een troostrijke ervaring (de wereld heeft zin). Het persoonlijke karakter van engelen is een afspiegeling van het persoon-zijn van God, maar het spreken over engelen bewaart tegelijk de nodige afstand tot God. Ook demonen spreken en hun verschijning betekent een verheldering (vb.: Picasso's Guerníca).

b) De bijbel geeft geen theorie over de schepping en de val van de engelen. De bijbel kent ook geen oorspronkelijk dualisme van God en het kwaad: God is van den beginne de Heer. De bijbel maakt God ook niet tot schepper van de duivel, maar veronderstelt het kwaad als een gegeven. In de traditie van de Griekse natuurfilosofen vragen wij naar de eerste oorzaak van de dingen (waar komt het kwaad vandaan?) - de bijbel wil ons realistisch laten kijken naar de werkelijkheid (hoe wérkt het kwaad?). Ook in Colossenzen 1-2 gaat het om de invoeging van de overheden en machten in de structuur van de schepping: omdat ze radicaal ondergeschikt zijn aan Christus en omdat door Zijn kruisdood hun aanklachten zijn vernietigd, moeten ze niet worden vereerd (zoals sommigen in Colosse wilden).

Concusies tot zover:
1. de duivel is geen afsplitsing van God Zelf.
2. het kwaad is niet door God geschapen (in de zin van: veroorzaakt).
3. spreken over engelen en demonen kan helpen om de werkelijkheid scherper te doorzien.

In de bijbel wordt over de duivel gesproken als over een persoon. Kunnnen wij dat nu nog zo? - Ons moderne persoonsbegrip is mede gevormd onder invloed van Descartes: de res cogitans (subject - persoon) gescheiden van de res extensa (object - wereld). In de oudheid kende men nog niet ons begrip persoon; de drempels rondom het ik waren lager. Het kriterium voor "persoon" was toen: het vermogen om te communiceren en het hebben van een naam. In deze zin werden de goden en geesten als persoon beschouwd. Een bezetene ervaart een vreemde persoon in zich, die kan worden aangesproken en kan reageren. Een geest heeft macht en is beweeglijk. De duivel is intelligent: doet een beroep op het gezonde verstand. De verleider houdt aan (persoonlijke continuïteit). Zoals de Heilige Geest de advocaat is (Romeinen 8:27), is de duivel de aanklager. Er is een nauw verband tussen geest en taal: door sacrale taal (afkomstig van het scheppende Woord) kunnen we het onzichtbare bereiken: smeken om de Heilige Geest en de duivel verschrikken. In de bijbel is de werkelijkheid hiërarchisch gestructureerd: bovenaan staat niet de persoonlijkste, maar de machtigste (in macht of gezag = ordenend verstand). De intelligente duivel staat hoog in de hiërarchie - maar God is de Allermachtigste omdat Zijn Logos de wereldratio is. Conclusie: de duivel en de demonen zijn géén persoon in onze moderne zin van het woord, wel in de bijbelse zin van het woord: ze zijn machtig, intelligent en communicatief.
NB 1: intelligent vgl. de logistiek van de geïndustrialiseerde volkerenmoord (holokaust).
NB 2: voor ons is het belangrijkst niet de oorsprong maar de toekomst van het kwaad.
In de liturgie kunnen we de duivel als een persoon aanspreken met "jij", zoals ook andere grootheden (het doopwater, het doopzout: exorciso te creaturam X).

De bijbel spreekt over een oorlog tegen duivel en demonen. Jezus strijdt tegen de demonen met bevelen. In Openbaring heet Hij het (scheppende + oordelende) Woord, en uit Zijn mond komt een zwaard (Openbaring 19:11-16; vgl. Hebreeën 4:12-13). Het Woord heeft het gezag en het heil van de Schepper. Christenen persoonlijk kunnen deelhebben aan dat Woord door het gebed in waakzaamheid en trouw (Efese 6) en door het getuigenis voor de rechtbank (oa. Lucas 21:12-19). De aanleiding tot de strijd tegen de duivel is Gods heil. De overwinning wordt behaald door Gods vergeving in de dood van Jezus (zodat de duivel niets meer aan te klagen heeft) en de verhoging van Jezus (= onderwerping van de machten); vandaaruit moeten we deze strijd persoonlijk voortzetten. Deze strijd veronderstelt dat de waarheid duidelijk is; criteria o.a.: 1. het vermijden van ergernissen; 2. wie lijdt het meeste onder de bestaande systemen? Ze wordt gevoerd o.a. in het publieke getuigenis (media!) en in overgangssituaties (door woorden van zegen).

Vervolgens voert Berger een pleidooi voor het exorcisme. Jezus zag Zich óók als duivelbanner en gaf Zijn discipelen daartoe volmacht + opdracht. Bij duiveluitbanning staat de volmacht van de duivelbanner in de naam van Jezus centraal; daarbij wordt de sacrale taal gebruikt die een universele volmacht heeft (zoals bij de zegen en de absolutie). Hiertegen wordt ingebracht:
1) Het bestaan van duivel en demonen is bijgeloof (animisme). Je moet de duivel niet willen bewijzen. De bijbel sluit aan bij ervaringen van het kwaad, en onderwerpt ze aan Gods liefde.
2) Exorcisme is een schandaal: machtsmisbruik van de kerk. Het Onze Vader bevat al een exorcistische bede. Erorcistische zitten vaak vol bijbelse beelden.

Voorbeelden: De avondgebeden (completen) van de kloosterlingen [vgl. Gz 387!]. De Psalmen gericht tegen de "vijanden" (door het vroege jodendom en het Nieuwe Testament opgevat als demonen): vooral Ps 91, Ps 110, Ps 8: 5-7. Doopgebeden bijv. uit de Grieks-Orthodoxe Kerk (waarin de overgang tussen menselijke instelling, kwade macht en persoonlijke geest vloeiend is). Soms wordt God beleden als degene die de demonen bezweert, soms is het de spreker zelf (een strijd / confrontatie vgl. Efese 6). Bij de doop is bezwering traditioneel - voor gedoopten zou de biecht voldoende moeten zijn; maar in extreme gevallen is ze dat niet. Hier ligt wel een cultureel probleem: in de tijd van Jezus was de bezetene in een maatschappelijk isolement - in onze tijd ook de exorcist (culturele marginalisering). Maar soms helpt er niets anders meer. Trouwens: ook moderne therapieën zijn soms weer confronterend. Voordeel van een exorcisme is dan dat het onderscheid maakt tussen de mens en de macht in hem; en het kan het kwaad localiseren en een plaats toewijzen (in de exorcistische teksten: de woestijn, waarheen op Grote Verzoendag "de bok voor Azazel = de satan werd gestuurd). Veel moderne mensen hebben moeite met exorcisme:
1. de kerk heeft weinig gezag;
2. we willen enkel geloven in God is liefde;
3. we geloven niet in een persoonlijke duivel - behalve op het niveau van het dagelijkse leven!

Hierdoor wordt de kerk "halfzijdig verlamd". Berger: wie zegent, moet ook kunnen vloeken. Zo laten we de duivel en demonen over aan rechts (evangelische en fundamentalisten). Achtergrond is de volkskerk die bang is voor volmacht, want volmacht betekent ook: grenzen stellen; en de volkskerk wil alle mensen omarmen. Bijbels gezien is exorcisme altijd een zaak van het charismatische kerklid; maar die schamen zich tegenwoordig voor hun volmacht + opdracht.

4. Is de duivel vandaag de dag uitgestorven?

Dualisme (God <> duivel) is uit de mode. De kerk heeft daar zelf toe bijgedragen (Luther: simul iustus ac peccator). In plaats van het oordeel over de zondaar is de therapie gekomen. Mbt. de overheid is de spanning Romeinen 13 <> Openbaring 13 opgeheven ten gunste van Romeinen 13. De tegenstelling Oost-West is opgeheven. De tegenstellingen tussen de kerken worden overwonnen in de oecumene. Aziatische mystiek beoogt tegenstellingen te overstijgen. Alle katjes zijn grauw geworden.

Maar nieuwe liturgische teksten (doopliturgie) spreken weer demonologische taal! Gedoopt worden is meer dan een fatsoenlijk mens worden. Er zijn machten die de mens overstijgen. Bijbels gezien is altijd de vraag: wie is je heer? God is almachtig = zal eenmaal alle machten overwinnen.

Zijn de verhalen uit de bijbel over demonen niet psychiatrisch verklaarbaar? -
- het is moeilijk de antieke beschrijvingen psychiatrisch te diagnosticeren
- de hermeuneutiek psychiatrisch - theologisch is heel moeilijk
- psychiatrische diagnoses zijn etiketten van sterk persoonlijk bepaalde verschijnselen
- psychologische interpretatie sluit diepere religieuze laag niet uit.
NB: bij psychisch lijden spreekt de bijbel altijd over demonen, nooit over de duivel! (216-217)

Bezeten ben ik door duivel of demon als een van mij onderscheiden macht (moderne analogieën: paniek, verslaving en hebzucht) - psychisch ziek ben ik zélf. Maar ook al in het Nieuwe Testament staan beide benaderingen naast elkaar: over verzoeking spreekt Jacobus (Jac. 1) anthropologisch - Jezus theologisch (6e bede van het Onze Vader). Een tussenvorm is de als persoon voorgestelde zonde: Genesis 4: de zonde ligt als een belager aan de deur en Romeinen 7: de zonde wekte allerlei begeerte in mij op. Als christen hoef je niet voor je behoud in de duivel te geloven; maar het pure kwaad is een realiteit, die in de bijbel soms als persoon (duivel), soms psychologisch (begeerte) wordt benoemd - soms als beide tegelijk (zonde). Spreken over de duivel maakt onze eigen verantwoordelijkheid niet kleiner: we laten ons in vrijheid met hem in (fascinatie): zoals je bij een verslaving uit vrije wil begint, tot de verslaving oppermachtig wordt.

Spreken over het kwaad als duivel / demon heeft voordelen: duivel en zonde kunnen van ons worden gescheiden in uitbanning en vergeving; door hem te benoemen wordt de duivel beheersbaar; volgens het christelijke geloof zal God het tenslotte winnen. We hoeven niet onszelf te redden zoals de baron Von Münchhausen: het wordt een spel met vier rollen: God en satan, zondaar en duivelbanner (daardoor worden de menselijke partners ontlast). Bij de bekering / volwassendoop hoorde het afzweren van de duivel; maar ook daarna blijft de strijd tegen de duivel. Daarbij kent de bijbel twee strategieën:
a) de duivelbanner (bijv. Jezus!) drijft de demonen uit; daarna hoort de genezene bij hem (voorbeeld: Maria Magdalena die na haar bevrijding Jezus volgt).
b) de gelovige strijdt zélf door de kracht van de Heilige Geest met de geestelijke wapenrusting (Efese 6 en 1Thessalonicenzen 5).

Het gaat er niet om de duivel te analyseren, maar om hem te bestrijden - in de zekerheid van uiteindelijke overwinning. In bezetenheid is er een bipolariteit tussen mens en demon: de demon is een ander, maar vatbaar voor wat indruk maakt op de mens: een psychische kanker (een vreemde woekering uit het eigen weefsel en zonder ingrijpen fataal).

Het Nieuwe Testament kent de analogie van de bezetenheid van de mens (representant van de duivel: de demon) en van de staat (representant van de demon: de keizer), bestreden door exorcisme resp. door de messias (Openbaring 19).

Berger bespreekt daarna het satanisme van de punkers enz. Dat is allereerst een reactie op de correctheid en saaiheid van onze samenleving en religie. Gevaarlijk is het verheerlijken van haat en geweld. In het satanisme worden religieuze / christelijke elementen bewaard: 1. geladenheid van de naam; 2. betekenis van het bloed; 3. het mysterie; 4. tekens en formules; 5. inspiratie (elementen van het geloof die de kerk heeft verwaarloosd). Daarbij treedt inversie op = ómkering van dagelijkse elementen om godsdienstige redenen. Inversie binnen een godsdienst is een algemeen godsdienstig verschijnsel (bijv.: in de vastentijd wordt het gewone leven omgekeerd). Het satanisme is een inversie van het christendom (van enkel "God is liefde" en burgerlijke correctheid) buiten het christendom (God Zelf wordt vervangen). Kerkelijke verveling leidt tot satanische perversie. Remedie: de kerk moet meer besef krijgen van de dramatiek en het mysterie van God bijvoorbeeld zoals Jezus Hem tekent in Zijn gelijkenissen.

5. Wat kun je met zekerheid zeggen?

Een demonologische benadering verheldert vergeten elementen van het evangelie:
a. het pure kwaad verheldert de liefde en het leven.
b. representatie van de duivel verheldert de incarnatie ("Zoon van God")
c. inspiratie door de duivel verheldert inspiratie door God (blijkend in het handelen)
d. uitdrijven van een demon verheldert de "lokale theologie"
e. de éne persoon van de duivel verheldert het bijbelse monotheïsme
f. de éne representant van de duivel Judas verheldert de éne middelaar Jezus
g. in Johannes: de éne zonde = de weigering om te geloven (het éne gebod)
h. duiveluitbanning door het woord verheldert de consecratie door het woord
i. het gebod van de exorcist om uit te varen verheldert het gebod van Jezus om Hem te volgen

Christenzijn is niet enkel vergeving en fatsoen (saai), maar ook strijd, nederlaag en overwinning. Spreken over het licht vraagt benoemen van de duisternis. Hoe wordt de duisternis overwonnen?
1) Door woorden met sacrale volmacht. De bijbel kent het berispen van de duivel maar waarschuwt tegen het vervloeken van de duivel (Judas 9), omdat we zondige mensen blijven.
2) Door de persoonlijke strijd met de geestelijke wapenrusting (Efese 6, 1Thenssalonicenzen 5, Romeinen 13, 1Petrus 5 ; steeds in verband met de waakzaamheid!).
3) Door de kracht van het bloed van Jezus (vergoten bloed heeft grote psychische kracht). Bloed en duivel horen bij elkaar: als reële symbolen; als taboe; als excentriek; als overwinnend lijden; als persoonlijke grootheid (het bloed van Abel en Jezus roept).
4) Door de confrontatie door de duivelbanner, de martelaar, de geloofsgetuige, de wederkomende Christus.
5) Door engelen (Michaël en zijn leger in Openbaring 12); maar het gaat om de bevrijding van de méns!
6) Door ascese (de woestijnvaders die de duivel opzochten in de woestijn, om deel te nemen aan de strijd tegen de boze)
7) Door sacramentele tekenen: kruisteken, wijwater, Jezus' bloed. Geest wordt bestreden met geest, en geest is enkel toegankelijk in tekens (woorden en symbolen).
8) Door in de doopliturgie de verzaking van de duivel weer op te nemen. Gedoopt worden is geen onschuldig familiefeest, maar een machtswisseling: overgang van de duivel naar de Heer!

Jezus werd 40 dagen verzocht: de tijd van de fundamentele ontmoeting God - mens: geen moment, maar een bepaalde tijd ten overstaan van God: een heilige tijd waaruit we veranderd te voorschijn komen. In de verzoeking wil de duivel Jezus er toe overhalen om "normaal" te zijn: Zijn macht te gebruiken voor Zichzelf. Deze verzoeking blijft: waarom moet de Uitverkorene en de uitverkorenen lijden? Christendom is geen snelle methode tot succes en geluk. De verzoeking weerstaan is het overwinnen van de angst om vrij van zorgen en zichzelf te worden.

Conclusie: De kerk is aan één oog bijna blind (voor negatieve godsdienstige elementen zoals duivel, demonen, gericht en hel). We hoeven ons de duivel niet voor te stellen of te geloven. Hij is een realiteit, om te bestrijden en te overwinnen. De duivel bestrijden kost geduld, ascese en weerstaan - vanuit de blijdschap van het geloof.

Reactie op het boek van Berger:

1. Berger toont overtuigend aan dat duivel en demonen een belangrijke en vaak miskende rol spelen in bijbel en geloof. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er ook grote stukken in de bijbel zijn waar de duivel géén uitdrukkelijke rol speelt, zoals vele verhalende gedeelten en wijsheidsboeken van het Oude Testament.
2. Berger maakt vele verhelderende opmerkingen; bijvoorbeeld het onderscheid tussen duivel ("normaal") en demonen ("ziekelijk, psychisch lijden").
3. Mij uit het hart gegrepen: de duivel is geen geloof, maar een realiteit - je moet niet in de duivel geloven, maar tegen hem strijden; en: Gods almacht is een kwestie van tijd (204).
4. In mijn pastorale werk kom ik mensen tegen die lijden onder welhaast demonische machten. Vaak heb ik mij afgevraagd of zulke situaties waarin niets anders meer helpt (192) niet vragen om een soort exorcisme. Ik voel echter niet de volmacht die daarvoor nodig is. Dat bevestigt Bergers herhaalde opmerking dat bij een exorcisme de persoon van de duivelbanner zelf centraal staat.

Terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA