A. VAN DE BEEK: Hier beneden is het niet. Christelijke toekomstverwachting. Meinema Zoetermeer, 2005, 126 pag., 12.50 euro.


De ondertitel van het boek zegt het meeste over de inhoud. Het boek gaat over de christelijke toekomstverwachting. Met een theologische vakterm: over de eschatologie = de leer der laatste dingen. Op de achterflap worden drie punten uit de traditionele christelijke eschatologie opgesomd: 1) de hemel als onze bestemming; 2) de wederkomst van Christus om te oordelen; 3) de opstanding van de doden.

Op het eerste van deze drie punten wordt gezinspeeld in de titel: Hier beneden is het niet. Deze regel verwijst uiteraard naar het lied van Jodocus van Lodenstein (1620-1677), in de Gezangenbundel van 1938 bewerkt te vinden als Gz 75: 't Oog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet! Waar is het dan wel? - 't Ware leven, lieven, loven is maar waar men Jezus ziet. Daarmee is bedoeld: in de hemel (het lied is opgenomen onder de hemelvaartsliederen). Van de Beek geeft aan deze regel echter een heel markante wending: dat het alleen daarboven is, waar Jezus hing (pag. 42): aan het kruis. Deze wending is typerend voor het hele boek.

Ik neem nu eerst de inhoud van het boek door.

1. Waarop rekenen wij?

Eeuwenlang wisten christenen zichzelf op weg naar de hemel. Dat relativeerde ons aardse bestaan: de aarde is tijdelijk - de hemel is eeuwig. Marx noemde zulk geloof: opium van het volk. Christenen hebben zich deze kritiek aangetrokken. Het gaat niet meer om hopen op de hemel, maar om werken aan de aarde. Moltmann schreef zijn boek over de theologie van de hoop. Tegenover onderdrukking werd een theologie van bevrijding geformuleerd. De Wereldraad van Kerken lanceerde het Conciliaire Proces voor vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping. Zo staat onze toekomstverwachting tegenwoordig in het perspectief van de geschiedenis.

Vervolgens onderscheidt Van de Beek drie verschillende typen van christelijke hoop.

  1. Vernieuwing van de wereld. Als christenen werken we aan een betere wereld. Het bijbelse vrederijk is een inspirerende utopie. Pasen is een boodschap van hoop. In dit type onderscheidt Van de Beek twee subtypes:
    a) De theologie van de bevrijding. Maatschappij-kritisch: tegen de gevestigde politieke en ekonomische structuren opkomen voor de verdrukten. Ethische verontwaardiging over oorlog en milieubederf.
    b) De theologie van de vooruitgang. Door de kracht van positief denken kunnen mensen zich individueel in vrijheid ontplooien. Wie gelooft, zal gezegend worden (Het gebed van Jabes naar 1Kronieken 4:10). Ethische verontwaardiging over abortus en euthanasie.
    Politiek staan beide subtypes tegenover elkaar. Theologisch zijn ze verwant: ze zijn beide gericht op het verbeteren van de wereld. Al in deze geschiedenis worden tekenen van Gods Koninkrijk zichtbaar.
  2. Theologie van de geborgenheid. De moderne veelheid aan informatie maakt ons moe. De wereldproblemen bedreigen ons. Mensen snakken naar rust (Mattheus 11:28). In de kerken is tegenwoordig toonaangevend een theologie van de geborgenheid. Het moet fijn zijn in de kerk. De dood geeft ons volkomen geborgenheid en rust. - Voor mensen die niet bedreigd of moe zijn kan dit type de vorm krijgen van een theologie van de onbekommerdheid. God garandeert ons een onbezorgd leven nu op aarde en daarna in de hemel.
  3. Theologie van het oordeel. Traditioneel was de kern van de eschatologie het laatste oordeel. We verschijnen eenmaal persoonlijk voor God. Met name in de Middeleeuwen hield het gericht de mensen bezig. Vrijwel iedereen in Europa was gedoopt. Maar daarmee zijn we nog niet gered. Van de Beek citeert her en der in zijn boek het Dies Irae (Liedboek-1973 Gz 278). Momenteel is het gericht uit de mode (zie het àndere Dies Irae in het Liedboek-2013 NL 775). Het oordeel betekent dat we ook veroordeeld kunnen worden. Het oordeel kan niet zonder de hel.

Van de Beek gaat nu eerst in op de toekomstverwachting in het Oude Testament. Enkele teksten spreken over de opstanding der doden (Daniel 12: 2 en Jesaja 26:19). Belangrijker is de totale geloofsstructuur. De hoofdlijn is dat de rechtvaardigen gezegend zullen worden. Maar de wereld is bepaald niet rechtvaardig. Daaruit groeit de hoop op een beslissend ingrijpen van God: de dag des HEREN, die een eind zal maken aan onrecht en goddeloosheid. God Zelf zal een totaal nieuwe wereldorde scheppen. Tenslotte zal God de rechtvaardigen recht doen. Hij Zelf zal het opnemen voor de slachtoffers. Vanuit dit geloof verwachten we de opstanding der doden.

2. God is gekomen.

Het lijkt of de Dag des HEREN almaar uitblijft. Het lijden en het onrecht duren maar voort. We wachten al zo lang (Gz 285). Maar volgens het Nieuwe Testament is God al gekomen: in Jezus. Hij is gekomen voor het gericht. Daarom noemt Jezus Zichzelf de Zoon des Mensen: degene die namens God het gericht zal uitoefenen (Daniel 7:14). Zo is Jezus het einde van de tijd en het oordeel over de geschiedenis. Sindsdien gaat dus de geschiedenis niet meer verder; de geschiedenis staat sinds Jezus stil op haar eindpunt. Vandaar dat voor Jezus' komst in het vlees en Jezus' komen op de wolken hetzelfde woord (parousie) wordt gebruikt: het is één en hetzelfde gebeuren: Gods éne beslissende daad. Maar de meeste mensen zien dat niet.

In Jezus verschijnt Gods Koninkrijk. In Jezus' opstanding wordt dat zichtbaar. Maar Jezus' kruis is er het hoogtepunt van. Daarom schildert Mattheus de kruisiging van Jezus met eschatologische kleuren (Mattheus 27:51-53). Boven Zijn hoofd staat: Dit is de Koning der Joden. De eigenlijke Koning van Israel is God (1Samuel 8: 7). Deze bijna terloopse opmerking (pag. 34) is belangrijk in het betoog van Van de Beek; ik kom er aan het slot op terug. Jezus sterft met Het is volbracht (Johannes 19:30): het einde en het doel is bereikt.

Als God komt om te richten is er alleen een Gekruisigde. Blijkbaar zijn er geen rechtvaardigen om te belonen. Paulus trekt daaruit de conclusie: er is niemand die goed doet (Romeinen 3:12). God neemt Zelf het lijden van de rechtvaardigen, maar ook de schuld van de wereld op Zich. Hij vereenzelvigt Zich met de slachtoffers én met de daders. Hij is overgeleverd om onze zonden (Romeinen 4:25). Van de Beek tekent onze zonden indringend met voorbeelden uit Zuidelijk Afrika. Je voelt zijn bewogenheid en verontwaardiging over het onrecht in de wereld. Het kwaad is zowel een persoonlijk probleem als een structureel probleem. God heeft dat Zelf op Zijn nek genomen: niet enkel de slachtoffers, maar ook de daders. Daarom is Hij geëxecuteerd, wegens misdaden tegen de menselijkheid (pag. 40). Dat is Zijn laatste oordeel. Daar voegen wij niets meer aan toe. Onze goede werken kunnen we wel vergeten; we maken onze schuld nog dagelijks groter (HC vr 13). In het laatste oordeel van God is de enige vraag of we bij Jezus willen horen (pag. 42). Daarmee treden we niet enkel in de kring van de slachtoffers, maar ook van de daders (pag. 41)! Geloven in Jezus wordt gesymboliseerd door de doop: we zijn met Hem gestorven en opgestaan. We zijn als misdadiger veroordeeld tot de hel en als rechtvaardige verrezen in heerlijkheid in een nieuwe schepping (pag. 43). De uitvoering daarvan kost nog wel een poosje (pag. 43), maar dat is niet echt belangrijk meer. Wat wij verder doen, doet er niet meer toe voor het Koninkrijk van God.

3. Vreemdelingen.

God rechtvaardigt de goddeloze. Zijn laatste oordeel is een scheppend woord. Als Hij zegt dat we rechtvaardigen zijn, dan zijn we dat ook. Daardoor zijn we simul iustus ac peccator (Luther): zondaar in onszelf en rechtvaardige in Christus. Dat laatste is ons ware zelf. Onze eigenlijke identiteit is in Christus in de hemel bij God (Colossenzen 3:3). Ons burgerschap is in de hemel (Filippenzen 3:20). Op aarde zijn we vreemdelingen en bijwoners. We wonen hier nog maar tijdelijk: in een tent (2Corinthe 5:1): zoals vluchtelingen in een tent in een vluchtelingenkamp temidden van een vijandige wereld. We zijn op weg naar ons hemelse vaderland (Hebreeen 11:13-16). We verlangen er naar thuis te komen bij de Heer (Filippenzen 1:23). - In die situatie is het de moeite niet waard om te gaan investeren in betere maatschappelijke structuren. Dat zijn immers de structuren van deze voorbijgaande wereld. De apostelen werkten niet aan betere maatschappelijke structuren (heer - slaaf; man - vrouw). Door het christelijke geloof veranderde er wel veel, maar dan in de verhoudingen tussen christenen onderling en van binnenuit. Christenen vechten niet meer voor zichzelf. Ze zijn bekeerd: overgegaan uit de dood in het leven. Bekering is de overgang van de moraal naar de heiliging (Ansandi, pag. 51). Heiliging is totale dienstbaarheid in navolging van Christus. Maar die kun je niet opleggen aan ánderen. En Jakobus waarschuwt de rijke christenen omdat ze heil verwachten van rijkdom die behoort tot de in wezen al voorbijgegane wereld (Jacobus 5: 1-4).

Teken van de overgang van dood naar leven is de doop: sterven en opstaan met Christus. De apostelen gebruiken beelden als heengaan door de zondvloed (1Petrus 3:20-21) en de Schelfzee (1Corinthe 10: 1 en 2); en van het bad der wedergeboorte (Titus 3:5). Wedergeboorte is geen individuele ervaring, maar de totale kosmische vernieuwing (2Corinthe 5:17). Als we zo gedoopt zijn, moet dat ook blijken in ons leven. Daar mankeert het vaak aan. We zijn eraan gewend geraakt om geen bruiloftskleed aan te hebben (Matth. 22:11-12) en rond te lopen in een oude spijkerbroek met vlekken. Het is zo makkelijk en je hoeft niet uit te kijken. Dat is nu net het verschil met een nieuwe schepping zijn: dan moet je voortdurend uitkijken dat je nieuwe bruiloftskleed niet wordt besmeurd - en als het toch gebeurt, is het verschrikkelijk (pag. 55). Dat komt door miskenning van de doop. De meeste protestanten dopen met veel te weinig water. Je zou er eens nat van worden! Het zou een consequenties mogen hebben! (pag. 56). Van de Beek typeert vervolgens een aantal verschillende doop-opvattingen:
a) De doop als uiterlijk teken dat we bij de kerk horen. Maar de doop zegt nog niets over de zaligheid. Die hangt er van af of we later nog eens bekeerd worden.
b) De doop als teken dat we horen bij de kerk als gemeenschap van mensen die het goed bedoelen en willen bijdragen aan een betere wereld.
c) De doop als garantie dat we bij God horen "totdat het tegendeel blijkt". Daarbij wordt de toevallige mening van kerkmensen het kriterium.
d) Meer waardering heeft Van de Beek voor de rooms-katholieke doopopvatting. De katholieke kerk vraagt tenminste om een christelijk leven.
e) De Pinkstergemeenten verstaan de doop tenminste radicaal: doop door onderdompeling als teken van bekering. Maar ze zien de doop te individueel (vandaar: volwassendoop).

De doop is een nieuwe geboorte / schepping. Geboren / geschapen worden is niet je eigen keus: het overkomt je. Vandaar de kinderdoop. Christenen leven in de nieuwe kosmos en daarin worden hun kinderen geboren. Gedoopt zijn is troost (HC vr 1) + verantwoordelijkheid (om te leven naar wat we zijn: tot heil van de gemeente en onszelf). In het Koninklijk van God gaat het niet om prestatie maar om oriëntatie. Irenaeus: De voornaamse taak van een christen is voortdurend te denken aan zijn dood - wat Calvijn noemt: de meditatio futurae vitae. We verlangen naar Christus (Filippenzen 1: 23) Die ons heeft liefgehad (Johannes 13: 1). Uit die oriëntatie vloeien liefde, trouw, gehoorzaamheid en overgave voort. De HC vr 116 noemt dat dankbaarheid - Van de Beek hoort daarin teveel "terugbetalen". Het gaat om totale overgave aan de liefde van de Heer. Deze orientatie maakt ons tot vreemdelingen in de wereld. Zeker in een wereld die gericht is op zelfontplooiing. Het christelijk geloof kent geen prestatiecultuur - ook geen cultivering van geloofsprestaties (Paulus tegenover de Corinthiërs). De kracht van de Heer wordt in zwakheid volbracht. In onze eigen zwakheid, maar ook in Zijn zwakheid: de zwakheid van het kruis. Deze oriëntatie maakt bereid om zich uit handen te geven tot dienst aan de ander.

4. Opstanding van het lichaam.

De gnostiek ziet onze geest als het eigenlijke en onsterfelijke in de mens; ons lichaam is tijdelijk en minderwaardig. Het orthodoxe christendom heeft zich daar steeds tegen verzet. Eeuwig leven is geen kwestie van een onsterfelijke ziel, maar van gerechtigheid. Uit de opwekking van Jezus weten we dat God recht doet. Zo zal God ook lijfelijk de rechtvaardigen belonen en de goddelozen straffen. De vroege kerk heeft zich dat op twee manieren voorgesteld:
1) Het Duizendjarig Rijk volgens Openbaring 20 > Papias > Irenaus. In deze periode leven de gelovigen in een aards paradijs. Hun aardse lijden wordt hun aards geloond. Daarna volgt het laatste oordeel en het eeuwige leven.
2) De lichamelijke opstanding. Ons lichaam is een schepping van God en een tempel van de Heilige Geest. Paulus preekte niet de onsterfelijke ziel (daar geloofden de Grieken al in), maar de opstanding van ons lichaam (1Corinthe 15). God doet de lichamelijke mens lichamelijk recht. Ons opgestane lichaam is een verheerlijkt lichaam in Christus.

De opstanding van ons lichaam benadrukt ook het onderscheid tussen Schepper en schepsel. De hellenistische wereld zoekt bemiddelingen tussen God en mens: van God uit lagere godheden - van de mens uit de geest als het hogere in de mens. Zo is er continuiteit tussen God en mens. De orthodoxe kerkvaders hebben zich hier krachtig tegen verzet. Wie in bemiddelingen denkt, heeft er steeds meer nodig (Irenaeus). Zo wijkt God steeds verder terug. De christelijke kerk belijdt dat God God (Schepper) is en de mens mens (schepsel). God Zelf is in Jezus op aarde gekomen als mens (Johannes 1: het Woord is vlees geworden). Enkel zó worden God en mens verzoend. Maar ook in het eeuwige leven blijft het onderscheid tussen God en mens. Als we zeggen "we gaan naar de hemel" betekent dat niet dat we worden opgenomen in het wezen van God; ook niet dat het gaat om eeuwig genieten. Het gaat om een lichamelijk bestaan in heerlijkheid: vervuld van de liefde - in relatie met God.

In Mattheus 10:28 (weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem Die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel) leert Jezus niet de minderwaardigheid van ons lichaam. Jezus bedoelt: onze diepste identiteit kunnen mensen niet aantasten, die is bewaard bij God. Onze ziel is niet de psyche van de psychologie, maar de door God bewaarde essentie van ons mens-zijn. Die identiteit is lichamelijke identiteit. In de opstanding roept God die opnieuw tot leven. Hij doet dat integraal: Zelfs al onze haren zijn geteld (pag. 80 - verrassend om Mattheus 10:30 te betrekken op de opstanding)!

Tegenwoordig zijn alternatieve stromingen uit het vroege christendom (zoals de gnostiek) in de mode. Ze worden gepropageerd als het oorspronkelijke en later door de heersende kerk onderdrukte christendom. Van de Beek vindt dat historisch onzin en inhoudelijk aanvechtbaar. De gnostiek impliceert de afwijzing van het lichaam en het aardse bestaan: religieus interessant maar maatschappelijk vrijblijvend. Het orthodoxe christendom roept om gerechtigheid: wanneer wordt er recht gedaan op aarde? De opstanding van ons lichaam betekent dat God mensen aards en lijfelijk recht zal doen.

5. Die wederkomt om te oordelen.

De hel is tegenwoordig uit de mode. We geloven graag in een liefdevolle God. Maar de toekomstverwachting van de kerk is gefundeerd in de gerechtigheid: God doet recht aan de getrouwen en straft de goddelozen. Jezus heeft alle zonden gedragen en is in onze plaats nedergedaald ter helle. Wie in Christus is, hoeft geen veroordeling meer te vrezen. Maar wie niet gelooft, is al geoordeeld (Johannes 3:18). De vroege christenheid had niets met de moderne liberale verdraagzaamheid dat ieder zelf moet weten wat hij wel of niet gelooft. De apostelen trokken de wereld in met het evangelie van Christus: geloof in Hem, dan zult u behouden worden. De nieuwtestamentische teksten over het oordeel gaan maar zelden over de ongelovigen buiten de kerk. Ze zijn allereerst gericht tot christenen zelf. De scheiding van het oordeel loopt dwars door de kerk heen. Want geloof zonder werken is dood. Alleen formeel christen zijn is niet genoeg. Men zal tenminste naar de kerk moeten gaan (pag. 87 - naar Hebreeen 10:25). Zonder heiliging geen behoud!

Het oordeel en de hel behoren tot de vaste elementen van de prediking van Jezus. Daarom wilde Berkhof de hel niet ontkennen; maar hij hoopte dat de hel leeg zal zijn. De diepste oorzaak van onze moeite met de hel is dat we geen oordeel meer willen. We willen niet dat een ander ons beoordeelt: niet een mens en niet God. Wij willen geen oordeel maar acceptatie: God Die ons liefdevol aanvaardt zoals we zijn. Maar het evangelie gaat niet om geborgenheid maar om gerechtigheid. Geborgenheid is fijn voor wie zelf geen slachtoffer van onrecht is. Slachtoffers van onrecht spreken anders. Moeten we niet hopen op een God die de goddelozen met hun koppen tegen de rotsen slaat en een eind maakt aan hun idiotie? (pag. 94, naar Psalm 137). Als de hel leeg zou zijn, zou er geen recht worden gedaan. Het is een zegen dat er een God is, die recht doet op aarde (pag. 94). Bidden voor onze vijanden betekent: bidden dat ze zich bekeren voor het te laat is!

Als eenmaal mensen worden veroordeeld, zullen ze veroordeeld worden in hun lichamelijke bestaan. Ze zullen opstaan tot een eeuwig afgrijzen (Daniel 12: 2). Ze zijn door God definitief niet gewild, in een lichaam dat Hij afgrijselijk vindt. Daarmee wordt het onrecht rechtgezet dat zij anderen in hun lichaam hebben aangedaan. God neemt het op voor de slachtoffers.

6. Voorstelbaarheid.

Gods ingrijpen lijkt tegenwoordig onvoorstelbaar en daardoor ongeloofwaardig. Van de Beek noemt eerst twee factoren die daarvan niet de diepste oorzaak zijn:
a) De moderne cultuur is rationalistisch, analytisch en materialistisch. Maar tegelijk is er veel belangstelling voor esoterie en emoties. Voor hun overleden geliefden hopen mensen op een verheerlijkt bestaan.
b) De moderne wetenschap is causaal en gesloten. Maar ze biedt ook ruimte aan werkelijkheden die we niet kunnen waarnemen (hogere dimensies) en aan effect van informatie op materie. Menselijke computersystemen zijn al haast alwetend en daarmee almachtig!

Het eigenlijke probleem is dat we van God zo weinig merken. We belijden dat God recht doet en we zien het onrecht in de wereld. Waarom grijpt God niet in in de geschiedenis? Die vraag klinkt al sinds de Psalmen en Job. Het antwoord van het christelijk geloof is: God heeft al ingegrepen. Hij heeft al recht gedaan, toen Hij het laatste oordeel uitsprak over Jezus en het oordeel daarmee Zelf op Zich genomen heeft. Dat is dé aanstoot van het christelijk geloof, want het stelt ons fundamenteel schuldig. Zo diep reikt het onrecht van de wereld. Toen God recht deed, werd Hij Zelf geoordeeld (pag. 110). De tijd sinds dit laatste oordeel is geen echte geschiedenis meer, maar enkel de uitgestrektheid van de voltrekking van dit oordeel in ruimte en tijd (pag. 110). Christen zijn is dat oordeel aanvaarden en sterven met Christus. We zien dat het duidelijkst in het bloed der martelaren. Christelijk geloof is hoop vanwege de opstanding van Christus - daarbij verwijst Van de Beek naar Daniel 12: 3: de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en
altoos.

7. De toren en de maaltijd.

"Hier beneden is het niet": ook de torenbouwers van Babel (Genesis 11) streven omhoog. Babel staat voor ekonomische en technische macht. De toren staat voor het streven naar groei: de groei van de rijken ten koste van de armen. Aan het eind van Babel staat de maaltijd van de gieren: beeld van het oordeel (Openbaring 19; vgl. Lucas 17:37 en Mattheus 24:27-28).

Tegenover de maaltijd van de gieren staat het bruiloftsmaal van het Lam. De maaltijd van de welgedanen wordt vervangen door de maaltijd van de rechtvaardigen: zij die komen uit de grote verdrukking en de schare die niemand tellen kan (Openbaring 7) van vreemdelingen op aarde. In het Nieuwe Testament wisselt het beeld van het bruiloftsmaal. Soms zijn de gelovigen de gasten (Mattheus 22). In Openbaring zijn de gelovigen de bruid. Voor de bruid is de bruiloft de vervulling van haar verlangen en het begin van het samenleven in liefde. Het gaat haar niet om de maaltijd, maar om de Bruidegom. Het gaat ons niet om de hemel, maar om Christus. Het avondmaal is het vieren van het bruiloftsmaal van het Lam in het perspectief van de aarde. Het is het volle deelhebben aan de nieuwe schepping, en wat meer is: aan Christus, aanwezig in brood en wijn.

We vieren het avondmaal onder de condities van de aarde. Christus' heerlijkheid is verborgen aan het kruis. Daardoor begrijpen we ons eigen bestaan onder het kruis. Christus' gemeente past niet bij deze wereld. We trekken uit als Israel uit Egypte, op weg naar het beloofde land. We gedenken de dood des Heren totdat Hij komt. Dan eindigt het aardse bestaan en de aardse geschiedenis. Dan vinden we rust in de liefde van Christus. Als we nu delen in Zijn lijden, zullen we dan delen in Zijn heerlijkheid. Maar Van de Beek wil dan en nu niet uit elkaar trekken. Ze vormen samen de ene grote gebeurtenis van Gods bevrijding. De komst van de Heer is één geheel (vgl. pag. 30).


Tenslotte een paar persoonlijke opmerkingen bij dit boek.

  1. Ook in dit boek is Van de Beek weer eigenzinnig en tegendraads, uitdagend en prikkelend. De orthodoxe kerkvaders zijn hem liever dan de theologie van de bevrijding en van de onbekommerdheid, het spirituele nieuwe christendom en de kracht van positief denken, "God accepteert je zoals je bent" (pag. 92) en "het moet fijn zijn in de kerk" (pag. 18). Alleen al daardoor is het een genoegen om dit boek te lezen!
  2. Indrukwekkend en aangrijpend schrijft Van de Beek over het onrecht in de wereld. Bijvoorbeeld vanuit zijn ervaringen in Zuidelijk Afrika (pag. 37-38). Bijvoorbeeld over mensen die worden geschonden in de integriteit van hun lichaam (pag. 97).
  3. Vanwege al dit onrecht is het een zegen dat er een God is Die recht doet op aarde (pag. 94). Deze uitspraak van Van de Beek is me uit het hart gegrepen. Zoveel onrecht blijft ongestraft. Zoveel slachtoffers blijven ongewroken. Zoveel liefde blijft ongeloond. Het zou vreselijk zijn als het daarbij bleef. Daarom verlangen we naar het moment dat God aan alle mensen recht zal doen. Het verlangen naar gerechtigheid is de hoofdlijn van het boek. Ik deel dat verlangen van harte.
  4. Bij "gerechtigheid" is er overigens wel een probleem. Dat is niet de schuld van Van de Beek, het zit al in de bijbel zelf. De bijbel spreekt vaak zwart-wit. Het lijkt wel of de hele wereld enkel bestaat uit rechtvaardigen en schurken. Voor ons gevoel zitten daar heel wat gradaties tussen. Zalig gij armen en wee u gij rijken, zegt Jezus (Lucas 6). Maar de meesten van ons herkennen zich évenmin in de rijke man die elke dag schitterend feest viert, als in de melaatse bedelaar Lazarus op zijn stoep (Lucas 16). Ook Van de Beek spreekt herhaaldelijk over de beulen en de slachtoffers. Hij doet dat met indrukwekkende bewogenheid. Maar de meeste mensen die ik tegenkom zijn gelukkig geen beul, en ook niet duidelijk slachtoffer. Ook dát lijkt me een reden waarom veel mensen moeite hebben met Daniel 12: 2 (voor de rechtvaardigen eeuwig leven - voor de schurken eeuwig afgrijzen). Gelukkig is het laatste oordeel aan de Heer.
  5. Ook in dit boek treft mij hoezeer Van de Beek God en Jezus identificeert. Aan het kruis hangt het opschrift: De koning der Joden - Van de Beek tekent daarbij aan: De koning der Joden is niet zomaar een koning. Het is de Heilige zelf (pag. 33). Aan het kruis hangt dus God Zelf. En de opstanding is voldoende om ons te doen geloven dat de Gekruisigde de ware God is (1Joh, 5:20) (pag. 113). Deze opvatting heeft Van de Beek nader uitgewerkt in zijn boek Jezus Kurios uit 1998. Daarin beroep hij zich op vele kerkvaders. Ook ik wil graag bijbels en orthodox geloven. Maar is dat hetzelfde als Jezus = God? Schrift en belijdenis spreken over God en Jezus als over Vader en Zoon; daaruit spreekt een zeker onderscheid. De Heer van de wijngaard stuurt ten einde raad zijn zoon; en pas nadat die is vermoord komt hij zelf (Lucas 20: 9-19). En in Johannes 3:16 staat er niet dat God de wereld zo lief had dat Hij Zichzelf gaf, maar: dat Hij Zijn Zoon gaf.
  6. Tenslotte een vraag over de geschiedenis. Volgens Van de Beek heeft de geschiedenis met de komst van Christus haar eindpunt bereikt. In Galaten 4: 4 wordt de komst van Jezus genoemd de volheid van de tijd. Als de volheid van de tijd gekomen is, dan is de tijd ook vol. Dan komt er geen tijd meer bij (pag. 27). Alleen hebben sommige mensen dat nog niet in de gaten. De Dag des Heren is aangebroken, ook al duurt die dan ook duizend jaar. De komst van Christus in het vlees en in heerlijkheid is één (pag. 30). Dat zijn bijbelse noties. Toch vraag ik me af of sommige nieuwtestamentische auteurs niet een zekere "geschiedenis" kennen tussen Jezus' hemelvaart en (weder)komst. Hachelijke vraag omdat "geschiedenis" een modern westers begrip is. Maar toch - ik denk met name aan Lucas die na zijn Evangelie ook de Handelingen schrijft; en aan de Openbaring met telkens weer de vertraging van het einde.

Terug naar boeken

TERUG NAAR OPENINGSPAGINA